Ad Fontes: Erasmus en het humanisme



Reflecties

 

 


Erasmus in de KVAB

                            

 

Damiaoo de Gois, Alenquer 1502- Lissabon 1574
was actief in de Nederland en zocht Erasmus op in 
Freiburg in Breisgau. Handel en kunst, het kon
dus wel degelijk goed samengaan. 
 

Een studienamiddag in het Paleis der Wetenschappen, aan het Warandepark, dus vlakbij de oude Aula Magna, waar Erasmus langs moet zijn gegaan, want Erasmus had relaties die alles met Mechelen en Brussel te maken hadden, zoals Hieronymus van Busleyden en zijn eerste beschermheer Hendrik van Bergen, vertegenwoordiger van een machtige Bourgondische familie, die hem, de latinist, nodig had om in Rome een kardinaalshoed te gaan verwerven, met brieven en allerlei andere handelingen die we als lobbying kunnen omschrijven, met enige goede wil. In feite viel er op dat vlak voor mij weinig te leren. De inleidende toespraak door Mark Eyskens liet ook weer horen hoe mooi taal kan klinken, de cultuurtaal die het Nederlands is. 

 

Het moet wel gezegd dat ik enigszins verwonderd was dat mevrouw Langereis, auteur van een zeer exhaustieve biografie niet aangezocht leek te zijn, terwijl haar werk toch wel zeer veel informatie brengt over de man, zijn werken en zijn tijdgenoten, de cultuur ook waar hij deel aan had, al dan niet afwijzend tegenover stond. De problematiek van de teksttradities en hoe er fouten in manuscripten opdoken, kwam wel aan bod maar is voor ons begrip van het christendom, het humanisme en de wetenschappelijke methode zo belangrijk dat het op zich een lezing waard was geweest.

 

Nu moet ik wel toegeven dat het lezen van het werk van mevrouw Langereis mij heel wat dichter bij de wereld van Erasmus en zijn realisaties heeft gebracht en inzichten over teksttraditie, de ontwikkeling van de theologie, Thomisme en Scottisme zeer verhelderd heeft. Maar om nu maar direct over Erasmiaanse Waarden – met kapitaal – te beginnen, verwondert mij, omdat Erasmus, met zijn onvoorstelbare werkkracht en scherpe aanvoelen van taal en taalkunde ook wel een politiek wezen was, die dicht bij de elite stond, zonder erin op te gaan. Zijn relatie met drukkers als Manutius in Venetië en Froben in Bazel en zijn manier van werken bij de letterzetter en de drukpers zorgt ervoor dat zijn werken zeer nauwkeurig naar zijn inzicht – van de auteur  - tot stand zijn gekomen. Het draagt ertoe bij dat we Erasmus kunnen zien als een man van vele werelden, die van de elite, die van de vakmensen, maar ook, vanwege zijn reizen doorheen Europa ook van vele herbergen en andere plaatsen waar men kon overnachten.  

 

Men zou dus, zeker vanuit de academie van Wetenschappen ook onderzoek stimuleren – middels een prijsvraag – naar de figuren in de Nederlanden en daarbuiten die voor Erasmus van groot belang waren, in de Nederlanden, van Pieter Gillis over de familie van Bergen tot en met Keizer Karel zelf. Maar ook in Engeland had hij goede banden, met Thomas More natuurlijk, maar ook met belangrijke kerkleiders en zelfs de koning mocht hij ontmoeten. Verschillende sprekers hadden het over zijn briefwisseling en zijn gebedel om stipendia en vooral beneficia, kerkelijke financiële bronnen in de vorm van altaren en kerken, waar een persoon na benoeming van kon genieten. De benoemden lieten hun werk graag doen door anderen, maar streken wel 95 % van de inkomsten op.  Erasmus zelf heeft bij vorsten vaak gebedeld om zo een verheffing, maar ving doorgaans bot, maar tegelijk, als we kijken hoe hij kon reizen en over paarden kon beschikken, hoe hij hier en daar penningen en muntgeld inde, zelfs wisselbrieven, dan kan men vaststellen dat de man rond 1510 wel degelijk behoorlijk slap in de was moet hebben gezeten. Tegelijk blijft er de vraag hoe hij dat allemaal kon bolwerken, want hij heeft toch wel heel veel geschreven, niet in het minst brieven.

 

Damiao de Gois, een Portugees intellectueel die in opdracht van de koning, Joao III, als handelsgezant naar de Nederlanden werd gestuurd en Erasmus in Freiburg im Breisgau ging opzoeken en na enige tijd, aldus Hans Rombauts, het vertrouwen van de humanist wist te winnen. Voor de goede orde, Erasmus was al enkele keren misleid door mensen die zich in Bazel of Freiburg kwamen aandienen, de beste intenties voorwendend, maar Erasmus werd ook wel vervolgd, onder meer over zijn steun aan de docent Hebreeuws aan het Collegium Trilingue, die door anderen was gezien als de bron van ketterse inzichten. Bovendien kwam in Europa toen nieuwe interesse voor de Kabbala op gang. Uiteindelijk zal de Gois of Van Goes terug geroepen worden naar Portugal en door de koning aan de Inquisitie werd overgeleverd. Het belang van deze bijdrage door Hans Rombaut ligt erin besloten dat wij weinig zicht hebben op hoe het Humanisme in Europa tot ontwikkeling kwam. Johan Huizinga zal in Erasmus wel het scherpe verstand en acribie ontwaren, maar meent dat de letterkundige zich niet aan de filosofie en theologie wil wijden. Als we zien hoe drukkers als Dirk Martens, Manutius en Johann Froben zijn werken graag hebben gedrukt, want die boeken vonden een gretig publiek, dan moet dat publiek vatbaar geweest zijn voor zijn, Erasmus’ denken en benadering van de taal en dan vooral van het Latijn. Waarom Huizinga, die als mediëvist en cultuurhistoricus de wegen van de scholastiek kende en er de verschillende facetten van kende toch in de afkeer van Erasmus ten aanzien van de scholastiek en de toenmalige theologie grond zag voor een kritische noot, zal er wellicht aan liggen dat die afkeer de moeilijkheden op ’s mans levenspad niet weggenomen heeft.

 

Om maar iets te zeggen: het herstel de toegang tot de Griekse letteren in de originele taal door toedoen van mensen als Marcilio Ficino en Pico della Mirandola, een feit dat ook in Parijs belangstellend bekeken werd, bracht Erasmus ertoe zelf ook – na eerste inleidende lessen in Deventer, toen hij naar nog school liep – het Grieks zelf onder de knieën te krijgen. Het was even zoeken naar leermeesters, want niet elke Griek kon het oude Grieks zomaar vatten en begrijpelijk maken. Toch zou Erasmus ook bijdragen aan het Nea Graeca, dat wil zeggen, aan het actief gebruiken van het oud Grieks voor nieuwe teksten, zoals gedichten of epitafen. Grieks actief beheersen, zat er door de opleiding in de jaren ’70 niet meer in, ook studenten klassieke filologie kwamen daar maar in beperkte mate toe, terwijl het Grieks ook voor Cicero en Julius Caesar de cultuurtaal was, zoals voor vele leden van de Romeinse elite. Voor Erasmus moet het (her-)ontdekken van het Grieks, zeker met de hulp van een Griekse leraar die ook vertrouwd was met de literatuur, een man uit Constantinopel, die met de verovering door de Ottomanen een asielzoeker was geworden, een succesvolle dan wel, Georgeos Hermonymos, die ook Grieks rekende, aldus Erasmus. Sandra Langereis legt uitgebreid uit hoe Erasmus op dat moment al vertrouwd was met het Grieks, met grammatica’s en spreekwoordenverzamelingen. Diens kritiek op Hermonymos was wellicht niet helemaal gemeend, maar kwam ook wel voort uit Erasmus constante zorg zijn uitgaven bij te houden en te remmen. Raf van Rooy liet ons proeven van de eigen bijdragen aan het hernieuwen van het Oud Grieks door Erasmus. Het valt mij op dat men nu al helemaal niet meer bezig is met thema, het vertalen van zinnen en teksten in moderne talen, of de moedertaal naar het Latijn, laat staan het Grieks. Onnodig, want er is een nieuwe Lingua Franca, maar de bemoeienissen met het Latijn en het Grieks, zoals onder meer te vinden in de adagia, in het onderzoek naar de uitspraak van de oude teksten, maken Erasmus tot een intellectueel waar we best wel eens over mogen reflecteren. De letterontwerpers die de Griekse lettersetten maakten konden moeilijk kiezen tussen de losse, open lettertypes zoals die voor het Latijn al bestonden, de voortzetting van de Karolingische minuskel, die zich vlot  liet lezen, terwijl cursieve handsschriften zich moeilijker leenden tot drukletter. Het cursief of italique kreeg wel verspreiding, maar voor het Grieks kende men dus geen geschikte handschriftelijke voorbeelden. Raf van Rooy wist ons te tonen hoe Erasmus in zijn eigen publicaties ook worstelde met het letterbeeld. Toch is de technische kwestie, goede letters voor boekdruk te ontwerpen voor Erasmus zelf ook een belangrijke kwestie. Het feit dat er ook Griekse teksten werden gedrukt, onder meer door Manutius en Froben, maar wellicht ook Dirk Martens, die onder meer de parafrasen op de evangeliën mocht drukken – omdat Froben in eerste instantie vooral dikke boeken wilde uitbrengen, omdat dunne druksels moeilijk met winst verkocht konden worden – laat zien hoe techniek en kennis elkaar nodig hebben.

 

Misschien kunnen we dat doen in de filosofentuin van het Erasmushuis in Anderlecht. Het is wonderlijk dat een verblijfplaats waar de geleerde Erasmus maar 5 maanden verbleef historisch zo een belang kon krijgen. Nog bedenkend dat Anderlecht toen nog buiten de poorten van Brussel gelegen was en wellicht een rustig verblijf mogelijk moet hebben gemaakt, terwijl het best mogelijk was op een dik uur naar de stad te gaan en de paleizen van de Rijksgroten te bezoeken. Het feit dat het Erasmushuis een uitgebreide collectie Erasmiana, waarbij verdienstelijke “amateurs” hun inbreng hadden en langdurig over de ontwikkeling van het museum hadden gewaakt. Maar waarom we naar dit huis bij de Sint-Guidokerk moeten gaan? Zullen we er de geest van Erasmus vinden? Maar zouden we die ueberhaupt vinden in Straatsburg of de drukkerij van Froben. Erasmus bezat nooit een eigen huis, tot Froben hem een verblijf ten geschenke gaf, dat na zijn dood terug in het familiepatrimonium zou komen. Toen was Erasmus al geen arme duif en reizende bedelmonnik meer. Ook in Anderlecht, waar een kanunnik, Pieter Wyckman hem onderdak verleende in 1521, waar Erasmus wellicht zijn grootste wapenfeit, een gezuiverde uitgave van het Nieuwe Testament afwerkte, was hij overgeleverd, lijkt het, aan de genade van zijn gastheer. Een werk waar hij al jong aan had gedacht, toen hij merkte hoe schabouwelijk de kennis van het Latijn wel niet was en hoe hij in de brieven van Hiëronymus ontdekte dat de Griekse basistekst heel wat keren in zwak Latijn waren vertaald, voor Hiëronymus met die vulgaat was gekomen. De Vulgaat omvat ook het oude testament. Maar ook toen waren niet alle problemen van de Griekse handschriften opgelost, want een van de cruciale leerpunten van de christelijke kerken en waar ze elkaar telkens weer met de taal- en tekstexegese botsen, namelijk over de genadeleer.

 

Nu is dat uiteraard een belangrijk theologisch begrip, maar tegelijk kan men het ook zien als een belangrijk filosofisch probleem, want als we al niet (meer) weten wat dat is, zondigen, dan betreft het grotere probleem de vraag waarom mensen gedoemd zouden moeten zijn, niet kunnen niet zondigen, blijft ook voor het humanisme van onze tijd, niet omdat ik het hoognodig over pekel- en andere doodzonden wil hebben, laat staan over onnoemelijke zonden, wel omdat we opnieuw met kwesties geconfronteerd worden die niet per se misdadig moeten heten, maar het wel kunnen worden, zoals de ontwikkeling van de Bewakingsstaat laat zien.

 

Daarom is het inderdaad nuttig na te denken over Erasmiaanse Waarden, zoals Ronald van Raak deed vanuit Rotterdam, de nieuwe technologie gunt ons de gave van de ubiquitas, zodat het even moeilijk was zijn uiteenzetting goed te volgen. Het was ook al een lange zit, denk ik. Maar goed, aangezien Erasmus in Europa welhaast een seculiere heilige is geworden, een agnostische patroonheilige, wat uiteraard goed uitkomt, want hij reisde onophoudelijk sprak met gevoel voor humor het nieuwe klassieke Latijn en schreef brieven aan bestemmelingen in alle hoeken van Europa, kreeg ook post van vele kanten, ook minder vriendelijke, zoals van Luther of van theologasters. Reizend schreef hij en schrijvend reisde hij door andere republieken, die van de letteren en de kennis, wijsheid. Zijn bemoeienissen met het Collegium Trilingue in Leuven op vraag van en ter uitvoering van het testament van Hiëronymus van Busleyden, die behoorde tot de hoge elite van het Bourgondisch-Habsburgse rijk, net zoals de familie van de aartsbisschop van Kamerrijk, Hendrik  van Bergen, zorgden voor nieuwe twisten met Leuven, want die hadden de concurrentie van het collegium niet nodig. Onder meer Vesalius zou er les hebben gekregen.

 

Als men heeft over Europese waarden, kan men toch maar beter op zijn hoede zijn, zeker als Erasmus in de buurt is, want die vond dat men niet al te stellig over de betekenis van uitspraken kan zijn, zeker als men niet zeker is over de bronnen. Wezenlijk aan het werk van Erasmus is dat hij ondanks zijn ervaringen in de interpretatie van de bijbel en dan vooral de Brief aan Romeinen over hoe christenen met het werelds gezag moeten omgaan. Dat was anders natuurlijk toen Paulus zijn brief in 56 of 57 van onze era schreef, toen hij de christenen van Rome aanried liever  onder de radar te blijven, door het gezag van de overheid te aanvaarden, zoals het is. In de evangelies staat ook iets over geven aan de keizer wat de keizer toekomt en geven aan God wat God toekomt, maar dat vinden we allemaal niet meer van deze tijd. En toch, Erasmus brieven en werken overdenkend, zou men misschien ook ethisch andere bronnen aanspreken, dan nu te doen gebruikelijk. Priesters mogen niet trouwen, maar ze mogen wel bastaarden verwekken, want die dragen de erfschuld, c.q. de gevolgen van de daden van de vader. Erasmus pleit uiteraard ook wel voor eigen winkel, maar toch, zijn afkeer van een kerk die vooral gericht was en is op controle en beheersing van mensen, op vernedering in plaats van nederigheid, laat zien dat zijn humanisme ook ethisch wel betekenis heeft, want hij plant in zijn parafrasen van apostelbrieven en evangeliën een zaad dat niet zozeer tot opstand tegen de kerkelijke overheid leidt, maar eerder een hervorming van binnenuit van de kerk mogelijk zou maken. Het grote concilie van Trente, dat tot hervorming diende te leiden en ook wel in zekere zin realiseerde, bracht met zich dat de boeken en andere publicaties van Erasmus verboden literatuur werden. In Parijs was al een vertaler naar de volkstaal op de brandstapel gestorven, in 1531, maar na Trente was, 26 jaar na de dood van Erasmus, werden de boeken dus op de Index geplaatst. De hervormingen pakten anders uit, maar ook aan protestantse zijde verhevigden de emoties en men moet wel onder ogen zien, dat die Erasmiaanse waarden, zie ook zijn afkeer van de oorlog, zelfs tegen de Turk, niet altijd gedragen werden door bestuurlijke elites. En toch, Willem van Oranje en zijn rechterhand Coornhert onderschrijven het idee van tolerantie, maar Oranje zal vermoord worden in 1584 te Breda, met steun op de achtergrond van Filip II. Tolerantie paste voor Oranje met zijn visie op macht, al had hij het geleidelijk moeilijk de Staten-Generaal mee te krijgen om die visie handen en voeten te geven.

 

Waar Erasmus zelf uiteindelijk bijna paranoïde werd want men, theologen en inquisiteurs enerzijds, Luther en diens aanhang anderzijds wilden zijn vel, omdat hij weigerde voor de ene dan wel voor de andere strekking te kiezen. Niet alleen zette de kerk het werk van Erasmus op de index, diens lezing van enkele cruciale passages, onder meer over de erfzonde en het vertrouwen in mensen, gelovigen, werden zonder meer afgewezen. De Erasmiaanse waarden zijn nog steeds belangrijk om erover te reflecteren, maar tegelijk liggen ze niet (meer) zo goed in de markt. Erasmus zelf had wellicht het nadeel dat hij wel steun zocht bij hoge heren, tot en met koning en vanaf 1519 keizer Karel maar nooit voor hun belangen wilde opkomen. Wel schreef hij wel vaker ongevraagd adviezen, of pleitte hij tegen oorlog, voor vrede. Als reiziger langs alle ’s heren wegen, vergezeld van een of twee jonge medewerkers/secretarissen/bodes had hij de band met Holland, Gouda en het klooster Stein doorgeknipt, maar tegelijk merkte hij onderweg ook dat zijn Germaanse broeders hem even gemakkelijk lieten vallen, zeker op het moment dat hij zijn boek over vrijheid en de vrije wil laat verschijnen. Luther kan deze gedachte niet verdragen en meent dat de mens geen verdienste kan hebben aan zijn goede daden, want allen zijn we gedoemd tot zonde, tot afstand nemen van God. Daarbij beschikt niemand over enige vrije wil. Haar goede daden? Ook hier staat Erasmus wellicht gunstiger tegenover dan Luther, die ook in deze aanneemt dat de vrouw bron is van veel ellende. Erasmus zou het met de gelofte van kuisheid niet zo nauw hebben genomen, maar pakte er ook niet mee uit. Hij ziet overigens, aldus Langereis ook in die regeltjes geen groot heil en het zou de mens niet verheffen.

 

We hebben het over een persoonlijkheid, die leefde in de tijd toen de pest vele levens kon verpesten, want van zodra de roep zich verspreide, of beter, het gefluister, moest men wegtrekken. Een reis van Bazel naar Leuven was Erasmus bijna fataal geworden, maar hij kon de ziekte overwinnen, wellicht omdat hij al enigszins immuun was geworden, maar toch, hij zou meerdere malen aan de epidemie die telkens weer opflakkerde, ontsnappen. Zoals werd gezegd, Erasmus mocht oud worden, maar toch ontkomt men niet aan de gedachte hij klagerig overkwam, als het om zijn gezondheid gaat. De epistolaire cultuur bevatte ook altijd berichten over de stand van zaken en de gezondheid, zoals we dat nu wel eens doen via allerlei digitale platformen, omdat het nu eenmaal van belang is te weten hoe  iemand het stelt. Klagerig? Last hebben van nierstenen en jicht, het zal je maar overkomen.

 

Het was dus een boeiende namiddag in de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Kunsten van België, waar in een andere toonaard over Erasmus gesproken werd, waar we hoorden over een Portugese jonge vriend, Damiaan van Goes of Damiao de Gois en dus hoe het humanisme toch kon verder leven. Wat misschien ook eens aan bod kan komen is de scherpe discussie tussen Erasmus en de Leuvens theologen, waarbij wellicht aan het licht kan komen hoe moedig de bijbelredacteur wel was. Toch ook nog deze gedachte die me al eerder bezocht: hoe kan iemand wiens werk al in 1563 op de Index gezet was, toch zo goed de tijden doorstaan en bij Johan Huizinga, Stefan Zweig en recent Sandra Langereis de ambitie wekken zich in dat leven te verdiepen en zijn handel en wandel uit de doeken te doen? Net omdat hij ondanks al die hooggeplaatste tegenstanders evengoed pleitbezorgers had gevonden. Zijn zondige geboorte werd hem nagedragen maar een paus gaf hem de absolutie. Zijn verblijf in de wereld kon zijn klooster Stein hem niet afnemen, ook dankzij hoge clerici. Het was niet al kommer en kwel.

 

Bart Haers

 

 

 


Reacties

Populaire posts