Pleidooi voor een nieuw, versterkt politiek centrum

 


Recensie

 

 

 

Democratie uit

de nood helpen

 


David D’Hooghe. Rede, empathie en dialoog.  Op zoek naar een nieuw politiek midden. Ertsberg 9 september 2023. 74 pp. 15,- €

 

David D’Hooghe schreef een politiek essay op zoek naar een nieuw politiek midden: Rede, Empathie en dialoog horen daarbij leidend te zijn en geeft een poging van enkele mensen weer om het vastgelopen politieke bestel opnieuw op de rails te krijgen. Veel ervan kan ik best wel begrijpen, heb ik zelf al in geschrifte onder de aandacht gebracht, toch denk ik dat we vele benaderingen die zich richten op de teloorgang van het politieke centrum en hoe dat te remediëren zich verkijken op wat de samenleving nu uit balans brengt. Hoezo?

 

D’Hooghe weet dat hij in hoge mate de gekende weg moet volgen, omdat we nu eenmaal aannemen dat de politiek bestaat uit een centrum en een aantal partijen in de marges, die we voor het gemak extreem noemen. Met de auteur zijn we het eens dat in het huidige bestel een auto destructieve dynamiek zit, waarbij verworvenheden, zoals het (voorheen degelijk) onderwijs, de sociale zekerheid, of bestaanszekerheid, zoals Pieter Omtzigt dat op zijn vaandel heeft aangebracht en al uitgehold ziet worden door andere partijen onder druk komen maar ook uiteraard de Rechtsstaat en de vele geledingen ervan.

 

Vanuit een cartesiaanse zorg voor consistentie kan men het nog wel accepteren, maar men kan toch maar beter ook vaststellen dat de oude beleidspartijen, zoals CD&V, VLD en Vooruit, voorheen de SP-a, hun succes niet hebben weten te savoureren, dat wil zeggen, dat op het ogenblik dat de toegang tot intellectuele beroepen gedemocratiseerd werd, in de feiten, dat dus ook gezondheidszorg, door toedoen van huis- en tandartsen meer mensen kon bereiken, zodat we geleidelijk aan de levensverwachting vele jaren toegevoegd zagen worden, die partijen bleven hameren op reeds platgeslagen nagels terwijl dat succes, o wonder, zorgde voor nieuwe “problemen”, zoals de onbetaalbare pensioenen en even onbetaalbare zorg. Economisch evenwel vormt de vergrijzing niet per se een verlies aan meerwaardecreatie, net omdat de zorgvoorzieningen ook veel toeleveraars van node hebben.

 

De verdienste kan dit essay worden toebedeeld worden dat de auteur ons wegwijs maakt in het kluwen van partijen die met het beleid te maken hebben, waardoor wij, de burgers, wel eens de indruk krijgen dat politici er niet zo heel veel meer toe doen, enfin, de backbenchers toch. Er wordt dus behoorlijk wat gepolderd, maar of het om dialoog en bemiddeling gaat, blijft maar de vraag. Intussen streven, zoals David D’Hooghe schrijft, de partijen de continuïteit van de onderneming te verzekeren, want hun overleven staat in het licht van opiniepeilingen op het spel. Tegelijk heeft de Paarsgroene regering Verhofstadt de kiesdrempel opgeworpen, maar het politieke landschap is er niet minder versnipperd om, zij het minder dan in Nederland het geval is. We weten dat geen partij zichzelf in vraag zal stellen, zodat de opmerkingen in het essay behoorlijk wat hout snijden. Dat ligt niet enkel aan de hoge bedragen, subsidies, die partijen, vertegenwoordigd in de parlementen, mogen inschrijven in hun begrotingen, maar ook aan het geloof, dat men wel degelijk nog iets, vele stemmen vertegenwoordigt die  in de samenleving niet zonder deze of gene partij kan. We kunnen dat de partijkaders wel kwalijk nemen, want als we zien hoe partijen graag teruggrijpen naar het oude ideologische raamwerk, nauwelijks bereid blijken in te zien dat ze wel degelijk succesvol waren op onderscheiden domeinen, maar tegelijk dat succes te lang hebben uitgespeeld aan de publieke opinie. Het kritieke punt is dus dat de partijen buiten de tradities en verwezenlijken waar ze prat op kunnen gaan, weinig zicht lijken te hebben op de ontwikkelingen in de samenleving. Of de partijen aan de rand van het spectrum wel zicht op de gang van zaken hebben, blijft nog maar de vraag.

 

Return to Reason, schreef Toulmin in 2001 (gepubliceerd) als een kritiek op de aanname dat onze omgang met rationaliteit, zekerheid en absolute waarheid zegezeker mocht zijn, terwijl Toulmin, zelf fysicus van opleiding, merkte dat we met een illusie van zekerheid en betrouwbaarheid, waarheid te maken krijgen, omdat we alles behalve rationeel laat staan redelijk tegen de dingen aankijken. In de media valt dat goed te merken, waar men graag voorwendt te weten waarover het gaat. De media, als vierde macht, maakt deel uit van het bestel, stuurt de politieke boodschappen en wordt gestuurd. Men kan over de vastgelopen politieke besluitvorming niet veel zeggen zonder de media in het geding te brengen en na te gaan of journalisten echt achter de vierde wand staan, of net voortdurend floreren in de mixt zone. Crucialer nog is of commentatoren en journalisten er zelf in slagen zich een beeld te beeld te vormen zowel op macro- als op microniveau, wat overigens niet evident kan zijn. Die verwevenheid kan ook moeilijk anders, want zij moeten met de politici spreken om te weten wat de hoogmogende heren en dames in de mouw hebben zitten, zoals een nieuwe partijnaam of een groots en meeslepend verhaal voor de komende honderd jaar. Zelden evenwel komen, zoals in het geval van Ventilus – een hoogspanningslijn van de kust naar Avelgem om stroom op zee door windmolens geproduceerd op het net te krijgen en het net voldoende te wapenen tegen onverwachte gebeurtenissen, de alternatieven en mogelijkheden inclusief mogelijke gezondheidsrisico’s op een serene wijze aan bod: alleen pro of contra zijn valabel.  

 

Veel auteurs die zich aan mediakritiek wagen, lopen zelf weer vast in het adagium dat journalisten los staan van het politieke bestel, maar niemand in een democratie staat, zoals Unabomber a contrario bewees los van het bestel, het economische leven, de financiële instellingen, maar ook de cultuur en de taal. Men kan zich afvragen of de pogingen van de Standaard om via citizens science data te verzamelen, nuttig zijn, maar het project liet wel zien hoe mensen bereid zijn mee aan de slag te gaan, hoe eenvoudig die ook is. Bovendien lijkt het me net interessant omdat burgers dan opnieuw met de vragen van deze tijd betrokken raken. Iedereen kan natuurlijk al eens op het platteland kijken of er nog wormen in de grond zitten, al zullen boeren en tuineigenaars dat niet graag zien gebeuren. Even vragen kan ook, natuurlijk.

 

Het pleidooi van David D’Hooghe om de dialoog als belangrijk thema naar voor te schuiven, waarbij bescheidenheid, niet altijd eigen aan politici, een noodzakelijke voorwaarde is voor succes, al betekent bescheidenheid of nederigheid aan de dag leggen niet dat men zich om het even wat laat aanpraten, verdient dus waardering. Of het voorstel van David van Reybrouck kans op slagen heeft bij de burgers, is mij niet geheel duidelijk, want dan moet men ook wel eens uitgeloot worden, of in zo gremium ingeloot. De discussies over de partijfinanciering leidden dan wel tot zinvolle conclusies, of het parlement inzake de gulle financiering der partijen werkelijk zal herzien, blijft onduidelijk. Bovendien zijn het de “kleine” partijen die het meest te verliezen hebben. Een andere vraag blijft of partijfinanciering via giften van leden, burgers en bedrijven, moet toch opnieuw bekeken worden.  

Men moet de eigen kritische zin niet laten varen, maar luisteren naar wat anderen in te brengen hebben, net omdat niemand zich kan beroepen op de ultieme, enige en alles omvattende waarheid, want die ligt buiten ons bereik. We beschikken dus over een zekere expertise, specialisten nog meer natuurlijk, maar tegelijk is duidelijk dat ook die expert niet alle aspecten overziet, die (gewone) burgers beroepshalve wel kent. Hoe we spreken, in vergaderingen, via berichten en anderszins, hangt af van onze doelstellingen en daar zit meer mis, dan de meeste voorstanders van een nieuwe politieke cultuur in overweging nemen.

 

Wie al eens een reeks partijvergaderingen, zelfs op afdelingsniveau heeft meegemaakt merkt dat wie daarbij aanschuift vaak ook een persoonlijke agenda heeft, die naarmate de ervaringen toenemen, de inzichten over de anderen scherper worden, merkt dat zo een vergaderingen binnen een biotoop als een partijafdeling gekenmerkt worden door onuitgesproken oordelen over kennis of net gebrek eraan. Dat geldt tot in de hoogste sferen van het partijpolitieke establishment. Velen hebben een vergelijkbare of domweg dezelfde opleidingen gevolgd, kennen het jargon en weten welke woorden te hanteren of net te mijden. Van open gesprekken is er dus maar zelden sprake. Op zich kan dat geen kwaad, maar voor het doorgroeien van nieuwkomers in partijen, waarbij de collectieve doelstellingen nogal eens onderhevig zijn aan de individuele agenda’s, zorgt dat voor het scheppen van banden van afhankelijkheid en opgeven van het individuele oordeel.

 

David D’Hooghe, Rik Torfs en Dyab Abou Jahjah zetten een initiatief op stapel dat helaas te vroeg het publiek bereikte, omdat de media er vooral op uit leken Rik Torfs op de bek te zien gaan. Daarom kan men de activistische kant van de media niet zomaar wegfantaseren uit de  analyses waarom het politiek allemaal zo lastig lijkt te gaan. Ook Connor Rousseau blijkt er nu van te kunnen meespreken. Terwijl het absoluut niet duidelijk is waarom het Stikstofdossier zo brisant is kunnen worden – het gaat pas in tweede instantie om de boeren – omdat de meeste kranten en andere media zich nu net hebben gericht op de ene boerderij in Averbode, terwijl een andere krant het dan weer had over zware stikstofuitstoot van een megastal in een Kempisch bedrijf. Zou hier nog een bemiddelaar iets kunnen bereiken? In alle discretie kan dat alsnog lukken, maar gezien de politieke spanning is dat niet helemaal zeker. Want bij zo een bemiddeling moet iedereen bereid zijn de eigen rode lijnen te laten voor wat ze zijn. Toch werden in de loop van de bijna 200 jaar dat dit land bestaat een aantal grote pacten gesloten, rond onderwijs, cultuur, de hervorming van het land, onvolkomen soms, niet altijd meer van deze tijd en toch was het gelukt de vrede te herstellen of nieuwe noden en voorzieningen vorm te geven. Toch kijken we bij voorkeur laatdunkend naar die praktijken, zonder daarvoor goede redenen op te geven. Dat het cultuurpact vragen oproept dezer dagen, wijst op de noodzaak opnieuw te kijken hoe we het cultuurlandschap organiseren, niet om de verdienste van dat pact zelf af te serveren.

 

Het vormt een van de problemen die David D’Hooghe op scherp weet te stellen, dat men zich af moet vragen hoe we de samenleving politiek kunnen blijven organiseren, niet enkel inzake migratie en inclusie, maar ook inzake vorming of de openbare ruimte. Het blijft evenwel verbazen dat we dan weinig energie besteden aan wat ons evident voorkomt, in dit geval dat de politiek het kader biedt waarin onze welvaarstaat kan gedijen, de infrastructuur onderhouden wordt en al die andere voorzieningen in de zorg aan de praat gehouden kunnen worden. Natuurlijk kan dat alleen maar als er een economische basis is, die voldoende meerwaarde schept opdat mensen hun leven naar hun eigen inzicht kunnen leiden. Het punt is dat mensen zich wel eens ergeren aan de vele info die hen zou aanzetten hun gewoonten te veranderen of anderszins op hun levenswijze invloed uitoefenen. We hebben dan ook een leger aan experten opgeleid en er zijn ook tal van ngo’s die hun duit in het zakje doen. De politiek zou hier kunnen filteren, journalisten zouden de relevantie of incidentie beter kunnen afwegen, niet om zaken weg te stoppen in een of andere doofpot, maar om het nieuws beter te filteren, wat men van poortwachters van het nieuws toch mag verwachten.

 

Kerntaken van de overheid aangeven, blijft een belangrijk politiek issue, want hoeveel opdrachten kan de overheid op zich nemen. Ten tijde van de Paarse regering Verhofstadt kwam bij progressieve politici de aandacht te liggen op het filosofische debat over positieve mensenrechten, emanciperende en empowerende initiatieven als grondrechten voor te stellen. Tegelijk werd bijvoorbeeld het Deeltijds Kunstonderwijs meer afgeleid van grondige beheersing van instrumenten en was men al even bezig het programma wat te overladen. Natuurlijk is het nodig dat mensen kansen krijgen op ontwikkeling, via sport, kunsten en onderwijs in het algemeen, maar we zien dat het in de loop van de tijden steeds duurder werd om lid te worden van een sportclub of na het programma van het DKO nog als amateur op niveau bezig te blijven. Intussen zocht de politiek aansluiting bij de grote namen in de kunst, maar bleek men vaak zo toondoof dat kenners en liefhebbers zich beschaamd voelden vanwege de uitgekraamde banaliteiten.

 

Politici zijn zelden experten, behalve als ze in hun opleidingsjaren echt een specifiek kennisdomein hebben opgedaan. Nu is een studie rechten afronden natuurlijk niet niets, maar vaak ziet men hoe homogeen onze parlementen samengesteld zijn. In een moeite moet toegegeven dat het moeilijk blijkt hoog geschoolde burgers ervan te overtuigen  hun inzet en vermogen zich te verdiepen in nieuwe kennisdomeinen politiek te vermunten, want als consultant mag men heel wat meer verwachten te incasseren. Tegelijk is al vaker gebleken dat bestuurders graag beroep doen op externe consultants, die tenzij er grote ongevallen aan het licht komen, zelden grondig geëvalueerd worden.  Dat is dan ook naar mijn oordeel een aanjagende kracht geweest, namelijk dat politici en vaak genoeg ook experten de meest fundamentele verandering die zich in de samenleving heeft voorgedaan, namelijk de snel toenemende scholingsgraad en dus een grotere betrokkenheid van burgers, maar, men zag het niet. Ook voor de media vormt die evolutie een uitdaging, want men wil nog altijd info brengen voor jongeren van veertien jaar, terwijl het niet duidelijk is of men voor die leeftijd nog met simpele verhaaltjes kan afkomen.

 

Men houdt tot slot politici en sommige stemmen, opiniemakers zoals Rik Torfs wel graag voor als alwetend, maar valt hen net daarom ook aan, terwijl hun uitspraken bijdragen zijn aan een debat. Het belang van het debat wordt dezer dagen wat onderschat, net omwille van de reeds vermelde obsessie met zekerheid, absolute waarheid en uiteraard “reason”, de rede. Nu is de rede een belangwekkend instrument, maar ook D’Hooghe ziet dat we niet altijd dezelfde data, feiten zien en dus niet per se a priori eenzelfde waarheid kunnen onderkennen. Ook hier zou bemiddeling kunnen helpen, vooral indien we er ons rekenschap van geven dat wetenschappelijkheid niet enkel terug te voeren valt tot kwantificeerbare grootheden. Reeds Max Weber was er zich bewust van dat we met slechte statistiek minder vernemen dan we net willen bereiken. De andere richting, waar Auguste Comte zich sterk voor maakte, had zeker verdiensten, maar het is net de verdienste van onder meer Edgar Morin vast te stellen dat een samenleving te complex in elkaar zit om zomaar te vatten in eenvoudige verbanden van oorzaak en gevolg, wat we nu vaak zien gebeuren in het politieke debat. Kan men de particratie veel zonden in de schoenen schuiven, de politieke communicatie via de media verdient ook onze aandacht. Net het project van Rik Torfs, Dyab Abou Jajah en David D’Hooghe laat zien dat de media gewoon geen tijd wilden geven aan wat er mogelijk ware geweest. Maar ook de partijfinanciering en de kiesdrempel dienen tegen het licht gehouden. Staatsrechtelijke verhoudingen herstellen, zoals Pieter Omtzigt dat wil voor Nederland, zou ook inspirerend kunnen werken, al  is er een behoorlijk verschil tussen de grondwet van 1831 en die van 1848, maar reflectie kan ook op grond van verschillende omstandigheden.

 

Ik hoop dat dus dat we kunnen zoeken naar een politiek die de zegeningen weet te tellen van wat is gerealiseerd, maar evengoed oog heeft voor de zwakke punten en de tot slot begrijpt dat de doelen van vader Anseele of Theo Lefèvre zozeer bereikt zijn dat men nieuwe perspectieven kan zoeken. De extremen hebben geen behoefte aan conserveren van wat was, maar het zou ook een vergissing zijn per se het stelsel te willen conserveren als men daarmee nieuw onrecht mogelijk zou maken. En ja, zich politiek engageren, om een nieuwe partij op te zetten, het is feitelijk niet eenvoudig, maar toch ook een verhaal van droom en daad, van wettelijke bezwaren en weemoed die des avonds komen kan en niemand verklaren durft. Daarom ook kan men dit boekje, als bijdrage aan het debat, niet ongelezen laten.

 

Bart Haers

Reacties

Populaire posts