Europadebat in de Ancienne Belgique
![]() |
Bijschrift toevoegen |
Kleinbeeld
Kopstukken
in debat
't
valt niet licht te verhapstukken
De wegen in ons land raken
overvol, de steden barsten uit hun voegen en men weet niet snel genoeg hoe
afdoend openbaar vervoer te organiseren, waardoor het gebruik van de auto voor
mobiliteit niet meer zo absoluut noodzakelijk is. Maar de overheid is inderdaad
versnipperd, al moeten we daar in dit land niet overdreven dramatisch over
doen, want er zijn weinig landen waar er niet drie of vier beleidsniveaus
bestaan, het Europese incluis. België heeft er vijf, maar ook in Frankrijk,
niet altijd een voorbeeld, telt er evengoed vijf, net als Duitsland. Hoe het in
het UK zit? Aan de devolutie is het te wijten dat het niet allemaal met een
oogopslag te overzien is. Belangrijker nog blijft de vraag hoe toegankelijk die
overheid zich opstelt, voor courante en andere aangelegenheden. De overheid is
in zekere in een tweehoofdig wezen, met aan de ene kant de tijdelijke
mandatarissen, de politici in de uitvoerende en wetgevende macht en het andere
hoofd vormt dan de administratie met een enorm geheugen.
De EU als bestuurlijk en
politiek niveau is er dus bovenop gekomen in alle lidstaten en dat liet
onverlet dat men de bestaande structuren, gezien technologische mogelijkheden had
kunnen hervormen, maar het lijkt er niet op dat men de binnenlandse structuren
echt wil aanpassen, behalve dan enigszins in het UK, maar het statuut van
Schotland blijft dan een heet hangijzer, net als het lidmaatschap van de EU.
Men zich voorstellen dat de Britten in een referendum ervoor kiezen uit de EU
te stappen en dat vervolgens Welshmen en Schotten de zaak naar hun hand zetten.
Als men alle heil van de city verwacht, van het financieel kapitalisme, kan men
inderdaad ook tot een soort Bokrijk
vervallen, zoals in Kensington enigszins aan de hand is.
Deze en andere gedachten, net
als het boekje van Raadspresident Herman van Rompuy bij de hand kwam ik dus de
Ancienne Belgique binnen en merkte dat de weg naar de zaal ons weer
samenbracht. Men probeerde mensen te schalen, met eenvoudige vragen, zoals over
de vraag of Poetin harder aangepakt moet worden (in de 3de ronde), maar het was
dan al laat en we merkten dat de verschillende partijen alle op een aantal
grondlijnen analoge ideeën uitbrachten.
Zoals ik het al vroeger
stelde, moet men bij een debat de retoren hun eigen verhaal laten doen, terwijl
hier, zoals altijd, voor de goede orde een agenda werd afgehandeld. Nu goed,
als het over praktische zaken gaat en actie, dan is zo een geordende
vergadering best wenselijk om tijdverlies te voorkomen. Maar de quasi
Cartesiaanse benadering van Europa, draagt er naar mijn gevoel niet toe bij dat
het Europese verhaal hoogstens de uitwerking van enkel problemen die een
oplossing moeten krijgen aan bod kan komen. Europa hoeft niet enkel problemen
op te lossen, maar mag ook een bron van verwachting en hoop wezen.
Aan de belofte van Verhofstadt
dat hij de Europese kanalen voor serieus inter-professioneel overleg tussen
patroons en vakbonden kan verder ploeteren, dat de sociale regels in Europa
niet terug geschroefd moeten worden, klonk bizar, want de vraag is wat men
bedoelt met een sociaal Europa. Aan de andere kant, wanneer Katleen van Brempt
meent dat de Wet Major in de huidige vorm een minimum bescherming biedt voor
havenarbeiders, dan blijkt dat inderdaad een corporatistisch model. De
moeilijkheid is dus, luisterend als leek, als burger vooral, dat we niet alle
in and outs meekrijgen. Natuurlijk zijn we regelmatig bijgepraat in de media,
maar ik herinner mij een betoging van havenarbeiders, die de beruchte wet
wilden bewaren, die door het commentariaat nauwelijks werden ondervraagt over
hun benadering. Want toch denk ik dat men ondernemers in de haven nieuwe
activiteiten moet laten ontwikkelen, ook als die niets met laden en lossen van
schepen te maken hebben. Eenvoudig zal dat niet zijn, omdat men met verworven
rechten te maken heeft.
Het verhaal van Johan van
Overtvelt, denk ik, was in zekere zin de spiegel van Verhofstadt, minder
voluntaristisch, minder uitgaande van de idee dat de politiek moet zeggen hoe
het moet, maar wel integer liberaal, maar tegelijk dragen, zo begreep ik, voor
de voormalig journalist politici belangrijke verantwoordelijkheden. De
moeilijkheid is voor hem dat hij in een Europees verhaal komt en daarin zijn
eigen inbreng mag hebben vanwege zijn partij, maar dat de andere kopstukken hem
die ruimte niet gunnen. Maar gezegd moet worden dat hij zijn positie als auteur
van het boekje over de euro wist te verbinden met zijn visie op de rol van
Europa de volgende vijf jaar. Het feit dat mevrouw Thyssen
de rol van de President van de Raad sterk verdedigde, ook de kandidatuur van
Juncker, mag niet verbazen, maar wat van Rompuy betreft, nam ze in zekere zin
diens verhaal over, zonder te vergeten haar eigen rol in het Europees parlement
in herinnering te brengen. Dat gaf haar een betrouwbaarheid, die plots scherp
in contrast stond ten opzichte van het werk van mevrouw van Brempt en Bart
Staes.
Johan van Overtveldt en
Marianne Thyssen kwamen in die zin het meest authentiek naar voor, terwijl Gerolf
Annemans naar mijn gevoel een strategische keuze diende te verdedigen, want al
sprak hij met verve Verhofstadt tegen, zijn eigen visie op minder, minder en
nog eens minder Europa kon niet overtuigen - mij toch niet. Het maakte
duidelijk wat de voormalige oud-kanselier Helmut Schmidt stelde, namelijk dat
de EU, met alle sterkten en zwakten in vraag stellen, een vorm van barbaarsheid
moet heten. De weeffouten moeten er inderdaad uit, maar er is nog iets, want de
zwakte van de EU is niet institutioneel, wel het feit dat we als burgers maar
moeilijk tot de gedachte komen dat de EU er niet enkel is voor ons, maar ook
van ons.
Door voor elk probleem via
wet- en regelgeving tot oplossingen te willen komen, zelfs de vrijmaking van de
markten, moet men niet verbaasd zijn over de overdaad aan regels, van het
lokale niveau tot en met Europa. De vrijheid deel te hebben aan Europa is door
de omvang, maar ook door de relatieve onmacht van nationale politici, die dat
niet durven te bekennen, terwijl je de harde hand van de commissarissen die
zich met de markt inlaten, bijvoorbeeld met concurrentiebeleid en het voorkomen
van monopolies of het belazeren van de markt, zoals prijsafspraken inderdaad
Europees aangepakt kunnen worden. Alleen moet duidelijk zijn dat nationale
overheden dan niet achter het hoekje gaan smoezen met banken, zoals JP Morgan
en andere adviseurs.
De moeilijkheid, schreef Luuk
van Middelaar en ik kon dat onderschrijven, was en is dat Europa geen publiek
zou hebben, maar dat viel die maandagavond in Brussel wel mee. Maar misschien
ligt het probleem in de Unie ook bij de politici want de verschillende partijen
nemen soms zeer weinig expliciet uitgewerkte standpunten in, maar spelen mee
met het stokje wisselen, waarbij men in Den Haag of Wenen zeer op de eigen
soevereiniteit staat en vervolgens in Brussel er alles aan doet om tot werkbare
oplossingen te komen. In dit land, België speelt die dubbelheid ook wel eens,
maar het cruciale bij Europa is dat politici hun besluitvorming in Brussel niet
altijd goed verantwoorden en daar ook niet altijd toe uitgenodigd worden. Zo
ontstaat er ruimte voor moral hasard in de besluitvorming, zoals de Grieken
dachten. Maar daar, kon men vaststellen dat politici en burgers handjeklap
hebben gedaan. Of Verhofstadt daar in 1999 tot 2007 geen weet van had, blijft
me onduidelijk
In die zin valt op dat boeken
van Johan van Overtveldt vooral geciteerd worden om eigen posities te
verantwoorden. Laten we hem het voordeel van de twijfel geven, want hij was een
van die auteurs die vond dat men over bepaalde zaken niet afdoende had
nagedacht, maar zelfs, denk ik, dat men dacht problemen later op te zullen op
lossen. Dat is niet gebleken. Maar goed, de verwijten aan de EU te weinig te
laat in de steigers te hebben gezet, laat zien dat ook experten wel eens twee
petjes kunnen dragen, want nu eens spreken ze vrijuit, maar we weten niet
altijd wat achter het scherm van de macht vertellen. Het is een probleem van
experten, maar ethischer van aard dan men doorgaans aan de orde stelt: burgers
hebben recht op de best mogelijke informatie en ook wel op een goede uitwisseling
van gedachten. Iemand die actief is in de wereld van de ngo's die parlement,
comissie en Raad proberen te overtuigen van een aantal nuttige nieuwe
maatregelen, vond de discussie ene deceptie, maar hij is, denk ik, te goed
ingevoerd en ingelezen in zowel het beleid als de wijze waarop de EU
functioneert.
De Verdragen die de EU
schragen, van 1950 af, blijven belangrijk, maar worden niet altijd afdoende
aangedragen. Dat sommige regeringen het EU-beleid liever niet aan de neus
hangen van hun parlement, lukt slechts in enkele landen, maar men zou
verwachten dat in Villa politica politici van het Vlaams of federale parlement
en de respectieve regeringen ook over Europees beleid aan de tand gevoeld
worden. Omgekeerd zagen we bij slechts weinig politici de reflex dat zij ook
hun eigen regio vertegenwoordigen. In de eerste twee rondes hadden zij het aan
de orde kunnen stellen: hoe verdedigen zij in het EU-parlement belangen van hun
kiezers en werken zij daartoe met het Vlaamse en het federale parlement. Voor Verhofstadt
lijken die niveaus te beperkt, voor Marianne Thyssen lijkt het niet goed te
doen haar partijbestuur af en toe op de interacties te wijzen.
Niemand sprak over de
interferenties inzake wetgeving, maar ik denk aan Vleva, door minister
Bourgeois in de vorige regering Leterme-Peeters ingesteld om die interactie te
versterken en vanuit Vlaanderen proactief op te kunnen treden, bij de
voorbereiding van nieuwe regels of de
evaluatie van bestaande regels. In Vleva zit ook het Vlaamse middenveld, maar
we horen er, zeker in de debatten weinig over. Net zo min, ik weet dat mijn
verhaal eentonig is, zal men in het federale noch het Vlaamse parlement veel
animo vinden om verantwoording te vragen aan vakministers.
Toch wil ik geenszins het
debat over Europa afdoen als pure commercie, want het kost uiteindelijk toch
veel energie. Of de krant hoopt te winnen aan de verkiezingen of de
verkiezingen hoopt te winnen, zoals in de reeks Borgen de mediamensen lijkt te
beheksen, kan ik niet bevestigen, want het debat is overdacht. Maar het bleef
een probleem dat de sprekers zich van tijd tot spelletjes konden beperken. Of
N-VA niet in de fractie mag zetelen die ze ooit, VU zijnde mee had opgebouwd,
blijft verbazen. De wijze waarop Europese partijen kartels vormen in het
parlement, blijft ook verbazen. De kwestie is namelijk dat het systeem aan al
te kleine fracties geen noemenswaardige rol toekent, maar de politici in
grotere fracties ook tot anonimiteit veroordeelt, omdat daar dan weer enkele
tenoren het schone weer mogen maken en de rest zit er, denkt een toeschouwer
wel eens, om het quorum te halen.
Daaruit volgt dan weer een
andere paradox, namelijk dat het debat, over economische politiek, over de
wijze waarop men economische kwesties politiek kan behandelen in dat grote instrument
dat het parlement is, dermate abstract is en ratio's volgt - die men in het
publieke debat niet uitgelegd krijgt - dat de uitwerking van beleid ook nergens
aankomt bij burgers, behalve dan in verplichtingen natuurlijk. Maar men is dan
zo vriendelijk gelijk de instellingen van de politieke constructie die de EU is
af te schrijven als ondeugdelijk. Economische problemen zouden te wijten zijn
aan de verdragen van de EU. De kern is dat politici en economen een logica
ingevoerd hebben die ons ervan moest overtuigen dat de staat niet per se goed
economisch zou handelen, maar het politieke en het economische betreffen andere
domeinen van handelingen. Overigens, de vrijmaking van de markten heeft een
grote stroom aan regelgeving voortgebracht, maar dat lijkt geen issue meer. De
vraag is of we in een democratisch bestel moeten aannemen dat alleen de
politieke instituties het geheel kunnen overzien en kunnen controleren. Het
ligt eraan dat veel van de verhoudingen tussen burgers en overheden, maar ook
tussen economische instituties en burgers, economische instituties en de
overheid in juridische termen vertaald worden. Het kan niet anders, weet ik
ook, maar het blijft tegelijk de achillespees van de democratie en bij uitstek
van de EU, omdat die zo ver van de burgers staat.
Een vraag is onvoldoende
behandeld, namelijk of de EU de afgelopen twintig jaar ons baat heeft gebracht.
Op het oog moeilijk te beantwoorden omdat er geen alternatieve geschiedenis te
bedenken valt, maar de bankencrisis van
2008 en volgende jaren niet had niet op nationale schaal geregeld kunnen worden, want de banken, het
bancaire systeem overstijgen verre de mogelijkheden tot handhaving van de
nationale instellingen en op de eerste plaats het juridische apparaat. Dit is
geen desavoueren van justitie, wel een vaststelling dat de bestuurders van
Fortis vijf jaar later nog geen verantwoording hebben afgelegd voor de rechter.
Op het vonnis van de rechter kunnen we dus helemaal niet vooruitlopen. Heeft
Europa genoeg gedaan? Ook dat valt niet zomaar te beoordelen, want wat als het
echt mis was gegaan, dan hadden we de puinhopen wellicht niet kunnen oplossen.
Hieruit volgt de gedachte dat
we in feite wel degelijk afhankelijk blijken van aangepast beleid, maar als
politici niet verantwoordelijk handelen, dan is de schade niet te overzien. Aan
de andere kant heeft het verhaal van Fortis, maar ook van ABN-AMRO laten zien
dat de bankiers iets van hun soliditeit hebben ingeleverd in ruil voor grote
winsten, die evenwel niet gehaald werden. Het blijft wellicht het moeilijkst te
belichten probleem, omdat wie anderen op hun verantwoordelijkheid wijst, zeker
als politici dat doen, er zelf voor in de nek gekeken worden wegens vermeend
paternalisme. De machtshonger, de honger naar succes van AMRO werd in de
televisiereeks de Prooi mooi uitgeschreven. Anders gezegd, gedurende enkele jaren
waren politici en centrale bankiers misschien wel slaapwandelaars.
Tot slot kan ik niet om de
discussie heen of Europa federaal is of moet worden, dan wel confederaal moet blijven. Ik denk, geïnformeerd door
onder meer Luuk van Middelaar, dat Europa sinds 1958 altijd een constructie sui
generis was en is, want aan de ene kant zijn er de instellingen die de
staatshoofden en regeringsleiders, hun samenwerking moeten vorm geven, tot
gezamenlijk geconfedereerd beleid hebben gedwongen. Maar tegelijk werd de
commissie opgericht die communautair functioneerde en geen nationale belangen
meer (mocht) erkennen, alleen het Europese algemeen belang. Het komt mij soms
voor dat we die premissen die van de EEG en de EG de EU hebben gemaakt uit het
oog zijn verloren. Bij dit alles blijkt dat we de vergaderingen van de
vakministers nogal licht vergeten, wat in de media sterk opvalt. Vroeger waren
er de haast heroïsche verslagen van journalisten die ons de klok toonden die om
vijf voor twaalf werd stil gezet, vooral inzake landbouwbeleid en visserij.
Het is de verdienste van de
krant De Standaard deze debatten in te richten, maar ik denk soms dat politici
zichzelf geen eer aandoen, als ze voortdurend hun stokpaardjes bereiden en doen
alsof de complexiteit ons zou ontgaan; moeten we harder optreden tegen de man
in Moskou? Johan van Overtveldt vond dat we de militaire reactie niet in
rekening mogen brengen, want die stap zal Europa niet zetten. Die analyse klopt
en niemand bij de NAVO zal haar tegenspreken. Toch zou men moeten bedenken dat
een staat of statencomplex zich kan verdedigen. Economisch lukt dat al
behoorlijk, diplomatiek blijkt de EU niet altijd even slagvaardig, maar men
verkiest dat te wijten aan mevrouw Ashton, terwijl het probleem wel eens zou
kunnen zijn dat er (nog) geen defensiepoot heeft. Nu, Johan van Overtveldt is
kandidaat voor N-VA en dat wil zeggen dat er een pacifistische traditie voor
achtergrondruis zorgt, maar in de Kamer heeft Bert Maertens wel gepleit voor
een Benelux-leger als voorloper van een echt Europees leger. Hier zou eerder de
Pruisische traditie aan de orde moeten zijn, niet die van Bismarck, wel van
Frederik II, die geleerd had een goed leger te onderhouden om mogelijke
agressors af te schrikken. Geen offensief leger dus, wat ons ertoe dreigt te
verleiden de discussies in de VS in herinnering te brengen.
Het besluit mag zijn dat het
een aangename avond was, dat het politieke theater goed mag heten, maar dat de
deceptie onvermijdelijk is, als precies de politici zich presenteren zoals ze
zijn. Tussen een teveel aan retorisch geweld, vanwege Verhofstadt en de kalme
rust van mevrouw Thyssen, figureerden de anderen, soms grappig, vaak ad rem,
maar niet altijd met een verrassende gedachte. Behalve dan Van Overtveldt, die
had moeten zeggen bij welke fractie de verkozenen van N-VA in het Europees
parlement zouden aansluiten. Hij hield stand, maar de idee is dan dat een stem
voor die partij in Europa weinig zin heeft. Maar een stand alone positie in
deze is misschien nog het sterkste, want de fracties in het EU-parlement zijn
niet altijd inhoudelijk gefundeerd.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten