Pleidooi voor seksuele, humanistische vorming
Kritiek
Moet er nog zaad zijn
Het leek een nieuwe nieuwsgag te worden, die een volle cyclus gemakkelijk kon halen, want de (nieuwe) Eindtermen secondair onderwijs stipuleren veel minder uitgesproken aandacht aan seksuele opvoeding te besteden, wat vage aanwijzingen oplevert. Natuurlijk zijn de pleitbezorgers van allerlei aspecten van het seksuele leven in hun wiek geschoten, maar misschien is de optie van de Eindtermen nog zo kwaad niet. Wat vooral betekent dat scholen en leraren v/m hun bijdrage kunnen leveren. Wat erger is? Het feit dat men geen oog meer lijkt te hebben voor een humanistisch curriculum.
De vroegere humaniora had tot doel, zo leerden wij,
ons op te voeden en te vormen tot
mensen met een goed oordeel over wat hoort en passend is, maar
over seksuele opvoeding ging het
zelden. Toch kon men boeken vinden en films, waarin een en ander duidelijk
werd, niet per se het seksuele maar hoe mensen elkaar kunnen laten bloeien of
integendeel naar de dieperik helpen. “Van de Koele Meren des doods”, boek van
Frederik van Eeden en later verfilmd, of “Vrijdag” van Hugo Claus, ook verfilmd
door Claus zelf. Daar valt toch aan 18-jarigen een en ander over te vertellen,
dus ook over incest of de psychische gevolgen van verdringing van het seksuele.
Ook in onze contacten met vrienden en meisjes, leerden
we natuurlijk veel, al was het soms pijnlijk duidelijk dat wij en zij vooral
wilden beantwoorden aan een beeld dat we van onszelf wilden uitdragen. Seksuele
opvoeding lag natuurlijk moeilijk omdat er zoveel schroom heerst over
masturberen en andere zaken, want over menstruatie werd al helemaal niet of nauwelijks
gesproken. Thuis lagen er wel boeken en een sporadisch gesprek in de auto kon
ook wel enige toelichting brengen. Het pijnlijke was en is, dat men vond en in
zekere zin nog vindt dat jongeren elk hun eigen puberteit en adolescentie door
moeten. Bovendien was het ook wel eens
zo dat op school brave boeken werden voorgesteld. De Avonden mocht wel – maar
wie raakte er echt doorheen, niet door de bladzijden, maar wat Gerard van het
Reve te vertellen had? – mocht wel, “Nader tot u” mocht niet en hoewel we vernamen
dat Claus veel gerucht veroorzaakte met “Masscheroen”, diens herwerking van
Marieken van Nieumeghen, omdat er drie blote mannen op het podium stonden,
verbeeldend de Heilige Drievuldigheid, was het slechts een verhaaltje. Het
gerecht kwam eraan te pas en dat heeft Claus niet verdroten, want hij kreeg
ondanks opwerpingen wegens niet sporend met de huisregels van de Staatsprijs,
de gegeerde staatsprijs. Het was al 10 jaar eerder voorgevallen, maar als ik
eens in Ons erfdeel bladerde, vond ik toch wel toevallig dat artikel terug.
Helaas konden we ons niet echt een theater voorstellen waar drie naakte mannen
van het podium werden geranseld door een
schaars geklede Mariken. Het was vanwege de leraar moedig om ons die
geschiedenis te vertellen, al bleef het wat zeuren om meer over het stuk – dat
maar een keer werd opgevoerd – te vernemen. Maar ook de oorspronkelijke
Marieken was de moeite waard om te lezen, zeker als men alle taalkundige
toelichtingen had gekregen.
De kerk heeft in de loop der eeuwen een seksuele
moraal opgetuigd, die, zoals Walschap niet naliet te betogen tegen het
menselijke beleven zelf van seksualiteit bleek in te gaan. Leest men in 1980
Houtekiet, dan wil die Jan en kan Françoise wel een voorstelling oproepen, het
bouwen van een nieuw gehucht, Deps, en de laconieke verteltrant wegen zwaarder
door. Men kan zich afvragen of men dezer dagen jonge studenten dit boek nog wel
kan voorleggen, want op het eerste zicht lijkt Jan Houtekiet een raar specimen,
die met meerdere meisjes en vrouwen verkering heeft, maar op zeker ogenblik
vertrekt omdat de vrouwen hem te veel in het gareel willen dwingen. Aan de
andere kant bejegend hij hen juist met eerbied, wil hen niet in zijn bestaan
dwingen. Het blijft bijzonder dat de roman die bij verschijnen door de clerus
in de ban werd geslagen, waarbij men 70.000 Vlaamse Huisvrouwen liet zweren
nooit een letter van die pornograaf te zullen lezen, nu alweer in de ban lijkt,
omdat zijn protagonist te macho zou zijn. Terwijl Jan Houtekiet een vrije geest
is, die verstandig en bekwaam leeft, seksueel en creatief, rechtvaardig en
volkomen los van zijn voormalig geloof, ethisch en sociaal geëngageerd.
Houtekiet, dat ben ik, zegt Walschap en men zou het voor zichzelf kunnen dromen.
~
Terwijl Jan Houtekiet een vrije geest is, die
verstandig en bekwaam leeft, seksueel en creatief, rechtvaardig en volkomen los
van zijn voormalig geloof, ethisch en sociaal geëngageerd. Houtekiet, dat ben
ik, zegt Walschap en men zou het voor
zichzelf kunnen dromen.
~
Opvoeden, dat gaat over hygiëne, over deftig praten en
dito eten, maar heel zelden gaat het erom zich te leren ontvoogden, net omdat
opvoeding doorgaans systeembevestigend moet heten. Toch was dat in de decennia
na WO II steeds minder aan de orde. Zeker voor wie in de jaren ’70 groot mocht
worden, enfin puberen en adolescentie doormaken, was de verworven vrijheid van
de voorgangers een groot goed, al was het ook niet eenvoudiger, want intussen
was de derde golf van het feminisme ook tot wasdom gekomen en wisten meisjes
beter wat ze wel of niet wilden. Het was dan ook een groot goed dat we ergens
iets hoorden over de condition humaine en hoe vrouwen over hun levens en
liefdes schreven. Wie de veranderende parameters onder ogen neemt in verband
met aantal zwangerschappen, het gebruik van voorbehoedsmiddelen en
loopbaankansen voor vrouwen, merkt dat de levensvoorwaarden grondig ten goede
gewijzigd zijn, wat mannen dan weer verwart en soms zelfs onthutst. Hoe
gekunsteld ook, Klaaglief om Agnes van Marnix Gijsen blijft toch ook wel
interessant als spiegel van een adolescentie in andere tijden.
Kortom, het beeld van het menselijke leven, de
betekenis van gender en hoe jongens mannen worden en meisjes vrouwen, kan men
best in een schoolse context ter sprake brengen, eventueel ook in de media,
maar wetende dat het aantal jongeren dat langer dan tot 14 jaar naar school
ging, hand over hand toenam, heeft men zich niet altijd bekommerd om de uitbouw
van het humanistische curriculum. Het gaat dan ook om de betekenis van de
clitoris, waarover 45 jaar geleden niet of nauwelijks gesproken werd. Het
vrouwelijke lichaam werd en wordt in de kunst niet alleen geseksualiseerd, maar
beladen met een haast mystiek en mysterieus functioneren. Beperkt men bij het
aanbrengen van deze specificiteit tot het anatomische en fysiologische, de
biologische aspecten, dan kan men niet bij de vragen van onder meer Simone de
Beauvoir komen, vragen die leiden naar een beter inzicht in wat binnen het
mens- en wereldbeeld van vrouwen aan de orde is en hoe dat toch wel afwijkt van
wat mannen ter zake voor ogen hebben staan. De moeilijkheid voor jongemannen is
dat ze van de vrouw vaak te horen krijgen dat ze hun periodes hebben, dat ze
bijzonder gesteld zijn fraai in de publieke ruimte te kunnen komen en dat dit
soms niet vanzelf gaat, maar de conclusie is dan niet alleen dat “la donna e
mobile”.
Nu wordt er in de media vaker over aspecten als
menstruaties gesproken, is er uiteraard de publiciteit voor allerlei medische
en niet-medische hulpmiddelen en kan men, zo men wil in de intimiteit van een
relatie wel dichter komen bij wat vrouwen ervaren, maar dat vergt dan –
sommigen zullen denken: horribile dictu – respect, terwijl juist in de fase van
opgroeien jongens sneller tot branievol gedrag verleid worden, onder elkaar,
maar ook in groepen met meisjes. Dus kan men in het onderwijs niet alle
sportactiviteiten gescheiden inrichten, want het vergt respect om in groep iets
te bereiken en de verschillende kwaliteiten te leren kennen. Daarom is de
jeugdbeweging ook best een interessante plaats om tot verstandhouding te komen
en ja, soms kan dat ertoe leiden dat er zich koppeltjes vormen. Dat kan de
groep op enig moment schaden, maar ook daar kan men het leerproces naar – tja,
het is niet anders – volwassenheid eerder bevorderen, dan door strikte
scheiding in de jeugdbeweging te handhaven.
Seksuele opvoeding op school is geen vak als een
ander, want er is geen welomschreven antwoord op de vraag wie en hoe iemand zal
worden. Que sera, sera, maar toch kan het helpen bij de vorming interactie
mogelijk te maken en te stimuleren. Daarbij kan men conflicten niet altijd
vermijden, maar kan men vervolgens wel het herstel van de rust in de hand
werken. Ook in sportclubs speelt die kwestie mee, zeker als het erom gaat onder
jongens te aanvaarden dat er homo’s zijn – vroeger sprak men van homoseksuelen,
maar plots wat dat woord taboe, geen idee waarom, tenzij taaleconomische
overwegingen – of meisjes die van meisjes van houden. Dezer dagen menen
conservatieven dat dit een ideologie is of geworden is, terwijl de bestraffing
van homoseksualiteit voor mannen en in mindere mate voor vrouwen te maken had
met het beheersen van het geordende leven in een geordende maatschappij. Is er
sprake van ethisch probleem? Bij de Grieken en Romeinen mocht het, ook in
bepaalde periodes in de Arabische wereld, waarbij uiteraard voor beide culturen
het punt vaak is of men al dan niet schandaal veroorzaakt, door zich openlijk
anders te gedragen dan verwacht mag worden van een man of vrouw. The mening of
Life, van de Mont Python Flying Circus
was anders wel – hm – instructief. Nu in Afrikaanse landen als Oeganda de
vervolging van homoseksualiteit, onder invloed van Amerikaanse zendelingen in
de wet aangescherpt is geworden, blijkt hoezeer we onze waarden hebben
uitgedragen. Het waarom van de justitiële vervolging van homoseksualiteit werd
wel ethisch omkleed, maar het is niet eenvoudig om daar de logica van in te
zien.
Kan men deze kwesties op school vrij laten uitzoeken
door leerlingen of zou men de leraar v/m/x de autoriteit teruggeven over deze
toch wel belangrijke kwesties in het leven jongeren en volwassenen een plaats
te geven. De leraar v/m/x hoeft niet op alles een sluitend antwoord te hebben,
omdat die ook niet altijd te vinden zijn. Maar zoals men best kan uitleggen hoe
het doden van een mens niet in de eerste plaats juridisch voor problemen zorgt,
maar zeker ook ethisch, zoals ook diefstal ethisch twijfelachtig is of, tja,
overspel omdat dit berust op de idee dat mensen elkaar trouw beloven en dus
geacht worden dat gegeven woord gestand te doen. Natuurlijk zijn er dan weer
omstandigheden waar dat moeilijk kan, omdat de persoon aan wie trouw werd
beloofd bedrieglijke voorwendselen in het geding bracht of gewoon anders is dan
hij of zich had voorgedaan. Toch kan het zijn dat conflicten wel opgelost
worden tot vreugde van alle partijen, maar dan moeten we wel weten hoe we met
conflicten omgaan.
Anders gezegd introduceren schoolmeesters en -juffen,
leraren ons in een maatschappij, waarvan we als kind vanzelf weinig afweten, al
leren we veel thuis, van de ouders en andere mensen in de omgeving. Maar de
school kan die vorming verder uitbreiden en thema’s aanreiken waar men als kind
of jongere zelf nog niet aan had gedacht. We zullen zo geen kwade genius
uitsluiten, niet vermijden dat jongens of meisjes sadistisch of anderszins
schadelijk gedrag aan de dag leggen, maar misschien kan het helpen zichzelf in
de hand te houden. Men heeft sinds de jaren ’60 onder invloed van filosofen als
Michel Foucault de idee van disciplinering als ongegronde aanspraken op
autoriteit afgewezen, maar Foucault wilde tijdens zijn lessen in het Collège de
France en elders een ordelijk verloop, dat studenten niet zaten te eten of
onder elkaar te tateren. Alleen had hij een probleem met discipline als die
niet gebaseerd leek op autoriteit en gezag, niet van God gegeven, maar
tijdelijk, voor de duur van de opleiding. Men had respect voor Foucault, maar
soms liep dat uit op beate verering en daar hield hij niet zo van, ook al omdat
hij ook een ongeordend privaat leven had. Bovendien voelde hij zich vrij zijn
inzichten bij te stellen als hij daartoe aanleiding zag. Zijn latere werk
steekt wel af tegen studies als “Les mots et les Choses” of “Surveiller et
punir”. Terwijl wij nog verbaasd waren dat verteld werd onder scholieren dat
een leraar betrapt zou zijn geweest bij het verlaten van een bordeel in de
bekende Gentse Rosse buurt, kon je, op bus zittend, niet naast de rode TL-lampen
bij bepaalde huizen heen kijken, maar wat er gebeurde?
Seksuele vorming kan en moet op school een plaats
krijgen, maar dat hoeft niet alleen in lessen godsdienst of biologie aangeboden
te worden. Overigens, alleen al de evolutietheorie noopt er toe een en ander toe
te lichten, terwijl demografie ook te maken heeft met individueel gedrag en publieke
moraal. En ja, wie schetst de verbazing van een veertienjarige als er in een “grotemensenroman”
verteld wordt over hoe de liefde mensen kan begeesteren en de liefdesdaad dat
vuur weer smoren. De grote verwachtingen van het leven, bij Dickens, maar ook
bij Walschap of Hans van Fallada kunnen wel degelijk inspirerend werken om zich
een beeld van de wereld en de mensen, de verhoudingen tussen mensen te vormen.
Maar natuurlijk leven we niet alleen met boeken en soms worden jongeren wel
eens gepest, maar dan zijn er ook pesters. Moraliserend de zaak aanpakken, kan
helpen bij jongere kinderen, ten gronde vergt de aanpak gesprekken, waarbij men
tot enige introspectie kan komen. Daarom kan het geen kwaad in het zesde jaar
ASO La mythe de Sisyphus van Albert Camus te lezen, om het denken over het eigen
leven en wat we ermee aanvangen te leren zien. De enige zinnige vraag in de
filosofie zou luiden: de zelfmoord. Aan het einde komt hij tot een bijzondere
conclusie, namelijk dat we kunnen (over-)leven als we van de saaiheid der
dingen kunnen leren houden. Verveling en routine zijn zo kwaad nog niet.
Kan men deze onderwerpen anders aanbrengen in ASO of
BSO? Het gaat om het doel jonge mensen autonomer te maken en tegelijk te leren
omgaan met anderen. Staat men dan nog altijd op gelijk onderwijs, dan is de
zaak helemaal verloren, zowel voor het ASO als voor BSO. Neem nu geschiedenis,
waar men in het BSO wel degelijk kan een en ander kan bijbrengen dat verder reikt
dan re-enactment, al kan het heropbouwen van een windmolen heel wat
vakbekwaamheid aanreiken en inzichten. Men kan het hebben over de
levensverwachting, bekijken of mensen inderdaad koudweg afscheid zouden hebben
genomen van hun vroeg gestorven kinderen en uiteraard hoe relaties verliepen.
Het verhaal van Keetje Tippel, zoals wijlen Eric Defoort het beschreef, over
hoe een meisje van de richel trouwde met een handelaar uit Gent en daar in een
villa kon gaan wonen, en ook nog eens haar gedachten op papier wist te zetten; of
van Suzanne Lilar Une enfance Gantoise. Maar tegelijk kan men ook proberen het
leven in de beluiken te beschrijven, zonder te vergeten dat in die negentiende
eeuw ook een middenstand ontstond, omdat er nu eenmaal meer schrijfhanden nodig
waren, wat het nieuwe verschijnsel “secretaresse” en iets later ook de typiste
met zich bracht. Laten we dit lezen als een bescheiden oproep, voor zover
mogelijk, dat wil zeggen op basis van beschikbare bronnen in de geschiedenis
plaats te ruimen voor vrouwen, zoals de echtgenotes van Willem de Zwijger of
van Filips II, net als zusters of dochters, die plots veel macht in de schoot
geworpen konden krijgen, maar vooral vaak het beheren van het familiale
patrimonium in handen kregen, in vertrouwen. Anna van Saksen was daar niet toe
bereid, maar er speelde dan ook veel meer mee. Toch worden die dames vaak als uitzonderingen
voorgesteld, wat bezwaarlijk volgehouden worden. Ook Anna van Bretagne kreeg
wel een veel om zelf over te beslissen voor de kiezen.
Tot slot, het heeft weinig zin niet over seksualiteit
te spreken op school, maar het moet ook thuis kunnen en ook kunnen
gebeurtenissen des levens ons wel eens versteld doen staan, om dan mee te geven
wat erg is, of schandelijk en wat gewoon des levens is, ontvlammen in liefde bij
voorbeeld, maar ook een blauwtje lopen. Of het nu alleen boekenkennis zou zijn
dat vermag ons inzicht te geven, valt niet te argumenteren maar wat iedereen
moeten verbazen, vormt dan wel de panoplie aan bronnen die op onze weg komen, een
combinatie van verschillende bronnen, waaronder zeker ook leraren vooraan in de
klas, uitweidend over de vele verschillende aspecten van het leven. Men kan nog
altijd geloven dat in het onderwijsbestel van Rousseau jongeren zelf maar wat
rondzooien en zo kennis krijgen, terwijl al langer duidelijk is dat een leraar
in zo een systeem veel moet voorbereiden om de jongeren bij de ‘juiste’
conclusies te brengen.
Bart Haers
Postscriptum
Het is van belang te begrijpen en begrijpelijk te
maken, zoals Desmond Morris beschreef in de Naked Ape, ter vertalen als “De Kale
Aap” in een recente heruitgave en hertaling, maar toch heeft de titel “naakte
Aap” ook wel zin, net omdat we doorgaans niet naakt langs de wegen wandelen,
maar gekleed en toch. Ondanks het succes van de soort en de macht van de mens,
blijven we in zekere zin mislukte primaten, zijn we niet over het hele lijf
behaard en hebben we door onze positie, rechtop lopen ook een andere verhouding
tot onze genitaliën, zoals Morris ook beschreef. Net zo belangrijk is de
vaststelling dat we als mensenkinderen uiterst hulpbehoevend ter wereld komen
en tot onze vorming veel meer jaren vergt dan voor welk ander dier – behalve misschien
de olifant – nodig is om onafhankelijk door het leven te gaan. Misschien verdient
dit boek in de vorming van jongeren een grotere plaats, zoals Midas Dekker en
Frans de Waal bepleiten. Het leesplezier is er ook niet vreemd aan.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten