Er is niet alleen Oorlog
Kleinbeeld
Nieuwsgierigheid
en begrip
Verzegelde lippen vertellen wel iets
Erwin Mortier beschrijft hoe zijn
grootmoeder met de twee wereldoorlog verbonden is, haar leven speelde zich af
tegen en werd, zo stelt hij, gekleurd door de oorlogen. Moeilijk zich zoiets
voor te stellen, kan het niet zijn en bovendien, stel ik vast, kan dit echt wel
echt een goed begrip in de weg staan. De oorlogen hebben levens gekraakt,
verwoest, soms nieuw leven, niet altijd even gewenst, voortgebracht, maar
tegelijk blijft het benarren dat hij nog maar eens doet alsof de geschiedenis
alleen dan gemaakt is geworden. Zijn essay draagt de titel: verzegelde lippen, maar zijn ze echt verzegeld, of kunnen wij hun verhalen niet zomaar begrijpen?
Nu zou ik zelf ook wel eens een verhaal
kunnen vertellen, over mijn ene grootvader in de polder van Sint-Margriete,
dicht bij de grens, over mijn overgrootvader, Gustave Dumon, die tijdens de
oorlog werd getroffen door een granaatscherf. Ik schreef er eerder al over,
omdat het een deel is van de familiegeschiedenis, al zal de volgende generatie
er niet zoveel over weten. Waarom er in Brugge geschoten werd, was me lang niet
duidelijk, tot ik zag dat de Duitse Kriegsmarine in Zeebrugge een
onderzeebootbasis had, waar de Britten graag mee afrekenden. De bevelseenheid
was in Brugge gekazerneerd, net als het personeel, bij het Fort Lapin[i]. De harde winter in 1917
zorgde ervoor dat kanalen bevroren waren. Misschien wilden de Britten van de
gelegenheid gebruik maken om de officieren van de Kriegsmarine te raken. Feit
is dat mijn overgrootvader geraakt werd en voor dood naar het Sint-Jan gebracht
werd, in de binnenstad. Een arts, dokter Joseph Sebrechts moet toen een deel
van zijn faam verkregen hebben. maar vooral was het een vorm van medische
hardnekkigheid die hem een lang leven schonk, want hij werd, ondanks zijn zware
verwondingen, ondanks de naar de normen van vandaag misschien onvolkomen
esthetische afwerking - mijn overgrootvader was blind aan een oog, had geen
neus meer en een ijzeren plaat in het hoofd - 92 jaar oud. Hij stierf in de
week voor Nieuwjaar 1972 en was in de familie een icoon, maar tegelijk,
uiteraard voor de jongste achterkleinkinderen nagenoeg onbenaderbaar.
Veel is er niet over verteld, een
oudtante gaf een relaas, maar de herkomst van de granaatscherf noch de
inspanningen van de arts stonden centraal. maar wel het gebed en de oproep het
lot te dragen. Maar toch werd het gebeuren gememoriseerd in geschrifte en was
er wel dankbaarheid voor de arts. Dat lijkt contradictorisch, maar het geeft
aan hoe moeilijk het was te begrijpen wat er door dokter Sebrechts
verwezenlijkt is geworden. Maar de man die in Brugge was gebleven terwijl
meerdere collegae mee waren afgetrokken en in legerhospitalen hebben gewerkt,
was voor de verzorging van patiënten een reddende engel. Toch denk ik dat we
ons geen idee van zijn technische onbeholpenheid kunnen vormen, zodat zijn
persoonlijke kunnen extra in de verf komt te staan, alsook zijn hardnekkigheid.
Soms zou ik zo een ziekenhuiskamer - of -zaal - wel eens willen zien, maar
tegelijk is er het besef dat onomkeerbaarheid moeilijk te omzeilen valt.
In die zin kan het stuk van Erwin
Mortier mij niet overtuigen, want de zwijgzaamheid over het verleden kan ook een
blijk van wijsheid geweest zijn, een aanvaarden van het feit dat men vooruit
moet. Mortier vergist zich daarom door de nadruk te leggen op de oorlogen als
epochemakend voor de betrokkenen. Het blijft tegelijk zo dat de periode 1918 -
1925 in de officiële geschiedschrijving weinig kansen krijgt en in de verhalen
herleid worden door de grote initiatieven om
wat verwoest werd weder op te bouwen. De samenleving zocht in de bezette
landen en in de oorlogsvoerende landen voor grote veranderingen. Zo ziet men de
vrouwen terug naar de haard keren, op last van de terugkerende mannen, wat ook
na 1945 opnieuw aan de orde zou komen: herstel van de orde.
Maar bijvoorbeeld de jaren 1920 in
Europa, van land tot land verschillend zorgde voor vormen van verwerking van het
oorlogsgebeuren. Tegenover Erich Maria Remarque stond Ernst Jünger in het volle
leven, maar Jünger was en blijft eerder een man van de daad, zoals het
Futuristisch Manifest dat in 1912 had verwoord. De moderniteit, gepaard aan
esthetische en elitaire overtuigingen brachten hem ertoe de nazi's als
inferieur aan hun taak te beschouwen, maar hij laat ook zien, denk ik, hoe de
tijd voor deze mensen, die gewoonlijk niet tot grootse daden geroepen werden nu plots wel macht verwerven.
Erwin Mortier zal hier waarschijnlijk niet veel mee hebben, maar het mag
duidelijk zijn, denk ik, dat hiermee het leven en geschiedenis als verweven
vormen ontoegankelijk worden.
Natuurlijk was er de Spaanse griep, die
gedurende 1 jaar jonge levens wegmaaide, maar hoe of dat zomaar kon, blijft
altijd een moeilijke kwestie. Globalisering, want men moet zich toch maar
inbeelden dat toen miljoenen mensen zich al of niet motu proprio verplaatsten,
meestal op bevel van hogerhand. Maar ook blijft het nog maar de vraag wat
buiten Europa gaande was, want dat wordt door de oorlog verduisterd. En dan, na
de oorlog, hoe werd het leven toen? Moeizaam verliep de heropbouw in België, in
Nederland was de economie ook tot stilstand gekomen en in Duitsland, tja, daar
was het ook behoorlijk mis. Maar Frankrijk was misschien nog het meest de
oriëntatie kwijt, al kennen we alleen de zegerapporten. De oorlog was gewonnen,
in het Verdrag van Versailles stond dat Duitsland de morele schuld droeg van de
oorlog en hiervoor zou betalen. De bezetting van het Ruhrgebied in 1923 - 1924 was
voor Duitsland vernietigend, maar ook de moeilijkheid voor Ebert om zich tot
het volk te verhouden, de moorden op Rosa Luxemburg, Karl Liebknecht en Walter
Rathenau, hebben op Duitsland geen gunstige invloed gehad. De omgang van mijn
tijdgenoten met WO I blijft wat mij betreft weinig begripvol. Niet voor de
mensen, maar voor daden die men stelde, zowel de militairen, de chefs van
staven, de officieren op het terrein en de piotten. Maar na de oorlog begon het
leven opnieuw, waarbij sommigen oude verwachtingen niet meer inlosbaar achtten
en daarom nieuwe wegen zochten, terwijl anderen wanhopig het oude leven wilden
hernemen. De politici stonden voor soms onoplosbare problemen, zoals het
herstellen van de veestapel, van het industriële patrimonium en de infrastructuur.
Zelden heb ik een essay gelezen over hoe of het leven in Vlaanderen tussen 1919
en 1939 evolueerde. Maar ook de veranderingen na WO II, die zowel tijdens de
"Trente glorieuses" als nadien aan ons kwamen aandrijven en soms ons
overweldigden, maar waar we de vruchten van plukken of mee rekening hebben te
houden, verdienen dezer dagen een meer uitvoerig onderzoek.
Historia non facit saltus, de
geschiedenis maakt geen sprongen, maar mensen die gevangen zijn in
contingentie, ervaren het leven vaak zelf als een weg met af en toe een
sprongetje of van tijd tot tijd een reuzenstap, een hink-stap-sprong en dan
wordt het uitkijken, want men gaat het avontuur aan. Mij dunkt dat vredestijd
niet minder avontuurlijk is, zelfs niet van geweld gespeend blijkt als
oorlogstijd, maar wie zou nostalgisch zijn naar die jaren waarover de
betrokkenen, naar Mortier zegt, zwijgen. Dat ze niet echt zwijgen, lijkt hem te
ontgaan, maar hun spreken is voor ons onbegrijpelijk. Gewoon omdat wij nu
anders leven, maar ook andere verwachtingen koesteren. Want de roman van Stefan
Hertmans maakt vooral duidelijk dat het niet eenvoudig kan zijn de bloederige
geschiedenis over te brengen: Veel van de dagelijkse ervaringen smelten samen
tot een aantal momenten, tot een besef
wel misbruikt te zijn en miskend, maar tegelijk gewrongen te zitten door
loyauteit aan het land. Hierin sluit de roman aan bij wat Gerard Walschap
schreef in "autobiografie van mijn vader".
Het punt is dat Erwin Mortier blijkbaar
hoopt op deze manier tot een historische sensatie te komen, maar in feite
blijft die ruimte afgesloten, omdat de auteur de eerste wereldoorlog, de grote
oorlog niet ziet in de continuïteit van de dingen, waarin de oorlog uiteraard en
tegelijk een cesuur vormt. Hoezeer dat zo was blijkt uit bronnen, zoals het
verhaal van een aantal aalmoezeniers die aan het IJzerfront niet in staat
bleken hun ambities achterwege te laten en soms met de legeroverheid in botsing
kwamen. Sommigen mochten hout gaan hakken aan de Orne, oudere pastoors in den
lande bleken na de eerste schok over de barbaarse inval in ons land toch weer
vast te stellen dat het land hem vreemd was gebleven. Zelfs de Vlaamse voorman
Frans van Cauwelaert moest vaststellen dat zijn inspanningen bij de regering
van nationale eenheid in Le Havre weinig vruchten afwierpen. Zelfs Franstalige
Vlamingen stelden vast dat die inspanningen gerechtvaardigd waren, zoals
Jean-François Maes schreef. Voor ons is dat alles geschiedenis, maar voor hen was het brandend actueel en lastig om
goed te zien wat er gaande was. Bovendien verdroegen sommige figuren niet dat
wat Vlaams was geaccepteerd zou worden, wat sommige Vlaamse commentatoren dezer
dagen nog steeds stommelings overnemen. . Aan de andere kant zag men dan
burgers en militairen recalictrant reageren, wat hen op straffen en blamen van
de militaire overheden kwam te staan. En ja, er waren ook activisten, maar zou
men hen, die lui in Gent in 1917 echt willen vergelijken met de lui die in
1940-1945 kozen voor ideologische collaboratie?
Maar goed, over Cyriel Verschaeve en
zijn handelen tijdens WO I zal men niet spreken, want de man ging in de tweede
in de fout. Ongetwijfeld was dat zo, ongetwijfeld was hij een schwärmer, maar
tegelijk, ook al hoort men dat niet graag was België voor WO I niet zo vijandig
tegenover de Duitsers, was de aandacht voor wat er in Berlijn, Leipzig en
München gaande was groter dan wij ons nu kunnen inbeelden. De oorlog kwam voor
talloze burgers toen onverwacht, maar de overheid had ook niet echt begrepen
dat ze in een ander kader zou moeten denken en handelen. Het valt op dat Erwin
Mortier het leven van haar grootmoeder weerklank geeft, maar niet via die weg
haar moeder, zijn overgrootmoeder niet over het voetlicht krijgt. De reden
waarom mij dat wel frappeert is dat men toch vooral kijkt naar mensen die min
of meer tot handelen in staat zijn, onze aandacht mogen krijgen, want de herinnering
van een kind is weliswaar waardevol, maar vertelt weinig over de afwegingen die
mensen maken die over hen zorg dragen.
Maar nog eens, het meest storende is dat
voor Erwin Mortier die cesuur die WO I was, zo centraal zet, dat men de
jubeljaren, de jaren van ongebreidelde vooruitgang, ook voor (welstellende)
boeren en waarbij de mogelijkheden, door mechanisatie in onze ogen nog traag,
maar in de ogen van de mensen toen zeer snel is gegaan. Dat verschuivend
perspectief blijft voor velen die naar het verleden kijken een vaak onopgemerkt
gegeven. De oorzaak is dat we naar het verleden niet kijken vanuit een brede
interesse op mens en samenleving, maar naar bepaalde gebeurtenissen, die ons
bijzonder zouden aanbelangen. Dat dan bepaalde aspecten niet in beeld komen,
mag niet verbazen. Moet men dan per se geschoold historicus zijn om met enig
inzicht over de zaken te spreken? Ongetwijfeld niet, maar men kan ook historici
niet uitsluiten. Ter gelegenheid van 21 juli stelde men in het Warandepark een
vroege pantserwagen op, die was nagebouwd, maar of we daarmee dichter bij de
beleving van toen kwamen, blijft nog maar de vraag, want we vinden op vele
plaatsen in Vlaanderen sporen van de volgende oorlog, de Amerikaanse en Britse
tanks en jeeps die de oorlog toen zo mobiel maakten.
Wat ook opvalt in het beeld dat Mortier
schetst, wat mij overigens nog meer frappeert, is het gebrek aan inzicht in de
veranderende inzichten, zowel bij elites als de bevolking. Ook in de jaren na
1920 zien we enkele opvallende transformaties die nog eens sterker uitpakken
tijdens de eerste decennia na 1950. Maar het is wel zo dat men juist die jaren
tussen het einde van de oorlog en de Wereldtentoonstelling in 1958 als sombere
jaren wil voorstellen, maar als ik verhalen hoor van mensen die toen studeerden
of pas aan de slag gingen, was het best wel boeiend. Jawel, vliegtuigreizen
waren nog niet voor eenieder weggelegd, maar autoreizen kwamen er wel. Ach,
vergeleken met twintig jaar later, zo rond 1978 was het natuurlijk allemaal nog
wat minder, net zoals de huishoudelektronica nog niet was ingeburgerd, zouden
de transistorradio's nog hun intrede doen en begon de wereld van de populaire
muziek via rado én televisie pas geleidelijk een plaats op te eisen. En daarmee
kwam er ook nog iets anders aan de orde: de stilering van het collectieve
geheugen. Want men kan natuurlijk geloven, aannemen dat de beeldmedia objectief
feiten uit heden en verleden weergeven, maar het is intussen wel duidelijk dat
de framing wel degelijk invloed had
op wat tijdgenoten zelf denken over het verleden waar ze zelf deel aan hebben
gehad. En dus valt het op dat de intocht van de Duitse legers in Brussel in
1914, die voortdurend door de stad en
voorsteden trokken, zolang de krijgsverrichtingen rond Antwerpen nog niet
afgerond waren, beschrijft ook Karel van de Woestijne als een langdurige
intocht[ii], maar hij nuanceert,
scherpt aan, tekent uit en laat begrijpen dat voor Brussel de oorlog een ramp
is, maar dat de mensen het overleven kunnen. Tegelijk krijgen we een hoop
geruchten te verwerken, die de auteur van overal opvangt, ook van zijn
artistieke vrienden.
Het blijft opvallend dat we nu, terwijl
de gebeurtenissen van 100 jaar geleden politiek een hoge hectiek bereikten,
nauwelijks vermeld zien worden: de voorkeur van Charles Woeste, die zoals
Boerke Naas, zijn frak wilde tonen en na een schot van de Kaizer zou hij
doorgang verlenen. Anderen vonden dat België de eigen neutraliteit moest
bewaken. Wat we niet weten, valt mij dan toch op, of Frankrijk bij België
voorstellen gedaan heeft om vriendschappelijk hulp te verlenen om zo de inval
bij Luik tegen te gaan. Feit is dat de Fransen stonden te popelen om Belgisch
grondgebied te betreden, maar ten koste van alles de indruk wilden bewaren dat
ze niet de neutraliteit zouden schenden. Het was dansen op een slappe koord.
Dat eens de oorlogshandelingen begonnen, de Duitsers maar niet door dit land
geraakten en dat elke poging om snel naar Sedan te trekken mislukte, de oorlog
zelf zich liet zien zoals ze was, mag ons niet ontgaan.
Pas dan begint dat moeilijke verhaal:
hoe beleven mensen, mannen, al dan niet onder de wapens, vrouwen, kinderen, de
gebeurtenissen, waar ze doorgaans weinig greep op hebben. Kijkend naar een
oorlogsgebied als het Oosten van Oekraïne, waar geen ouderwetse oorlog tussen
staten gevoerd wordt, ziet men hoe het voor mensen eerst gaat om het
"fressen" maar toch, de keuze voor of tegen de rebellen moeten ze elk
moment weer maken: lijfsbehoud en integriteit liggen dichter bij elkaar dan men
denkt.
Oh ja, sommige mensen die van leer
trekken tegen Israël dezer dagen, omdat die staat teveel oorlogsslachtoffers
zou maken, moeten misschien bedenken dat geen staat, geen samenleving zo
bedreigd is als precies Israël, want een nederlaag, zo stelt men, betekent het
einde voor Israël als staat, maar ook, evenzeer, betekent het dat de politici
er zich vaak van bewust zijn dat het militaire beleid de samenleving kan
bedreigen. In Het recht op terugkeer beschrijft
Leon de Winter hoe Israël steeds kleiner zou kunnen worden als burgers het niet
opbrengen de samenleving vitaal te houden. Het is een donkere, duistere
toekomstvisie over een staat die, zoals Hannah Arendt al in 1945 - 1950 aangaf,
keuzes maakte die misschien wel goede antwoorden bood op directe kwesties,
vitale kwesties ook, maar net daarom autodestructief konden uitpakken. Hoe
Israëli daarmee omgaan, hoe mensen die zoals Arendt Europees én joods zijn belangt
ons aan omdat zij hun kritiek niet sparen, maar tegelijk loyaal blijven aan hun
gemeenschap.
De kritiek op het Israëlische militaire
beleid, als zou men geen onderscheid maken tussen burgers en militairen, blijft
nazinderen, want hoe kan men een vijand bevechten die zichzelf voortdurend - in
de beste traditie van de guerilla - verstopt achter de burgerbevolking. De
vraag of de strijd van Hamas gerechtvaardigd is, komt nooit, zelfs niet met een
begin van twijfel, aan de orde. Dat betekent dat men zich geen vragen stelt
over de politiek van Hamas, wat vaak ten koste gaat van de politiek van Abbas
op de Westoever, die vaak overweldigd wordt door de strijdvaardigheid van
Hamas. Maar welk doel dient men? Hoe wil men dat bereiken?
Een Vlaamse dokter had het over een
holocaust op de Gaza, of in Gaza, maar als Hamas de wapens neerlegt,
bomaanslagen afzweert en weigert nog te investeren in militaire infrastructuur,
zou het dan niet kunnen, misschien ben ik naïef, dat Israël ook deuren zal
openen? Zelf ben ik altijd bijzonder terughoudend geweest ten aanzien van beide
partijen, maar sinds 1972, toen ik op televisie zag hoe Israëlische atleten en
burgers werden aangevallen door Palestijnse terroristen, was de idee toch dat
terreur ook gerechtvaardigd moet worden. Pas veel later kwam ik tot het inzicht
dat men recht heeft op opstand, maar dat de middelen die men hanteert niet ten
koste kan laten van de eigen achterban. Hannah Arendt heeft in haar boek
"Eichmann in Jeruzalem" veel kritiek geoogst, maar naast de discussie
over "de banaliteit van het kwaad" en over de rol van Joodse
prominenten die hun medeburgers en medevervolgden niet altijd eerlijk hebben
geinformeerd over wat er te gebeuren stond of meer nog, mensen aan te zetten
Amsterdam of Warschau te verlaten, tijdig, voor het wegvoeren zou beginnen -
een discussie die haar van haar beste vrienden vervreemdde en waaruit de kracht
blijkt van het waarheid spreken - is deze discussie over de politiek van
Israël, van Ben Gurion wel degelijk cruciaal, maar die werd al te vaak over het
hoofd gezien. Maar nog eens, de terreur van een gewapende oppositie kan
gerechtvaardigd worden, meer nog, Israël heeft ook nog eens zelf een traditie
van guerrilla tegen de Britten, die Palestina als Mandaatgebied bestuurden,
zodat men weet, aanvoelt dat de Israëli bereid waren oppositie, zelfs gewapende
oppositie op de koop toe te nemen. Ben Gurion en vele andere politieke leiders,
tot Benjamin Nethaniahu, waren gepokt en gemazeld in die jarenlange strijd.
Israël zelf is niet zonder zonde.
Men kan vanuit dit aanvoelen van
complexe realiteiten ook terug kijken naar ons eigen verleden. De Teutoonse
terreur, zoals men die noemde nadat duidelijk was geworden hoe Leuven, Dinant,
Visé en Charleroi, Virton ook, Dendermonde ook door Duitse militairen zijn
aangepakt, kan men niet verantwoorden: de Duitse militaire overheid schond het
bestaande oorlogsrecht, waarbij men burgers aanpakte zonder het onderscheid
tussen burgers en militairen te handhaven. Men zal begrijpen dat Duitsland hier
wel een morele schuld draagt, want deze terreur tegen burgers, om welke reden
dan ook, was van een orde die men voordien sinds de Dertigjarige en
Tachtigjarige oorlog in Europa niet meer gekend was. Over de Ottomanen op de
Balkan zou het ook kunnen gaan, maar dat was een ander soort langdurig conflict
en bezetting. Maar ten gronde was de bezetting en de formule die de bezetter
vond, voor de burgers van cruciaal belang. Hoe schatters oogsten hadden te
voorspellen, hoe economische infrastructuur werd afgebroken en naar Duitsland
getransporteerd, toonden dat de oorlog wel degelijk totaal kon worden. België
en Luxemburg waren de enige landen die volledig bezet waren - op de Westhoek na
- en kregen het experiment aan den lijve te ervaren. Het is zo dat België
meevocht, maar het was de vorst niet wenste dat zijn troepen, ondanks
diplomatieke druk in te zetten in uitzichtloze offensieven. Daar valt alleen
maar waardering voor op te brengen, want een legerleider zal zijn soldaten niet
nodeloos in het vuur gooien. Maar de grootste slachtoffers waren de burgers en
bij de herdenkingen van WO I blijft dat een onderbelicht facet. De steun van
neutrale staten, van diplomaten en van een aantal industriëlen, die Relief for
Belgium opzetten, mag men ook niet onderschatten. De moderne vorm waarin men
die wist te gieten, moet ons ook aanbelangen[iii].
Derhalve denk ik dat Erwin Mortier ons
nog maar eens murw slaat met leed, dat we niet kunnen ontkennen, maar de hele
dynamiek van het gebeuren, ook de besluitvorming blijft buiten beeld: wat kon
een schatter doen om boeren een deel van hun oogst voor eigen gebruik, maar ook
om aan de lokale vraag te voldoen in plaats van te moeten leveren aan de
bezetter, dat zijn kwesties die minstens evenveel aandacht verdienen. Maar dat
soort overwegingen vragen te veel historische studie en daar zijn we helaas
niet aan toe. Er wordt waardevol werk geleverd, zoals over de verdeling van de
Amerikaanse voedselhulp, waarbij mensen hulp kregen of ze nu katholiek waren of
niet, of ze nu passend leefden, dat alles werd vervangen door een recht op
bijstand. Maar de herdenkingsagenda verdraagt dit soort diepgaande studies
niet, journalisten worden er zo te zien kregel van.
Kortom, ik ben niet de enige die het moe
wordt van het herdenken van WO I en dan nog vooral omdat het niet tot
reflecties leidt. Ik ben het moe dat men Israël op haar verantwoordelijkheid
wijst, maar de positie van Hamas en andere Palestijnse instituties niet
ondervraagt. Recht op opstand? Zeker. Recht op gewapend verzet? Evenzeer. Maar
als doel en middelen niet ook humaan te
verantwoorden blijken, moet men de kritische aantekeningen niet sparen. Wie
zijn eigen mensen in het vuur gooit, vrouwen en kinderen, mag toch ook eens
kritisch bejegend worden. Goed, de Gaza-strook is smal, dichtbevolkt en weinig
geschikt voor oorlogshandelingen. Maar of dat verantwoordt burgers als
menselijk schild te gebruiken en de tegenstander het onmogelijk maakt dat
onderscheid te maken, het blijft ook stof voor discussie aanbrengen, behalve
voor wie Israël ook het bestaansrecht ontzegt. Maar dat er op Israël al van
begin af aan kritiek moet geleverd worden en dit ook is gebeurd, mag men niet
ontkennen. Selectieve lectuur van feiten, het blijft de gesel van deze
samenleving waar men altijd weer tot een duaal schema komt: ja of nee. De
eeuwige derde mogelijkheid, daarvoor is men blind en dat getuigt van
intellectueel puberaal gedrag.
Men kan zich ook afvragen waarom
sommigen zo kleingrutterig omspringen met de oorlog, waarbij men zich
blindstaart op soldaten, maar vergeet dat het militairen waren met een grote
staat van dienst - wat heet - die volgens een vaste logica handelden, niet
altijd, zoals Albert I of Harry Plummer wel deden, de opportuniteit en de
mogelijkheden goed hebben ingeschat. Kleingrutterig is ook het verwijt aan de
zogenaamde commerçanten in de Westhoek, die vervolgens zelf boeken bij de vleet
gaan plegen, zonder echt eigen onderzoek te verrichten. Sophie de Schaepdrijver
heeft daarbij de toon gezet en dat valt te betreuren.
Bart Haers
[i] De oorlogshandelingen die
niet met het IJzerfront te maken hebben blijken ons maar matig te boeien.
[ii] http://www.dbnl.org/tekst/woes002verz10_01/woes002verz10_01.pdf. Het
relaas beslaat meerdere pagina's en is na en eerste publicatie als
krnatenbericht vervolgens ook als boek gepresenteerd geworden. De subtiliteiten
van dit relaas blijven bij alle herdenkingsactiviteiten opmerkelijk genegeerd.
[iii] http://kwestievanverwondering.blogspot.be/2013/11/een-dagje-boekenbeurzen.html.
Het kan dus maar weer herhaald worden dat sommige boeken weinig of geen
weerklank krijgen, die het wel verdienen. Een artikel van Reynebeau, (http://www.standaard.be/cnt/dmf20131030_00817238) laat zien dat men sommige boeken echt beter in de etalage kan zetten.
Reacties
Een reactie posten