Bronnen van verzet
Reflectie
Aan
wie behoort de staat
Debat over het verzet
![]() |
Seneca bouwde blijkbaar minder een systeem, een sluitend wereldbeeld op, dan wel zocht hij naar een passende houding, ook als leraar. Michel Foucault wijst op zijn belang in de Europese traditie. |
over het feit dat rechtse
politici rechtse dingen zeggen'
Omdat ik het ook wel eens niet
meer weet, wat nu wel rechts dan wel links moet heten, vond ik deze uitspraak
wel pertinent. Ze komt van Joost Vandecasteele en is vooral het overwegen waard
omdat hij terecht de vinger op de wonde van de steriele discussies legt. Maar
dan blijft het maar de vraag wat er nu eindelijk rechts moet heten. Men weet
het te weten en al die benaderingen verwijzen naar concepten die in de praktijk
van alle dag weinig zoden aan de dijk zetten. Een andere benadering dringt zich
op, zoals ook Michel Foucault al wist, 30 jaar geleden, met name dienen we na
te denken over hoe we spreken in de samenleving. Rob Devos maakte het ons niet
eenvoudig met zijn analyse van het werk van Foucault, maar net dat is
natuurlijk een verdienste. En toch, terwijl ik ermee bezig ben, stelde ik vast
dat er overal van alles lijkt te gebeuren, zoals dat verhaal van die pater die
in Syrië het verzet steunde, ook tegen de christelijke clerus, die steunen wil op de Alawieten van
Assad. Of die kok die in Mogadishu met restaurants en hotels tegen de
hardleerse islamisten wenst in te gaan. Het zou wel eens kunnen dat we met
helden van onze tijd te maken hebben. Maar hun verzet berust ergens op, toch?
Daar wil ik proberen de vinger achter te krijgen.
Als ik de discussie over het
waarheid spreken bij Socrates goed
begrijp, ontstaat daar de confrontatie tussen het persoonlijke, het zoeken naar
wie we zijn voor ons zelf en onze rol in de wereld, c.q. de polis. Het is me al
langer een vraag hoe het komt dat we die beide domeinen zo angstvallig
gescheiden houden. De staat is de staat en wij zijn wij. Ons denken over
verzet, zeker na WO II is me steeds meer een bizar verhaal geworden van
zelfzucht. Terwijl het verzet in WO II nu net vaak bedreven werd vanuit de
gedachte dat men de goede samenleving en staat diende te behoeden voor
machtsmisbruik. Natuurlijk, er waren communistische verzetslui en er waren die
uit nationalisme de bezetter het vuur
aan de schenen wilden leggen. En er waren er die te elfder ure hun graantje mee
wilden pikken. Maar het verzet afdoen als zus of zo en allerminst heldhaftig,
zou ik toch maar niet voorhouden als een goede benadering, tenzij onderzoek
anders zou uitwijzen. Als we overigens kijken naar de resultaten, dan is de zaak helder, dan stelde dat verzet in het grote
gebeuren niet zo heel veel voor. Maar denkend aan het verhaal over Putten, waar
662 mannen werd weggevoerd naar Neuengamme om er zinloze verdedigingswerken te
bouwen, dan blijkt de zaak wel andere dimensies aan te nemen. Ik hoorde erover
in het programma Zomergasten van historica Beatrice de Graaf die erover sprak,
omdat haar familie in Putten woonde en dus heel goed wist waar het over ging.
Maar zij houdt zich ook bezig met terrorismeonderzoek en dat komt toch dicht
bij de kwestie, redenen voor verzet tegen onze overheid…
Evenwel, het is gemakkelijk te
verwijzen naar die dagen, want dan wordt ons ethisch comfort alleen maar
verstevigd zonder dat we aanmerkelijk bijdragen tot de discussies van heden. De
kwestie van het toenemende voorkomen van wetenschappelijke fraude, om toch maar
die beurs of die onderzoeksopdracht in de wacht te slepen, terwijl anderen
ontslagen worden omdat ze een duidelijk standpunt innemen, over het aanwenden
van GGO in de landbouw, het blijft intrigerend. Ik ben niet geheel tegen, omdat
ik inderdaad denk dat we er ons voordeel mee kunnen doen, maar de kwestie van
intellectuele rechten en patenten lijkt nog niet goed opgelost. Ook kan men
maar beter in situ goed nagaan of het aanwenden voor de omgeving, c.q.
biodiversiteit gevolgen, kwalijke gevolgen heeft, want een zekere omzichtigheid
kan geen kwaad.
De zaak is dus, dat we ook
vandaag een aantal kwesties beleven, die onze aandacht waard zijn. Inderdaad,
het optreden als klokkenluider door de heer Snowden en de houding van de Britse
en Amerikaanse overheden laten zien dat er ook hier wel iets aanhangig is
geworden waar we best niet te lichtvaardig over spreken. Nu komt het erop aan goed
te weten in welke verhouding veiligheidsdiensten staan tot de overheid en hoe
wij ons tot de overheid verhouden. Een van de winstpunten van de Verlichting is
dat de staat de natie toebehoort en de natie dat zijn alle burgers, wij dus.
Die verovering van de staatsmacht door
de natie kon en kan echter altijd weer aanleiding zijn tot het usurperen van
die macht door de diensten die de overheid ter beschikking heeft staan om het
bestuur naar behoren vorm te geven. Een van die opdrachten betreft de
collectieve en individuele veiligheid. Ook het beheer van de persoonlijke
identiteit speelt hier een rol en verder de vraag of de overheid de burgers a
priori mag verdenken of moet achtervolgen.
Er is nog een element dat hier
bij wijze van preambule moet aangedragen worden, met name de vraag of burgers
die voor een belang op willen komen, bijvoorbeeld om te verhinderen dat een
bedrijf zich verder uitbreidt, dan wel of er een nieuwe weg, waterweg aangelegd
zou worden, vanzelfsprekend terecht in opstand komen. Het belang van die mensen
kan publiek, collectief zijn, maar het optreden kan ook verholen particuliere
belangen dienen. Het blijft maar de vraag hoe we dat gaan bepalen en of we dan
nog van mondigheid en parrésia kunnen spreken, dan wel of er niet een vorm van
politieke beweging op gang komt die op zich alle rechten aan haar zijde heeft,
maar toch niet zonder meer als goed kan bejegend worden.
De vraag is dus of we de staat
als iets eigen kunnen beschouwen, wanneer we merken dat de overheid, op goede
gronden maatregelen neemt die we in wezen als persoonlijke keuzes voor ogen
hebben staan. Het ontbreekt aan de andere kant bij burgers, zegt men, aan
inzicht over hoe de staat functioneert. Maar dan vergeten zij, die men, dat
mensen wel degelijk weten dat er voor een vreedzame en geordende samenleving wel
degelijk wetten nodig zijn. Veel van wat ik hierbij als basiswetgeving
beschouw, rond eigendom en veiligheid, kan men niet zomaar betwisten. Het
verhaal van de verzorgingsstaat wordt wel eens in vraag gesteld, maar we
vergeten dat het voor een deel verzekering is tegen kwade dagen. Maar wie er,
zoals het wel eens klinkt, misbruik van maakt, moet begrijpen dat hij of zij
anderen beperkt bij het aanspraak maken op de zorg. Toch kan ik niet begrijpen
dat sommigen het rechts vinden als men de rechten van het Rijnlandmodel in
vraag stellen. Toch kwam dat model, met mutualiteiten en verzorging op
collectieve basis niet per se voort uit de kokers van progressieven.
Het omgaan met die
instrumenten voor welzijn is echter vandaag op grond van verdeling van rechten
een moeilijk te begrijpen zaak geworden en wie meent dat de overhead niet kan
bekeken worden, moet maar eens kijken hoe vakbonden en mutualiteiten minder
aanspreekbaar blijken dan 25 jaar geleden, dan merkt men wel dat die
organisaties hun eigen financiële situatie onder controle houden. De zorg wordt
verstrekt, maar minder gul en daarover moeten we niet zeuren. Toch blijft het
de vraag of dit systeem van sociale zekerheid echt wel de indruk toelaat te
bestaan dat wij er als burgers deel aan hebben. De regelgeving is noch helder noch
duidelijk, wel complex en behandelt de
betrokkenen als cliënten, als klanten, niet als betrokkenen en dat ondergraaft
de legitimiteit in hoofde van de burgers. Aan de andere kant, wie alleen de
eigen rechten voor ogen heeft, zal merken dat men het systeem kan exploiteren,
maar daarmee komen anderen in de knel.
De vraag of de samenleving
meer is dan een toevallige conglomeratie van individuen dan wel een historisch
gegroeide gemeenschap. Dat laatste lijkt voor velen vandaag een zondige
gedachte, maar de historicus David Engels laat zien dat de visie op het Europa van
morgen, dat het bestel naar een autocratisch regime zouden evoluëren, een
charismatisch leider die iedereen kan aanspreken van Lissabon tot Riga en
Vilnius, vestigt er wel de aandacht op dat we onze relatie tot staat niet meer
helder kunnen formuleren. Op zich kan het geen kwaad na te denken over de wijze
waarop het politieke gebeuren zich ontrolt, maar evengoed is het van belang te
begrijpen dat de media, telkens men poneert dat de Vlaming, de Nederlander, de
Duitser iets is, iets denkt of doet, dat men deze generalisatie niet hoeft te
slikken. Het valt op dat sociologisch en politiek onderzoek nogal eens gericht
blijkt op het bevestigen van bepaalde aannames – terwijl die disciplines in
oorsprong ook een ontvoogdend project hadden. Natuurlijk is dat zo, want die
onderzoekers willen toch bepaalde hypotheses bevestigd zien. Echter, als men
ziet hoe jarenlang onderzocht werd hoe kinderen reageren op de scheiding van
hun ouders, op korte en op langere termijn, dan was het jarenlang voorspelbaar
dat die scheiding voor de kinderen nauwelijks gevolgen kon hebben, laat staan
negatieve en ook werd gewezen op de risico’s van een onhoudbare thuissituatie.
Maar kijken we naar gewenst
politiek gedrag, of gewenst sociaal gedrag, dan ziet men dat er nogal veel
zaken taboe zijn geworden. Mysogyne uitspraken? No way. Gehandicapten
uitlachen? Ga weg. Anders geaarden mag men niet aankijken of er een opmerking
over maken. Nu pleit ik niet voor platvloerse afkeer van vrouwen, en vooral
niet voor het uiten ervan. Maar het verschil is opmerkelijk in tegenspraak met
de idee dat men geen heilige huisjes mocht laten staan, dat men vrij en vrank
moet kunnen spreken, recht voor de raap. Dat iemand vrouwen, gehandicapten en ook
wel holebi’s onheus bejegend moet men niet aanvaarden, maar het klimaat dezer
dagen lijkt voor veel mensen beklemmend, omdat ze hun aanvoelen van wat juist
is, in hun ogen, zelfs niet meer ter discussie kunnen stellen. Er is overigens
op de wijze waarop men het vandaag aanpakt geen ruimte meer voor een positieve
benadering. Als je met een vrouw in contact komt, afkomstig uit Ecuador, dan
merk je dat die heel goed haar plaats heeft gevonden in onze samenleving en
veeleisend staat tegenover haar kinderen, zonder het onmogelijke te eisen,
kortom, ze komt me voor een goede moeder te zijn. Dan spreek ik mijn waardering
uit, maar in het huidige klimaat kan dat ook vernederend overkomen, want ze
doet wat ze denkt te moeten en kunnen doen en dat is voor haar voldoende. Maar
goed, die dame komt uit Latijns-Amerika en misschien speelt de zogenaamde
rassenkwestie niet of is het wel zo dat ik de discussie over ras, bloed en
afkomst zeer weet te relatieveren, dat wil zeggen dat de gelijkheid van mensen
omwille van hun behoren tot de soort op dat vlak distincties en discriminaties
overbodig en onnodig maakt. Dan zal ik voor sommigen wellicht zo een linkse
snaak zijn, quod non. Maar dat mensen zijn wat ze zijn, wat hun achtergrond ook
is, laat net niet toe op die gronden te discrimineren. Maar wie beweert dat
mensen geen voorkeuren ontwikkelen, moet mij uitleggen hoe zij of hij tegen hun
geliefden aankijken. Het universalisme van onze waarden kan men best onderschrijven,
terwijl men tegelijk mensen accepteert of eventueel liever ver van zich houdt,
wat een persoonlijk aanvoelen vormt.
Het debat over racisme en
discriminatie is aan de ene kant een discussie over gewenst gedrag, aan de
andere kant over een opvatting over hoe het hoort te zijn. Het is niet van
belang gespeend vast te stellen dat mensen in het concrete leven wel degelijk
zeer verdraagzaam kunnen uitvallen, maar er abjecte opvattingen op na kunnen
houden. Maar evengoed kan men de meest lovenswaardige en nobele ideeën spuien
en zich op straat of in het leven zeer onheus gedragen. Want in werkelijkheid
heeft tolerantie als praktijk een andere basis dan tolerantie als idee.
Een aantal jaren geleden
vertelde een dame, die jarenlang bediende was geweest in het huis van een
Franssprekende familie hoe zij nooit onheus bejegend was geworden en als er al
eens een vloek viel of verwijt werd dat binnen de 24 uur uitgesproken. Zij vond
dat de visie op de bourgeoisie zeer eenzijdig en dat die berustte op een
linkse, communistische mens- en maatschappijvisie. Daarvan wist ze alles want
jaren had de dochter des huizes haar opgestookt, met alle mogelijke argumenten.
Maar als zij, de oude wordende huisbediende ziek was, kwam ze van Fréjus terug
naar het familiehuis om haar te verzorgen. Na enkele jaren werd de freule meer
ontspannen en begreep ze dat haar vrienden aan de universiteit zelf niet altijd
zo consequent waren geweest, waar het over de geur van geld en macht ging. Ze vond, zoals ook Michel Foucault
schreef dat zij hun visie in het
dagelijkse leven niet naar behoren in praktijk brachten, wat hun oproepen voor
sociale rechtvaardigheid ongeloofwaardig maakte.
Het is inderdaad zo dat wie
kritiek heeft op het systeem, op de welvaartsstaat en op de luxe van onze
samenleving, ook een zekere afstand moet houden tot de douceurtjes van die
samenleving. Dat wil zeggen, dat we niet zomaar kunnen de samenleving of
aspecten ervan afwijzen,maar zelf alles doen om er deel aan te hebben, vooral
omdat er ressentiment meespeelt. Kritiek op anderen, op hun visie en op hun
handelen in de samenleving lezen we haast dagelijks op allerlei fora, maar als
het om levenskunst gaat, blijkt dat niet echt een thema. Dat wil zeggen, de
levenskunst om zelf als persoon goed met zichzelf te staan, daar zijn we mee
bezig en het heeft betekenis, maar om als persoon in de samenleving te staan,
dat soort levenskunst of die facetten ervan blijken minder aandacht te krijgen.
Dat betekent dan ook dat we
geen kunst ontwikkeld hebben om als burger met de overheid om te gaan. Men kan
dit niet begrijpen als een dociel aanvaarden van de wet, omdat die wet gestemd
is. Het gaat er net om dat we niet moeten zeuren over de staat, de politici als
zakkenvullers aan de borreltafel, maar moeten proberen met de politici zelf te
spreken. Maar hoe doen we dat? Politici horen graag concrete vragen, minder
graag hebben ze het als er kritiek op hun verhaal wordt gebracht. Een
filosofisch debat over hoe het met de res publica gesteld is, een debat ook
waarin de politicus en de burger op voet van gelijkheid en met de intentie
eerlijk te spreken de hoofden bij elkaar steken, blijkt zeer moeilijk. De
politicus m/v gaat doorgaans in het defensief of is trots op verwezenlijkingen,
maar de parrésia vinden we maar zelden. Maar ook de burger heeft het moeilijk
om niet in een bepaalde positie te kruipen, die van al dan niet kritische maar
vooral op het verkrijgen van iets gerichte verzoeker. Ook dan is parrésia bijna
onmogelijk.
Het zal niemand verbazen dat
een bijkomend element in het verhaal is dat de politici vereenzelvigd worden
met de res publica, wat de burger kan ontslaan van verdere betrokkenheid en hem
of haar toelaat alleen nog de eigen belangen voor ogen te stellen. Helaas zal
dit tot gevolg hebben dat politici zich geheel verantwoordelijk achten, wat dan
in extreme gevallen kan leiden tot een volkomen verzekeren en controleren van
het individuele gedrag. Met andere
woorden kan ik stellen dat een democratie kan ontaarden in vormen van
autoritarisme, met de beste bedoelingen en met wederzijdse instemming van
burgers en politici ingesteld. Het bestrijden van terrorisme kan men
accepteren, maar moet daarvoor de grondwet en de strafwet zo bijgesteld dat ook
u en ik in verdenking worden gesteld? Wij doen niets fout? Het kan, maar dan
nog hebben we geen politiestaat nodig. Toen in 1984 ten alle kanten lezingen
gehouden werden over Orwell en diens boek maar altijd weer voorzag men het
gevaar van dictaturen, opvallend genoeg meestal van rechtse signatuur, maar
niet dat de democratie zelf de burger ontvreemd kan worden. Het hele verhaal
van veiligheid, van voorkomingbeleid, gezondheidspreventiebeleid… men kan het
niet allemaal bedenken of er wordt straf beleid over gevoerd. Want elke dode op
de weg is er een teveel. Wie zal dat ontkennen? Maar met dat beleid dat bedoeld
is om ons te laten leven volgens de beste maatstaven, wordt de individuele
vrijheid, (on)verantwoordelijkheid volkomen uitgeschakeld. En veel figuren die
zich openlijk gedragen als reïncarnaties van Diogenes vindt men ook niet meer. De
cyische filosoof? Juist, die in zijn ton die Alexander vroeg opzij te gaan.
De ordening van de samenleving
voelt steeds vreemder aan voor wie erover nadenkt dat mensen autonoom horen te
zijn en zelf keuzes moet kunnen maken, ook de verkeerde. Het mag zo zijn dat we
rationeel handelen, maar als we alleen besluiten zouden nemen waarvan we de
gevolgen kunnen overzien, dan wordt het leven wel heel eng. Onder meer Jan Leyers
wijst er in de brede media op dat we die visie op het leven en het samenleving het
leven zelf dreigen mis te lopen. Maar toch ziet men weinig aanwijzingen van
verzet, omdat we er de rationele benadering van snappen en delen. Wat we willen
is rustig en onbezorgd te kunnen leven en dus moet iedereen voorspelbaar handelen.
Niemand kan zich aan die instelling ontrekken, maar als we kijken naar het
onderwijs, dan merken we dat leerlingen nog nauwelijks de kans krijgen boven
zichzelf uit te stijgen. In de sport kan dat wel, maar al minder in het
leerplichtonderwijs en dat zou men toch moeten bevorderen, maar omdat men falen
op school wil vermijden, kan het omgekeerde, ondanks alle geroep over
excellentie, steeds minder.
Het onderwijs, maar ook de
zorg en het verkeer zijn niet enkel een zaak van specialisten en/of politici,
maar iedereen heeft er belang bij dat dit goed geregeld wordt, maar dan niet zo
dat de mens zijn of haar autonomie verliest. Maar dan zal men de discussie over
autonomie van de persoon in relatie tot rationeel overwegen goed moeten bekijken. Ook de houding tegenover het
bestuur in een democratie zal in dat licht doorgelicht moeten worden. Met dit
alles is dit meer een oefening in parrésia geworden dan een reflectie erover.
Maar als oefening kan het wel het belang van waarheid spreken in het politieke
ondersteunen van wat men aanbevelenswaardig vindt. En verzet? Beginnen met
goede gesprekken zou al veel helpen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten