De bevlogenheid van Tomorrowland?
Recensie
& Kritiek
Onttoverde wereld versus de macht van de
Romantiek als tovenaar
Waarom
we toch wat nauwkeuriger mogen toekijken
![]() |
Thuringen als decor van een merkwaardig gebeuren, jongeren en anderen in de jaren 1920, die dansend en feestend door het bosland trekken. |
Dit is een tweede poging tot begrijpen van het essay van Rudiger Safranski. De Romantiek, een Duitse aangelegenheid.
Ik zou hiervan een brief kunnen maken, gericht aan de heer Rudiger Safranski, want het is nu eenmaal zo dat ik aan de haal ben gegaan met zijn inzichten en dan passen welgemeende verontschuldigingen en geeft het geen pas het hem nog eens goed in te peperen. Aan de andere kant, de vaststelling dat men het werk dat we nog eens proberen te bekijken, echt niet als een voorwerp van discussie of studie heeft gezien, zal er misschien toe leiden dat hij mijn gestuntel wel accepteert. Enfin, gestuntel, het is de schrijver die moet vaststellen dat een goede benadering van zo een essay niet voor de hand ligt en toch maar betracht er iets van te maken ten behoeve van geïnteresseerde lezers. Overigens, als ik zeg dat ik ermee aan de haal ben gegaan, dan is ook duidelijk dat ik er niet zo gemakkelijk afstand van kan nemen, omdat de inzichten te goed in elkaar gezet zijn dat men er zomaar een recensie of kritiekje over kan schrijven in een paar pagina’s.
Ik zou hiervan een brief kunnen maken, gericht aan de heer Rudiger Safranski, want het is nu eenmaal zo dat ik aan de haal ben gegaan met zijn inzichten en dan passen welgemeende verontschuldigingen en geeft het geen pas het hem nog eens goed in te peperen. Aan de andere kant, de vaststelling dat men het werk dat we nog eens proberen te bekijken, echt niet als een voorwerp van discussie of studie heeft gezien, zal er misschien toe leiden dat hij mijn gestuntel wel accepteert. Enfin, gestuntel, het is de schrijver die moet vaststellen dat een goede benadering van zo een essay niet voor de hand ligt en toch maar betracht er iets van te maken ten behoeve van geïnteresseerde lezers. Overigens, als ik zeg dat ik ermee aan de haal ben gegaan, dan is ook duidelijk dat ik er niet zo gemakkelijk afstand van kan nemen, omdat de inzichten te goed in elkaar gezet zijn dat men er zomaar een recensie of kritiekje over kan schrijven in een paar pagina’s.
Het boek riep al vragen op,
bijvoorbeeld over onze kijk op het denken van Herder, maar minstens evenzeer
zou men zich vragen moeten stellen over het belang van de Romantiek voor de
rest van Europa. Het is dan wel een Duitse aangelegenheid, maar het blijkt wel
meer dan dat te zijn geweest. Maar even opvallend is dat na lectuur duidelijk
wordt wat er met een romantische ingesteldheid aan de hand kan zijn: een
verhaal van nuchterheid en beroesd zijn tegelijk?
Zoals we in het vorige stuk
over dit boek al schreven, was de speltheorie van Schiller het
ontstekingsmechanisme van wat we als de Romantiek kennen, maar de werking
ervan, de expansie, dat is een ander verhaal, want wat doe je met Novalis, die
van de Romantiek dacht dat het om het vermogen ging het eenvoudige complexer te
maken, het normale iets verhevens en het banale iets bijzonders? Het spel is
ook voor Novalis de kern, maar het spel moet dan ook gespeeld worden. Het gaat
hem om de spoken die door Europa rondwaren, eens de goden het hazenpad hebben
gekozen. Maar – volgens sommigen dan – zal hij erop wijzen dat mensen van de
wetenschap een surrogaatreligie maken, wat niet zo moeilijk te begrijpen is,
men kan immers alles wel tot icoon, totem en voorwerp van eredienst maken. Hij
tracht, zo lezen we, de
wetenschappelijke geest, die hij zelf huldigt voor de verleiding van
zelfgenoegzaamheid te behoeden. Is von Hardenberg, Novalis dus een zeloot
van bijgeloof, of van enige christelijke obediëntie? Alvast is voor hem de
geest van de nieuwe tijd er een van onttovering. De feiten zegt hij, als hij
het over het beeld van de middeleeuwen heeft, doen er niet zo toe, maar de
geest, zo u wil het spook, van de heldere en kinderlijk ontvankelijke
middeleeuwen plaatst hij tegenover de meer realistische geest van de
moderniteit, waar geloof en liefde verdwenen blijken en waar men kennis en
bezit voor in de plaats kreeg. Nu was Novalis wel als chemicus niet helemaal
afgesneden van de moderniteit van zijn tijd.
Tegen Kant brengt men in dat
het dualisme dat hij accepteert tussen de vrije wil als het geinterioriseerde
metafysicum en de uiterlijke kennis van
de natuur, tussen een puur subjectieve geest en het objectieve materialisme
ertoe leidt dat men zich kan bepalen tot die objectieve kennis van de natuur.
Het Duitse idealisme, en ook de romantici proberen dit dualisme te boven te
komen, waarbij de enen, zoals Schiller en Fichte het morele spoor bewandelen,
maar Novalis en anderen willen toch het esthetische pad opgaan. Daartoe dient
men dan wel de fantasie, de verbeeldingskracht te mobiliseren. Fantasie? Niet als aanvulling, als een drijfveer of
een fraai ogende bijzaak, maar de romantici zien daarin het centrale orgaan
voor het begrijpen en vormgeven van de wereld. De Fantasie mag dus
inderdaad aan de macht, zoals het in 1968 klonk, maar toch niet zomaar, het
gaat erom de alledaagse bezigheden van
een poëtische geest te doordringen. Maar goed, ik vrees dat sommige lezers dit
wel niet zullen smaken. Maar toch, waar het bewustzijn zich voor die sfeer (van
het ontzagwekkende) afsluit, begint de rampzalige geschiedenis van het moderne
bijgeloof dat de wereld vanuit één punt wil begrijpen en genezen. Waar geen goden zijn, heersen spoken.
Verder in het boek zal
Safranski ons duidelijk maken dat de Romantiek soms leek te verzanden in een
religieuze sfeer, waar het dan ook gemakkelijk kon ontaarden. Maar toch, als
Carl Schmitt hen een eeuw later verwijt occasionalisten
te wezen die met alles en om het even wat bereid waren te spelen; daarmee
anticiperen zij, de romantici dus op het postmodernisme, nog geen klein beetje
overigens, met het verschil dat de postmodernisten illusieloos speelden. Maar
weest niet bevreesd, want de romantici koesterden een religie van de fantasie,
niet van christelijke aard, want spelen met een reveleerde religie, dat valt
moeilijk te rijmen. Want de bron van het christendom is (natuurlijk)
vertroebeld, terwijl Schlegel kiest voor de liefde – maar wat daarmee verbonden
is en waar het voor stond, vergt dan weer wel enkele regels… - zodat het voor
hem, Schlegel zal gaan om enthousiasmeren, zich van het goddelijke laten
doordringen. Maar het is duidelijk gevaarlijk spelen met deze noties, want
later zal de man, eens katholiek en wel gedoopt, die spielereien verloochenen.
Toch is het belangrijk te zien dat hem en de anderen te doen was om de
esthetische verhevenheid, niet de morele verhevenheid, die sinds Kant de enige
overgebleven verhevenheid was. De uitleg over Kants ethische verhevenheid,
zoals we die lezen, komt wel degelijk goed uit, omdat het later helpt te
begrijpen wat dan het verschil vormen tussen de Romantiek en het romantische. In
het laatste zal men aannemen dat de esthetische verhevenheid inderdaad kan
gelden en zelfs de ethische verheven kan overschaduwen.
Het spoor van Schleiermacher
die ons spreekt over de religieuze virtuositeit, waarin nog steeds de ironie
meespeelt, maar waar met de jaren wellicht de bevlogenheid… neen, daarvoor zijn
er geen aanwijzingen. De gedachte dat we aan zonde geen boodschap hebben, dat
wie niet in de Heilige schrift gelooft, maar er ook geen nodig heeft en er zelf
een zou kunnen schrijven, dat die religie heeft, komt ons bekend voor, want
heeft ook Gerard Walschap niet met die gedachte gespeeld of heeft hij bij
Schleiermacher leentjebuur gespeeld? Waarom ook niet? Kennis leeft maar als die
circuleert en fantasie, die moet ook om en om gaan. We komen dan ook de Schöne
Seele tegen, zoals ook Goethe die middels een dagboek in de Wilhelm Meister aan
het woord laat. Men kan de gedachte gewoon verre van zich werpen, maar het gaat
– help – om iemand die ook het schone kan zien (in de dingen en de wereld) en
mooie dingen kan doen, afgestemd op de grote harmonieën en daarom in
overeenstemming met de andere zielen. Men kan zich hierom verbazen en het hele
gedoe van de Romantiek afwijzen, maar als we naar sociale wetenschappers en andere
wereldverbeteraars kijken, dan merkt men dat iets van die droom wel nog
aanwezig is, als we het over romantische ingesteldheid hebben. Niet voor niets
rekenden Goethe en Schiller zich ook wel tot de ontwikkelde verachters van de
vroomheid die uit de Reden aan bod kwamen
Romantiek en nachtelijke
bevlogenheid, het gaat wel samen, maar het blijkt dat de beleving van de nacht
voor Novalis en anderen wel een andere opzet moet hebben, namelijk het
verkennen van de mogelijkheden van de verbeelding. Duisternis die men uiteraard
als een domein zien waar de rede niet heersen kan, maar het kan ook het domein
blijken waarop men het leven zelf beter doorschouwen zal. De aandacht van de
Romantici, van de denkers en schrijvers in de vroege 19de eeuw blijkt
dan ook niet voor niets een grote hang te verbergen voor het vreemde, van de
kolen- en zoutmijnen in de buurt tot de verste uithoeken van de wereld; maar
was eerst Italië het land bij uitstek van wonderen, dan verschuift de aandacht
naar het Morgenland – verbeelding dus – en naar iets anders, de tradities in
het land van Ganges en Indus oftewel het oriëntalisme. Waar eerst ernstig spel
in het geding is, bij de Romantiek zal men zien dat het romantische dwepen met
de Oriënt zich vertaalt in gespeelde ernst. De ironie van de spelers van het
oude Morgenland en van het Morgenland, in de jaren 1920 is dan afwezig en het
blijkt dan ook niet zozeer het probleem te zijn met de Romantiek en haar
verhouding tot de nuchterheid, wel stelt de romantische ingesteldheid, die
duurde en zo te zien nog steeds duurt, dat ook de romantische ingesteldheid
stoelt op een zekere nuchterheid die men dan weer loslaat. De herinnering aan
het afleggen van het filisterdom – voor even – verdwijnt ook, kan men uit dit
werk opmaken.
De problemen rond religie,
rond zelfkennis en rond omgaan met de werkelijkheid, zo valt mij op worden in
de Romantiek op scherp gezet, waarbij Safranski er weinig twijfel over laat
bestaan dat de jonge scharen van mensen, zoals de Schlegels, Novalis, Hölderlin
precies vanuit onvrede met het duffe burgerdom, ook gekend als filisterdom –
maar volstrekt civiel – hun wat eigenaardige paden zijn gaan zoeken.
Precies in de houding van
Wagner blijkt dat niet alles wat romantisch lijkt het ook is, laat staan
verbonden blijkt met de beweging aan het begin van de negentiende eeuw.
Schopenhauer – die het scherm Maya laat scheuren – Heine en Nietzsche staan nog
dicht bij de Romantiek, koesteren zowel het apollinische als het dionysische,
maar ze schuwen het niet, zoals de vroege romantici ook de roes niet vreesden. Bij
de Nazisme zal het Romantische een handig propagandamiddel blijken, te beginnen
bij de verwijzingen naar de Middeleeuwen, naar de Wartburg en wat al niet meer,
zonder dat is meer dan een decor, met ruïnewaarde.
Het blijft verbazing wekken
dat we de Duitse Romantiek om redenen die niets met de beweging te maken hebben,
afwijzen omdat we, zoals Rudiger Safranski aangeeft het moderne, zeg maar
absoluut moderne bij Hardenberg en co als zodanig niet (h)erkennen omdat we er
domweg geen goed zicht op noch inzicht in hebben. Want de vraag komt wel
degelijk aan de orde hoe de Nazi-bonzen met de Romantiek en de romantische
ingesteldheid zijn omgesprongen – we kunnen helaas en net zo min als Safranski
om de vraag heen – maar het antwoord dat we krijgen brengt ons in verwarring:
de mythologie van Wagner – die alleen maar middeleeuws lijkt – koestert men
voor goed gebruik, terwijl men
afstand neemt van Herder, van Heine en al die literaten, zonder ze wel goed te
kennen. Maar voor sommige Nazi’s leek de beeldentaal van de dichters, zoals
Tannhauser en andere wel degelijk attractief, maar zowel voor Goebbels als voor
de SS en Himmler zelf was de Romantiek verstoken van de juiste ideeën, ontbrak
het de Romantiek aan moderniteit, aan een kijk op het technische en was men, de
groep van bonzen, hoe kan het ook anders, blind voor de ironie en het spel
waarmee Schiller al had uitgepakt. Aanwenden van inzichten of
gedachtenspelletjes zonder er kennis van te hebben, kan tot rare uitwassen
aanleiding geven. Er was soms en in sommige kringen een dwepen met de
Middeleeuwen, maar de NAZI’s zelf vonden dat het niet
wetenschappelijk-technisch was en de notie Blut
und Boden ontbreekt in de Romantiek nu eenmaal. Ik denk dat dit een
onwelkoom inzicht is dat Safranski serveert, want het vergt tegelijk dat we lui
als Rosenberg, Himmler en zo gaan zien als mensen die er vrij burgerlijke
inzichten op na houden, gehuld in een beeldentaal die wel romantisch mag heten,
verre van ontnuchterend juist zeer bezwerend blijkt te werken.
Men kan volgens velen niet
alles reduceren tot Hitler, wat ook klopt, maar meer en meer wordt het mij
alvast duidelijk dat wie vandaag zonder meer stelt dat de NSDAP hem of haar niet
veel zegt, misschien niet geheel klaar is met de eigen omgang met de wereld.
Men zal al gemerkt hebben dat ik een zekere sympathie heb voor de tegenstanders
van het regime, zoals Ruth Andreas-Friedrich of generaal Kurt von Hammerstein
en dan vergeten we de Witte Roos uiteraard niet. Hun positie is niet goed
vergelijkbaar, maar hun ingesteldheid wel. Romantisch kan men die niet noemen,
hoewel er sprake is van avontuur, van een aandachtige omgang met de realiteit
en zelfs van een bewuste bereidheid het spel aan te gaan. Voor Hitler en co was
de weerstand van die groepen, zeker aan het einde van de oorlog ondenkbaar maar
niettemin reëel. In februari 1943 stierven de leden van de Witte Roos, Ruth
Andreas overleefde het maar haar man werd door de Russen neer gekogeld. Hij was
het die als eerste concerten opzette in het kapot geschoten Berlijn, na de
vrede, van het bestand tussen Oost en West. Het inrichten van die concerten was
een daad die ten nauwste aansloot bij de geest van de Romantiek, bij het durven
denken buiten gegeven kaders.
Want als de Romantiek
belangrijk is, zo valt uit dit werk te begrijpen, dan is het om een manier van
denken en kijken, naar het zelf, het ikje maar ook naar anderen, de wereld,
zonder zich te laten meeslepen door het banale en zonder door het banale te
worden verzwolgen. Maar men kan niet zomaar het banale pimpen, want de kans dat
het banaal blijft, zo weten we, blijkt ons telkens weer te overvallen. Dat we
het esthetische niet in de politiek moeten betrekken, zoals de Nazi’s en Wagner
betracht hebben, zal wel duidelijk zijn. Het verhevene verzoeken kan ook niet
zonder een zekere afstandelijkheid en dus ook ironie.
Voor we nog eens naar het denken
van Thomas Mann, door de bril van Safranksi kijken, en naar de Wandervögel
zoeken in hun tocht naar het Morgenland, meen ik dat het geen kwaad kan vooraf twee citaten te brengen:
“Het
romantische hoort bij een levende cultuur, maar een romantische politiek is gevaarlijk. Voor de Romantiek, die een
voortzetting is van de religie met esthetische middelen, geldt hetzelfde als
voor de religie: zij moet de verleiding
om naar de politieke macht te grijpen weerstaan. “De fantasie van de
macht” – dat was vermoedelijk toch niet zo een goed idee.
Deze alinea, de voorlaatste
van het boek laat toe te begrijpen wat er mis kon, maar ook kan gaan met het
romantische, wanneer men duizelt van de grenzeloze vergezichten. De politieke
macht kan zich, zo valt in dit werk te lezen niet lenen voor al te veel
bevlogenheid, kan geen substituut vormen voor de eigen, persoonlijke en
collectieve tekorten, of het gevoel van tekortschieten. Omgekeerd kan men er
niet omheen dat wanneer men gelooft dat men in de maatschappelijke sfeer met
utopieën gaat zwaaien, men beter niet op zoek gaat naar politieke macht. Het
verhaal van Safranski over de jaren waarin Andreas Baader en Ulrike Meinhof hun
ding deden, laat zien dat daar nu net wel de fantasie van de macht aan de orde
was. Hoe of Safranski toen zelf tegenover mensen als Joschka Fischer stond is
niet zo van belang, maar dat hij nu, enfin, bij het schrijven van dit boek
interessante inzichten geeft over die tijd, die hij als een komische herhaling
van de geschiedenis en zeker van eerdere (pogingen) tot revolutie bejegent,
maakt duidelijk waarom hij met het bovenstaande kan besluiten.
“Anderzijds mogen we de romantiek ook niet kwijtraken, want
politiek gezond verstand en realiteitszin is te weinig voor
het leven.
Romantiek is de meerwaarde, het overschot aan
mooie wereldvreemdheid, de overvloed aan betekenis.
Romantiek maakt nieuwsgierig naar het volstrekt andere.
Haar ontketende verbeeldingskracht geeft ons
de speelruimte die we nodig hebben als we
met Rilke zeggen “dat wij niet erg betrouwbaar thuis zijn
in ons verklaarde bestaan”.
Enerzijds, anderzijds dus.
Maar kan het anders, dan te erkennen dat we in een paradox functioneren,
waarbij we de verleiding van macht, niet enkel politiek, maar ook – geloof ik –
cultureel en wetenschappelijk niet kunnen weerstaan, terwijl we zonder die
meerwaarde die de romantiek levert en als we niet de mooie wereldvreemdheid
koesteren. Het is niet zo dat een helder verlicht pad voor ons ligt, maar dat
we zelf altijd weer voor het nodige licht moeten zorgen. Tegelijk, referentie
makend aan de zucht naar transparantie in het vigerende politieke discours, zal
wel duidelijk zijn dat een politiek van louter filisters, maar meer nog, een
cultuur van louter filisters – droogstoppels – het leven ook geen vleugels
geven.
In die zin heeft Mann, Thomas
Mann in twee tijden de ruimte geboden hierover na te denken: tijdens WO I
schreef hij zijn bekende en terecht bekritiseerde essay “Betrachtungen eines
Unpolitischen” geschreven, waarin hij de tegenstelling ten top dreef tussen
cultuur, het dionysische en civilisatie, het ordenende, het apollinische.
Later, in Californië schreef hij als banneling een werk waarin hij onderzocht
hoe het zo ver was kunnen komen met Duitsland en met Europa. Want al vaker heb
ik mij afgevraagd of men de houding van Laval in Frankrijk of van Elias bij
ons, dan wel de NSB in Nederland alleen maar als collaboratie met de vijand kan
beschouwen. Is niet net het probleem dat men door de positie van mensen die
kiezen voor geperverteerd nationalisme en dus ook geperverteerde utopieën
beschrijft in zuiver nationalistische termen, terwijl men zo over het hoofd
ziet dat hun bevlogenheid niets anders is dan een beroesd bedrijven van
politiek? Eerder denk ik dezer dagen dat het feit dat van Letland over Oekraïne
tot in Frankrijk de collaboratie naast een nationalistische component precies
ook die andere componenten in zicht droeg juist van die bedenkelijke
bevlogenheid blijk gaven. De term “De Nieuwe Orde” die we uitspuwen, vond
gehoor in die dagen en dat mag ons niet ontgaan, toch? Verbonden als het is met
een beweging die Mann als gevaarlijk had ervaren – hij was in 1933 stateloos
geworden en werd ook wel bij de Entartete Kunst gerekend – kan ik na lectuur
van Doktor Faustus moeilijker anders dan overwegen dat er inderdaad, overigens
gesteund door het Auswärtiges Amt in de Wilhelmstrasse 76 in Berlijn, veel
publiciteit werd gemaakt naast zeer discrete actie, bijvoorbeeld bij mensen als
Gerritsen die zo de politieke Vlaamse Beweging, de Fronters na 1920 ging
bespelen, zoals dat al tijdens de oorlog het geval was geweest. Beziet men de
ideologische collaboratie als een Europees fenomeen, met soms uitermate wrede
praktijken zoals in Kroatië, dan begrijpt men beter dat het doel dat men dacht
te bereiken via het Nazisme zowel politiek als persoonlijk was. Daar trachtte
ook Mann naar, met name te begrijpen waarom mensen die politiek met esthetische
middelen als een oplossing zagen voor het eigen probleem, maar Safranski laat
er geen twijfel over bestaan: het hoort niet want eerst moet de aanhanger van
Dionysus ontnuchteren, alvorens de politieke arena te betreden. Hier komt dan
ook de theorie van Max Weber over de differentiatie van de waardesferen aan de
orde. Weber stelde immers vast dat de waarden die in de politiek van kracht
zijn, bijvoorbeeld Vrijheid, gelijkheid, broederschap, maar ook betrouwbaarheid
en nuchterheid, niet van kracht zijn bij mensen als Jan Hoet die genieten van
het verhevene – of net niet – van het esthetische.
Men zal het niet zomaar
denken, dat een frisse oorlog een en ander kan oplossen, maar duidelijk is wel
dat eens de oorlog uitgebroken is en de bloem van de Europese jeugd bij
Langemark onder de zoden wordt geschoten, komen deze jongeren in de elementaire
ruimte, waar je in het avontuur zit, dus er niet meer naar hoeft te smachten en
meer nog, je hoeft niet meer op het scherpst van de snee te leven, want je bent
die grens al bereikt. Wie het meemaakte noemt zich niet meer civiel, maar kan
alleen nog leven van oorlogen en burgeroorlogen. Het blijft verbazen dat men
vaak doet alsof na de oorlog de hele ervaring vergeten werd, de ervaring van de
elementaire ruimte, terwijl velen er geen afstand van konden nemen. Het maakt
ook de herdenking van WO I tot een romantische onderneming, maar dan op de
wijze die Safranski wenst te hekelen, want we willen geen oorlog, maar van de
oorlog onthouden we de droefenis, de ontelbare doden en de beleving van de
ellende, niet de fouten van de generaals of, zoals Ernst Jünger schrijft, het leven in de elementaire ruimte. De
oorlog is daarmee het decor voor een intense, romantische bewogenheid en na
lezing van die hoofdstukken vraagt men zich af of Hitler ook gekozen heeft in
die elementaire ruimte te blijven, in plaats van in de romantische te
verwijlen, zoals we lezen een natuurreservaat,
zoals Ernst Jünger het stelt, in
klare dionysische taal:
Wij zullen nergens staan waar niet de steekvlam voor ons
een weg heeft gebaand, waar niet de vlammenwerper de grote zuivering door het
niet niets heeft uitgevoerd. Omdat wij de echte, ware en onverbiddelijke
vijanden van de burger zijn, scheppen we genoegen in het proces van ontbinding.
Wij daarentegen zijn geen burgers. Wij zijn zonen van oorlogen en
burgeroorlogen, en pas wanneer dit alles, dit schouwspel van in de leegte
ronddraaiende kringetjes is weggeveegd, zal zich kunnen ontplooien wat er nog
aan natuur, aan elementaire kracht, aan echte wildheid, aan vermogen om echt
iets met bloed en zaad te verwekken in
ons zit. Pas dan zal de mogelijkheid zijn gegeven om nieuwe vormen te ontwikkelen.”
(Safranski p. 328)
Met dit citaat laat Safranski
zien hoe de Romantiek en het romantische in het duistere van de menselijke
driften tot uitdrukking kan komen, maar dit was dan wel gevolg van redelijk onredelijk
handelende generaals en officieren. Zou het denkbaar zijn dat hun optreden redelijk
geweest was? De oorlog als dodendans kennen we, maar vatten we de gedachte van
de oorlog op als dionysisch gebeuren, niet enkel een dodendans als metafoor,
maar de dodendans zelf. In “Post voor Mevrouw Bromley” brengt Stefan Brijs ook
iets van heftige dat zich van de soldaten meester maakte aan de orde, waarvan
de traumatische ervaring van de Schell schock kennen, maar waarvan men weet dat
bij het bij sommigen niet tot uiting kwam in onbeheerst handelen, maar precies,
zoals bij de officier net lijkt op niets nog hem lijkt te raken en hij bloemen
gaat zoeken op het slagveld…
.
Na de oorlog, na 1918 dus, zal
zich iets merkwaardigs voordoen, dat Hesse in “Reis naar het Morgenland” heeft beschreven. Men zal door Thüringen trekken en van stad
naar stad trekken, doch vooral op het land dansen, een dionysisch feest
opvoeren, waaraan velen hebben deelgenomen. Het Morgenland? Tomorrowland? Ook
daar wordt, volkomen georganiseerd een grote aanzet tot orgiastische vreugde
gegeven en iedereen lijkt er heen te komen. Hoewel het niets voor mij is,
fascineert het gebeuren me wel. Het orgie wordt zowel door de commercie als
door de overheid in veilige banen geleid, zodat men niet in de elementaire
ruimte komt, wat in de oorspronkelijke reis naar het Morgenland wel het geval
is. Overigens, wie meent dat men de organisatie van het festival kan verwijten
dat zij de toegang tot de elementaire ruimte verborgen houdt, zal begrijpen dat
ik ook wel weet dat te weinig organisatie voor verveling zorgt. Maar dan komt denk ik de jamsessie van jazzmusici
beter tegemoet aan wat Hesse beschreven heeft en waarover anderen schreven.
Kunnen we dan besluiten dat de
Romantiek waarin de strijd om het dualisme tussen het objectieve, de
wetenschap, het materiële en het subjectieve tot uitdrukking komen, inderdaad
wel een Duits probleem, een Duitse affaire diende en dient te zijn? Aangezien
niet alles wat men ziet als excessen van die Romantiek ook met de romantiek verband houden,
aangezien, zoals Safranski laat zien de aanhanger van Dionysos moet
ontnuchteren voor die in de politiek stapt of eventueel in zaken, maar dat
alleen nuchterheid, filisterdom ook geen meerwaarde geeft aan het leven, noch
van de enkeling noch van samenlevingen, zal het er wel op aankomen niet te veel
en niet volkomen te ontnuchteren, maar ook niet teveel te hechten aan de roes:
voor een mens is dat geen sinecure, toch? Maar het geeft misschien een
bijkomend antwoord op de vraag hoe we terug kunnen naar de redelijkheid, zoals
Steven Toulmin betoogde. Er zal dus nog een vervolg komen, waarin we die
mogelijkheden onderzoeken en vaststellend dat Socrates onze gids kan zijn,
moeten we ook meteen begrijpen dat het belangrijk is te beseffen dat we niet
alles (vooraf) hoeven te weten.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten