Universele menselijkheid versus verwarrende tijden
Recensie
Humanitas :
Waardigheid
en ontwikkeling
Alicja Gescinska, Humanitas. Een vergeten ideaal. In opdracht van Confituur, essay maand voor de filosofie. Uitgeverij De Bezige Bij 2023. 61 pp 8 €
In mijn jeugd en jonge jaren, toen op college de leerlingen
de humaniora volgden, was dat in die zin elitair dat lang niet alle jongeren
die vorm van scholing kregen en beladen met intenties, doelstellingen die te
maken hadden met kennisverwerving en meer mens worden. Toen de leerplicht tot
18 jaar werd opgelegd werd het zo te zien wat bizar dat niet alle jongeren die
scholing kregen en werd in het raam van de gelijkheid het concept van “Humaniora”
afgebouwd, kwamen de leerlingen in het ASO terecht. Maar gooide men toen niet
een vormingsmodel overboord, dat toch wel verdiensten had?
Alicja Gescinska schreef op vraag van Confituur een essay
voor de maand van de filosofie, waarin zij op zoek gaat naar wat verdween toen
het woord “Humanitas” uit de rekken, zelfs van de bibliotheken verdween. Die
laatste hyperbool komt van mij, maar ik ben het wel eens met de filosoof dat er
in de afgelopen tijd iets uit onze leefwereld verdween, Humanitas, waar men al
eens naar terugverlangen zou, als het niet altijd een precair plantje was
geweest. Kan ik haar essay waarderen, dan heb ik toch ook wat vragen.
Bij de oude Grieken, zeker in stadstaten als Athene,
was eenieder met burgerrecht geroepen zich in te laten met de polis, maar zoals
het verhaal van Themistocles laat zien, kan men wel het goede nastreven, de
overwinning op de Perzen bewerkstelligen, maar toch met argwaan bejegend
worden. Themistocles trok na het ostracisme dat hem trof naar Perzië en werd
een geziene gast aan het hof. De Perzen waren toch barbaren? Misschien minder
dan men altijd weer geneigd was te denken. Tenslotte voerde men oorlog op voet
van gelijkheid, dat wil zeggen, de Grieken waren geen vogel voor de kat. Niet
het aantal was beslissend, maar het aanpassen van strategie en tactiek aan de
mogelijkheden van het terrein. Hoe overigens liepen de handelsroutes in Klein-Azië,
waar Griekse steden waren opgebouwd en waar de Perzen ook wel op goede voet mee
stonden, als ze niet in oorlog waren.
Humanitas, de menselijkheid erkennen van anderen is
overigens nog zo een kwestie waar we gemakshalve aan voorbij gaan. Levinas,
zoals ook Gescinska te berde brengt, onderzocht de relatie tussen de vreemde,
of beter, de andere en het zelf om tot het inzicht te komen dat we onszelf niet
zomaar kennen, zonder in het gelaat van de ander te kijken. Het is dus al maar
de vraag hoe graag we in de ogen en het gelaat van de ander kijken. Helpt het
ons werkelijk onze menselijkheid te ontdekken. Verwacht mag worden dat we in elk
geval ontdekken kunnen niet alleen te zijn. Ayn Rand stelde in haar romans en
filosofie de wereld wel anders voor, waarbij elke mens voor zichzelf moet
strijden en geen compromissen mag sluiten. Is het menselijkheid? Als, zoals het
objectivisme stelt, dat de werkelijkheid de werkelijkheid is, niet vatbaar voor
menselijke interpretatie, dan kan men inderdaad zonder meer stellen dat onze
menselijke positie bepaald wordt door zelfstandigheid, onafhankelijkheid, maar
of dat autonomie mag heten, blijft de vraag. En overigens, mensen zijn gedoemd
dingen te interpreteren, omdat we nooit alles (zeker) weten en we toch proberen
te begrijpen wat zich voordoet.
Alicja Gescinska meent dat we de vergeten Humanitas
opnieuw tot leven moeten wekken, maar tegelijk is de vraag natuurlijk, zoals
Hermann Hesse dat bedacht, of mensen zich wel bezig wilden houden met de wereld
voorbij hun horizon, de wereld die misschien niet observeerbaar is. Historici
merken op dat mensen ook in donkere tijden wel degelijk reisden, onder meer om
een beter leven te vinden en tegelijk bracht men dan verhalen mee, over hoe de
wereld er aan de andere kant van de Alpen of van de Rijn eruit zag. Toch nemen
we graag aan dat we pas in de negentiende eeuw, met dank aan de stoommachine en
de spoorwegen in slaagden andere werelden vlot, veilig en verzekerd van het
verwachte te bezoeken. Ook de stoomboot zorgde al voor veranderingen in de
samenleving, van goedkoper broodgraan tot het perspectief naar andere
continenten te trekken, om er een beter leven te vinden. Maar in de VS was men
niet altijd zo blij met al die nieuwkomers, al hadden ze nog wel een heel
continent te bevolken.
Het is namelijk maar de vraag of we Humanitas alleen
kunnen bereiken – want van verwerven kan geen sprake zijn, vermits dat tot
zelfgenoegzaamheid leiden zou – als we onze beste krachten en deugden zouden
aanspreken. Is menselijkheid ook niet het vermogen bij zichzelf en anderen net
het besef te bewaren dat niet vanzelfsprekend goed zijn of welwillend? Maar
zelfs als we welwillend en weloverwogen een plan opzetten om gelijke kansen in
het onderwijs door te voeren, kunnen we er niet zeker van zijn dat het beoogde
resultaat gerealiseerd zal worden. Men klaagt voortdurend over de neerbuigendheid
ten aanzien van het beroepsonderwijs, maar stelt zelf tegelijk het ASO of wat
ervan rest als norm voor de eigen kring voor. Dan is die welwillendheid niet
dienstbaar aan behoorlijk onderwijs. Daarbij kan men, zoals Livius schreef in
het hoofdstuk over de Secessio Plebis, toen bleek dat de stadstaat niet zonder
de handarbeiders kon, noch zonder landbouwers, maar ook niet zonder de vroedschap,
de elite van patriciërs. Het is de positie van een bemiddelaar die op zeker
moment, als senator kwam vertellen over de maag, de armen en het hoofd, om die
onderlinge verwevenheid te erkennen, waarbij het hoofd ook niet kan zonder de
stofwisseling. De Romeinse samenleving kreeg vorm door toedoen van lieden die
vonden dat de patriciërs te hardnekkig vasthielden aan hun voorrechten, maar
uiteindelijk begrepen dat ze met de steun van boeren en handwerklieden nergens
stonden.
In die zin denk ik dat Humanitas als concept inderdaad
belangrijk is, maar dat men weinig kan bereiken wanneer men geen oog heeft voor
de mens als handelende figuur, als persoon en als biologisch wezen. Daarbij kunnen
we er ook niet aan voorbij dat ons ons kennen van de wereld en de anderen niet
enkel gebeurt op objectieve wijze, maar dat we daartoe de zintuigen aanwenden
en ook emoties. In die zin kan Humanitas ertoe leiden dat we noch slaaf zijn
van onze emoties, noch onze emoties zouden negeren, want niet ter zake doende. Of
dan bijvoorbeeld trots een deugd is, dan wel een ondeugd, ligt dan weer aan de
wijze waarop trots blijkt. Zo kan men hartsgrondig pleiten voor trouw, loyauteit,
maar blind blijven voor datgene waartoe we loyaal zijn of geacht worden te
zijn. Alicja Gescinska brengt kort de wederzijdse waardering van Leszek Kolakowski
en Karol Wojtyla, paus Johannes Paulus II aan de orde, om ons mee te nemen in
de gedachte dat men niet a priori hetzelfde denken moet of aanvaarden om tot
gesprekken te komen, gedragen door respect, zonder verlies van de eigen
inzichten.
Het kan zijn dat ik het essay niet helemaal begrepen
heb, maar het lijkt mij wel voor de hand te liggen dat Humanitas zoals de Humaniora
destijds een aansporing vormen zal, maar wat mensen ermee aanvangen, blijft
haast vanzelfsprekend onzeker. In die zin zou men kunnen hopen dat ook dit
essay een zaadje kan nalaten, maar tegelijk dat het denkbaar is dat we er als
lezers kennis van nemen, zonder er verder op in te gaan, wat toch niet aan de
auteur kan gelegen zijn of de tekst. Leszek Kolakowski kwam, na aanvankelijk
trouw te zijn geweest aan het Marxisme-Leninisme zal in Moskou, in de jaren
vijftig uitgenodigd als een beloftevolle drager van de ideologie de
onmenselijkheid en de leegheid van het bestel onderkennen. Het lijkt wel
Walschap, die in het seminarie tot de bevinding komt dat de christelijke leer
niet zo krachtig is, als hem was voorgespiegeld en wat hij aanvaard had. Ook
hij viel over de vaststelling dat zijn denkkader en wereldbeeld wankelde omdat
zij die het hadden uit te dragen er zelf niet aan beantwoorden. Zijn
medestudenten in het seminarie gedroegen zich als lompe boeren, slechts geïnteresseerd
in goed eten en drinken. Over de weg der ideeën, de betekenis van de theologie
ging het zelden of nooit.
Humanitas veronderstelt, denk ik dan, dat mensen niet
allemaal over de kloof heen kunnen en zichzelf waar durven te maken buiten het
domein van heerszucht, hebzucht en drankzucht, om slechts die deugden te noemen.
Maar is niet eerder de technologische revolutie van de afgelopen veertig jaar,
de ontwikkeling van computers, software, werken op afstand meer belastend voor
de humanitas dan de globalisering, al zijn beide niet los te koppelen van elkaar.
De kritiek van Kolakowski op het communisme, waarin de machtsgreep vanuit een
onwankelbare zekerheid de weg naar de heilsstaat te kennen, geldt dan wellicht
ook voor de vele aspecten van de digitalisering en dan wordt het lastig, want
er kleven voordelen aan, maar er zitten ook bedreigingen in. In die optiek zou
het nuttig zijn, zoals Alicja Gescinska doet, de inzichten aan te dragen die Humanitas
schragen, in het licht van wat we kunnen hebben aan de digitale wereld.
Toch kan men ten aanzien van een begrip als Humanitas een
zekere scepsis aan de dag leggen, want beginselvastheid kan dan wel lovenswaardig
zijn, het kan ook verkeren in onmenselijke bejegening. Leszek Kolakowski heeft
over de eigen aard van seculier totalitarisme, waaraan hij zichzelf ook
gecommitteerd had om vervolgens afstand te nemen, omdat dit totalitarisme de
macht inzet vanuit de gedachte dat men de samenleving goed of zuiver kan maken. Sinds Robespierre weten we
dat wie die zuiverheid nastreeft ook weet dat men wie er niet in past,
weggezuiverd moet worden. Deze sceptische filosofie laat zich niet vereenzelvigen
met de cartesiaanse twijfel – want die wil op de keper beschouwd toch alleen
zekerheid verwerven – want Kolakowski ‘wil meer onzekerheid’. “Hij gelooft
trouwens niet in die veel geloofde helderheid en zekerheid die sommige
filosofen met allerlei spitsvondige methodes en technieken menen te kunnen
bereiken. Dit geldt zowel voor de ethiek als voor de kennis.” Zonder de inbreng
van Alicja Gescinska was ik wellicht langer dolende gebleven, maar het filosofische
humanisme, zoals onder meer Erasmus en Voltaire dat presenteerden impliceert nu
net het scepticisme. “Ecrasons l’infame!’, betekende voor Voltaire vooral dat
men de machtsaanspraken van de kerk diende te openbaren en de cynische
levenshouding van priesters, bisschoppen en kardinalen aan de orde stellen.
Maar hij wilde hen niet vervangen zien door een nog erger bewind van zuiveren.
Terug naar Kolakowski en zijn inzicht dat in een open
samenleving vrijheid en openheid komen met een prijs, onder meer inconsequentie
en acht die inconsequentie als de bron van verdraagzaamheid. Het zou kort door
de bocht scheuren zijn, als we stellen dat Inconsequentie leidend tot
verdraagzaamheid ook wel een basis vormt voor de humanitas die Alicja Gescinska
wil aanreiken, maar met een grote graad van zekerheid kunnen we aannemen dat
ook zij in fanatisme de volledige
consequentie aan een doctrine moet gelden, een houding die leiden zal tot
geweld van overheidswege of terrorisme, om de consequentie tot het uiterste te
voeren. Humanitas zal daarom in feite het verwerven van kennis en ethische
inzichten bemoeilijken, in die zin dat men er nooit helemaal zeker van kan zijn
de situatie goed te vatten, of te weten wat juist handelen is[i].
Men kan niet om de vraag heen hoe we het menselijke,
zoals bijvoorbeeld Hanna Arendt dat expliciteerde, in duistere tijden alsnog
vorm kunnen geven. Humanitas brengt ons vragen over wat ethisch handelen is,
niet per se een antwoord, daar moeten we zelf mee aan de slag. In die zin is
het van belang dat we begrijpen dat de wereld slechts bestaan kan in de interactie
tussen mensen. Het is niet gezegd dat iemand altijd in staat is daarnaar te
handelen, maar het is wel duidelijk dat men in een streven naar zekerheden,
onweerlegbare argumentaties en de idee daarnaar te moeten handelen de mens uit
het oog verliest, bereid kan zijn mensen weg te zuiveren, of te onderwerpen aan
bijvoorbeeld de Surveillance State, oftewel Mass surveillance, waarbij de
overheid alle middelen inzet om mensen te controleren teneinde terreur, criminaliteit,
maatschappelijk gemor van de burgers te voorkomen. Het past dus na te gaan hoever
de overheid, politiediensten en zelfs onafhankelijke instellingen mogen gaan en
of het parlement daar niet aan moet remediëren. Humanitas kan dan wel hoogstens
richtsnoeren aanreiken, het kan politici en burgers ertoe brengen van
mogelijkheden van de techniek en technologie, ook al brengen ze zeer gegeerde
doelen dichtbij, af te zien, omdat de menselijke schade te groot zou wezen. Men
kiest dan niet per se positie voor zichzelf, wel voor wat anderen kan
overkomen.
Na het terrorisme van de afgelopen 20 jaar kan men met
onder meer Barack Obama stellen dat veiligheid voorgaat op vrijheid, maar
ergens ligt er een grens. Net zoals streven naar gelijkheid, die de diversiteit
van individuen negeert volgens Kolakowski dan brengt het onverkort streven naar
veiligheid de menselijke waardigheid, individuele waardigheid in het gedrang. Begrijpen
we nog wel de premissen, zoals de Kantiaanse gedachte, basis van het bestel,
dat geen individu geinstrumentaliseerd mag worden? En toch, als we kijken naar
wat mogelijk is in verband met IVF en andere vruchtbaarheidsbehandelingen, ziet
men dat scepsis best aan de orde mag komen, want waarom men een kind wil, ook
als de biologie laat zien dat het niet kan, is een moeilijke kwestie. Omgaan
met tegenslag? Zo simpel is het niet, dezer dagen, want we hebben recht op
geluk, ook als de natuur niet helpt met het ter wereld brengen van kinderen. Humanitas
begrijpen, het is geen sinecure.
Bart Haers
[i] Jacques De Visscher. Leszek Kolakowski
(1927-2009) in : Streven Jaargang 76 (2009)
https://www.dbnl.org/tekst/_str010200901_01/_str010200901_01_0102.php
Reacties
Een reactie posten