Hoe belangrijk is het te vergeten
Kritiek
Geheugenverlies
De herinneringsagenda en de gang van zaken
De wereld draait door, zegt,
zingt, zeurt men. Het kan zijn, maar het zijn wij die wel eens een slag van de
molen lijken te hebben. Als een gereputeerd bureau van marktonderzoek, Ernst en
Young dat zegt, dan moeten we toch luisteren. Maar het blijft mij verwonderen
dat politici én journalisten altijd weer verregaande maatregelen eisen om een
soms mineur probleem op te lossen en vervolgens er versteld van staan dat
mensen die beslissen waar en hoe ze geld gaan investeren, op een ander een
groenere weide vinden. Maar er is meer, want we hebben al jaren het geluk te
mogen vernemen dat we gezonder moeten leven, maar tegelijk zijn er al jaren
verstandige lui die menen dat men de strijd, de oorlog tegen drugs niet kan
winnen. Het geweld en de dreiging van het gebeuren dat rond drugsgebruik hangt
moet men vooral goed naar waarde schatten en inperken. Aan de andere kant, Paul
de Grauwe en volksgezondheid? Hebben we hem daarover gehoord? Niet zo vaak,
blijkt. Welzijnswerkers en gezondheidsfanaten hebben er problemen mee.
Het valt me op dat in al dat
soort discussies die op zich groot lijken, de consistentie moeilijk te vinden
is. Nog moeilijker is het, gedurende een legislatuur zich te herinneren wat
partijen vooraf hebben gezegd. Maar het zou ook van een zekere bedrijfsblindheid
kunnen zijn als partijen na verkiezingen hun beleidskeuzes niet ook aanpassen
aan de omstandigheden en proberen, indien nodig gedane beloften vorm te geven
met oog voor de middelen en mogelijkheden. Die vragen krijgt men zelden op
papier. Want geloven dat men verkiezingsbeloften kan houden, is slechts
weinigen gegeven. In feite had de VRT of een andere zender eens iets anders
kunnen doen: opnieuw enkele discussies uit het jaar 2010 laten zien van
protagonisten van toen. Op sommige visies zitten andere mensen, maar de partij
heeft een geheugen? Mijn bedoeling is niet aan te geven dat we politici telkens
weer aan oude, niet gehouden beloften moeten houden en erop afrekenen, want dan
voert men geen verstandig beleid, want men kan van Macchiavelli veel zeggen,
maar niet dat hij vond dat politici zich ten allen tijde alleen aan een
doelstelling moeten houden, maar precies de veranderende omstandigheden onder
ogen zien.
Het probleem dat hier aan de
orde is, betreft de moeilijkheid van politici om de bestaansvorm van hun
ideologie vast te houden, zonder zich te verliezen in de details van ooit. Men
hoeft een boeiende symboliek niet te laten vallen, maar we zien van links tot
rechts en weer terug dat partijen, zelfs de vroegere AMaDA, nu PVDA+ zich wel aanpassen,
wat we dus normaal mogen noemen, maar tegelijk de tekenen van de tijd zo
vertalen dat ze er duidelijk geen antwoord op hebben. Bedoeld wordt dat men kan
blijven zeuren over het onrecht in de wereld, met structuurveranderingen alleen
komt men er niet, want dan heeft men de harten van mensen niet mee. Schelden
dat een partij, de grote tegenstander de mensen voorliegt, zet evenmin zoden
aan de dijk en laat vermoeden, wekt de suggestie dat men zelf geen verhaal
(meer) heeft. Volgt men deze campagne, die in België alle niveaus van centraal
bestuur betreft, dan spreekt men niet enkel alleen maar over geld, men wekt
nergens het vermoeden dat men begrijpt dat mensen weten dat ze zelf hun leven
zullen moeten leiden, wat de politiek ook doet.
Als mevrouw Thyssen terug komt
op de uitspraak van een kandidaat, de lijsttrekker van een tegenpartij, over de
vraag hoe Griekenland het beste gebaat is, door de befaamde grexit of door
binnen het muntsysteem te blijven, omdat dit laatste ook ons ten goede zou
komen, dan vergeet zij dat in illo tempore haar eigen partij ook zeer twijfelde
over wat de beste koers, maar het klopt dat, zoals Herman van Rompuy laat
optekenen in het boekje, Europa in de Storm, iedereen in Europa op een zeker
moment gokte op een uitstap van Griekenland uit de Euro en dat de kosten en
baten berekend werden. De slotsom kon voor insiders alleen negatief zijn, maar
economen, zoals Johan van Overtveldt, meenden dat de lasten van de
ondersteuning van het land voor de EU zwaar zouden zijn en het land niet gebaat
was met langer oponthoud in de muntunie. Dat nu de situatie opgeklaard is, mag
niemand een wonder noemen, maar dat Griekenland - ondanks tekenen van herstel -
nog steeds met onopgeloste problemen worstelt, zoals corruptie en weinig
industrieel vermogen, mag men ook niet ontkennen. Ik vond en vindt dat Johan
van Overtveldt het had over de beste oplossing voor de Grieken en voor Europa,
maar dat hij als kandidaat voor het Parlement daarover een duidelijke uitspraak
deed, kan men hem niet kwalijk nemen. Ook Marianne Thyssen heeft een punt,
namelijk dat de uitstap van Griekenland toen, wellicht minder nu, het
vertrouwen in de munt zou schaden en zo dus de andere landen van de Euro zou
raken, mag zij met stelligheid beweren, want ook dat is iets waarover we weinig
weten te zeggen. Het grootste probleem bleek en blijkt dat niemand weet, wist
hoe dat moet.
Nu, we halen dit feit aan
omdat hier vormen van geheugenverlies aan de hand zijn, die men ernstig hoort
te nemen, want de discussie gaat over een standpunt waar Johan van Overtveldt
als journalist en auteur voor stond, waar hij zijn opinie wel moest geven, maar
dat hij als kandidaat voor een politiek mandaat in een andere rol terecht is
gekomen. Dat hij dus zijn vroegere opinie niet afvalt pleit voor hem, dat hij
beseft dat in het Europees parlement, de Europese arena de zaken, de
uitvoering, maar zeker het debat over bepaalde issues best anders gevoerd
wordt, want men neemt niet enkel het eigen gelijk te hoog op, men is ook op een
andere manier verantwoordelijk.
Het gaat inderdaad om de vrije
meningsuiting, maar zoals men wel eens zegt, kan men in woede de eigen
opgebouwde positie afbreken door het verkeerde aan de verkeerde personen te
zeggen. Tijdens de heftigste momenten van de storm heb ik mij vaak afgevraagd
of de dure adviezen van economen niet ook mee de inspiratie vormden van de
beleggers in obligaties, zodat die economen niet zelden een self fulfilling
prophecy deden, wat in feite het lot is van wel meer doemscenario's. Een
uitzondering kan hier gemaakt worden, de waarschuwingen van Geert Noels in de
periode voor 4 september 2008 konden gelden als waarschuwingen, zij hadden niet
de kracht om de gang van zaken in de VSA te veranderen. De keuze van de
regering Lehmann Brothers niet te redden, lag niet in de vooruitzichten van
Noels, maar dat het kon gebeuren dat een bank omviel, lag voor hem wel vast.
Net de superstorm die én de
VSA en Europa bedreigde, was en bleef in zekere zin het gevolg van een
samenhang van factoren, waar we finaal aan leken over te houden dat het de
schuld was van de bankiers, wat klopt, maar vooral van de overheid die
dereguleringen doorvoerde. Het was Reagan, maar ook Bill Clinton ernst met het
opengooien van de financiële markten en ja, Gekko vond dat graaien een deugd is.
Maar deze vormen van kapitalisme blijven ons bezig houden, omdat ze vele andere
facetten onder hebben kunnen doen sneeuwen. Het heeft er ook mee te maken dat
we soms te zeer cartesiaans denken over politiek, economie en vooral de
financiële sector, dat wil zeggen, we zoeken de verklaringen voor de ramp in
correlaties en causale verbanden, die wel passen in ons mens- en wereldbeeld,
maar controleren lang niet altijd of dat ook aantoonbaar gemaakt kan worden.
Het verhaal van de crisis
leest op het oog eenvoudig, maar als we de krachten, de vectoren proberen in
kaart te brengen, kunnen we ons niet verlaten op de brede media, want die
lijken het moeilijk te hebben een geinteresseerd publiek uit te leggen waar het
om te doen is geweest. Het proces van deregulering van banken, maar ook de
eigen dynamiek, die ervoor zorgde dat Dexia een bank als een andere werd, of
dat leek toch zo, terwijl het gemeentekrediet een bijzondere rol vervulde, het
waren processen die simultaan verliepen. Maar er waren beslissingen, van
politici, van bankiers en van cliënten die het systeem op gang hebben gebracht,
maar er ook de achillespees van vormden.
Geheugenverlies kan men in
deze dan ook in verschillende opzichten aankaarten: er is het selectieve
geheugen, waarbij men bewust zaken terzijde laat en er is de sleet der jaren,
de vervaging van de dingen. Het actuele zette me ertoe aan deze kritiek van het
geheugenverlies aan te vatten, maar het verschil in het omgaan met de meidagen
van 1945 in Nederland en België, maar ook de bombarie rond het begin van WO I
verbaasd me telkens weer. Men heeft 8 mei opgeofferd om pragmatische redenen,
al weet ik niet goed of men dat echt beredeneerd heeft gedaan, want in mijn
jeugd en jonge jaren is het wel zo geweest dat 8 mei wel een vrije schooldag
was, maar geen enkele herinnering met zich bracht of herdenking. Voor zover ik
het begrepen heb, heeft men 8 mei geruild voor regionale feestdagen in
Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Als Vlaming, met een verleden in de Vlaamse
Beweging zou ik dat moeten toejuichen, maar er is iets dat niet klopt. Men zou
ook van 9 mei een Europese dag kunnen maken, met kranslegging voor alle
soldaten die in Europese oorlogen gedood zijn. Maar ik vrees dat we daar nog
niet rijp voor zijn. Meer nog, men lijkt vandaag meer bezig met de Dertigjarige
oorlog, dan een halve eeuw geleden. Het gaat wel anders, natuurlijk, maar toch,
als men WO I, de aanvang ervan zo in de verf zet, met bizarre discussies voert
over het onverwachte spelletje voetbal ergens aan een front, in niemandsland,
dan ontgaat mij dat, enfin naijver over waar de replay moet gespeeld worden.
Eerder al stelde ik men
uiteraard empathie en zelfs medeleven met de slachtoffers kan opbrengen, maar
dat men vooral over het daderschap moet denken. Het boek van Christopher Clark,
de Slaapwandelaars, laat duidelijk zien dat het oude verhaal van de morele
schuld van Duitsland aan WO I wankel is, een voorbeeld van het vae victis. Het
optreden van Servië, gesteund door Rusland en Frankrijk - dat financieel
bijsprong, wordt gestuurd door de idee dat elke regio waar Serven wonen onder
Servisch bestuur moeten komen: irredentisme. Er waren voor augustus 1914 al
twee oorlogen op de Balkan, maar hierover spreekt men te zelden. Tweede
probleem is dat Duitsland en Frankrijk in het eerste decennium van de 20ste
eeuw op ramkoers lagen, die zich in 1911 in de Agadir-kwestie manifesteerde.
Tegelijk probeerden de Duitse regering en de Britten tijdens de twee oorlogen
op de Balkan de zaak te temperen en de oorlog tegen te gaan. Verre van
exhaustief willen we toch ook verwijzen naar de gedachte die leefde in Servië,
Moskou en Paris dat de Dubbelmonarchie de legitimiteit verloren had zich te
verdedigen en het overigens ook niet meer kon. Geleidelijk pas was me de
afgelopen decennia duidelijk geworden dat het beeld van Oostenrijk-Hongarije
dat we voorgeschoteld worden en welllicht de komende tijd nog wel aangereikt
zullen krijgen niet echt geschraagd wordt door wat we kunnen weten. Het grote
rijk was ook doende een eigen industrie op te bouwen, zoals men kan weten als
men een biografie van Wittgenstein leest. Maar de burgerij koesterde een
modernisme in de kunsten en de wetenschappen, waar we zelden de betekenis van
zien voor de weerbaarheid van het land. En tot slot zijn er dan wel de grote
interne spanningen tussen de Hongaarse poot en de Oostenrijkse basis van het
rijk, wat het beleid echt wel moeilijk maakt.
Overzien we dat plaatje, dan
wordt duidelijk dat het beeld dat we van augustus 1914 steeds weer herhalen in
de werkelijkheid precies een grote complexiteit verhult. Het punt is dat
naderhand, na de Vrede van Versailles en de andere verdragen die WO I moesten
afsluiten om nooit geen oorlog meer mogelijk te maken de bezwarende elementen
in het dossier, bezwarend voor Frankrijk naderhand zijn verdwenen: het
staatsbezoek van Poincaré aan Moskou, de datum van het Oostenrijkse ultimatum aan
Servië, niet de 29ste juni, wel, merkwaardig genoeg, pas op 23 juli, na het
staatsbezoek van de Franse president. Zo moet men zich ook afvragen of een land
dat mobiliseert, zelfs maar gedeeltelijk mobiliseert die hele militaire
machinerie kan stoppen. Ook het Duitse keizerrijk kon op 4 augustus niet meer
terug, eens de hele machinerie op gang gekomen was.
De elementen ten laste van het
Duitse keizerrijk werden daarentegen wel goed onder de aandacht gebracht, maar
was het zo vreemd dat de militaire overheid probeerde te voorzien hoe de
machtsverhoudingen zouden evolueren, want Rusland industrialiseerde evenzeer en
slaagde er geleidelijk in een beter leger op te bouwen. Het Duitse keizerrijk
dacht dat de Tsaar tegen 1917 sterk genoeg zou zijn om een succesvolle
militaire operatie uit te voeren. Bovendien, wat heel zelden aan de orde komt,
net ook omwille van de vernietigende nederlaag in de oorlog van 1905 tegen
Japan, Rusland aan ons werd voorgesteld als een vermolmd rijk, zoals Kakanië,
de dubbelmonarchie. De Fransen hadden die voorstelling van zaken niet hoeven te
geven, want de oorlog in Oost-Europa blijft voor ons doorgaans onzichtbaar.
De voorstelling van de oorlog
en de herdenkingen geven uitgebreid blijk van geheugenverlies, soms zeer
bewust. Zo spreekt men behalve in Nederland zelden of nooit over de bouw en
inhuldiging van het Vredespaleis in 193 - want het had toch geen invloed, zegt
men. Ook spreekt men niet over de spanningen tussen Rusland en het Britse imperium
als het om de strijd om invloed in Perzië, nu Iran en zelfs in India. Kan men
dat zomaar negeren? Christopher Clark heeft
het probleem van de diplomatieke strijd voorgesteld en tevens aangetoond hoe de
geesten niet enkel in het Duitse Keizerrijk en in Wenen op oorlog waren
ingesteld. De blindheid voor de strapatsen van de Serven, de bescherming die
Parijs en Moskou leverde, blijft mij altijd weer verbazen.
Men zou nu kunnen vermoeden
dat ik een zwak heb voor het Duitse Rijk, maar het is eerder de vraag hoe we
vandaag proberen te begrijpen wat er 100 jaar geleden is gebeurd. Tja, het
Schlieffenplan in verbeterde versie voorzag een overschrijden van de Belgische
grens en de schending van de neutraliteit. Maar wat we volgens Christopher
Clark niet voldoende weten is dat Frankrijk stond te popelen om België binnen
te komen, maar net voldoende in staat bleken de zaak onder controle te houden. Het
waren andere tijden, maar ze zorgen vandaag voor veel gedoe.
Terug naar onze tijd en dan
wordt duidelijk hoe wij veel van wat na 1945, toen de voorzichtige heropbouw begon
en de Benelux, het Frans-Duitse samenwerkingsverdrag werden getekend, de EGKS
en vervolgens de EEG opgericht werden, dat alles tussen 1944 en 1958 niet echt
vergeten zijn, maar er wel vaak de finaliteit van uit het oog verloren zijn.
Doelstellingen zoals verwevenheid van economieën en politieke stabiliteit in
Europa, het Westen dus, mogelijk te maken, lijken vandaag verworven, maar
hebben nog steeds hun belang, net omdat ze wel eens bewust misbruikt worden, om
de Unie te herleiden tot een economische constructie.
Opvallend is hoe men de
natiestaten in ere zegt te willen herstellen, minder moet in Brussel beslist
worden en tegelijk merkt men dat verschillende regeringen er niet goed in
slagen binnen de nationale grenzen er het beste te maken. Nu, er is nog veel
dat we vergeten, zoals bleek uit de opmerking van David Cameron, dat de Britse
politici eenzijdig uit de hogere lagen van de bevolking geselecteerd worden,
onder meer omdat men onderwijsprogramma's die in de jaren veertig waren opgezet
gewoon had afgebroken, waardoor beloftevolle jongeren toch hogere opleidingen
konden volgen. Dat heeft dan niets met sociaal beleid te maken, want het was om
recrutering voor industrie, overheid en algemeen welbevinden te verbreden, maar
mevrouw Tatcher vond dat zinloos. Bij ons speelt de vraag blijkbaar wat men
sociaal beleid kan noemen, welvaartbevorderende maatregelen of maatregelen die
op ressentiment gebaseerd zijn. Ondernemingen moeten hun belastingen betalen,
maar mogen ook niet zomaar als verdacht gelden.
Nu goed, we zouden nog een
eindje verder kunnen gaan, nog maar eens aan de orde stellen dat men de
relevantie van de Vlaamse Beweging onder de aandacht te brengen en erop te
wijzen dat de emancipatie een zaak was van de middenklasse, maar het wordt te
vermoeiend. Alleen, men kan de geschiedenis van dit land dan ook niet
begrijpelijk maken. Tegelijk ziet men dat bepaalde issues, zoals universitair
onderwijs in het Nederlands vandaag voor sommigen van geen betekenis meer zijn.
Coda
Onze samenleving voert een
herinneringsagenda, maar tegelijk merkt men hoe selectief het geheugen wel niet
is. Van sommige instituties hebben we eerder vage noties en van bepaalde
opmerkelijke evoluties kunnen we wel de resultaten noemen, niet hoe het in het werk
is gegaan. Argumenten worden ad libitum gehanteerd zonder er zich altijd van te
vergewissen of ze wel geldig zijn, terwijl we van vele zaken de draagwijdte
toentertijd niet meer zien. De ontwikkeling van de geneeskunde, waar we allen
baat bij hebben, de mobiliteit en de betekenis van ondernemerschap, het blijft
vaak bij vage termen. En het manna van grote ondernemingen gaat aan Vlaanderen
voorbij, terwijl kleine ondernemingen afhaken. Hoe we welvaart bevorderen? Die
vraag komt in de actuele discussies altijd als een evidente doelstelling naar
voor.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten