Wiskunde? Minder, minder, minder of toch meer
Kritiek
Wijsheid
ontdekken
over
onderwijs en andere debatten
![]() |
Nieuwe woon- en kantoortorens, die aan de skyline van het Eilandje zullen kleuren. Hoe een nieuwe stad kan groeien. |
Het zijn vragen die niet in
geordende vorm op kwamen zetten, maar die hoe dan ook iedereen op de een of
andere manier lijken te beroeren en sommige antwoorden die rond zoemen lijken ons
te verontrusten. Maar laat dit alvast een vaststelling wezen: deze bourgeoisie
is begaan met de wereld, maar weet dat ze daar niet altijd over moet zeuren. De
vragen naar het goede leven worden dan ook in alle sereniteit al doende
opgelost.
Antwerpen begon als een
negorij aan een riviertje, die pas later enige majesteit zou verwerven.
Oorspronkelijk lag de bedding meer in het westen en monde de Schelde bij Brugge
uit, maar dan spreken we toch van een 15000 Jaar geleden. De loop van rivieren
is dus ook hier geen feit dat voor eens en altijd was vastgelegd, wel
integendeel, klimatologische omstandigheden hadden er hun invloed op. Nu lijkt
dat logisch, maar toch, als we actuele discussies volgen over
klimaatverandering en we bekijken de evolutie van de kustlijnen in
Noordwest-Europa, de stroomgebieden van de rivieren, dan wordt het verhaal
boeiend, maar blijkt hoe de geografie altijd weer volgens een eigen dynamiek
functioneerde, tot mensen en bestuurders de zaak in handen namen en met een
zeker succes de rivieren konden temmen... zolang het klimaat de verdeling van
het hemelwater niet gaat herverdelen. En ook kan men niet buiten een goed
beheer van het grondwater.
Nu, als Antwerpen in de loop
van de veertiende eeuw van een kleine vestingstad evolueert naar een open
handelshaven, waarbij het wellicht profiteert van de groei van Brugge, zal de
stad in de vijftiende en vooral zestiende eeuw een snelle groei kennen en een
wereldstad worden. Handelspraktijken werden meer voorspelbaar en ook het geldverkeer werd gefaciliteerd,
waarbij de vorsten hun rol opnamen. Hoe men de periode tussen 1492 en 1566 moet
bestempelen, wat de Nederlanden betreft, blijft een fascinerende vraag. 1492 is
het jaar van de gijzeling door de Brugse magistraat van Maximiliaan van
Oostenrijk en 1566 vormt de aanzet van de Tachtigjarige Oorlog, die eindigde in
1648 met de erkenning van de Republiek en de blijvende blokkering van de Schelde.
Na 1830 sloot Nederland de Schelde opnieuw en pas in 1863 werd de tol
definitief afgeschaft, onder meer door tussenkomst van het UK en 24 andere
landen.
Maar intussen hadden eerst
Napoleon en later Willem I elk een dok aangelegd zodat schepen vrij van het
getij konden laden en lossen. Was het Napoleondok nog een onderdeel van de
continentale blokkade, waarmee de keizer overigens in eigen voet schoot, dan
was het Willemdok een van die talrijke werken waarmee de kersverse koning van de
Nederlanden in Noord en Zuid de handel wilde bevorderen en de verkeerswegen
verbeteren.
Vandaag, anno 2014 zien we hoe
Antwerpen aan inbreiding doet, door
stadsdelen die voorheen door havenactiviteit gekenmerkt werden voor woning en
andere economische activiteiten, dus ook voor woongebied te bestemmen, waardoor
het Eilandje inderdaad een andere aankleding krijgt. De discussie over de
ontsluiting van de stad is meteen ook weer aan de orde, want zonder een
bijkomende ringweg, aan de Noordzijde van de stad, zal de stad alleen maar
verder dichtslibben. In die zin kan men vragen stellen over het besluit de
Oosterweelverbinding opnieuw ter discussie te stellen. De burgemeester die ooit
zegde: walk and do not look back! was in deze discussie te lichtzinnig geneigd
op de knieën te gaan voor enkele groepen zoals Straten-Generaal en Ademloos,
die vanwege nogal wat mensen zonder meer steun kregen, omdat de overheid toch
alleen maar de haven en de betonboeren wil behagen. Nog eens stond ik te kijken
naar de wijze waarop men ons de situatie had voorgesteld, onder meer ook
geleerde professoren Ruimtelijke Ordening, die de stelling onderbouwden dat met
de bouw van de brug over de andere zijde van het Kattendijkdok, dus niet over het Eilandje de omgeving
ernstig te lijden zou hebben. Vergelijkingen met de Fly Over in Gent of het
viaduct van Vilvoorde, zijn discutabel en bovendien, zelfs ecologisch gestelde
zielen denken dat die viaduct van Vilvoorde misschien niet zo dramatisch is als
men voorwendt te moeten geloven. Het gaat immers om kunstwerken, technische
hoogstandjes, waarvoor opiniemakers doorgaans niet geraakt worden. Maar er is
meer aan de hand, een arts vertelde me dat de inspraakmodaliteiten rond grote
projecten zoals de Oosterweelverbinding echt wel contraproductief blijken, maar
toen ik hem voor de voeten wierp, dat we maar moeilijk overzicht krijgen op het
geheel plaatje, moest hij dat nageven. Nu, ik heb nooit begrepen dat groen noch
Rood hun visie op de plannen die ze eerst enthousiast en publiek hadden omhelsd
vervolgens hadden laten varen, om niet met Manu Claeys in onmin te raken, door
opiniemakers op de vingers zijn getikt. Zijn we geen tegenstander van het
referendum, dan viel het ons in deze op dat men de kostprijs van de studies
alleen al niet in het geding bracht, maar erger nog was dat men het voorstelde
alsof de verspreiding van fijn stof alleen maar schadelijk zou zijn voor de
woonomgeving van de nieuwe kunstwerken. Nu, momenteel is de situatie aan de
zuidkant van de stad bedenkelijk en de Oosterweelverbinding zou daar net
soelaas brengen. Maar nog verbijsterender is het feit dat de tangentendans van
wegen rond de stad op bezwaren zou kunnen berusten die men best niet negeert:
de Sevesorichtlijn maakt het aanleggen van druk vrachtverkeer aan de zijde van
de industriële zones ten Noorden van de stad heel erg moeilijk.
Er is in het hangende debat
nauwelijks aandacht besteedt aan wat de voordelen van de nieuwe weg zouden
kunnen zijn. Herverdeling van het vervoer, het verminderen van het
vrachtvervoer langs de Zuid-Westzijde en ja, misschien kan een bijkomende
verder van de stad gelegen verbinding tussen de autowegen daarbij ook helpen.
Maar de ring rondmaken is niet enkel voor Antwerpen van belang, ook voor geheel
Vlaanderen.
Laten we dus nadenken over
politieke wijsheid, zonder actiegroepen af te wijzen, maar ook hen met kritische
aandacht bejegenen, want in hun voorstelling van zaken zijn ze vaak retorisch
goed voorzien van argumenten, maar die mogen toch ook wel tegen het licht
gehouden worden. Blijkbaar blijft men met nieuwe voorstellen komen om toch maar
niet te moeten toegeven dat het Oosterweeltraject vooral voordelen had. De
ingenieurs van de studiebureaus zullen er maar blij mee zijn, maar elk uitstel
is voor burgers van 't Stad en ver daarbuiten niets meer dan schofferen. Maar
goed, die ingenieurs, hoort men wel eens, willen zoveel mogelijk beton storten.
Zou het?
Het blijft merkwaardig dezer
dagen dat men wiskunde en technologie hoog in het vaandel zegt te voeren, maar
in wezen klinkt in het debat tegen Oosterweel vooral een fundamenteel en als
men het mij vraagt ongegrond wantrouwen tegen de vernuftelingen. Natuurlijk
past het kritisch te blijven, maar wie zomaar een studierapport van ingenieurs
wil afkraken, zal toch wel goede argumenten moeten hebben, maar het volstaat de
idee warm te houden dat die ingenieurs geen onafhankelijke en autonome positie
innemen, meer nog, dat ze gezagsgetrouw zijn, zodat de nood aan specifieke
argumentatie komt te vervallen.
Ligt het aan "la pensée
68"? Ik weet het niet, omdat er zoveel aan wordt toegeschreven, dat het
niet meer helder is wat er nu echt soixante-huitard is en wat niet. Bovendien
blijft het boekje van Luc Ferry en Alain Renaut best een aanrader om te kunnen
begrijpen hoe in Frankrijk na WO II een aantal filosofen zijn gaan stoeien met
de grote Duitse wijsbegeerte en daar een eigen inhoud aan hebben gegeven. Men
begrijpt, hoop ik, dat men die omwerking kan zien als een verzwakking of een
omvorming, maar het werk van Michel Foucault wijkt ook volgens de auteurs af
van het stramien, dat hij verder is gegaan dan het omvormen van gegeven
materiaal maar dat het voor het overige een eigenaardige mengeling vormt van
het afwijzen van de dingen die zijn, omdat ze niet werkelijk zouden zijn of
niet gestaafd door feiten.
Net omdat we de geest van Mei
'68 op een aantal terreinen wel kunnen waarderen en beseffen dat we naderhand
veel van die inzichten, die niet politiek waren, maar eerder te maken hadden
met het doorbreken van wat als gegeven werd aanvaard, moeten we vandaag niet
doen alsof Mei '68 alleen maar doffe ellende en kleinzielig ressentiment zou
hebben gebracht. Groots en meeslepend wilde men leven en die geest is doorheen
de jaren 1990 en 2000 doodgebloed. Maar nagenoeg elke jongerenbeweging zingt
een deuntje op dezelfde wijs.
Opvallend is vandaag ook dat
men het determinisme dat de natuurwetenschappen zouden opleveren, vandaag zo
een belangrijk inzicht acht, terwijl men evengoed zou kennen zeggen dat net
waar het determinisme doorbroken wordt, het interessant wordt. Zoals de
verdeling van de achtergrondruis van de Big Bang, die men nu zou hebben kunnen
waarnemen of beter, men heeft het kunnen afleiden uit metingen van een stukje
heelal, enfin, waarnemingen van dat stukje. Het blijft alles ongewoon spannend,
maar wie nu net het determinisme als gegeven beschouwd, zal merken dat er
binnen alle voorspelbaarheid, die gegroeid is doorheen vijf eeuwen astronomie
en twee eeuwen onderzoek naar de structuur van de materie, vooral veel zaken
zijn die men slechts lastig heeft kunnen begrijpen. Nu doen alsof het allemaal
vanzelfsprekend is omdat het op Wikipedia na te lezen valt en dat is toch wat
al te gemakkelijk en afwijkend van de werkelijkheid. Daarmee bedoelen we niet
dat onze ontdekkingen, of beter, de gedane ontdekkingen en berekeningen het heelal
zouden hebben opgebouwd, want zo is het niet, maar zo werd wel ons beeld
gevormd.
Daarom is het van belang dat
onderwijs blijft wat het in beginsel was, hoewel dat nooit ideaal was. Ideaal
onderwijs? John Dewey had er ideeën over en Rudolf Steiner... maar men wilde
verhelpen aan lacunes in het bestaande onderwijs, ondermeer door de leraar niet
meer als een gezagsfiguur voor te stellen, wel als een welwillende coach. Echter,
precies in de sport zien we dat zeer autoritaire trainers vaak de hoogste resultaten
behalen, maar hier past een correctie, want het kan dat hun autoriteit niet op
een hardvochtige wijze tot uiting komt, maar integendeel door ondersteuning en
enthousiasmeren vorm krijgt. Trainen, onderwijzen, hoe vaak worden niet
oplossingen geboden voor problemen in
het onderwijs, terwijl in de beslotenheid van de sportschool of de klas, de
leraar wel degelijk best weet hoe het kan.
Sinds 'Emile ou l'éducation'
zijn er wel vaker programma's opgesteld voor de goede opleiding, vorming,
opvoeding, waarbij Rousseau droomde van grote authenticiteit, maar in de
praktijk, zo schreef Maarten Doorman, was het allemaal wel goed voorbereid, zoals
bij de wandeling in het park in het bos. De jongen zou nooit verdwalen. Nu is
authenticiteit wel een mooie deugd, maar zoals Maarten Doorman het aangeeft,
komt het ook voor Jean-Jacques Rousseaus voort uit een afwijzing van de
samenleving, de cultuur waarin hij en wij dus leven. De mens is van nature goed
en wordt door de beschaving gecorrumpeerd. Andere visies, die juist aangeven
dat opvoeding en vorming tot de verovering van vrijheid kunnen leiden, zoals
Alicja Gescinska schreef, vinden in het onderwijsdebat weinig gehoor. Let wel,
mevrouw Gescinska weet dat ze door het PMS, het CLB, naar een opleiding voor
Snit en Naald zou gestuurd worden, maar nu wel onderzoek doet in Princeton.
Maar zij weet evengoed dat mensen naar het ASO gestuurd worden, die misschien
beter tuinbouw zouden doen of schrijnwerker.
Merkwaardig is hoe we vandaag
opvattingen voor bewezen aanvaarden, zeker in verband met onderwijs, maar ook
inzake gezondheidszorg, waarvan we de betekenis niet altijd goed doorgronden.
Het vraagt heel wat aandacht om te begrijpen dat we de idee dat het memoriseren
van teksten, van stellingen en bewijzen, van verbindingen in de chemie, wel
degelijk van node is, omdat ze noodzakelijk zijn om creatief om te gaan met de
bouwstenen, stellingen dus en ook wel een aantal axioma's. En ja, ook
ingenieurs hebben een hele hoop basiskennis goed in het achterhoofd, wanneer ze
problemen die zich stellen, zoals het ontwarren van verkeersstromen van
oplossingen voorzien. Nu, als we respect opbrengen voor de ingenieur André
Waterkeyn, die het Atomium bedacht, waarom
dan niet voor de mensen die in de jaren 1960 de autowegen verder aanlegden,
waartegen dan weer kritiek kwam van milieubewuste mensen. Maar dat was het
politieke probleem, de oplossingen van de ingenieurs lag specifiek in het
terrein van de uitvoering van het regeringsbesluit: laat daar autowegen komen.
En inderdaad, op dat beleid heeft men op enig ogenblik een rem willen zetten,
maar in zekere zin had men geen oog voor het proportionele, zodat men auto's
bleef verkopen en in het verkeer brengen, terwijl het wegennet niet afdoende
uitgebreid werd. Grenzen aan de groei?
Het zou dus wijsheid kunnen
heten als men al eens vaker afscheid nam van het principe maar ook aandacht ging
besteden aan het concrete. In die zin kan de discussie over levensbeschouwingen
best interessant uitpakken: waar Marc de Kesel schrijft over het afbreken van
godenbeelden en goden, waar Ludo Abicht zich zorgen maakt over de haast
dogmatische houding van vrijzinnigen, die zich beroepen op de (natuur-)wetenschappen
en het determinisme, terwijl humanisme best wel veel rijker is, blijft dat
debat vaak steken bij de onmogelijkheid van god of klein pierke.
Natuurlijk heb ik ook wel eens
gevloekt op die stomme stellingen en
bewijzen, op oefeningen van analytische wiskunde, functies, afgeleiden en
integralen, maar juist bij die oefeningen kon je wel eens in een flow geraken,
omdat ze veel om het lijf hadden. En toch, als men over wiskunde spreekt komt
men zelden verder dan 1 + 1 = 2, terwijl men leerlingen in de lagere school de
tafels van 1 tot en met 10 niet meer laat memoriseren, wat hoofdrekenen
bemoeilijkt, maar, vernam ik onlangs, de prioriteit van de vermenigvuldiging op
de optelling wordt ook niet altijd geoefend. Zelfs op dat niveau van
basiskennis en vooral basisvaardigheden, vond men blijkbaar dat het niet nodig
is de bloedjes van kinderen vertrouwd te maken met cijfers en allerlei
bewerkingen. Ook ruimtelijk inzicht leert men maar door veel met vlakken en figuren
te werken. Het is alles een zaak van oefening en soms kunnen die geestdodend
lijken, maar als men het geheel achterwege laat, ontzegt men jongeren de weg
ter verovering van de vrijheid
Het is van belang dat we
begrijpen dat er een directe link is tussen dat eeuwige afwijzen van grote
bouwprojecten, zoals we dat in Vlaanderen hebben mogen beleven en het
onvermogen in het onderwijs denkpatronen bij te brengen. Latijn en Grieks zijn
dode talen, maar ook Goethe en Shakespeare zijn voor velen terra incognita en
de filosofische debatten in de brede media blijven ook vaak te zeer op de
vlakte. Men kan begrijpen dat filosofische debatten vaak op muggenziften moet
lijken, voor wie er niet direct iets van mee heeft gekregen, aan de andere kant
denken mensen echt wel na, alleen, men kan zichzelf maar beter voorzien van
goede instrumenten en een stevige gereedschapskist, ons brein dus. En dat vindt
men helaas niet zomaar in de cloud, want eerst moet men stap voor stap onder
leiding van een gezagsvolle leraar of lerares de vele handgrepen leren kennen.
Per slot van rekening is dat wat ASO en TSO, BSO en KSO met elkaar verbindt:
het leren van de handgrepen, want ook denken is een ambacht en slechts als het
goed is en boven het ambacht uitstijgt, een kunst. Men denke aan Henri Van de
Velde, die ons heel veel schoons heeft nagelaten.
Toch kan de conclusie helaas alleen
maar terugvoeren naar het onderwijsdebat van afgelopen... 20 jaar, maar het
volstaat de debatten in het Vlaams Parlement opnieuw in herinnering te brengen,
niet zonder ook de debatten over VIA (Vlaanderen in actie) en het schreeuwen om
creativiteit en innovatie om te beseffen hoezeer bij uitstek de VLD zichzelf
tot een spreidstand gebracht heeft: meer techneuten, kennis, kunde, kassa! maar
tegelijk merkt men dat de partij de voorstellen tot onderwijshervormingen
onverkort steunt, waarbij aandacht voor Wiskunde bizar genoeg hoogstens lippendienst
bewezen wordt, op het terrein toelaat dat wiskundeonderwijs waar mogelijk
beperkt wordt. Overigens, nog maar eens over taalonderricht en talenkennis: men
kan een taal best spontaan leren, dat klopt, maar op zeker moment kan het
nuttig zijn met de structuur van de taal, van woordsoorten tot zinsconstructie
vertrouwd te raken. Ook daar zeggen experten dat er geen bewijs is dat kennis
van grammatica en syntaxis tot betere taalbeheersing zou komen. Daar zal wel
geen bewijs voor zijn, omdat sommige mensen nu eenmaal spontaan veel vlotter
spreken dan andere, maar dat wil niet zeggen dat kennis van grammatica en
syntaxis, naast een uitgebreide woordenschat en zelfs, voor sommigen zou het
een ware horreur zijn - taaleigen, staande uitdrukkingen, spreuken en
zegswijzen. Pas zo kan men zichzelf en anderen aangenaam met taal(spelletjes)
onderhouden.
Bart Haers, homo faber
Reacties
Een reactie posten