Englandspiel en andere duistere politicologische metaforen
Brief
aan
Luc Huyse
over de robuustheid van
het democratisch bestel
en van de democratische
ingesteldheid
Brugge, 12 juli 2014
Geachte heer Luc Huyse,
had ik al behoorlijk wat
vragen bij het verhaal van Bart Sturtewagen, toen die de benadering van Bart de
Wever beschreef als een "Belgienspiel", dan moet ik mij wel reppen uw
benadering te fileren. Want anders blijven we voortdurend zwartepieten.
Maar laten we beginnen bij het
Kriegspiel, zoals dat in het Pruisische leger ontwikkeld werd, waarbij men
militaire vraagstukken in een simulatie verwerkte om na te gaan of deze
oplossing dan wel een andere beter is. Het zal u niet onbekend zijn dat
bedrijfsstrategen die benadering, met simulaties ook wel doorvoeren om een
bepaalde oplossing op deugdelijkheid te onderzoeken. Men mag van politici toch
niet verwachten dat ze blind zouden zijn voor de mogelijke gevolgen van hun
strategische concepten en keuzes. Ik denk dat Elio di Rupo niet minder
strategisch denkt. Alleen is de vraag welke criteria politici voor ogen hebben
als ze hun strategische oefeningen maken. Oh ja, Jean-Luc Dehaene wordt toch
precies met loftuitingen overladen omdat hij zo een perfecte tacticus op het
politieke slagveld is gebleken.
Maar voor we op de vraag
kunnen ingaan of het nu a priori laakbaar moet heten dat Bart de Wever een
benadering analoog aan het Pruisische Kriegspiel heeft ontwikkeld, moet men ook
weten wat hij voor zichzelf als cruciaal voorop stelt. Even belangrijk is dan
uw visie: moeten we aanvaarden dat de democratie een kasplantje zou wezen. Ik
denk persoonlijk dat dit niet het geval is en vervolgens dat u en vele uw
medestanders de democratische ingesteldheid van burgers, vooral uit de
middenklasse heeft geschokt, om niet te zeggen bijna met wortel en tak
vernietigd.
Een voorbeeld maar: deze
zelfde 12de juli staat in de krant dat men in de bibliotheken onvoldoende
kansarmen zou vinden. Ook de culturele centra zouden niet iedereen bereiken.
Kan best wezen dat men op goede gronden bevonden heeft dat men vooral (hoger)
opgeleiden over de drempel krijgt, maar men moet toch eens vaststellen dat het
aantal lager geschoolden afneemt en dat zelfs die mensen niet zomaar over één kam
geschoren kunnen worden. Zou het kunnen dat men de onderzoeken van afgelopen 50
jaar, sinds Pierre Bourdieu zijn studie publiceerde waar hij vooral theoretisch
fundeerde dat "het volk" nooit echt de hogere cultuur zou vatten,
opnieuw bewijzen wilde? Het valt op dat we ons vaak laten verrassen door dit
soort bevindingen, zonder dat we de sociologische discussie kennen. Het valt
evenzeer op dat sinds dertig, twintig jaar leden van de zogenaamde culturele
elite er alles aan doen om Bobbejaan Schoepen en Eddy Wally hoog te prijzen,
want hun volksheid getuigt van hun authenticiteit. Vele van die mensen hebben
ooit nog de neus opgehaald voor Bobbejaan en Eddy Wally bekogeld met tomaten -
wat er toch ook wat over is. Tegelijk ziet men nogal wat mensen zoals Daan en
Klaas Delrue plots in het Frans zingen. Waarom? Niet om de kwaliteit van hun
teksten of chansons, want ze ontberen de dynamiek van de ware zangers, in het
Frans dan toch. En de muziek ontbreekt de puls, de dynamiek van de goede
zanger, zoals Wannes van de Velde, Kris De Bruyne of Boudewijn de Groot die
wisten te geven en dan vergeten we nog Peter Koelewijn of Marie-Paule Belle.
Natuurlijk is de
waterscheiding tussen Hoge en niet hoge kunst onbestaande, vloeit volkse kunst
vaak over in hoge en wordt hoge kunst soms populair. Maar ten gronde kan men in
Vlaanderen niet beweren dat men uitgesloten wordt van bibliotheekbezoek of
deelname aan activiteiten van culturele centra. De poging om door middel van
die culturele centra de verzuiling te doorbreken en een pluralistische scène op te bouwen is ongetwijfeld gelukt, maar men
kan ook niet om de vaststelling heen dat ook culturele centra commerciële
centra geworden zijn waar men bij voorkeur publiekslievelingen boekt. Als ik
tegen de visie Bourdieu inbreng dat hij het emancipatorische karakter van het
cultuurbeleid onderuit haalt, omdat hij vast zou stellen dat "het
volk" niet vatbaar kan zijn voor de high brow culture, dan moet men hem
ook wel aanwrijven dat hij de mogelijkheid ontkent dat het lagere volk gevat
zou kunnen wezen de hogere cultuur te leren kennen en vatbaar zou zijn voor
emancipatie dus in plaats van immuun. Voor een links intellectueel is dat dus
zeer problematisch en voor het beleid een prachtig argument om niet langer te
investeren in lokale centra voor cultuur. Leve Alex Agnew, pieuw pieuw, prot.
Overigens wordt het dan wel helemaal
duizelen, want die visie van Bourdieu betekent ook dat we niet langer "het
lagere volk" naar het ASO hoeven te leiden en mensen wijs te maken dat ze,
mits enige discipline aan de dag te leggen bij het studeren wel degelijk doctor
in de geschiedenis kunnen worden of beter nog, socioloog. Maar het blijft bizar
dat men bijvoorbeeld voortdurend zeurt over het gebrek aan kandidaten om
wiskunde en toegepaste wetenschappen te studeren, maar weigert eraan de
conclusie te verbinden dat men in het onderwijs meer aandacht moet besteden aan
wiskunde en leerlingen de liefde voor het vak zou moeten bijbrengen. Maar goed,
velen die Letteren en wijsbegeerte studeerden, rechten of sociologie hadden
meer dan een broertje dood aan wiskunde. Toch blijft het een cruciale opmerking
van Jean-Paul van Bendegem, dat men zowel geletterd zou moeten zijn in de
talen, de literaturen en in de wiskunde en wetenschappen.
Een volgende stap gaat dan
over de vraag waarom men voortdurend zeurt over de middenklasse. Toen Obama in
2008 campagne voerde, steunden velen hem, hier in Europa, van socialisten tot
liberalen, vaak dames. Maar eens aan de macht en betrokken in moeilijke
compromissen... bleken al die lui en dames hun vertrouwen in hem snel op te geven.
Obama had als een van zijn centrale agendapunten de steun aan de middenklasse
aangeprikt, maar dat was zijn supporters helaas ontgaan. En zijn pogingen 40
miljoen Amerikanen die geen verzekering
kregen i.v.m. gezondheidszorg, werden afgedaan als een zwakke aanpak. Over
Guantanomo hoeft het hier niet te gaan, hoewel ook in dat dossier een facet aan
de orde komt: hoe gaat de democratie om met moeilijke erfenissen uit het
verleden? Om kort te gaan: Obama zat en zit gevangen in de structuur van de Amerikaanse
grondwet, de permanente evenwichtsoefening van checks and balances waarbij de
partijen zeer scherp tegen elkaar staan en elkaar niet een succesje wensen of
beter, geen enkele voor de samenleving gunstige maatregel gunnen. Waar velen
ook blind voor blijven in het Amerikaanse bestel is de aanwezigheid van een
aantal activisten, die zich kosten noch moeite sparen om de publieke opinie te
bespelen, zonder ook maar een keer verantwoording af te leggen. Burgeractivisme
kan en moet men steunen, maar liefst niet zonder meer en met opschorting van
het kritisch vermogen. Mensen die er belang zouden hebben tegen wapendracht te
ageren, worden aangezet dat als een grondwettelijk recht te verdedigen. Wie
kijkt naar het ageren van de gebroeders Koch, zal merken dat hun drijven tegen
de democraten, zal merken dat het vooral de middenklasse aantrekkelijk lijkt
tegen de gevestigde machten, c.q. Obama en Washington te ageren, terwijl de
baten van het beleid nooit of te nimmer bij naam genoemd worden.
Kritiek, mijn waarde heer
professor Huyse, vormt de kern van een democratisch bestel, maar het kan niet
beperkt blijven tot kritiek op derden, want ook zelfkritiek en reflectie over
het eigen handelen is van node. Nu, als we de klassieke partijen in Vlaanderen
bekijken, dan zien we dat ze nog altijd niet gevat hebben waarom kiezers nu al
ruim dertig jaar hun kritiek niet sparen en dat gebeurt lang niet altijd op
populistische wijze. In Nederland heeft D'66 gedurende bijna 50 jaar de
klassieke partijen een spiegel voorgehouden, zeker als het erop aan kwam na te
gaan in welke mate ze de arrogantie van de macht ver van zich af wilden houden,
konden houden.
Ik heb me al vaker afgevraagd
wat Renan bedoelde met zijn "plébiscite de tous les jours..." maar
juist is juist, Renan vond dat de natie een dagelijks plebisciet behelst, niet
zozeer de democratie. De democratie evenwel behelst meer dan alleen het
politieke en het politieke systeem staat niet op zichzelf. De wijze waarop u
nog maar eens stipuleert dat de democratie een kasplantje zou wezen, vergt een
stevig antwoord en ik moet vaststellen dat de vele aspecten die samen het
democratische bestel constitueren, blijkt eerder een robuust gemengd loofwoud.
Maar ook die metafoor kan niet voldoen, net omdat dan de indruk zou gewekt
worden dat er houtvesters en specialisten nodig zijn om het bos te onderhouden
en als iets de democratie, het democratische ordenen en politieke functioneren
kenmerkt, dan is het precies dat we daar zelf verantwoordelijk voor zijn. Wij
zijn de democratie, mijnheer Huyse en de politieke ambtsdragers hebben er een
bijzondere verantwoordelijkheid in te dragen omdat zij het dagelijkse
functioneren van de instituties regelen, maar ook en niet minder van tel is de
gedachte dat zij daarbij vaak onder druk staan van een hoop mensen die hen van
adviezen dienen, dus ook vanwege belangengroepen. Als ik al iets hoor vanwege
de automobilistenverenigingen, dan is het de laatste jaren een gezeur over
slechte bestuurders, automobilisten. Wie vertegenwoordigt Touring Club van
België nog? of de VAB? En hun dienstverlening? Natuurlijk zijn er veel files op
onze wegen, rondom de grote steden, maar ook elders is er een probleem dat het
wegennet niet aan de behoeften kan voldoen. Specialiteiten - met dank aan
Eduard Douwes Dekker - komen dan uitleggen dat men opnieuw tollen moet heffen,
op parkeerplaatsen, het binnenrijden van steden en het gebruiken van de
autowegen. Niet zelden worden die tollen beheerd door private bedrijven die
nergens verantwoording voor lijken af te leggen. Rent seeking behaviour, zoals
ook Francis Fukuyama dat beschreef, maar waarover in de samenleving weinig of
geen debat kan ontstaan, omdat het voor sociologen en politieke wetenschappers
geen issue is. Nochtans behelst dit fundamentele facetten van het democratisch
functioneren, want het gaat over ingrepen in de samenleving, die te maken
hebben met het geweldmonopolie van de overheid. Maar evengoed kan aan het
concept van de publiek-private samenwerking het wegvloeien van
overheidsmiddelen naar particuliere patrimonia verbonden worden en dan komen we
terug in de wereld van de Gabelle, de zoutbelasting die door de vorsten aan
particulieren werden verkocht en waar die uiteraard goede winsten uit haalden,
ten koste van het algemeen belang. Toch kan publiek-private samenwerking
inderdaad ook nuttig zijn als de voordelen evenwichtig blijven. Helaas vernemen
we daar zelden meer dan sloganeske uitspraken over.
Want uw bedrijf, u en uw
collegae hebben het niet meer over de weerslag van concreet beleid, wel over de
kwestie hoe partijen en partijchefs elkaar voortdurend met strategische en
tactische spelletjes de strot trachten af te bijten. Partijstrijd gaat
inderdaad over macht binnen het bestel en de mogelijkheid iets met die macht
aan te vangen. Alleen, ook macht is voor u of voor Marc Hooghe geen thema, want
tja, dat is toch evident. Zou het? De kwestie die behandeld wordt in het stuk
van Bart Sturtewagen, namelijk of Bart de Wever een nieuwe variant van het
Engelandspiel speelde is daarom zeer betreurenswaardig: het suggereert dat de
democratie verworden is tot een open oorlog, dat alle middelen om de vijand
teweer te staan en te verslaan goed zijn en dat kan in een democratisch bestel,
waarbij politici burgers zijn, ook al bekleden ze langdurig ambten.
Politiek als beroep? Max Weber
schreef erover en toch blijven die gedachten maar achterwege in het debat,
terwijl de omstandigheden waarin politiek bedreven wordt sinds 1917 zeer
veranderd zijn, doch niet alle vragen die Max Weber stelde, bijvoorbeeld over
het handelen van beroepspolitici of de vraag of de politicus er zich tevreden
mee kan stellen dat zijn of haar doelen voldoende hooggestemd zijn, over
"Gesinnungsethik" en "Verantwordtngsethik" dus mag het ook
gaan. Opmerkelijk is dat Weber een evenwichtig koersen op beide benaderingen
bepleitte. Doel en middelen hebben immers hun belang. Ook het nadenken over de
gevolgen kan men niet over het hoofd zien, met dien verstande, dat de discussie
over beleid voeren dat nooit zou verouderen of in vraag gesteld worden, daarbij
de verkeerde ingesteldheid verraadt, als zouden politici wijsheid dragen die
men niet in twijfel kan trekken. Zouden het dan geen goden zijn?
Maar de positie van burgers is
nog het meest veranderd: de meeste burgers vandaag leven behoorlijk autonoom en
hebben een scholing die niet meer moet onderdoen voor die van de politici. Een
tweede wijziging is dat burgers niet langer alleen van gestelde, binnenlandse
media afhankelijk zijn en tot slot blijkt men bereid banvloeken van
hogepriesters te weerstaan. Die burgers hebben een ernstig probleem met de
beroepspolitici, maar ook met gelegenheidspolitici, zoals de lui van
Straten-Generaal of Ringland... de zaak is niet dat we het verhaal zomaar
kunnen laten gaan, de mobiliteit, de economische aderen en slagaderen slibben
dicht en er komt maar geen groot mobiliserend plan, waarbij men niet enkel
actuele pijn- en knelpunten belicht, maar ook een plan dat mits bekwame
uitwerking voor de mobiliteit gedurende een volgende generatie voldoende
ademruimte kan bieden tegen een redelijke en dragelijke kostprijs.
Het kan helaas niet anders, maar
de politieke consensus over rechtvaardigheid, over gelijkheid moet echt wel
eens goed onderzocht worden. Want met Hannah Arendt kan men vaststellen dat
deze consensus niet echt gericht blijkt op handelen, maar op het uitrollen van
een bepaalde visie, namelijk het realiseren van gelijkheid, waarbij de
uniciteit van de persoon voortdurend onder druk staat en rechtvaardigheid
impliceert in de consensus het distribueren van kansen van bovenaf. Joke
Hermsen schreef met Kairos een aantrekkelijk boek, dat ik evenwel nog moet
lezen. Maar ik hoorde haar op de radio en bij Boeken en ja, het gaat over het
vermogen telkens weer opnieuw te beginnen, maar ook zich betrokken kunnen weten
en vooral, hoe melig men het ook mag vinden, een amor mundi aan de dag te
leggen.
Nu, Bart Sturtewagen en uzelf
leggen in het handelen van Bart de Wever en van de N-VA de intentie van het
cynische spel, waarvoor het Englandspiel een geschikte metafoor lijkt. U zal
het met me eens zijn dat dit een nogal donker beeld is, een intentieproces ook.
Het goede willen, volstaat natuurlijk niet, maar de wijze waarop men, binnen
het kader dat de media scheppen, zowel nadenken over het betere en tegelijk hoe
dat te bereiken, kan, als we Max Weber en Hannah Arendt goed begrijpen, wel degelijk
een ander politiek debat opleveren. Maar dan dienen we als burgers er ook
vatbaar voor te zijn. Stukken als de reflectie van Bart Sturtewagen en uw
bedenkingen daarbij getuigen daarbij zo niet van cynisme of nihilisme dan wel
van een scherpe kijk op de intenties van Bart de Wever en die zijn dan wel
overduidelijk verwekt in cynisme. Zou het echt? Zou een derde van het
electoraat in Vlaanderen echt bereid zijn dat cynische spel spelen? Of er de
dupe van zijn? Dat laatste is nu precies weer een paternalistisch oordeel, dat
u net niet uitspreekt. Maar erger nog is dat u herhaalt dat de communautaire
agenda voor Vlaamse burgers op plaats 14 komt. Alleen, wie is daarover
ondervraagd, in welke omstandigheden en met welke vragen? Het lijkt er evenwel
op dat we vooral maar geen vragen moeten stellen op het verwerven van
sociologische inzichten en na de affaire met Diederik Stapel zou er dus
aanleiding moeten zijn op het publieke forum eens uit te leggen waarom de
meting van de prioriteiten in hoofde van burgers uitvalt als men telkens weer
herhaalt. En wat komt er op 1? Rechtvaardigheid? Veiligheid? bescherming? Het
zal wel, want dat is mede waar politiek handelen toe moet strekken. En verder
veronderstelt u dat wie die communautaire agenda dan op 1 zou zetten, dus zeker
geen 30 % van de kiezers, het slecht begrepen heeft, want dit land, België moet
behouden blijven? Begrijpt men, begrijpt u dan niet dat, sinds al in 1856 de
Grievencommissie aan de slag was, dat voor Vlamingen altijd weer de behoeders
van het België dat we kennen - zij het in andere omstandigheden en zelfs om andere
redenen - het fout voorhebben? Dat België behouden geen doel op zich kan zijn,
als het niet als voldoende democratisch ervaren wordt? Nu, België is ontstaan in weinig heldere
omstandigheden en als ik Els Witte heb begrepen, heeft het Orangisme in dit
land dieper gehakt dan sommigen menen. De democratie in België, zoals
Jean-Pierre Rondas al vaker heeft vastgesteld, is niet enkel geconstitueerd op
een grondwet, maar binnen de grondwet geldt dan weer dat de democratische
verhoudingen op grond van grendels en alarmbelprocedures gefixeerd zijn. Maar daar
heeft u vrede mee, zoals ook Jean-Luc Dehaene dat geen beperking van de
democratie vond.
Bijgevolg en ter afsluiting,
professor dr. Luc Huyse, maar u mag het ook laten weten aan Bart Sturtewagen,
vind ik uw analyse niet alleen naast de kwestie, want De Wever is met zijn
partij gelegitimeerd tot handelen door een derde van de kiezers. Maar ook denk
ik dat u hem moreel wegzet, wanneer u hem als de bedenker van een Belgienspiel
presenteert. Want of u hem in de rol van de Britten plaatst, die het spel
doorhadden en een pak welwillende soldaten opofferden dan wel in de rol van de
Duitse admiraal Canaris, chef van de Abwehr, in beide gevallen veroordelen Bart
Sturtewagen en u De Wever moreel, maar net zo min als in andere gevallen,
slaagt u erin te duiden hoe de anderen inderdaad hun rol spelen en die is
moreel dan niet van een andere orde. Erger nog, uw eigen bijdrage is
intellectueel noch politiek anders te duiden dan als een poging aan te geven
dat men de dolle man en diens adepten echt moet wantrouwen. U meent op goede
grond, door hem een geheime agenda toe te dichten.
Sinds ik de discussie gezien
heb tussen De Gaulle en Hubert Beuve-Méry - een uitzending in de reeks duels op
de Franse publieke zender - is het me meer dan ooit duidelijk geworden dat
politici soms ongenadig bejegend worden door mediamensen die zich boven het
slagveld bewegen, terwijl ze er zonder meer deel aan hebben en zelf ook hun
slagen uitdelen, soms incasseren. Beuve-Méry schreef onder het pseudoniem
"Sirius" een nabije ster, maar in astronomische eenheden nog vlakbij.
Daarom denk ik dat het niet veel zin heeft verder aandacht aan deze benadering
te besteden en ons in te laten met vragen over de energiezekerheid, goed
onderwijs, ruimtelijke ordening en mobiliteit en de vrijheid van de burger
zichzelf te ontplooien en op welke wijze dan ook zijn of haar pursuit of
happiness na te streven, want dat is waar politici mee bezig zijn, net als dat
hele leger experten, specialiteiten die urbi et orbi van alles beweren, maar
zichzelf ook boven het gemeen verheven achten en zich zelfs immuun houden voor
hun eigen raadgevingen. Dat is de reden waarom bij hoog geschoolde burgers de
democratische instellingen niet altijd betrouwbaar overkomen. Alleen laat dat
onverlet dat die brave dames en heren veelal weinig neiging vertonen hun
ongenoegen op gewelddadige wijze te uiten. Dus, zij koesteren ook geweldloos
samenleven en menen dat de democratie alsnog vertrouwen verdient. Een
kasplantje? Ik denk eerder dat de actuele politici en de hele hofhouding erom
heen een kasplantje vormen en dat is iets van een andere orde.
met vriendelijke groet en enig
ongenoegen over uw schrijven,
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten