Brugge een beetje Athene
Kleinbeeld
Een
vleugje Athene
![]() |
Anna Amalia van Weimar, meer dan een beschermvrouwe en meer dan een muze. Als Carl August, haar zoon van Weimar een Athene wilde maken, was zij, hoewel niet gelukkig, toch' de aanstoker. |
Gisteren kreeg ik een boek te leen van mijn
goede vriendin Sylvia. Jawel, die dame die een take away runt in onze eigen
Walstraat in Brugge. Een boek? Natuurlijk in het Duits want zij kwam in 1988
uit Thüringen hierheen. Toen was dat nog de DDR en niemand had kunnen voorzien
dat de dingen zo snel zouden keren en dat Thüringen nu in dezelfde wereld zou
liggen als de onze. Of omgekeerd natuurlijk.
Het boek, Er
ist wieder da, werd al besproken in de pers, maar zoals vaak het geval was,
weten we eerder wat in de populaire cultuur gebeurt in Parijs en Londen, maar
wat er voorbij Eupen en Malmédy gebeurt, blijft hier vaak onder de radar van de
brede media. Voor mij is het najaar van 1989 verbonden met het lezen van de FAZ
en luisteren naar de Nachrichten op de Duitse radio. Ook Patrick van Hulle
bracht op radio regelmatig nieuws over de maandagavonden in de Nikolaikirche in
Leipzig, maar de televisiejournaals bleven opvallend zwijgzaam. Zelfs de autobiografie
van Joachim Gauck kreeg hier nauwelijks aandacht, meer nog, denigrerende
berichten in de Duitse pers ten aanzien van de zittende president werden gretig
overgenomen. Ik heb er geen weet van dat iemand, een Vlaamse journalist een
interview had met de man en president. Aandacht voor das leben der anderen was er
wel, net omdat het zo duidelijk weergaf hoe pervers het systeem werd. En de
sport, de zwemmeisjes of schaatssters, die vielen uit de toon en gaven dat ook
weer, maar men betreurde de unfaire competitie, minder de menselijke ellende.
Oh ja, die dame had me die biografie van Gauck
ook ter hand gesteld. Zij vond het leuk dat ik het las en besprak. En van tijd
praten we dus over boeken, over het verleden. Maar ook over wat er ons dezer
dagen beweegt en beroert. Als Sylvia dan vertelt dat ze Plato, Symposion, leest dan ben ik wel
geroerd, want ze vertelde vroeger dat het met haar studie niet was opgeschoten.
Nu hoop ik eerlang wel de gelegenheid te hebben over het symposion met haar te
praten. Maar nu bezorgde ze me dus dat boek van Timur Vermes, die ons verrast
met een satire over een wederopgestane Hitler. We weten, hij werd verbrand
nadat hij zichzelf, Blondi, zijn hond en
Eva Braun had vergiftigd. Dood is ie dus en we vragen ons af waarom een schrijver
hem toch weer tot leven wil wekken, niet in de eigen tijd van de man, maar in
onze tijd. Maar het laat zich aanzien dat hij, Timur Vermes op die manier naar
onze tijd kan kijken die niet alleen satirisch wil zijn, maar de satire
hanteert om ons, zoals het een schrijver betaamt, een spiegel voor te houden.
Hitler wordt, voor zover ik het tot nog
toe begrijp een televisiester en een nar.
Maar voor ik begon te lezen hadden we nog even
over de dingen dezer dagen en kloeg Sylvia over het koude, onherbergzame
voorjaar. Haar realisme was dan weer bijtend, want we doen er niet alleen niets
aan, we genieten toch van wat er is. Na de middag liep ik even langs op de
Grote markt, om het filosofiemagazine in te slaan en Streven. Kwestie van een
beetje ruimer te ademen. De nieuwe boekhandelaar, zoon van, stond in de winkel
en met hem had ik een gesprek over de stand van zaken in de boekhandel. Als er
een merk is, waar ik voor ga, dan is het de onafhankelijke boekhandel, die
ertoe bijdraagt dat er meer dan alleen Aspe en Brusselmans of onvermijdelijke
zelfhulpboeken om ons seks- en zielenleven op te krikken op de tafels en in de
schappen ligt. Het aanbod, zoals bij de collegae, Raaklijn of Walry in Gent is
verscheiden en bezorgt ons ook anderstalige literaturen. Maar de boekhandel
mag, denk ik ook opnieuw een beetje een oord worden waar mensen elkaar
ontmoeten en over boeken spreken. In feite, vertelde ik hem, vind ik dat de
uitgevers, de boekhandels en wij, de lezers een gemeenschappelijke rol en een
dito belang hebben.
Waar, vraagt u zich af, valt nu dat vleugje
Athene op te snuiven? Wel in de gesprekken van die dag, in wat ik zag vlakbij
het Belfort, waar een paar min of meer aan mij bekende mensen op een bank zaten
en blijkbaar praten over de vraag waarom men altijd zo neerkijkt op Brugge, ook
sommige uitgeweken Bruggelingen. De stad, zegde iemand, heeft toch enkele grote
namen voortgebracht, naast - zonder haar te behandelen als de burgemeester deed - Phaedra Hoste? Ik vond dan weer dat men juist naar
de aanwezigheid van de boekhandels moet kijken, die andere steden ons wel
benijden. Afgunst is geen schone deugd, maar ik vertelde over mijn interesse
voor Georges Rodenbach en de blikken verweten me dat ik vloekte in de kerk. Het
blijft mij duister waarom men van Bruges-la-morte niet moet hebben. Ik legde
uit hoe het boek, dat men literatuurhistorisch als een symbolistisch boek kan
wegzetten, een prachtig verhaal over zelfbegoocheling blijkt. Het symbolisme
waarin de stad de rouw van Joris – Joris en Georges, toch? – uitstraalt krijgt
opeens een heel lichte toets, zoals in een paar werken van Permeke, die uit de
duisternis ook een subliem licht weet te puren. Spreken over literatuur, dat is
toch eerder iets voor Parijs? Misschien, maar ik denk men het Athene van
Pericles, maar ook van de tragediedichters voor ogen kan houden, of het Weimar
van Goethe, Schiller, hertogin Anna Amalia dat met Carl August, haar zoon een
grote vlucht nam. Toen kreeg de stad een roep die de omvang van de stad niet
liet vermoeden. Anna Amalia, hoog-adellijk, maar in wezen, bedenk ik mij niet zo
vreemd aan wat een andere dame, Belle van Zuylen ook deed. Spreken over deze
dingen, helaas kan men niet zo vaak. Maar goed, een mens kan er ook gewoon over
nadenken.
Op het bankje vragen de mensen mij waarom ik
toch dat boek verdedig, maar ik vertel hen over het andere werk van Georges
Rodenbach, Le Carilloneur de Bruges, waarin
warempel de bouw van de Brugse haven die pas later in 1907 zou ingehuldigd worden
aan de orde is. En erger nog, zag ik sommigen denken, de Vlaamse Beweging aan
de orde komt en tot slot, het grote plan Brugge opnieuw op de wereldkaart te
zetten. Zij, de dames en heer vonden dat ik het wat te ver dreef, want de man
schrijft toch in het Frans? Maar het is precies dat facet dat mij treft, namelijk
dat deze Rodenbach misschien wel iets schreef met betrekking tot zijn kozijn,
Albrecht Rodenbach. Had het Albrecht kunnen plezieren? We weten dat Albrecht,
na de Groote Storinge in Roeselare in 1875 – een actie voor het Nederlands
- aan de Leuvense universiteit meer in
de grote letteren en cultuur een plaats zocht.
Omdat het kil was en het gezelschap sowieso
verschillende paden uitging, liep ik naar het Simon Stevenplein, waar ik hoopte
nog wat te lezen in de sigarenbar. Onderweg dacht ik nog eens aan de merkwaardige gang van zaken, want
geen van die toch al wat oudere mensen had ook maar gedacht aan Marcel
Minnaert, die in Brugge geboren was in een vrijzinnig gezin, dat zeer op de
ontwikkeling van de Nederlandse taal was gesteld. Marcel Minnaert werd al jong
dokter in de biologie en werd professor aan de zogenaamde Von
Bissinguniversiteit. Na de Eerste Wereldoorlog was hij dus van zijn leven niet zeker
en hij vond tijdig een vluchtweg naar Utrecht. Daar schoolde hij zich om tot
wat toen heette Zonnefysica, nu astrofysica en kwam hij in een ander
intellectueel vaarwater terecht. Hij liet de uit de democratische sporen
lopende Vlaamse Beweging achter zich en verzette zich ook tegen de uitstoting
van de Joodse collegae in het onderzoeksinstituut. Tijdens de oorlog was hij
ook een van de gijzelaars in Sint-Michiels Gestel, waar de bezetter de
Nederlandse elite had samengebracht. Hij dacht ook na over beter onderwijs voor
iedereen en werkte verder ook aan zijn wetenschappelijke werk. Hij werd in 1937
communist, maar ik heb er nog geen kijk op wat dit voor hem kon betekenen.
Het zijn kronkelige biografieën als deze die me
bezig hielden en houden. Zoals ook de biografie van Simon Steven nogal wat
elementen bevat om over na te denken. Ik kan er wel eens rustig naar kijken,
naar dat standbeeld, dat niet meer in de categorie van schoon of niet schoon
past, maar een passende herinnering vormt aan wat er in Brugge blijkbaar
mogelijk is geweest. Jawel, Stevin werd medewerker van prins Maurits in de
Republiek, maar toch, hij was in Brugge opgegroeid en toch weten we weinig over
zijn scholing en vorming.
In het sigarenhuis dronk ik een koffie en
ontmoette nog een paar mensen, maar toch slaagde ik er vooral in te lezen. De
laatste bevelen, het Nerobevel, waarmee Hitler Duitsland wilde vernietigen,
geholpen, zo lezen we door de Amerikanen en de Britten, zetten de lezer even op
het verkeerde been. Nu, veel kan ik nog niet over dat boek vertellen, maar wel
dat de stilte over dergelijke onderwerpen mij altijd weer verbaasd. Bij het
wandelen op huis aan, riep me iemand iets na, Jood of zo. Ik keek om en een
jonge dame stond op de hoek bij de galerij en zwaaide naar me. Ik keek om me
heen er was niemand. Ik ging naar haar toe en zag dat ze aan het tafeltje naast
het mijne had gezeten. We hadden niet gesproken.
De dag was aangenaam geweest, buiten
verwachting, maar de drie volgende uren gingen voorbij alsof we echt wel iets
hadden. In elk geval, ze vroeg naar het boek, liep mee, toonde haar flat en
nodigde me uit iets mee te eten. We spraken over boeken, over Gezelle en over
het feit dat over filosofie spreken in Brugge toch maar mogelijk is. Enfin, ze
zegde dat het erom gaat al sprekende te denken en op die manier is een gesprek
over de Parrhesia bij Michel Foucault wel degelijk een filosofische oefening.
Het was meer dan een vleugje filosofie. En ze vroeg naar het boek. Maar ik zou
me slechts herhalen als ik dat uitschreef. Dus kwamen we uit bij de zeven
slapers van Efese. Zij gingen slapen in een grot toen de stad nog een grote
tempel had voor Aphrodite en werden wakker toen Efese een christelijke stad in
een nieuw rijk was geworden. Athene is dat niet, maar de bemoeienis, dat wekt
een vleugje Athene, toch? Het gaat om het licht ontregelende dat van sommige
gesprekken uitgaat. Net zag ik Sylvia en we hadden het over het boek. Maar ook
weer over het symposion en ook over Seneca. En op weg naar mijn studeerkamer
bedacht ik mij dat het ontregelende dat van zo een gesprekken uitgaat echt wel
iets te maken heeft met dat Athene. Hier is het nu koud, maar het gesprek gaat
over de Stoa, hoe we aangeraakt kunnen worden of het net niet willen, geen slaaf
willen zijn van de wereld en er toch niet buiten blijven staan. In
tegenstelling tot vele van onze humoristen, die geen ontregeling in huis
hebben, wat Timur Vermes wel te bieden heeft, kan men in Brugge echt wel een
filosofisch en/of ontregelend gesprek hebben, waardoor we anders naar de wereld
kijken kunnen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten