Goed bestuur en democratie, wars van populisme?
Dezer Dagen
Het onverwachte (?) succes
Van Geert Wilders
Op 22 november 2023 hadden verkiezingen plaats voor de Tweede Kamer in Nederland, waarbij Geert Wilders tegen de gang van de peilingen in 37 zetels verwierf, wat hem een groot gewicht gaf en geeft bij de formatiegesprekken. Tegelijk haalde Pieter Omtzigt uit het niets 20 zetels en hij is bereid, onder voorwaarden, met Wilders te praten, waarbij de grondwettelijkheid – zijn campagnethema, naast de versterking van de bestaanszekerheid – telkens weer zal opduiken. Toch blijft het de vraag waarom Wilders met zijn PVV zoveel zetels kon halen?
Het verhaal van de verkiezingen werd en wordt zoals
meestal het geval is gelezen in de samenhang van de binnenlandse, Nederlandse gebeurtenissen,
maar wellicht kan men toch een uitgebreider, complexer canvas bedenken, een
waarin de oorlogen en vooral de reacties op de oorlog tussen Israël en
Palestina een plaats krijgen. De betogingen in Amsterdam, maar ook hier vanwege
aanhangers van de Palestijnse zaak zouden wel eens tot een afkeer hebben kunnen
leiden bij de Nederlandse kiezers, omdat dit niet enkel tot consternatie
leidde, die betogingen in een land dat toch ook nog last heeft met een kwaad
geweten over de Endlösung en daarom Israël wenst te ondersteunen. Ook kan het
zo zijn dat mensen die niet per se tegen de Palestijnen zijn de machtsgreep van
Hamas niet goed verdragen. Maar zou het zo zijn overgekomen, die betogingen in
Amsterdam, of speelt daarbij ervaring mee dat men het eigen land kwijt zou zijn
geraakt doorheen de lange periode van instroom van mensen uit Afrika en Azië? Is
er sprake van vervreemding en verlies van de eigen cultuur, wat dat ook mag
betekenen?
Cruciaal is dat de gebeurtenissen sinds 7 oktober 2023
uiteraard betrekking hebben op de onmogelijke samenleving tussen de rivier, de
Jordaan, en de zee, de Middellandse zee van twee volkeren. Sinds 1948 kwam er
met de staat Israël een opvallend snel ontwikkelde militaire macht, maar ook
een zelfbewuste samenleving, die evenwel na 1973 wist of beter, meende te weten
dat verliezen geen optie is. Was Israël lang een quasi modelstaat in de ogen
van linkse politici en commentatoren, linkse filosofen ook, dan veranderde na
1973 die houding en kwam Israël in een kwade reuk te staan bij Europese en
Amerikaanse intellectuelen. De demografische melting pot vanuit allerlei
hoeken, ook uit Ethiopië en na 1991 uit Rusland, zorgde ervoor dat de vrees van
Israëli even wat minder gegrond leek, maar die nieuwe groepen lijken de
Israëlische politieke gemeenschap onder druk zetten, waarbij ook een
impliciete afkeer voor de democratie dat
bestel in het gedrang bracht. Israël verdient onze steun en bijstand, maar
tegelijk moet men zich afvragen of een wijzer beleid ondenkbaar is. Feit is dat
de discussies vooral gaan over wie nu het grootste kwaad bedrijft, de
Israëlische strijdmacht, de IDF, of de milities van Hamas en andere groepen,
die de grenzen van Gaza willen uitbreiden, wat Israël niet wil en niet kan
aanvaarden. Aangezien de pleitbezorgers van de Palestijnen, steun vinden bij
actiegroepen velerlei, lijken andere burgers zich verdrongen uit de
publieke ruimte.
Aan het Centraal Station in Brussel zag ik op een
avond een groep betogers en voor wie gewoon de trein wenste te nemen, was het
even zoeken. Het recht op betogen is belangrijk, maar wie gewoon zijn of haar
weg wil gaan, moet niet door de politie lastig gevallen worden. Maar wat vooral
opviel was dat een relatief beperkte groep was, die daar de Palestijnse zaak
wilde verdedigen. Maar ook, eens op de trein vroeg een jongedame wat ik ervan
dacht. Nu het open oorlog is, lijkt het gemakkelijk te weten wie de schuld
toegeschoven moet worden, maar sinds de jaren zeventig groeiden we op met
berichten over vliegtuigkapingen, aanslagen op gebouwen in Israël en op zeker
moment ook op bussen in Tel Aviv en andere steden. Echter, ook de Palestijnse
bevolking op de West Bank had het niet onder de markt en discussies over de
uitbreiding van de kolonies, tegen de beschikking van UN-resoluties in, zorgden
voor heel wat ongemak in de benadering van het fenomeen van nieuwe steden in Israël,
waarbij oude dorpen worden weggeveegd. Er is sprake van onevenwichtige
machtsverhoudingen, maar ook van machtsmisbruik. Hanteert men alleen een
binaire visie, goed of fout, dan kan men nergens gelegenheid vinden om tot
onderhandelingen te komen noch kan men tot een beter inzicht komen.
Ik kreeg een vriendelijke glimlach en een nieuwe
vraag: wat te denken van migratie en de wijze waarop we, de overheid enerzijds
en hulporganisaties anderzijds omgaan met migranten. Er bestaan officiële
procedures voor legale migratie, arbeidsmigratie en migratie van high
potentials, studenten ook, maar daar hebben “we” het niet over. Alle aandacht
gaat naar de ongeregelde migratiestromen van mensen die alles opgeven en hun
leven riskeren in de woestijn en op zee. Waar situeren we dan het probleem? Te
veel vluchtelingen, illegalen of zijn het gewoon volksverhuizers? Hoe verloopt
de reis, tocht? Het is niet eenvoudig er zicht op te krijgen en doorgaans houden we ons alleen bezig met wie via
Lampedusa of Malta naar Europa komen en dan is er vooral de vraag waar we ze
heen zullen laten gaan, waardoor de lasten in feite ongelijk verdeeld blijken
onder landen en ook is er het probleem dat binnen landen regio’s, steden en het
platteland elkaar de hete aardappel toeschuiven.
Nu is het een tijd geleden dat we hoorden van acties
van een school of een dorp om iemand in hun gemeenschap te mogen houden, die
werd opgepakt door de politie om te worden uitgewezen en terug gevoerd naar het
(vermeende) thuisland. Men kan zich dan afvragen of er geen goede migranten
meer zijn, dan wel dat er geen mensen meer gevat worden, omdat de overheid
twijfelt over een goede aanpak. Lang gold dat we naar integratie moeten
streven, maar tegelijk werd er tegenin gebracht dat elkeen naar zijn of haar aard
en cultuur moet kunnen leven. Dit doorgedreven individualisme blijft ver van de
vraag hoe we als mensen en als groepen met onderscheiden belangen en
verwachtingen toch samen kunnen leven, zoals Fernando Savater schreef in “Goed
Samen Leven. Politiek voor mensen van morgen. (oorspronkelijke titel: Polica
para Adamor). Dat er strijd is in een democratie mag helder zijn, dat het
democratische bestel spelregels uitgewerkt heeft om die spanningen en
belangenconflicten gestructureerd en vreedzaam om te zetten in gezamenlijke
programma’s, lijkt men graag te vergeten. In Nederland viel de regering in juli
over de aanpak van de immigratie en de spreiding van migranten/statushouders. Ten
Apel en omgeving worden nu overbelast, het Westen des Lands, waar de meer progressieve bevolking
woont, blijft terughoudend. In België is het zo mogelijk nog moeilijker om de
spreiding federaal op rechtvaardige wijze te organiseren. Telkens de bevoegde
staatsecretaris met de bevoegde diensten een geschikte locatie vindt, komt de
burgervader in het geweer om de zaak tegen te houden. Nu door geopolitieke
schermutselingen de Russen in Afrika voet aan de grond hebben gekregen, is het
verhaal van migratie van karakter veranderd, omdat nu zo te zien grootschaliger
wordt gewerkt aan het verdrijven van mensen naar de kusten van de Middellandse
Zee. Bedenk dat die kusten in de zeventiende en achttiende eeuw Barbarije werd
genoemd en dat lokale potentaten piraterij bedreven en (blanke) mensen tot
slaven maakten. De kwestie is ook hoe of deze nieuwkomers de kans krijgen om
een vak te leren en zo een plaats in de samenleving kunnen verwerven. We
wisselden nog verder van gedachten, maar lieten de hete hangijzers boven het
vuur hangen. Het gebeurt niet zo vaak meer, maar van tijd tot tijd krijgen we
nog wel eens een goede babbel tijdens een treinreis.
Geert Wilders maakte furore, zeker toen hij uit de VVD
was gestapt/gezet met vehemente aanvallen op de Islam. We hoeven diens
invectieven niet te herhalen om te begrijpen dat wanneer mensen die uitspraken
wel halvelings afkeuren, toch voor zijn partij stemmen, de idee zelf van
vervreemding belangrijk is geworden. Gaat het om een strijd tussen “het volk”
en “de elite”? Mijn idee is dat de elite nog altijd vrijwel onzichtbaar is,
omdat er domweg meerdere elites zijn, en binnen die elites ook nog eens
meerdere groepen, met een toplaag, ook al is dat niet altijd zomaar aan
parameters af te wegen. Topdokters, topadvocaten, topmanagers, topartiesten en
zoveel meer. Maar topleraren? Topdirigenten dan weer wel, mensen die een groot
bereik hebben, groter dan het eigen snijtheater, de rechtszaal of het
concertgebouw, danken dat vaak aan eigen inzet, maar evengoed is er dat zetje
nodig in de media, omdat men een aardige flux de bouche heeft. Die
welbespraaktheid laat niet toe dat men blijft hangen in vakjargon, maar gelukkig
zijn er topexperten die wel eens aangeven dat ze niet bereid zijn een moeilijke
kwestie al te simpel voor te stellen. Men kan de rol van de media niet
onderschatten als het erop aan komt mensen een topstatuut te verlenen, maar
behoort men daarom tot de elite, laat staan de politieke elite. Men meent dat
zowel de Tweede Kamer als het Vlaamse contingent van politieke mandatarissen in
de Kamer en het Vlaams Parlement te uitgebreid zijn, maar tegelijk stellen we
vast dat elke (kleine) parlementaire fractie te weinig verkozen heeft om naar
behoren al die vakgebieden behoorlijk in de vingers te krijgen. Zo zien we wel
eens, in het Vlaams parlement dat iedereen zich specialist waant in hydrologie
en het beheer van de beschikbare watervoorraden en het vermijden van
overstromingen. Inzake onderwijs zien we nog iets dat we wel tragisch moeten
noemen, hoe experten en mediamensen elke ruimte voor debat hebben opgedoekt, omdat
zij niet van dissenters houden, terwijl in een democratie debat noodzakelijk
is, zodat men aan het eind een redelijke consensus kan bereiken. Maar als men
als expert pedagoog nooit in de vierde klas van het lager onderwijs heeft
gestaan, niet als gast, maar als meester of juf gedurende enkele jaren, dan is
men geen vakman, wel een theoretisch onderlegde commentator m/v. In het
onderwijs leken redacteuren van kranten dan ook tot het besluit te zijn gekomen
dat het onderwijs zoals men het kende, op de schop moest. Constructivisme?
Zonder Raf Feys had ik het niet zo helder gezien, maar toch blijven de media in
hun onderzoek naar de oorzaken van de kwaliteitsdaling van het onderwijs
stijfhoofdig zwijgen over het onderwijsmodel dat de hervormers hanteren. Dat
iedereen ASO moet volgen of toch minstens, dat iedereen eenzelfde soort
onderwijs moet volgen, blijft men voorhouden als noodzakelijk, wat de idee over
gelijke onderwijskansen verdacht maakt, want het gaat niet meer over
emancipatie noch over excelleren. Goed, 60 jaar geleden was het onderwijs pas
gesegmenteerd met aan de (vermeende) top de klassieke humaniora, later
uitgewaaierd in velerlei richtingen, van Latijn-Wiskunde via Latijn-Griekse tot
menswetenschappen. En dan was er het technisch onderwijs, dat jongeren opleidde
tot vakbekwame techniekers en kenners van elektro en elektromechanica terwijl
wie het echt niet kan opbrengen, tot 14 jaar een basisopleiding volgde. Was dat
goed? Er gingen tegen 1975 meer jongeren naar de klassieke humaniora, maar het
VSO werd aan het Rijksonderwijs, nu Gemeenschapsonderwijs opgedrongen. Vele
ouders waren ontgoocheld en de scheefgroei in de verhoudingen was te wijten aan
die politieke keuze. Vervolgens koos het Katholiek, vrij maar gesubsidieerd
onderwijs voor de vlucht vooruit. En dan klagen dat die internationale
vergelijkingen zo negatief uitpakken. Mensen, ouders vooral worden ervan
verdacht steevast verkeerde keuzes te maken voor hun kinderen, omdat ze het
niet snappen. Maar het vroegere PMS sloeg ook vaak genoeg de plank mis, zoals
ook Alicja Gescinska getuigde. Wat onderwijs kan bereiken met kinderen en
jongelui, het blijft buiten het debat, wat ouders en burgers verontrust. Het
geeft de extreme afwijzing van het onderwijsbeleid ten onrechte maar met kracht
legitimiteit.
Ten gronde moeten we ons afvragen in welke mate
stellingnames van politici, van experten velerlei vaak als juist versus fout
worden voorgesteld en wie de foute keuze maakt, staat och arme aan de verkeerde
kant van de geschiedenis. Hoezo? Waarom moraliseert men zo openlijk inzichten,
waarbij men graag de zogenaamde doch onbestaande gewone man te kijk wil zetten.
De gemeenteraad van Brugge stemt voor een motie die het Ventilusproject wil
tegenhouden. Is daarover in de Krant van West-Vlaanderen of een ander medium
van gedachten gewisseld? Niet dus, maar we hebben die elektriciteit van zee
nodig net als de versterking van het netwerk, ook om beter met de buurlanden
stroom te kunnen uitwisselen. Ik hoorde deze zomer op het terras van de
Craenenburg een verstandig man uitleggen dat men voortdurend door straling,
elektromagnetische en andere omringd is, maar dat we toch 80 jaar oud mogen
worden en zelfs nog ouder. Natuurlijk zijn er mensen die veel te vroeg sterven,
niet alleen aan kanker maar ook andere aandoeningen en dan zijn er nog ernstige
psychiatrische aandoeningen. Maar de gemiddelde levensverwachting laat een lang
leven van 81,4 jaar verhopen en dat geeft aan dat mensen het goed hebben en
weinig ontberingen moeten lijden. Beseffen we bovendien dat de
levensverwachting aan de vooravond van WO I in 1900 rond 44 jaar lag, dan moet
men de kindersterfte in rekening brengen, dit wel zeggen, dat wie de leeftijd
van 5 jaar bereikte mocht een “normaal” lang leven verwachten, behalve de
jongens aan het front. Voor onze generatie bestaat het wonder erin dat mensen heel
erg oud kunnen en mogen worden, boven de 90 jaar, maar het vormt meteen ook
volgens experten, economen en staathuishoudkundigen, een tijdbom, omdat we niet
per se alle hulp zullen kunnen leveren om mensen een waardige oude dag te
bezorgen, maar meer nog, de economen menen dat de vergrijzing een bedreiging
van de welvaart, terwijl er veel spaargeld rust bij onze oudjes, dat soms handig
via schenkingen hun weg vindt naar jongere generaties, maar ook in stabiele
beleggingen. Merken we ook op dat de oudjes van vandaag meer hebben meegekregen
van en bijgedragen aan de moderniteit dan men doorgaans aannemen wil. In een
rusthuis op bezoek hoorde ik een liedje uit een jaren zeventigprogramma, De
Tijd van Toen. Mijn oude moeder wende haar blik af. Maar toen iemand Joan Baez
begon te zingen, vond ze dat wel okay. Wie nu zeventig plus is, werkelijk een
boomer dus, heeft mee de recente cultuuromwentelingen mee gemaakt of minstens
meegemaakt. Denken we maar gewoon aan de dolle mina’s, aan de acties voor
abortus en andere eisen. Maar er was ook het constructieve bijdragen aan de
welvaart, via beter onderwijs en beroepskansen.
Kortom, als we naar deze tijd kijken, dan is het niet
al kommer en kwel, maar wel moeten we ons parameters opnieuw ijken, om te weten
wat we morgen kunnen uitrichten. Belangrijk daarbij is dat we voortdurend
kunnen zeuren over wat fout gaat, over wat ons in het beleid niet bevalt, maar
aan de borreltafel mag men veel zeggen, veel effect zal het niet ressorteren. Het
is het probleem voor politieke partijen die hun zetels wensen te behouden,
eventueel uit te breiden, terwijl ze voortdurend verwijten krijgen te horen
over falend beleid, maar waar de kiezers ook hun voordeel bij doen.
De paradox van het antipolitieke ressentiment? We
hechten aan wat het systeem ons te bieden heeft, maar geven ons liever geen
rekenschap van de kosten of beter de inspanningen die nodig zijn om het
allemaal te bereiken. Proper en drinkbaar water? Pas rond 1923 kwam er een
aanvoer van drinkwater en konden de welgestelde stadsbewoners en vakantiegasten
– die vaak twee maanden bleven – thuis fris drinkbaar krijgen vanuit de Bocq,
een zijrivier van de Maas. Het valt me altijd op dat ook historici niet altijd
aandacht opbrengen voor de publieke voorzieningen. Toen ik in Segovia stond,
uitkijkend op de aquaduct, kwam die gedacht me goed twintig jaar geleden aan de
orde, omdat toen de opzienbarende opkomst van en al even met verstomming
slaande moord op Pim Fortuyn de aandacht trok. Er deed zich een enorme golf van
populariteit voor, maar de prioriteiten die Fortuyn naar voor schoof, hadden te
maken met samenlevingsproblemen, maar in feite kwam er weinig aan de orde over
onderwijs, bekwaamheidsontwikkeling noch over hoe de huisvesting georganiseerd
worden zou. Ik had de indruk dat uitgebreid programma gesuggereerd werd, maar
dat de politicus, nochtans goed voorzien van argumenten, een hoop elementen van
het bestel als gegeven beschouwde, waaraan hij niet zou verbouwen, terwijl om
een complex probleem aan te pakken net wel een en ander opnieuw bekeken moet
worden en wellicht ook hertekend.
Bekijken we de zaak vanuit een andere invalshoek, dan
kan men zich afvragen of in complexe samenlevingen, opgetuigd met tal van
voorzieningen, die men zegt te beschouwen als basisvoorzieningen en dan wel als
kerntaken gepresenteerd worden nog wel het werk van een man of vrouw kan zijn,
de premier dan wel de president? Uiteraard niet, want de overheid is
uitgegroeid tot een uitgebreid korps van ambtenaren, die de wetgeving handen en
voeten moeten geven. Maar er is ook justitie, een corps dat de wet dient te
handhaven en er is, tot spijt van wie het benijdt het middenveld. Guy
Verhofstadt heeft in zijn strijd om de Wetstraat geprobeerd de vakorganisaties
en mutualiteiten uit te schakelen. Dat is niet gelukt, maar zowel de vakbonden
als de mutualiteiten zijn wel veranderd van aard en karakter, waarbij
dienstverlening belangrijker geworden is. Van ontzuiling is er in naam niet zo
heel veel gebeurd, maar er zijn wel organisaties gekomen die buiten de
traditionele zuilen stonden, vooral in verband met milieubeleid en ethische
kwesties, genderissues. Er is gelukkig zoiets als de vrijheid van vereniging,
waar mensen zich kunnen aansluiten om een maatschappelijk doel te dienen,
waarbij de overheid eventueel ondersteuning via subsidies biedt. Het probleem
is dat mensen niet altijd weten wie wel subsidies krijgt en wie niet. Nu wordt
de VZW-wetgeving weer wat aangepast, lees: verzwaard, omdat men valse of
schadelijke organisaties wil kunnen klissen. Nog eens, als de organisatie voldoet
aan de regels van goed bestuur en de leden steunen zo een organisatie, dan is
er weinig aan te doen. In het politieke en mediadebat komen deze maatregelen
zelden uitgebreid aan bod, omdat het alleen de betrokkenen aanbelangt, terwijl
toch de burger geacht wordt de wet te kennen. Al lang niet meer mogelijk
natuurlijk, want de wetboeken zijn zo uitgebreid en zo uitgewerkt in detail dat
mensen er niets meer van begrijpen of toch minstens niet wat hen aanbelangt. Gelukkig
is de graad van scholing toegenomen, maar het blijft opmerkelijk dat we niet
altijd meer begrijpen wat onze mogelijkheden zijn. Neem het geheel van intellectuele
rechten en men zal begrijpen dat het moeilijk is er iets van te begrijpen. De
komst van AI lijkt voor de grote krantenconcerns ook een hoofdpijndossier te
zijn geworden, maar dat kan helpen de discussie te voeren over de betaalmuren.
Universiteitsprofessoren publiceren over hun met publiek geld gefinancierde onderzoek,
wat evident is, maar er komt – voor zover mogelijk – lang niet altijd een evenwaardige
vertaalslag naar het brede publiek. Men mag dan niet klagen over het welig
tieren van complottheorietjes, want noch de academici, noch journalisten houden
zich daar (graag) mee bezig, tenzij ze een grote naam kunnen neersabelen. Voor
een hoog opgeleide populatie kan men van de media meer verwachten, ook al was
het maar om discussies over het beleid op een hoger niveau te tillen.
Op de een of andere manier functioneren mens en
samenleving, instituties en codes niet meer op een gezamenlijke basis. Anders
gezegd, mensen hebben wel een idee van rechtvaardigheid, maar advocaten maken
zelf al eens onderscheid tussen wat de juridische waarheid is, een vonnis of
arrest en wat de waarheid tout court is. Bovendien blijken rechters vaker dan
iemand als Hugo Schiltz het al vreesde in de jaren 1990 op de stoel van de
regering te gaan zitten. De Dikastocratie of “le gouvernement des juges” impliceert
dat de wetten niet meer uit de natie – en de vertegenwoordiging van de natie in
het bijzonder – voortkomen maar uiteindelijk door rechters bepaald wordt. Vonnissen
in de klimaatzaak maar ook inzake de opvang van asielzoekers – als die term nog
adequaat is – leggen regeringen en hun ambtenaren wetten op die rechters hebben
uitgevaardigd, niet het parlement. En ja, het parlement klaagt erover niet meer
zo relevant te zijn, behalve voor de vergoedingen en de partijfinanciering.
Hoe is het zo ver kunnen komen? Vermocht een
parlementslid van een meerderheidspartij, Jan Verroken (CVP/PSC) de regering te
dwingen een duidelijk standpunt in te nemen over de locatie van de Franstalige
Université Catholique de Louvain, voor de Vlamingen overal behalve in Leuven en
Vlaanderen, zodat de regering viel, dan valt een regering verder doorgaans in
de regering of in wat rond 1977 de “junta” van partijvoorzitters heette. De
omvang van de Vlaamse beweging, de contestataire linkse beweging anderzijds is
voor ons schier onbevattelijk, de uitgewisselde argumenten en scheldwoorden, in
de Leuvense straten, in de Nationale media en bij andere gelegenheden kunnen
dan moeilijk als rationeel voorgesteld worden, de vraag van Leuven, de K
ULeuven en het arrondissement kwam voort uit een demografische observatie dat
ondanks de taalgrenswetgeving (1962-1963) de Franstaligen tussen Overijse en
Oud-Heverlee hun territorium wilden heroveren. De grond van de zaak was een
fundamenteel wantrouwen, waarbij drogredenen evenveel wogen als staalharde
beloften. In de jaren zeventig zou in Vlaanderen de discussie over een nieuwe
architectuur voor het land leiden tot verscheurdheid tussen politiek en
middenveld, c.q. de zogenaamde strijdfondsen.
Terugkijkend kan men een en ander begrijpen en
minstens bepaalde acties en politieke plannen begrijpen. Maar het probleem van
de politiek werd steeds meer dat akkoorden slechts moeizaam tot stand komen,
terwijl journalisten en commentatoren het wel eens laten uitschijnen dat de door
hen voorgestelde oplossing schittert door eenvoud. Bovendien werden burgers en
burgerorganisaties mondiger, beter geschoold en werd het voor politici nog
moeilijker om plannen over langere termijn te maken. In onze tijd – enfin, nu
zien we de realisatie – was er de noodzaak volgens de toenmalige gouverneur van
Antwerpen, Camille Paulus, om de halve ring rond Antwerpen domweg rond te
maken. Toen een plan was ontwikkeld, met een hoge brug over de Schelde, kwam er
verzet zodat de politici die rond de maquette dansten toch plots tegen waren.
Men had een intendant nodig om iedereen mee te krijgen en een behoorlijke zak
geld, onder meer voor het overwelven van de ringweg. Nu, wie vandaag klaagt
over de werken die een aanvang namen, zal misschien best nog even onder een
steen kruipen voor enkele jaren. Iedereen klaagt over files, maar het logische
antwoord, beter verbindingen voorzien, worden geweigerd, door mensen die menen
nooit van de nieuwe gebruik te zullen maken, ook niet als passagier. Zou het?
Ik heb de
indruk dat een politieke partij niet zomaar ongestraft belangrijke
hervormingen en reorganisaties kan voorstellen, die blijk geven van aandacht
voor de complexiteit van beleidsvraagstukken. Ik vrees dat men van de
ziekenhuisfinanciering geen prioriteit zal maken, omdat de visies elkaar
uitsluiten, maar toch slepen we dat probleem al lang mee. Soms kunnen
ziekenhuizen kosten beperken door patiënten vroeger naar huis te sturen, maar
in het algemeen zijn de kosten om een ziekenhuis behoorlijk te laten
functioneren en dus succesvol in de ervaring van patiënten functie van zowel de
beschikbare nieuwe diagnostische en therapeutische mogelijkheden – denken we
aan baby Pia die leed aan SMA1 - spirale musculaire atrofie, dat in functie van
een lopend onderzoek te laat werd gediagnosticeerd. En voor u zegt: dimmen
Haers, het wordt onoverzichtelijk, nog dit: Vlaanderen besliste in die periode
– voorafgaand als ik het wel heb – om SMA1 niet op te nemen in de analyse,
neonatale screening[i]
(hielprik) terwijl ik het niet helemaal begrijp, maar in Vlaanderen werd de
samenstelling van de lijst der te onderzoeken analyses anders ingevuld dan in
Franstalig België. Maar goed, dat wordt pas belangrijk als de neonatale
screening leidt tot bezorgdheid. Maar zoals het verhaal van baby Pia liet zien,
de overheid en de ziekteverzekering waren niet bestand tegen de druk om de baby
te helpen. Maar als er zo een paar duizend keer om weldadigheid gevraagd wordt,
kan de vrijgevigheid op de proef gesteld worden. Ten gronde moeten we nadenken
over hoe we met die dure therapieën omgaan en wat het systeem kan verdragen.
Wellicht kunnen ethici hier hun bijdrage leveren, maar dan liefst in een
publieke discussie, wat iedereen mag weten hoe de argumentatie wordt opgebouwd.
Een interessante stem is die van Ignaas Devisch, die wel eens een knuppel in
het hoenderhok durft te gooien, waarbij ook patiënten en burgers al eens een weloverwogen
kritiek te verduren krijgen. En neen, er is niet altijd een sluitend, eenduidig
antwoord. Dus wekt het ergernis als een radiostem vraagt aan expert hoe dat nu
precies zit, met de behandeling van mensen met ernstige psychiatrische
aandoeningen.
We hebben iets bijzonders opgebouwd in Europa en zeker
in de Nederlanden, maar het lijkt lastig de hoofdzaken voor ogen te houden en
te zien hoe in een complexe samenleving elkaar uitsluitende maar legitieme
verwachtingen met elkaar te verzoenen. Van mobiliteit over energieproductie en
-transport tot het wetgevende werk zelf zijn veelomvattend, maar het lijkt erop
dat we een en ander niet meer goed beheersen. Daarom denk ik dat we dringend
moeten discussiëren over de mentale agenda, de beleidsagenda om de politici te
laten weten dat we ook wel weten dat “ander en beter” niet vanzelfsprekend ook
beter werk zal bieden want men kan zich als bestuurders geen ander volk kiezen.
In Duitsland marcheren honderdduizenden
tegen AfD, want men lust het alternatief niet. Tegelijk zegt men dat
Duitsland aan de verkeerde kant van de geschiedenis staat. Goed, Israël
enigszins op afstand plaatsen moet besproken kunnen worden, maar tegelijk, men
kan Hamas niet ontzien bij het kritisch onderzoek.
Bart Haers
[i] https://aangeboren.bevolkingsonderzoek.be/veelgestelde_vragen/wat-zijn-aangeboren-aandoeningen-en-welke-worden-opgespoord/
Reacties
Een reactie posten