Niets menselijks is hen, de priesters, vreemd
Dezer Dagen
Overwegingen van een antiklerikaal
kritisch katholiek
Misschien heb ik geluk gehad, dat ik geboren werd in het jaar dat het Aggiornamento werd uitgeroepen, enfin, iets later toch, maar ik weet nog steeds hoe enthousiast mijn moeder kon worden als het over Vaticanum II ging, maar evengoed bleef de deceptie hangen, dat alles toch bij het oude gebleven is, of toch bijna, want de misviering veranderde, want de priester stond niet meer voor zijn kudde, gericht op het Kruis, op God, maar naar het kerkvolk gekeerd en dus, met de rug naar het allerheiligste. Ik heb misschien twee diensten meegemaakt volgens de oude ritus, in het Latijn overigens, uit nieuwsgierigheid. Maar de bruggen waren al verbrand.
Het is uiteraard gemakkelijk, zoals de fiere Sycambers
de oude heiligen te verbranden en de nieuwe zonder voorbehoud te omhelzen, in deze
zijn het dus merkwaardig genoeg niet echt heidense inzichten die men gaat
aanhangen, maar ook kunnen we niet goed zonder rituelen, zonder momenten ook
van bezinning, want het leven lijkt ons op te jagen, we jagen onszelf op. In
een kerk kan ik soms wel eens verwijlen, niet uit nostalgie, maar nadenkend
over een aspect van mijn leven met anderen, dat me verontrust of net goed doet.
Maar de zondagsdienst bijwonen ligt al enige decennia achter mij, anderzijds
had en heb ik wel eens gelegenheid gesprekken te hebben met priesters, meestal
bijzondere mensen, die zich niet klerikaal opstellen. Vroeger heb ik hierover
ook al geschreven, maar het is niet gemakkelijk de juiste toon te vinden.
Mezelf antiklerikaal opstellen, gaat in de goede richting, dunkt mij, want met
klerikalisme bedoelt men doorgaans de zelfgenoegzame houding van priesters,
dekens, kanunniken en leden van de hogere geestelijkheid. Hun vermeende gezag,
dat niet in twijfel mocht worden getrokken, ook al liepen ze er morsig bij,
hadden ze hun wijn te lief en tegelijk voeren ze uit tegen de kudde die zich in
zondigheid verloor vonden ze in hun wijding.
We kregen thuis wel eens bezoek van priesters, die
mijn ouders kenden en die wel eens kwamen buurten, een soupertje voorgeschoteld
kregen en die dan praatten over wereldse en andere zaken. Voor een beter begrip,
dat ik ook slechts langzaam verwierf, van de evolutie bij mijn ouders, ook bij
mijn grootouders, moet gezegd dat de kerk gedomineerd werd door een antimodern
ressentiment, dat in de periode van de Italiaanse eenmaking aanmerkelijk
aangescherpt was geworden – de tijd van de Zouaven en de encycliek Quanta Cura -,
maar niettemin de afkeer bij burgers wist op te wekken. Het veerhaal van
Vaticanum II als mislukking laat te vaak onvermeld dat de “concilievaders”
heftig met elkaar in de clinch gegaan waren, maar dat na het overlijden van
Johannes XXIII in 1963 de greep van de restauratie steeds duidelijker zichtbaar
werd. In ’t bisdom Gent was monseigneur Van Peteghem aangesteld als aanhanger
van het Aggiornamento en men hoopte op zijn gunstige invloed, maar als bisschop
werd hij het symbool van de recalcitrante aanhanger van de Tridentijnse
Traditie. Alle openingen die men had ziet oplichten met dank aan de paus,
werden door de nieuwe opvolger van Petrus, Paulus VI, vakkundig dicht geplamuurd.
Humanae Vitae, de encycliek over de “huwelijksmoraal” nam veel van de beloften
terug die de gelovigen en vooral de vrouwen voorgespiegeld waren geworden. Maar
de wereld staat niet stil en dus kon de kerk weinig beginnen tegen de wens van
vrouwen hun vruchtbaarheid zelf ter hand te nemen en dus te beperken. De
beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen werd in het parlement door katholieke
volksvertegenwoordigers nog wel eens in vraag gesteld, soms werden ze zelf
geconfronteerd met onverwacht nageslacht, omdat zoon of dochter zich wel niet
aan voorbehoedsmiddelen bezondigd had, maar het seksuele leven daadkrachtig had
verkend. Nu is het wel zo dat ouders en scholen wel even moesten zoeken hoe ze
het verhaal van de bloemetjes en de bijtjes konden laten voor wat het was en
ook andere vrome sprookjes achterwege zouden laten. Maar tot heden is het
moeilijk – zo te zien – om in het onderwijs, de media, gezinnen over de dingen
des levens te spreken en dus ook het biologische gebeuren begrijpelijk te vertellen,
ook al omdat het specifieke gebeuren van seksuele intimiteit zich moeilijk
vertellen laat, terwijl het zoveel handiger is om op de gevaren van seksueel
verkeer, van zwangerschap tot venerische ziekten te wijzen.
De kerk heeft de moeilijke verhouding tot het lichamelijke
niet van de oude Grieken of Romeinen, wellicht ook niet van de oude Perzen meegekregen, maar het valt wel op
dat de kerkvaders zoals Origenes en Augustinus, met Paulus wel het
huwelijk en de procreatie voorstonden, als
uitweg voor mensen die zwak waren van wil, want het hoogste goed was de
onthouding en dan wellicht ook, zoals Michel Foucault aangaf in “De moed tot
waarheid”, de tendens naar het zoeken van de grenzen van de ascese, zoals de
Pilaarheiligen in de woestijn van Syrië betrachtten, zo hoog mogelijk en zo
weinig mogelijk voedsel consumerend, maar omwonenden zorgden wel voor deze
mensen, die zij voor heilig hielden. Ascese was geen doel op zich, vertelde
Walschap, maar zuster Virginia zocht er wel heiliging in, want het was wel een
manier om niet door de wereldse zorgen overweldigd te worden, zoals Simeon de
Pilaarheilige het betrachtte. Walschap was een van die auteurs die de geestelijke
dwingelandij van de kerkleiders op meerdere manieren heeft verteld, zodat zijn
boeken nu gedateerd lijken, maar ze blijven als inzichten in de menselijke
natuur wel belangwekkend.
Uiteraard biedt Genesis de ultieme reden waarom mensen
zich schamen om hun naaktheid, de scène met de vrucht van kennis van goed en
kwaad. Werden hun ogen geopend, dan zouden zij hunne naaktheid voelen – dus niet
zien. De wijze waarop dat in de loop van de volgende 2000 jaar verder
doorgegeven werd en begrepen, heeft veel van de kortsluitingen veroorzaakt, waar
de kerkleiders maar niet mee in het reine komen. De Dominicanen die de
heksenwaan te boek stelden, Heinrich Kramer en Jacob Springer, zagen niet voor
niets met de wellust van de macht dat vrouwen die zich aan de duivel gaven,
naakt dansten op vastgestelde tijden zonder ooit bewijsstukken voor te kunnen
leggen. Het feit dat vooral vrouwen voor heksen werden gehouden, vervolgd en
vaak genoeg verbrand, lag besloten in een uitgesproken misogyne opvatting van
het leven, waarbij de vrouw, aldus
smalend William of Baskerville in “de naam van de Roos” een vat van de duivel
en bron van duivelse ingevingen zou zijn. Als zijn pupil en de verteller van de
roman met een meisje slaapt, daarbij alle zaligheden van de liefde in en over
zich voelt komen, krijgt die van zijn biechtvader, William dus, geen penitentie
opgelegd, omdat de Franciscaner broeder meent dat hem Adso van Melk geen schuld
treft. Men kan moeilijk de Heilige Maagd en Moeder Gods vereren tot in het
absurde en tegelijk vrouwen – zonder ze te kennen – zonder meer af te doen als
duivelsgebroed, want ja, dan is met dat zelf ook. Er werden lijsten opgesteld
van de kwalijke eigenschappen van vrouwen, schreef Lène Dresen-Coenders maar
het valt nog te bezien in hoeverre of de geest van de Dominicanen, aan wie de
inquisitie toevertrouwd was zoveel invloed hebben gehad. Dresen-Coenders laat
daar, als het over hekserij gaat weinig twijfel over bestaan. Het is dan wel
belangrijk hoe de kerk mensen kon overtuigen van de juistheid van dergelijke
inzichten.
We weten wel iets over het biechtgeheim – uit allerlei
misdaadverhalen, want priesters verschuilen zich al eens achter het
biechtgeheim om essentiële info over een moord niet vrij te geven – terwijl de
biechtpraktijk rond 1200 in kloosters en hogere kringen vorm kreeg, waarbij een
biechtvader grote invloed kon verwerven op de biechtelingen. Ludo Milis zag in
de biecht het meest doorgedreven instrument om de verinnerlijking van de normen
van het goede christelijke leven er bij de gelovigen in te drammen, meer nog
dan de preken en de gebruikelijke gebeden. Men kan niet aannemelijk maken dat
de oorbiecht en het sacrament van de biecht onmiddellijk ingang bij de brede
bevolking heeft gekend, maar in de uitbouw van de massakerk was die praktijk
wel cruciaal. Duurde het nog tot midden de 16de eeuw, het Concilie
van Trente voor de controle op de priesters en hun opleiding aangescherpt werd
en ook meer op de naleving van het celibaat van de priesters werd gewaakt, dan
bleef het contact tussen priesters en leken lange tijd behoorlijk beperkt. Meerdere
auteurs wijzen erop dat de achttiende eeuw niet enkel de eeuw van verlichte filosofen
was, maar dat de binnenkerkelijke conflicten, zeker in Frankrijk, voor een zekere
afstand zorgde vanwege de bevolking, al bleef men wellicht wel ter kerke gaan
als het niet anders kon. Maar dat schijnt een lawaaierige bedoening te zijn
geweest.
Erasmus meende zich niet te kunnen laten voorstaan op
het naleven van het kuisheidsgebod en -belofte die priesters in acht te nemen
hebben, omdat hij zelf als zoon van een priester niet enkel een bastaard was,
maar ook nog eens het bewijs van de zonde van de vader en daarvoor diende te
boeten. Gelukkig schonk de Paus hem twee keer bij brief liet weten dat er geen
beletselen waren voor zijn priesterwijding, een waarin nog nauwkeuriger de
omstandigheden verschoonbaar werden genoemd, hield Erasmus bij zich, de andere
liet hij wel eens kopiëren, als iemand vroeg om zijn status. Het is dus geen
kleinigheid als de kerk de vader, priester rustig laat voortwerken maar de
vrucht van de zonde, de zoon wel straft met onder meer broodroof. Dat zijn
voogd, van Erasmus dus, hem naar Stein wil sturen, terwijl de vader dan toch
aan de universiteit had gedacht voor zijn twee zonen – juist ja – maakt dat we
het leven van Erasmus dus als getraumatiseerd kunnen voorstellen, al was hij er
wel in geslaagd dat leven zelf vorm te geven, tegen zijn voormalige klooster
Stein in...
Het valt op dat
we van de achttiende eeuw en zelfs de negentiende eeuw maar enkel hoofdlijnen
kennen, zoals het “monsterverbond” van de Katholieke Kerk en de Liberalen tegen
Willem I en ten gunste ook van de Franstalige elite, de toen snel opkomende
industrie in Luik, Charleroi en de Borinage. In Nederland zou het nog even
duren voor de katholieke kerk kon emanciperen maar de grondwet die Thorbecke
mee ontwierp bood de nodige ankerpunten om ook in een Nederland zoiets als het
Rijke Roomsche Leven vorm te geven. Intussen werd in Frankrijk de kerk vanaf
1905 gekortwiekt en verloor die de greep op het onderwijs, dat volledig –
nagenoeg volledig – door de staat werd ingericht en bestuurd. Jan Art schreef
een vermeldenswaardige studie over de opbouw van de katholieke massakerk,
triomfalistisch ook, tegen de moderniteit gekeerd door steeds verder
uitbreidende terreinen van rekrutering. Het proces dat in het bisdom Gent,
waarop de studie is gericht, een aanvang neemt in de jaren na 1834, via
scholen, de vrijheden van de grondwet aanwendend kon men voor de seculiere
priesters jongelui mobiliseren, die, naar het woord van Stendhal, algauw zochten
naar welgestelde parochies. Maar die priesters hadden geen sinecures meer,
moesten, zeker als onderpastoor, vicaris of kapelaan de handen uit de mouwen steken om het verloren terrein te
heroveren, de dwalende kudde terug bij de kerk te brengen, enigszins tot
verbazing van de liberalen. Maar het onbedoelde gevolg was wel een snelle
emancipatie van de samenleving, al bleef men lang doen alsof die pastoorkens,
schoolmeesters en maseurkes geen invloed hadden op de samenleving, al was die
invloed anders dan de kerk zelf en de vrijzinnigheid hadden gehoopt. Iedereen
deed alsof men deelnam aan het Rijke Roomsche leven, maar het voorbehoud werd
niet zo gauw zichtbaar, omwille van de dagelijks bete brood.
Zoals gezegd heb ik de tijd van de processies en het
grote triomfalistische kerkelijke leven niet meer meegemaakt. In de plaats kwam
er wel een grotere openheid in de samenleving voor wie het wilde. Hoe mijn
vader een fervent yogi werd, heeft me altijd verbaasd, maar hij bleef lang
trouw aan de oude kerk, zeggen mijn oudere broers en zus. Na een diepe, vitale depressie,
gekruid door veel schuldgevoel, genas hij langzaam en begon zijn kijk op de
dingen te schuiven, onder meer omdat hij ook bleef lezen en met brede interesse
naar de dingen kijken. Boeken over de Big Bang, over opgroeien van jongen tot
man, van meisje tot vrouw en wat dat allemaal met zich brengen kan, ontregeling
en twijfel, maar ook het vinden van kracht in zichzelf door nieuwe kennis en
vaardigheid op te doen, in sport, muziek of anderszins, leek voor onze ouders
de aangewezen weg om ons tot autonome jongvolwassenen op te voeten. Discussies over de kerk werden er vaak gevoerd, soms scherp,
soms ook met de nodige humor, ook al omdat enkele vrienden ons wel eens van die
dubieuze katholieke grappen vertelden, belegen mag men ze ook noemen. Het waren
mensen – want ze zijn nagenoeg allemaal overleden – die dezelfde katholieke
onderwijsinstellingen hadden bezocht, het college in Eeklo of Sint-Lievens in Gent,
vaak waren er dezelfde figuren belangrijk geweest, zoals inspecteur Paul
Schaillée, die op de jongere generatie wat minder indruk bleek te maken dan hij
had verwacht. Toen schreven we hen aan met "Eerwaarde Heer" of "Zeer Eerwaarde Heer" of anders bleef het bericht ongelezen.
In die jaren werd duidelijk dat de kerk de kans gemist
had zich van een uitgebreide regelgeving en normering rond seksuele moraal af
te keren. In een discussie in de Vierde Latijn-Griekse zegde de pater-klastitularis
ons zonder meer dat de kerk alle aanzien zou verliezen als ze bleef beweren dat
a) de seksuele verlangens van mensen, jongeren en ouderen fout zouden zijn en b) dat men doelgericht te
werk diende te gaan om veel kindjes op de wereld te zetten, als goede soldaten
voor Christus. Ook andere priesters zochten (vergeefs) binnen de krijtlijnen
die het Vaticaan trok mensen de ruimte te geven om te ademen. In feite is niet
enkel het verplichte celibaat een aanfluiting van humanistisch christendom,
maar dat celibaat komt zelf voort uit een niet herstelde benadering van onder
meer de brieven van Paulus. Seks mag alleen om kindjes te maken, maar beter is
het geen seks te hebben, al helemaal buiten het huwelijk. Hoezo? En hoe kan men
gevolg geven aan de verordening: gaat en vermenigvuldigt u!
Veel gelovigen lieten het kerkbezoek ook voor wat het
was, omdat de meeste priesters, predikanten geen verhaal meer hadden, want met
kerstdag bekloeg men het materialisme van de kerstcadeautjes, maar er kwamen
geen boeiende nieuwe inzichten van de preekstoel. Sommige priesters verloren zich in de uitdieping van
de exegese, zonder er altijd in te slagen ons de betekenis voor deze tijd bij te brengen. Dan ga je
Nietzsche, “voorbij goed en boze” lezen natuurlijk, enfin, niet zo evident,
want ook Nietzsche was niet echt geliefd bij de katholieke censoren, al lazen
die wellicht wel wat filosofisch werk.
Het Davidsfonds had een eigen uitgeverij die boeken
bezorgde aan de leden, die zedelijk gequoteerd waren, van beginnende lezers tot
gevorderde lezers. Het zal niemand verbazen dat er weinig aanzetten waren om de
lezer vertrouwd te maken met het (eigen) driftleven, maar het was niet altijd
zo zeemzoet als men het wil voorstellen. Dankzij auteurs als Walschap, Boon,
Claus en Piet van Aken etc etc was die hele onderneming van zin verstoken en
konden lezers hun gerief wel elders vinden, meer gestoffeerd, zoals ook het theater
nieuwe realiteiten liet zien, waarbij Claus de zaak op scherp stelde, met
Masscheroen en Vrijdag. Uiteraard kregen we intussen via de bioscoop en de
televisie nieuwe verhalen, die onze verwachtingen konden kruiden. En neen,
priesters konden niet meer vanop de preekstoel banvloeken uitschreeuwen tegen
het goddeloze leven in dancings en t-dansants. Op college vernamen we dat we
maar beter geen deel konden nemen aan wufte dansfeestjes. Tja.
Zoals Erasmus al merkte vervalt een instituut als de
kerk altijd weer in regeldrift en vooral werd nadruk gelegd op het doven van de
zinnelijke verlangens, op zelfvernedering ook, waarbij Sandra Langereis in haar
biografie van Erasmus opmerkte dat hij vond dat bij de Broeders van het Gemene
leven, de zogenaamde moderne devotie, vooral geconfronteerd werd met de afwijzing
van de persoon, niet zozeer als novice, maar een keer men volledig ingekleed en
ingewijd was. Nederigheid, merkte hij op kan er nooit toe leiden dat mensen
zichzelf een nietig zelfbeeld, een negatief zelfbeeld aanpraten. Maar dat was dan
weer gekoppeld aan de idee van de erfzonde, die volgens Erasmus nergens in de
bijbel is te vinden, maar door Augustinus gemunt zou zijn, om aan te geven dat
de “ketter” Pelagius geen gelijk kon hebben met zijn bewering dat mensen van
nature goed zijn. Naast de controverse over de erfzonde – waar Luther wel de
zijde van de kerk koos, omwille van het gedeelde mensbeeld – was er ook de
discussie over de Heilige Drievuldigheid, die niet in de brief van Johannes terug
te vinden is. Kortom, het mag geen verwondering wekken dat de Inquisitie in
Keulen de werken van Erasmus en zeker het Novum Instrumenten in de ban sloeg, dat
ook het Concilie van Trente bij de afsluiting (1563) Erasmus op de lijst van verboden
boeken zette. Wat Pelagius overdacht
had, namelijk de impliciete goedheid van de mens, was wellicht net iets te gemakkelijk
te counteren voor Augustinus, maar tot in de negentiende, twintigste eeuw bleef
de kwestie hangen. Friedrich Schelling kwam bij zijn onderzoek naar de vrijheid
tot de visie dat het goede niet kan bestaan zonder het kwade, dat mensen dus zowel
het goede konden kiezen of het kwade. Alleen besefte Schelling dat daarmee niet
alles verklaard werd. Toch blijven beide visies, geneigd tot het boze/geneigd
tot het goede nog altijd de twee enige mogelijke uitkomsten van de vraag: wie is
de mens?
Homo
sum, et humani nihil a me alienum puto
(Ik ben mens en dus acht ik niets menselijks mij
vreemd)
De gedachte komt van de toneeldichter Terentius tweede
eeuw voor Christus, die in de Middeleeuwen en de Renaissance mensen hielp
Latijn te leren. Filosofisch evenwel is de zin van groot belang voor wie zich
op de een of andere manier verheven acht boven het vulgum pecus, als dat al
bestaat of nog bestaat. Kan het zijn dat de crisis van de kerk ook hieruit is
voortgekomen dat men vergeten was dat ook hogere ambtsdragers van de kerk zich
kunnen vergissen? Enfin, domweg mensen zijn.
Het aanzien van ambt moest daarom beschermd worden,
wij mochten niet weten wat de priesters achter de deuren van hun pastorijen of
dekenijen allemaal uit zaten te vreten. Natuurlijk doen mensen, als we in de
publieke ruimte komen, ons best om voorkomend over te komen, maar toch, de
verhalen over de meid van de pastoor, die de canonieke leeftijd overschreden
diende te hebben, tenzij het om een zus van de (jonge) pastoor ging, werden
meestal op gegniffel onthaald. Dus was de verleiding groot om zich thuis te
bezetten en alleen bij de notabelen van het dorp over den dorpel te komen,
zichzelf wel eens een cognacje vroegen of inschonken. Zoals gezegd, men slaagde
er na de vorming van België snel in een nieuw christelijk, katholiek netwerk op
te bouwen, met scholen, ziekenzorg en uiteraard de parochies en de kloostergemeenschappen.
Maar door de demografische ontwikkelingen, de langdurige groei van de
bevolking, zelfs als men de armoejaren rond 1845 – 1848 en de verschillende epidemieën
zoals cholera in rekening brengt. Maar de kindersterfte ging afnemen en heel
traag nam het geboortecijfer per vrouw ook af, om in de steden bij de
middenklasse tot 3 of vier en later nog minder kinderen beperkt te blijven. De
kerk bleef hameren op de noodzaak veel kindjes op de wereld te zetten, maar
financieel was het wijzer, zoals ook Dr. Aletta Jacobs in Amsterdam had
opgemerkt. Maar de katholieke bevolking in Nederland kreeg net in die periode
een snelle aangroei, die de verhoudingen tussen de religieuze gezindten in de
20ste eeuw snel deed schuiven.
Er waren en er zijn priesters die begrijpen dat de
kerkelijke voorschriften en regeltjes over seksualiteit, inbegrepen
homoseksualiteit niet getuigt van respect voor mensen, voor hun eigen inzichten
en goede intenties. Met alle begrip voor MeToo heeft men er weer een zootje van
gemaakt omdat men de vraag opnieuw niet beantwoordt: wat betekent intimiteit en
seksualiteit en hoe kunnen mensen op een voor beide partijen aangename manier
met elkaar omgaan, in bed, maar ook uiteraard in de dingen des daags. Dan is machtsmisbruik en onderwerping natuurlijk uit den boze. Maar dat
vergt het vertellen van verhalen, waarin mensen hun eigen positie kunnen ontdekken
en neen, voor de vrouw betekent dat niet
die van ondergeschikte. De kerk heeft als behoeder van de publieke orde en met
het doel mensen onwetend te houden de kans laten liggen de voorbeelden van
christus op een andere manier dan als bedreigend voor te stellen, want het
leven kan verrukkelijk zijn, zelfs als het wat lastig is.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten