Ruïnewaarde
Recensie
Wat met Albert Speer?
Hoe
Bernlef zich boog over een ongrijpbaar figuur
H. Bernlef, Albert Speer, de Ruînebouwer. Em. Querido's uitgeverij 2013. 208 pp.
Prijs: 18,95 €
Speer? Architect of Mandarijn
Het blijft spoken, dat
verleden, vooral omdat we niet goed weten wat we met een aantal elementen
aanmoeten. De ideologische kwestie mondt uit bij de Holocaust, maar zonder er
de impact van te miskennen, ligt een andere vraag voor onze tijd minstens
evenzeer op een antwoord te wachten en daar heeft Bernlef alvast een poging toe
gedaan: Hoe kan een burgerman zich inlaten met de Nazi’s die in alles zijn
visie onderuit halen, behalve dan dat ze hem kansen lijken te bieden die de
gewone bouwheren niet in petto hebben. Anders gezegd kan men met Albert Speer
de vraag opwerpen of het wel correct is het Nazisme eenduidig als conservatief,
zelfs reactionair weg te zetten. Ook Safranski buigt zich over de vraag,
waarbij de inspiratie vanwege Wagner en de romantiek aan de orde komt. Wagner
biedt steun inzake antisemitisme, maar minder als het om het kijken naar de
middeleeuwen gaat. Ook blijkt bij Safranski hoezeer men in de top van het Derde
Rijk te weinig moderniteit vond in de romantiek. Als men al eens refereerde aan
het romantische, dan wellicht als het om vieren van kerstmis en blonde vrouwen
in de keuken.
Het probleem Albert Speer is
voor Bernlef van groot gewicht omdat hij niet snapt dat deze zoon van een
succesvol architect toch kiest voor de partij van Hitler en met Hitler op
vertrouwelijke voet komt te staan, maar dat blijkt minder het geval als het om
de mensen rondom die man gaat. Hen bindt, zo lijkt het een aantal ideeën over
architectonische lef en gemankeerd kunstenaarschap, maar voor het overige is er
een wereld van verschil.
Maar de grote tijd van de heer
Speer? Bouwen aan de maquette voor Germania? Of was het toch het genoegen een
hele machinerie op gang te houden die nodig was om oorlogsmaterieel tijdig te
produceren en naar de fronten te brengen. Joachim Fest vond na de jaren die hij
met Speer uitstaans had gehad, dat wil zeggen vanaf diens vrijlating uit
Spandau, dat hij steeds weer en steeds meer op onbeantwoorde vragen is gestuit.
Men kan die benadering begrijpen, maar in wezen doet het er soms niet of elke
vraag beantwoord is geworden. De kernvraag luidt doorgaans: wat wist Speer van
de praktijken van Himmler, Eichmann en al die anderen die bij de “Endlösung”
betrokken waren, maar bij nader toezien kon Albert Speer er zich wazt te
gemakkelijk onderuit praten en schrijven. Joachim Fest heeft als assistent de
publicatie van de “Errinnerungen” mogelijk gemaakt en mee enige vat gehad op de
vorm en toon.
Later, toen hij zich er
rekenschap van gaf dat men de betrokkenheid van Albert Speer niet kan herleiden
tot die van een simpele vormgever, tot techneut van het regime, zocht hij wegen
om zijn betrokkenheid en voorbehoud naar behoren uit te drukken. In
werkelijkheid, zo blijkt kwam Fest tot de vaststelling dat Speer niet enkel een
technocraat was, maar ook in minstens een opzicht gewetenlozer dan al de andere
betrokkenen in het Derde Rijk. Kan men niet voorbij aan het feit dat Speer in
1944 de vernietiging van Duitsland, van infrastructuur, wegen, bruggen en
energievoorzieningcentrales heeft tegengehouden en daarmee vaak lokale en
hogere bonzen van de partij, die het Nerobevel van Hitler wilden uitvoeren tot
de orde moeten roepen, maar tegelijk laat dit onverlet dat zijn bijdrage aan de
oorlog, aan de grootse plannen en ensceneringen van het regime en dus ook aan
de Endlösung blijft nawerken, bij Bernlef en bij Fest, maar ook bij ons. In een
recensie over “Onbeantwoorde vragen” schrijft Dirk Verhofstadt: “De geschiedenis van het Derde Rijk toont net zo
angstaanjagend aan hoe vlot, hoe snel en hoe diepgaand zijn landgenoten moreel
faalden.”
(Henk) Bernlef (1937 – 2012) heeft
reeds in 1980 een boekje geschreven over Albert Speer en later is het hem
bijgebleven als een thema waar hij toch iets mee te doen had, tot het
verschijnen van dit boekje, postuum. Hij wilde Albert Speer vatten en hanteerde
de bronnen die hij ter beschikking had, niet enkel Fest maar ook Matthias
Schmidt, zo lezen we bij Bernlef, schreef een werk – 1982 - over Speer en ontmaskerde daarin de leugen
waarmee Speer leefde en die hij ons zijn lange leven leek te kunnen aanpraten.
Een Hongaarse journaliste, Gitta Sereny, deed in 1995 verslag van haar
gesprekken met Speer en zij was in 1946 verslaggeefster geweest van het Neurenbergtribunaal.
Om maar te zeggen, ook zij was een betrokken partij, maar zoals Bernlef
aangeeft, maakt dit haar getuigenis niet vatbaar voor onnodige discussie over
geloofwaardigheid. Sereny vond de excuses en de mea culpa’s van Speer te gemakkelijk van zijn lippen rolden.
Aan het einde van het boek,
bij een laatste stukje, schrijft hij een citaat van Aristoteles neer: Het enige wat men bereikt met liegen is dat
men niet geloofd wordt als men de waarheid spreekt. Het mag duidelijk wezen dat de auteur, Bernlef
niet enkel een historische kwestie voor ogen heeft staan want geen moeite is
hem te veel om het allemaal onder ogen te nemen, van het Zeppelinveld in
Neurenberg tot de maquette van Germania, maar tegelijk tracht hij door in taal
zijn gedachten vast te leggen over Speer, als gevangene in Spandau, zijn
wandeling van jaren om er niet onderdoor aan te gaan, aan de gevangenschap,
want voor de auteur is hij betrokken partij, actor in de wijze waarop mensen
uit Europa, uit Oost-, Midden- en West-Europa om redenen van ras, bloed en
andere zaken uitgeroeid werden. Misschien moeten we hier de kwestie van Arendt
opnieuw bekijken: was Eichmann dan wel Speer het prototype van wat zij de
banaliteit van het kwaad noemde. In dit opzicht valt het op dat Bernlef een
figuur ten tonele voert, een zekere heer Alfred Plancken die een machine zou
gebouwd hebben, die op bloed functioneert, mensenbloed wel te verstaan. Men
vindt de naam niet terug via Google, dus de kans is groot dat voor Bernlef deze
vondst drager is van een bepaalde attitude en houding: de bereid op eigen
houtje onderzoek op te zetten of actie te ondernemen om een en ander uit het
programma van het Rijk te realiseren.
Bernlef lijkt die gedachte
genegen, dat Speer met zijn contributie aan de fantasie van Germania en daarmee
aan het gehele opzet van Hitler ook schuldig was aan het realiseren van de
utopie die men wilde realiseren. Hij zegde verantwoordelijk te zijn aan de
misdaden van het Derde Rijk, maar hij zegde altijd niet af te hebben geweten van
of betrokken te zijn geweest bij de
Holocaust, die mee zijn oorlogsindustrie heeft gevoed. Om Germania te
realiseren diende een deel van de stad gesloopt, ook een stadskwartier waar zij
woonden en daarover heeft Speer wel gecorrespondeerd. .
Fest heeft in Onbeantwoorde
vragen aangegeven dat hij het erg vond dat Albert Speer wel zegt
verantwoordelijk te zijn geweest als medestander aan de Endlösung, maar er geen
weet van had, of toch niet de details kende. Een gouwleider had hem nochtans
gewaarschuwd over wat er in de kampen gebeurde. Hij kon, lezen we, niet anders
dan het weten en de oudere Joachim Fest lijkt het zijn jongere zelf, de
assistent-redacteur van de Erinnerungen te verwijten dat hij die leugen niet
doorzien had. Maar los van de persoonlijke ontwikkeling, ook de confrontatie
met het werk van Matthias Schmidt die er alles aan gedaan had, alle stukken ter
staving had samen gezocht om de betrokkenheid, minstens het medeweten van Speer
onverkort te bewijzen. Speer kon niet anders dan er weet van hebben. In Onbeantwoorde vragen laat Fest dan ook niet na de beruchte rede van
Himmler onder de aandacht te brengen. De rede hield Himmler in 1943 en wel op 4
oktober, dat wil zeggen aan het eind van het jaar, toen de legers in het Oosten
niet meer de kracht bleken te hebben de tegenstander tot staan te brengen. De
rede van Posen is ook hierom bekend dat Himmler er op wees dat zijn mannen, de
SS zich fatsoenlijk hadden gedragen bij hun belangrijke opdrachten, ook in
verband met de Holocaust, dat betekent dat zij niet weekhartig geworden zijn.
Was Speer dan weekhartig?
Het verhaal van die man bleef
Henk Bernlef tot het levenseinde bezoeken en eerlijk is eerlijk, na het zien
van de film Hannah Arendt moet ik zeggen dat de focus ook maar beter op mensen
als Speer en Speer bij uitstek gericht kan worden. Leni Riefenstahl heeft zich
altijd als kunstenares voorgesteld, hoewel dat moeilijk zomaar hard te maken
valt. Maar helpt het in dat geval de blik te richten op de meelopers en
medestanders. Meer en meer ben ik de mening toegedaan dat het interessanter kan
zijn de keuzes van Speer en Leni Riefenstahl af te zetten tegen wat anderen
deden, kunstenaars en intellectuelen, die wel zich tegen het regime keerden.
Let wel, dan moet men ook de bijzondere posities zien van mensen die door
regime bij de mouw getrokken werden en weigerden, terwijl anderen gewoon meelopen
konden en het toch niet deden.
Albert Speer heeft zich gered,
maar als we dit boek lezen en we kijken naar het nachleben van de man, dan denk ik dat Bernlef met zijn onderzoek en
met de conclusies vooral aangeeft dat wij er wel iets moeten van vinden en ten
aanzien van Speer, zoals, als ik het wel heb een van zijn zonen gezegd heeft in
een documentaire dat Albert Speer zelf nooit heeft kunnen aanvaarden ten
aanzien van derden dat hij zo diep in het gebeuren zat. De discussie in het
boek van Bernlef over Germania is best interessant omdat het erop aankomt te
begrijpen wat Speer zelf voor ogen had staan en welke middelen hij ertegen aan
heeft willen gooien, ook wat menselijke
materiaal betreft. De oorlogsindustrie kon hij op peil houden met
arbeidsplichtigen uit bezet gebied, die naarmate de oorlog vorderde minder
bereid waren zich vrijwillig aan te melden en dus werden weggevoerden de
werkslaven, tot in Fulda toe, waar ondergronds fabrieken werden gebouwd en op
gang gehouden door krijgsgevangen en weggevoerden.
De VN heeft in haar handvest
de oorlogsvoering illegitiem verklaard, de conventie van Genève heeft opnieuw
het statuut van krijgsgevangen en van burgers in bezet gebied bevestigd, maar
zoals we weten, kon Speer als minister zich niet veroorloven morele fijnzinnigheid
aan de dag te leggen, als hij daar al toe geneigd was geweest. Bernlef ijkt
daarom een prachtige gedachte, ontleend aan Speer, de Ruïnewaarde van gebouwen.
Van Neurenberg, het Zeppelinveld blijft inderdaad een indrukwekkende ruïne
over, maar van Berlijn kan men vandaag zeggen, 24 jaar na de Val van de muur,
dat het een uitermate moderne stad is kunnen worden. De ruïnewaarde van de
muur? Men doet er veel aan de laatste resten via allerlei vastgoedprojecten weg
te vegen, maar het publiek wil dit niet.
Een andere gedachte die bij me
opkomt? Ruth Andreas-Friedrich die de oorlog overleefde en wellicht mensen
heeft geholpen die uit de huizen verdreven waren die men wilde afbreken ten
behoeve van Germania. De vraag is, nu, zowel kijkend naar toen als naar de
reflecties van Bernlef, die zelf enkele keren naar Neurenberg is gegaan om te
zien wat het allemaal wel was, die de films van Riefenstahl bekeek en
vaststelde, denk ik, dat de man zeer gegrepen was door de mogelijkheden die hem
geboden werden, onder meer het grote vertrouwen van de Leider want diens
akkoord was een vrijbrief om zelf het onmogelijke te dromen en eventueel vorm
te geven, de vraag blijft nazinderen wat Albert Speer dan wel bezield heeft.
Van het rijk dat Albert Speer
wilde vorm geven in monumentale gebouwen en steden – men kan hierbij het museum
dat Er in Linz wilde bouwen voor
de Europese kunst niet over het hoofd
zien – blijft niet veel meer over. De vernietiging van Duitsland, aan gebouwen
en infrastructuur was autodestructief, waardoor het cynische begrip ruïnewaarde
nog sterker naar voor komt. Maar misschien moeten we ook gaan nadenken, met
Bernlef hoe we die periode en de sporen ervan in het landschap gaan
incorporeren in het algemene beeld. Niet om het te vergeten, want het valt ten
enenmale niet te verantwoorden, maar om te begrijpen dat een land op enig
moment in de geschiedenis volkomen kan ontsporen, hoe rijk het patrimonium ook
is, zeker het intellectuele patrimonium mag men hierbij niet over het hoofd
zien.
Bernlef zoemde in,
verschillende malen tijdens zijn leven op Albert Speer en laat ons met dit boek
zien dat men ver kan doordringen in de leefwereld van zo een arrivist, zoals
Bernlef hem presenteert, waardoor de vernietigende kracht van zijn oordeel des
te sterker wordt. De vraag is dan ook voor ons, of wij misschien ook zullen of
zouden bezwijken voor de verleiding van de macht, want daar gaat het in dit
boek om. Nu we gemerkt hebben dat politieke macht niet meer het nec plus ultra
is, behalve in Noord-Korea, moeten we ook beter nagaan hoe bedrijfsleiders hun
macht aanwenden. Neen, we koesteren geen a priori tegen de ondernemer die zijn
eigen ambities met eigen middelen financiert en op die manier mensen de kans
geeft hun eigen leven vorm te geven. Het gaat om de lui die ver boven de
werkvloer verheven technocratisch de boordtabellen in het oog houden. Want, hoe
negatief het oordeel ook wezen moet als het over Speer gaat in zijn rol van
minister en als schepper van de dromen die Hitler hem influisterde, dan toch is
in het geval van Speer de gedachte ook frappant dat ook hij een technocraat
wilde zijn, die de middelen naar eigen inzicht aanwendde. Heeft hij het
Nerobevel naast zich neergelegd, dan wellicht omdat hij begreep dat het offer
van nog eens volk er voor hem niet meer mee doorkon. Hitler zag zich utopie
ineenstorten, Speer zocht een nieuw werkveld. Wreed was hij niet, onverschillig
over het lot van zijn volk finaal ook niet, maar dat hij, zoals Bernlef, Gitta
Sereny, Matthias Schmidt en finaal ook Joachim Fest inzagen niet anders dan kan
hebben geweten van de Endlösung en dus ook van de massamoorden in veroverde gebieden
in het Oosten, van de kampen ook, maakt dat zijn eventuele goede ingrepen toch
van minder gewicht zijn. Bernlef past het begrip Ruïnewaarde toe op de man die
het ooit muntte en komt tot het inzicht dat het met de Ruïnewaarde van Albert
Speer niet goed zit, of net wel, voor ons…
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten