De Achttiende eeuw krijgt aandacht dankzij Werkgroep

 

Reflectie

 

 

Conservatieve revoluties

En strijd voor vrijheid

 

 

Jan Frans Vonck, geboren in Baardegem, 
in 1743 en overleden in Rijsel in 1792. 
Werd door de Statisten en vooral Van
der Noot verdreven, ondanks
zijn inbreng in de Brabantse
omwenteling. 

De Achttiende eeuw? Vijf trefwoorden zullen niet voorstaan, zelfs als men zich beperkt tot de Oostenrijkse Nederlanden of de Duitse  wereld. Met trefwoorden treft men immers maar zelden de omvang en het gewicht van historische fenomenen.

 

Voor de achttiende eeuw, geldt dat we er wel graag naar verwijzen, maar tegelijk heeft men het dan over de pruikentijd, saai, duf en gepoederd. Toch was die periode en niet alleen in Parijs of Weimar van belang, voor zover we kunnen zien kwam er in vele regio’s in Europa een en ander op gang, waarbij de vroege industriële revolutie ertoe bijdroeg dat er nieuwe fortuinen ontstonden, terwijl een lange periode van behoorlijke voedselvoorziening zorgde voor een snelle bevolkingsaangroei, waarbij er op zeker moment een onevenwicht in de voedselvoorziening dreigde te ontstaan, c.q. hongersnood en mogelijk epidemieën. Alleen was het wel zo dat het graan uit het Balticum nogal wat problemen kon voorkomen, tegen de klinkende munt. Op dit punt verschillen historici van mening, maar onder anderen wijlen Prof em. Dr. Chris Vandenbroecke onderzocht en liet zijn studenten onderzoek doen naar de lange, trage evoluties in de geschiedenis. “De sociale geschiedenis van het Vlaamse volk” wierp een nieuw licht op de evolutie van Oost- en West-Vlaanderen. Ook het onderzoek van Prof. em. Dr. Ivan van den Berghe over Jakobijnen en Traditionalisten in het Brugge van de Achttiende eeuw blijft, ondanks het feit dat de auteur enige afstand neemt, een interessante toegang. In dat onderzoek deed hij ook navorsingen in beschikbare date over bibliotheken van particulieren en instellingen, zoals het bisdom en abdijen. De Franse filosofen waren blijkbaar beschikbaar, want de elite werd, zoals elders in Europa, de Franse taal min of meer meester.

 

Ik was helaas pas laattijdig in het Paleis der Academiën, waar de Werkgroep Achttiende Eeuw[i] was neergestreken, maar maakte een boeiende dag mee. Hoezeer ik ook denk vertrouwd te zijn met wetenschappelijk historisch onderzoek, toch was het even lastig ontwaken uit die illusie. De sprekers en toehoorders zijn vanzelfsprekend zeer grondig bezig met onderzoek en dus een grote vertrouwdheid ontwikkeld hebben met het feitenmateriaal en met de bronnen, data gemakkelijk kunnen oproepen en verbanden aangeven of net ontkennen. Iets tussen neofiet en redelijk vertrouwd, zo zat ik er, wat de zaak voor mij interessant maakte, al merkte ik ook dat er een en ander verloren leek te gaan. Nu hoop ik de verslagen en artikels te lezen, om een en ander rustig te overwegen en ja, dat duurt nog een klein jaar, maar dat kan het punt  niet zijn.

 

Omdat de hele dag draaide om de patriotten in het Noorden en de Belgische revolutionairen – in 1790 werden de Etats-Unis de Belgiques ofwel de Les Etats Belgiques Unis, opgericht en de soevereine staten stelden het verdrag op dat de samenwerking moest bezegelen en de interne samenhang versterken, met dien verstande dat de Statisten, onder leiding van de nu nog vrij bekende Van der Noot er vrij snel in slaagden de Vonckisten, aanhangers van Jan Frans Vonck en de eerder democratische richting binnen de Omwenteling uit de gremia van de nieuwe republiek te verdrijven. Vonck sloot zich aan bij een geheim genootschap, pro Aris et Focis, zoiets als voor Altaar en Heerd, waarover ik de uiteenzetting was mis gelopen. Ook in de Republiek immers was een genootschap onder die naam opgericht, door de Patriotten. Zij wilden af van het stadhouderlijk bewind en van de regenten  die de macht als oligarchie voor zich reserveerden.

 

Intussen was er in de Republiek, een bestel dat met slepende voeten probeerde op de “uitdagingen” van de tijd in te gaan, waarbij de Regenten en de Stadhouder hun posities en voorrechten trachten te vrijwaren. De oorlog tegen Engeland die de Engelsen in 1780 met een oorlogsverklaring op 20 december waren begonnen en door de Republiek pas in mei 1781 beantwoorden met een eigen oorlogsverklaring die verloren werd. De Republiek verloor zo mogelijk nog meer aanzien en macht, en toen Jozef II probeerde met wat druk de afsluiting van de Schelde ongedaan te maken, met de actie gekend als de Keteloorlog als hoogtepunt, kon men slechts met moeite de eer en schijn hoog houden. Na de Napoleontische oorlogen, onder het koninkrijk der Nederlanden, met Willem V, die overleed in 1806, waarna Willem VI, erfprins, als Willem I in 1813 en feitelijk vanaf 1815, koning zou worden bleek dat er heel wat werk op de nieuwe regering lag te wachten. Willem I, de koning, had geleerd van de verlichte despoten en betrachtte te regeren. Alle problemen die  aan het einde van het Ancien Régime voor reuring  zorgden, moesten opnieuw aangepakt worden. In België zou dat in 1830 met een liberale grondwet beslecht worden, in Nederland duurde het tot 1848 voor een commissie met Johan Thorbecke als bekendste penhouder een eerder liberale grondwet goedgekeurd kreeg, maar niet geheel tot tevredenheid van Thorbecke. Het blijft intrigerend na te gaan hoe na die twintig jaar van Franse Overheersing de Nederlanden toch nog met vergelijkbare problemen te maken kregen. Maar hoewel er nog regenten als de Van Lenneps in de Tweede Kamer zaten, werd het politiek personeel ruimer geselecteerd, al bleef de toegang tot politieke ambten beperkt.

 

De toespraak van Janet Polasky, ‘A very different Patriotism. Observations on the low  Countries on an Atlantic Stage, heb ik helaas gemist, want het is inderdaad uitdagend die verschillende bewegingen die men de Atlantische Revolutie kan noemen naast elkaar te leggen en er de gelijkenissen en verschillen van onder ogen te zien. Duidelijk is dan ook dat de opstand van de  patriotten in het Noorden tegen een vermolmd bestel van Oranje en de Regenten, zich enigszins entend op de Revolutie in wat de VS zouden worden, toch die eigenheid heeft dat de Patriotten menen de Republiek nieuwe slagkracht te moeten geven, want het was een revolte of omwenteling in een soevereine staat. Daarbij zullen ze zich uiteindelijk bewapenen om de oude vroedschappen in de steden opzij te schuiven en finaal door Pruisische troepen, gezonden door de broer van Wilhelmina, echtgenote van Willem V op verzoek van de Gemalin. Onderweg had men besloten dat de Stadhouder niet langer voorkeur kon laten gelden bij benoemingen en – toch ook opmerkelijk – de buitenlandse militairen te reduceren in aantal. Die zouden dus vervangen moeten worden door eigen mensen, wat de regering net wilde voorkomen, meen ik te begrijpen.

 

De revolutie in het Zuiden, gericht tegen Joseph II, was er een waarbij de gevestigde orde, met als spreekbuis de Staten van Brabant en die van Vlaanderen de hervormingen als een bedreiging zag voor de eigen positie. Ook de Kerk, die via bisschoppen en abten nog steeds een grote macht vertegenwoordigde, steunde de keizerlijke initiatieven niet, niet enkel omwille de ingrepen in het kerkelijke bestel, maar ook omdat clerici niet blind waren voor de waardevolle vernieuwingen die de Verlichte Jozef II bracht en het volk ten goede kon komen. Cruciaal was uiteraard de macht over de Staten en de Staten-Generaal, waarover we zelden horen wat die instellingen voorstellen. Het blijkt altijd weer lastig met de grove borstel mensen ergen in een hokje te vegen. Sommige bisschoppen en abten zagen hun bestaan in het gedrang komen, omdat de inkomsten uit de landbouwuitbatingen terugliepen, of beter, niet voldoende mee waren met de nieuwe  evoluties. Maar dan moet men natuurlijk kijken naar de middelgrote en grote landbouwbedrijven kijken, waar voor de markt konden produceren. De kortzitters leenden wel vaak hand en spandiensten aan de grote landbouwbedrijven, als landarbeiders, soms als boevers, paardenknechten en konden zo aardig wat verdienen.

 

Het bijwonen aan deze jaarvergadering, viel me op, liet zien hoezeer onderzoekers vandaag over nieuwe onderzoeksinstrumenten blijken te beschikken, maar dat de vraagstelling nog steeds, zeker als het om die  revolutie gaat, uit te gaan van institutionele disputen met Jozef II, zij het daarbij de positie van Vonck en Van der Noot meer aandacht kregen – maar ik zal de teksten afwachten – terwijl die achttiende eeuw voor de Oostenrijkse  Nederlanden toch wel een en ander in petto had, ook, van het midden van de eeuw nam de welvaart toe, ook voor de kleine luiden op hun erfje van een kwart ha, de dwergbedrijfjes en de iets grotere. Echter, tegen 1780 gaat het achteruit, om allerlei redenen, zoals het klimaat, want allerlei (sluipende) rampen troffen Europa, maar ook lijken volgens Chris  Vandenbroecke de inkomsten van de renteniers de prijzen van pachten en gronden op te drijven, waarbij notarissen en verstrekkers van hypothecaire leningen ook de rentelasten verder opdrijven.

 

Wat opvalt in de (historische) waardering van Jozef II is dat we wel de afkeer kennen van de elite in de Nederlanden maar het blijft interessant te zien hoe we de hervormingspolitiek van Jozef II niet goed weten te waarderen. Want wat wilde Jozef II nu bereiken? Of anders gezegd, hoe zag het leven er in Brabant, Vlaanderen etc uit ten tijde van Maria-Theresia, die zelf ook al hervormingen voor bleek te staan? Men verwijst graag naar Frederik II de Grote van Pruisen en naar Catharina de Grote, maar de rol van Louis XVI wordt, in navolging van de revolutionaire geschiedschrijving  gewoon niet onderzocht. Jean-Christian Petitfils legt in zijn biografie van de vorst uit dat na 1780 de spanningen rond het  landsbestuur zeer werden opgedreven, maar al voordien was Frankrijk in de greep van een aantal wezenlijke conflicten tussen de hoge adel, zeker ook de ambtsadel, en de koning, die wilde voorkomen dat er een soort Poolse landdag zou ontstaan, waarbij het volk het gelag zou betalen. Wim Blockmans legt in zijn werk over hoe macht zich constitueert in middeleeuws en Ancien Regime-Europa en wie de hefbomen in handen krijgt. Jozef II gaat wellicht het verst in zijn hervormingen en daarbij net in de zo trouwe Nederlanden – volgens Maria-Theresia – veel weerstand ontmoet en zelfs een revolutie op gang brengt of althans de drijfveren aanleverde.

 

Tijdens het jaarcongres viel het op dat waar het Noorden zeer goed vertegenwoordigd was, de historici uit het zuiden iets minder wisten bij te dragen. Dat belastingverzet in Vlaanderen in die periode aan belang won, lag overigens niet geheel aan het Habsburgse bestuur, wel aan de gevolgen van de bemoeienissen van de Republiek en Engeland, die Frankrijk van het continent wilden houden, terwijl Louis XIV erop gebrand was de Rijn als “natuurlijke” grens te behouden. In de late zeventiende eeuw kwam daarom een Barrièretractaat tot stand dat nog verder invulling krijgt tot in het verdrag van Utrecht, A.D. 1715 de Oostenrijkse Habsburgers de Spaanse Nederlanden in de maag gesplitst kregen.

 

Wat daar de gevolgen van waren op fiscaal vlak, is nagenoeg vergeten, want Wenen wilde geen kosten te dragen hebben en dat leidde tot opstanden. In Brussel moest Frans Anneessens het ontgelden, want terwijl hij tegen zijn achterban in de gemoederen trachtte te bedaren, zag de landvoogd, de Prié hem als aanstoker. Nu kan men zich afvragen of een mislukte opstand het vermelden waard zou zijn, maar belastingen zijn voor de Oostenrijkse overheid en voor elke toenmalige regering een hoofdzaak van regering, waarzonder men niets kon ondernemen en al zeker niets militairs. We weten dat de Oostenrijkse Nederlanden zeer gegeerd waren en tegelijk niet aan de nabuurstaten gegund werden. De verarming als gevolg van de oorlogen was voor de bestuurders en voor het volk een kwalijke zaak, maar het valt tegelijk ook op dat de zwaarste last het inkwartieren van troepen betreft. Na 1781, toen Jozef II het Barrièretraktaat had verbroken, blijven er wel troepen in het land en die moeten hoe dan ook ordelijk gehuisvest kunnen worden, ingekwartierd bij burgers als oplossing. Met andere woorden, oorlog voeren weegt zwaar op de bevolking en dat overkwam de Oostenrijkse Nederlanden tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog als tijdens de zevenjarige oorlog, door Pruisen op gang gebracht, maar wel het gevolg van de “Renversement des Alliances” waarbij Maria-Theresia de afkeer van Habsburg jegens Bourbon had overwonnen omdat de handelingen van Frederik II de Grote, haar belangen zeer schaadden. Zelf had Engeland ook een omkering gemaakt en voor Pruisen gekozen, dat gebiedsdelen van Habsburg in Silezië wilde behouden en uitbreiden. Deze oorlog is in onze nationale historiografie en ik vermoed ook in de Nederlandse als onbelangrijk aangemerkt, omdat vele van de veldslagen in de oostelijke grenslanden van Duitslanden, Oostenrijk werden geleverd en dus voor Elisabeth van Rusland de Westelijke grensgebieden. Overigens was Maria-Theresia wel gedwongen steun te zoeken bij Frankrijk want Engeland had haar steun verschoven naar Pruisen; een kwestie van evenwichtspolitiek. Intussen vochten Frankrijk en Engeland een oorlog uit in India en vooral Noord-Amerika, maar Louisiana bleef voorlopig Frans. Die oorlog had voor de Britten nog een onvermoed gevolg, namelijk beginnende opstandigheid van de Amerikaanse (blanke) bevolking tegen de hoge belastingen die Londen oplegde om de dure oorlog te voeren en te winnen. De oorlog eindigde in 1763 en 10 jaar later namen de spanningen in Boston zo toe dat havenarbeiders en anderen zakken tee van boord haalden in de haven en in zee gooiden, wat voor de EIC, East Indian Company een pak verliezen opleverde, the Boston Tea Party. Maar wezenlijk is dat in 1763 de schatkisten van de Europese landen leeg waren dan wel zwaar deficitair, waarbij het afsluiten van leningen moeilijker werd.

 

Onder meer Chris Vandenbroecke stelde vast dat na 1749 de welvaart in Vlaanderen begon toe te nemen, maar  na 1780 lijkt het minder goed te gaan, dat wil zeggen dat onder meer dwerglandbouwbedrijven niet meer levensvatbaar bleken. Ook leek er zich een variant op de Engelse Enclosure beweging voor te doen, waarbij gemene gronden geprivatiseerd en gepatrimonialiseerd werden. Toch was Vandenbroecke de eerste om te waarschuwen dat zijn uitgebreide statistische onderzoeken van archivalia nog altijd ook op zich onderzocht moeten worden, dat een kortzitter, uitbater van een minibedrijf door als landarbeider en thuisarbeider best een flinke stuiver kon verdienen. De staten van goed die  bij een overlijden werden opgesteld als er minderjarige kinderen als wezen ten laste van de Heilige Geest Tafels dreigden te komen en waren dus een middelen onderzoek. Net de blijken van bescheiden welstand vallen op, bleek uit zijn onderzoek. Het kwam erop de verschillende bronnen goed door te ploegen en vervolgens ook met elkaar te confronteren. De bevolkingsgroei in Vlaanderen liep na de Franse annexatie uit op een probleem van overbevolking, al kon de beginnende industrialisatie al een deel van de overbodige handen opvangen.

 

Het valt op dat we niet altijd goed kijken naar wat we (nog)kunnen zien in het landschap, aan gebouwen en in stratenplannen van dorpen en steden. In bronnen die aangeboord worden bij erfgoedstudies, ziet men vaak dat in de loop van de achttiende eeuw nieuwe altaarstenen werden gelegd en dat kerken een uitgebreid orgel kregen, gebouwd door nu nog gerenommeerde orgelbouwers, zoals Pieter Van Peteghem en anderen, laat zien dat er flink werd geïnvesteerd door lokale gemeenschappen en ook abdijen, kloosters. Maar het betekent ook dat er voldoende welvaart gecreëerd werd om zich dergelijke uitgaven te kunnen veroorloven. Voegen we daar nog aan toe dat er toen ook heel wat nieuwbouw werd gerealiseerd, van kleine woningen tot herenhuizen in de steden, dan merkt men dat het leven in de Zuidelijke Nederlanden niet zomaar als schraal kan weggezet worden. Maar inderdaad, ik heb nu geen bronnen bij de hand, tenzij indirect, het werk namelijk van historici. Maar ook, kan men aannemen dat revoluties aangejaagd worden in tijden van relatieve stabiliteit maar inderdaad pas uitbreken als verworvenheden echt in het gedrang komen.

 

Om dus de Patriottentijd in de Republiek en de omwentelingsbewegingen in de Oostenrijkse Nederlanden te bekijken, lijkt men op het eerste zicht niets of weinig met de situatie van de minilandbouwbedrijven te  kunnen aanvangen om de opstand van de burgers in Holland en Utrecht of Gelderland te begrijpen, dan wel de Brabantse Omwenteling en wat eraan vooraf was gegaan. Wees Yvan van den Berghe er al op dat de hogere klassen al vroeger dan 1787 bezig waren met het werk van Voltaire en Montesquieu, Rousseau en Diderot, zoals bleek uit bibliotheekonderzoek, dan bleef het voor de verschillende instituties toch belangrijk hun voorrechten te behouden. terwijl velen grif aannemen dat de Nederlanden in de Oostenrijkse tijd een culturele woestijn zou zijn geweest. Natuurlijk was het Frans in die periode de lingua franca en schreef Frederik II van Pruisen in het Frans, maar ook weten we dat zelfs Rusland aan het einde van de achttiende eeuw een verfransing bij de elite kende, waar zowel Fjodor Dostojewski als Tolstoj de verfransing van de Russische adel met lede ogen aanzagen. Dat was na de Napoleontische oorlogen, maar Orlando Figes stelde vast dat de sociale kloof ook een taalkloof was, bij gebrek aan algemeen verbreid basisonderwijs.

 

Er is dus veel om over na te denken, als het om de Achttiende eeuw in de Nederlanden gaat, dat door een bijwonen van het jaarcongres getriggerd werd. Het is een uitgelezen manier om de stand van zaken te volgen, maar het  laat ook zien dat je algauw moet erkennen een leek te zijn, maar tegelijk dat je in dier voege wel kunt volgen wat er gaande is.  Tja, en dan is er geen sprake van een canon, maar net van het delen van bevindingen. Laten we daar maar oog voor hebben. Het is daarom  belangrijk dat historici hun inzichten kunnen verspreiden aan een geïnteresseerd publiek, dat niet a priori bang is voor wat diepgravender werk, want soms kan een detailonderzoek best ook heel interessant zijn, al is het geen deel van de canon. Welke canon?

 

Bart Haers  

 

 



[i] Voor meer informatie over deze werkgroep Achttiende Eeuw en het jaarcongres op 15 december 2023, zie: https://achttiendeeeuw.wordpress.com/2023/10/23/patriotten-in-noord-en-zuid-brabantse-omwenteling-en-patriottentijd-in-vergelijkend-perspectief/

Reacties

Populaire posts