KU Leuven en de UCL
Debat
Waarom
het populisme kan tieren
Jongeren hebben er geen
gevoel bij
![]() |
Louvain-la-Neuve, de meest recente stad in land als ik het wel heb. Is het een zegen geweest voor Franstalig Belgi"? Waarom "Walen Buiten!" niet enkel een negatief verhaal hoeft te zijn. |
Wie de pers in dit land volgt, weet het wel
natuurlijk, de mensen in het Noorden weten dat die van het zuiden niet deugen,
die van het zuiden weten het omgekeerde maar al te goed, terwijl ze de
geschiedenis van dit land geenszins kennen, slechts membra disjecta, verkocht
als capita selecta. Goed overwogen keuzes uit onze geschiedenis kan men nog
samenbrengen, losse hoogtepunten vallen al moeilijker te begrijpen of
begrijpelijk te maken. Het gaat om het leven van mensen in een land waar mensen
elkaar niet begrijpen omdat vele facetten van de andere niet zomaar gevat
kunnen worden. Tussen Jules Destrée en Frans van Cauwelaert gaapte een
politieke kloof maar geen culturele of intellectuele.
Het is het punt waar de tegenstellingen in dit opzicht
op botsen. Ach, ik kan best Pierre Mertens begrijpen, ik bedoel, ik lees la
Libre of Le Soir, al heb ik er zelden zin in. Het gaat er namelijk om dat
kranten en bladen, omroepen ons niet altijd vertellen hoe het echt of eigenlijk
geweest is. De geschiedenis van de Vlaamse beweging is niet zonder belang maar
kan niet alles verklaren of uitleggen. Men bekijkt vaak de geschiedenis van dit
land vanuit de handelingen van de (top van de) Vlaamse Beweging. Een meer
globale benadering, een historische benadering zou ook beter verklaren waarom
mensen als Hugo Schiltz of Geert Bourgeois bepaalde opties hebben gekozen of
afgewezen. Nu lijkt het alsof de Vlaamse beweging alles verklaren kan. Het
economische gebeuren of zelfs de evolutie in het onderwijs, van laten we zeggen
1865 tot 1914 is in het licht van de ontwikkelingen van de Vlaamse samenleving
van ongemeen groot belang, toch komen die zelden aan bod in overzichten. Toch
heeft Vlaanderen nood aan een begin van public Diplomacy. Er was het project I
Fiamminghi van Luc van den Brande, maar er was ook de hevige kritiek van mensen
als Reynebeau, die kiezen voor Belgitude. Het is zijn goed recht, maar
Belgitude prediken en een deel van de geschiedenis negeren, afwijzen als niet
ter zake doende, het blijft merkwaardig. Het gevolg is voor alles dat vele
jongeren vandaag geen onderbouwde visie kunnen ontwikkelen, maar evengoed met langue de bois de zaak
afschieten of overdreven in het hart dragen.
We hoeven zo ver niet te gaan in de
geschiedenis: de uitrol van het autowegennet in Vlaanderen, van 1955 af als ik
het goed af, met de weg naar Oostende, nog een plan van Leopold II kwam er vrij
snel, maar waar de indruk eerst bestond dat de autowegen allemaal, zoals met
het spoorwegverkeer het geval was, op Brussel geaxeerd zouden zijn, ziet men dat die
centralisatie door de uitbouw van wegen in de verschillende provincies erg
gedecentraliseerd is geworden.
Hoeveel aandacht gaat er naar de ontwikkeling van de gezondheidszorg, het onderwijs en opleiding van verpleegkunde
en geneeskunde en de uitbouw van ziekenhuizen? We zien dan alvast dat er heel wat is
dat we zouden moeten onderzoeken dat te maken heeft met beleid, met
verwachtingen van de mensen en hoe we dat systeem na WO II verder hebben opgebouwd. Kortom, ik denk dat het dringend tijd is dat
commentatoren en opinieschrijvers eens de zaken ruimer opentrekken. Als we het
belang van de sociale bewegingen, de vakbonden niet in rekening brengen, kan
men op geen enkele manier aangeven wat de eigen inbreng was van mensen uit de
Vlaamse beweging, van de voorzitters van het IJzerbedevaartcomité tot de
voorzitters en parlementsleden van Volksunie en N-VA.
Wat dan opvalt? Dat in Vlaanderen de geesten
sinds WO I niet zomaar in één richting zijn geëvolueerd, dat de Vlaamse zaak en
het gewicht van de Vlaamse burgers in de nationale besluitvorming altijd heeft
meegespeeld, ook al hadden burgers ook wel andere overwegingen in het
achterhoofd. Deelnemen aan de Marsen op Brussel begin jaren '60, een feit waar we vandaag nog
maar heel weinig over spreken, was niet een zaak van de harde kern van de
Vlaamse Beweging, maar de Vlaamse Beweging kon massaal bij de oplettende
burgers mobiliseren.
Mijn nichtje, studente in Leuven en met aan de
ene kant een Nederlandstalige familie en aan de andere kant een Franstalige
familie, in het Luikerland en Waals-Brabant, merkte op dat zij de twee kanten
wel enigszins kent, maar dat ook Vlaamse studenten hun geschiedenis niet
kennen. Zou ik hen uitleggen dat reeds kort na 1830 een familie in Lier, de
familie Bergmann problemen had met de Verfransingmechanismen. Die waren deels
geërfd van de tijd onder de Franse annexatie, deels was de stichting van België
het gevolg van separatisme door een wel zeer beperkte club van Franstaligen,
vrijzinnigen en katholieken. Maar zij konden rekenen op een redelijke achterban
en hadden toch af te rekenen met een stedelijke Franstalige elite in
Vlaanderen, vooral Gent en Antwerpen die de zegeningen van het Verenigd
Koninkrijk der Nederlanden wel wisten te waarderen. Overigens sprak men in den
Haag ook wel een aardig mondje Frans. Nu goed, die separatie was er en vervolgens
ontstond een nieuwe natie met een liberale grondwet voor wie zich in het gewoel
kon wagen, een kleine elite dus. Pas in 1919 zou het algemeen enkelvoudig
stemrecht voor mannen ingevoerd worden. Ten koste van de vraag van Frans van
Cauwelaert en anderen in Gent de Universiteit te vernederlandsen. In Loppem, zo
zegt men, pleegde koning Albert een coup, samen met … wie. De geschiedenis van
de nadagen van WO I, tot 1925 blijft altijd in een waas hangen. Er was het geheime militair akkoord
tussen België en Frankrijk. De wederopbouw vergde de overheid veel hoofdbrekens
en de politieke klasse kon niet goed om met de vaak zeer verscheiden mandaten
die de kiezer gaf. Hoewel de urgentie ontegensprekelijk groot was, wist men op
het vlak van economisch beleid en herstel van de landbouw en van de industrie
niet gauw genoeg middelen te verzamelen. De oorlog had namelijk met zich meegebracht
dat de Duitsers echt als een Teutoonse furie het land hadden leeggeplunderd. De
redenen hiervoor waren vooral de bevoorradingsmoeilijkheden om de
oorlogsindustrie op peil te houden. In België is na 1919 de belofte van de politiek, van de democratie helaas niet geheel ingelost. Vlaamsgezinden in de Frontpartij overigens stemden tegen wetgevend werk dat goed was voor Vlaanderen. De biografie van Herman Vos (1889 - 1952) die in het activisme zat en in 1933 niet koos voor het VNV maar voor de BWP is op dat vlak interessant. Maar men kan terecht opmerken dat een zwaluw de zomer niet maakt.
Ook dat is dan weer iets dat mij altijd weer
opvalt, in het verhaal van de oorlog, het lot van de burgers en van het land,
als een geheel van het particuliere patrimonium en het publieke bezit, de
publieke assets. Ons idee van de samenleving toen is vandaag wel heel
simplistisch, onder meer op het vlak van de administratie, zowel van overheden
als van particuliere bedrijven. Ook op het vlak begroting, wetgeving zou men
wel eens een poging mogen wagen dat alles te bekijken. Ook de prosopografie van
de leden van de regeringen voor en tijdens WO I, het Interbellum overschouwend
valt het niet zozeer op dat veel Franstaligen in de regering zitten, maar dat
nogal wat toppolitici in Vlaanderen hun belangen hadden.
Ook hier is het dus niet overbodig de zaken
meer gedetailleerd te gaan bekijken en aan het publiek voor te stellen. Niet om
het gelijk van deze of gene in de verf te zetten, van een Borms dan wel van een
Henri Pirenne. Het belangrijkste dat de historicus inderdaad kan doen is te
beproeven na te gaan hoe het eigenlijk geweest is. Dat ligt niet voor de hand
en vele historici lijken op dat vlak de handdoek in de ring te hebben geworpen.
Leest men “greep naar de macht” van de Gentse historicus Bruno de Wever heeft
in zijn doctoraat wel degelijk een poging ondernomen het verhaal van het VNV zo
goed mogelijk en breed mogelijk te beschrijven. Herman van der Wee stimuleerde
onderzoek in de richting van goed onderbouwde economische geschiedschrijving,
maar in de brede media vind men er nauwelijks aandacht voor.
Geschiedenis, zeggen pedagogen, is een zaak van
begrijpen. Maar als zij leraren opleiden, vraagt een mens zich af of zij de
jeugd willen doen begrijpen. Een voorbeeld kan dit duidelijk maken:
Albrecht Rodenbach.
Rodenbach, dat is voor veel mensen een bier en dat bier is ook een deel van het verhaal
van de Rodenbachs, die in 1830 betrokken waren bij de separatistische opstand
tegen Willem I. De Rodenbachs, dat is het verhaal van een zeer welvarende
familie, van wie we vooral – in Vlaanderen – Albert kennen en in de Franstalige
wereld – en Brugge – de schrijver Georges Rodenbach. Albert was als scholier in
Roeselare betrokken bij een studentenopstand, geïnspireerd door onder meer Hugo
Verriest, om het Nederlands de plaats te geven in het onderwijs die het volgens
hen, de leerlingen toekwam. Later, in Leuven, zou Albert er een begin mee maken
de vleugels open te slaan en een biografie meldt niet ten onrechte dat hij de
Vlaamse zaak minder belangrijk ging achten en zich een meer een dandyeske
levensstijl aanmat. De dichter stierf dan ook wel zeer jong, 24 jaar oud.
Men kan overigens zien hoe in die
generatiewissels in de negentiende eeuw de positie van de ouders, grootouders
in 1830 door vooral in de kleinkinderen niet betekende dat ze hetzelfde spoor
zouden volgen. We hebben het over de
Rode Baron Arthur Verhaeghe, die de kleinzoon was van Pierre-Théodore
Verhaeghe, vrijzinnige, stichter van de ULB en vooraanstaande spreekbuis van de
vrijzinnigheid. Arthur Verhaeghe werd katholiek en ging in de clinch met
Charles Woeste om de Vlaamse christelijke arbeiders te gaan aansturen. Bij het
ACV en ACW in wording vond men dat niet meteen een goede idee.
Of moeten we het hebben over Georges, Joris
Helleputte, architect, stichter van de boerenbond, parlementslid en minister?
Als architect stond hij dicht bij de ontwikkelingen van de neogotiek, maar ook
maakte hij ook mee de omslag naar de art nouveau. Als politicus was hij Vlaamsgezind
zonder daarom zelf vooral het Nederlands te gebruiken. Als politicus ook
richtte hij zich op het verbeteren van het onderwijs en ervoor te zorgen dat
vooral de armen hun kinderen vooral school zouden laten lopen. De boerenbond
was voor hem het instrument om vooral de kleine boeren te steunen die na 1880
wel zeer in de verdrukking kwamen. Voor zover ik het kan zien waren de boeren
met middelgrote en grote bedrijven minder geneigd zich met de boerenbond te
verenigen. Maar de coöperatieven wilden ze wel mee in de hand houden.
Nog een laatste voorbeeld om het af te leren,
namelijk mevrouw Marie-Elisabeth Belpaire (1853-1948). Haar moeder was de
dochter van de gouverneur Teichmann van Antwerpen en behoorlijk welvarend. Zo
kon zij later met haar middelen zowel weken aan het onderwijs voor meisjes in
Vlaanderen. Tijdens de oorlog verbleef zij in de Panne en zorgde ze met een
krant voor de soldaten. En ze richtte ook nog eens Dietsche Warande en Belfort
op.
Nu goed, we weten dat ook deze benadering een
uiting is van een tot synthese onmachtige geschiedschrijving maar gegeven het
beknopte bestek van dit stuk, zal de lezer me dit niet euvel duiden.
Natuurlijk, men zal verwachten dat we niet vergeten dat er ook duistere kanten
aan het verhaal zijn, zoals tijdens WO I het activisme en tijdens WO II de
collaboratie, ondanks het feit dat velen dure eden hadden gezworen niet opnieuw
in een activistisch avontuur te stappen. Sommigen hebben dat ook gedaan, hun
eed gestand gedaan, anderen zijn er wel toe overgegaan en werden de speelbal
van de Zivilverwaltung. Een enkeling als Stijn Streuvels, de schrijver wist er
wel zijn voordeel mee te doen, zonder zich echt te verbranden: een geval van
economische collaboratie? Felix Timmermans werd na de oorlog aangesproken om
het feit dat hij in Duitsland lezingen had gehouden. Hoe moeten we dat
interpreteren? Eenvoudig is het niet en het feit dat ook Ernest Claes door de
epuratie is gevat geworden, maar eerherstel heeft gekregen, om zijn ambt in de
Kamer van volksvertegenwoordigers opnieuw te kunnen bekleden maar ook omdat hij
zich wel degelijk niet aangesproken zou hebben gevoeld door nazisme, verdient
in deze wel enige aandacht.
Toch zal men in de debatten van de afgelopen
jaren niet schromen de Vlaming als een geboren collaborateur af te
schilderen. In mijn familie valt het mee en als ik verder om me heen kijk, dan
merk ik dat velen in die oorlog geen positie hebben willen innemen, al waren ze
hoopvol, luisterend naar de BBC, intussen zorgend voor vrouw en kinderen dat er
brood op de plank kwam.
Er zijn die duistere bladzijden, waarbij mensen
soms wel duidelijke keuzes maakten, kozen voor de collaboratie, voor het verzet
ook en waarbij het moeilijk is algemene conclusies te trekken. Een figuur als priester Cyriel Verschaeve ligt wel heel erg moeilijk omdat de man niet enkel
atypisch was als priester, maar ook als auteur en met zijn geloof in een
stelsel als het nazisme dat de katholieke godsdienst en het christendom niet
genegen was, springt hij er wel uit. De geschiedschrijving rond deze figuur is
in die zin opmerkelijk dat pas in de jaren 1990 professionele historici als Bruno
de Wever de mensen die nog treurden om zijn overleden in Solbad Hall, ver van
zijn geliefde Vlaanderen, de argumenten uit de handen sloeg. De man was, voor
wie zijn biografie las, merkwaardig moeilijk in te tomen en hij kon zichzelf
nog minder intomen. Wie zijn schwärmen met Duitsland en later met de Nazi’s
volgt merkt dat dit een puur emotionele aangelegenheid was. Groots en
meeslepend wilde hij leven, maar er waren er ook andere, die net niet kozen
voor dat avontuur.
Geschiedschrijving heeft als nadeel dat men bij
detailstudies niet vanzelf het grote verhaal kan vertellen en omgekeerd kan men
bij syntheses niet altijd de afwijkingen van het algemene beeld, model, theorie kan oproepen. Het
gaat om het begrijpen van mechanismes, om wat zich naar het oordeel van de
historicus voorstelt als verklaringsmodel. De Vlaamse Beweging in België heeft
heel wat losgemaakt en in beweging gebracht, zoveel is zeker. Maar de vraag is
of de Vlaamse samenleving door voor- en tegenstanders van de Vlaamse Beweging,
of van de N-VA niet gegijzeld wordt. Het antwoord ligt deels voor de hand, want
de polarisatie in de Vlaamse samenleving is nu van een andere omvang dan dertig
jaar geleden. De opkomst van het Vlaams Belang zal er wel iets mee te maken
hebben, de onvrede over het onvermogen de Belgische knopen nu eindelijk eens
door te hakken ook, maar misschien nog meer het besef dat politici vandaag
minder dan toen, in 1982, toen de crisis ook behoorlijk om zich heen greep, ook
iets zinvols kunnen ondernemen. De regering Martens-Gol kon de financiële
impasse doorbreken door een muntdevaluatie, vandaag zitten we in een Europese
context die veel meer omzichtigheid vergt.
Het is te vroeg de uitkomst te voorspellen,
maar wat mijn nichtje vertelde, kan een deel van de toekomst wel in zich
bergen, namelijk dat haar Vlaamse medestudenten evenmin als de Waalse vrienden
van scouts en sociaal leven eindelijk niet begrijpen waar het om te doen was
met de kreet Walen buiten. Voor haar
was het een schokkende ervaring, enfin, toch verrassend dat een medestudent
haar dat toevoegde. Zij is én Vlaams én Franstalig en verbonden met de
Waals-Brabantse en Luikse familie. Maar haar oordeel komt mij weldadig voor. We
moeten in het onderwijs en de media meer aandacht besteden aan die geschiedenis
besteden, niet om anderen de zwarte piet toe te spelen. In deze zin vind ik de
documentaire Ten oorlog een gemiste
kans. Men kan het Europa van 1914 niet losjes weg in beeld brengen. Iemand als
Philipp Blom heeft in zijn boek Vertigo
Years – vertaald als de Duizelingwekkende jaren en behandeld op mijn blog – aangetoond dat velen in de jaren na
1870 in een nieuwe wereld dachten te leven. Mensen gingen alle kanten op, naar
de Nieuwe wereld. De wereld in Europa in die jaren is best boeiend, maar
bekijkt die in het licht van WO I, dan wordt de droefenis van later afgestraald
op wat er nog niet was. Stefan Zweig die nog op de Digue van den Haan aan zee loopt,
die de avond voor 4 augustus nog in Oostende een biertje of wijntje dronk met
vrienden kon nog net de laatste trein naar Wenen opspringen.
Uiteindelijk zocht hij in Zwitserland onderdak en vond in Frans Masereel een
vertrouwde compagnon de route. Beiden begonnen in Genève aan een pacifistisch project.
Masereel, de gewetensbezwaarde uit Gent, geboren in Blankenberge, vertrouwd met
de taal van de vissers en de Gentse leerlingen van de vakschool, hoewel zijn
familie goed bourgeois was en dus Frans sprak. Masereel kennen we van zijn houtsneden en andere
etsen.
De rijkdom van de geschiedschrijving? Maar ook
blijkt het telkens weer een voorwaarde voor een beter begrip, van bijvoorbeeld
de breuklijnen in een samenleving, want men heeft de theoretische uitspraken
vaak uitvergroot of net geïsoleerd bekeken. In Franstalig België merkt men niet
altijd echte interesse voor wat er in Nederlandstalig België sinds 1830 is
voorgevallen. Omgekeerd merk ik ook wel dat Vlamingen er zich niet van bewust
zijn dat een deel van hun verhalen, voor en tegen meer Vlaams gezindheid net
geput worden uit wat we nog menen te weten van de commun opinion, zoals de
gedachte dat het Nederlands niet geschikt zou zijn voor wetenschappelijke
prestaties van niveau. Frans van Cauwelaert heeft er niet veel aan gedaan om te
verhinderen dat de uitspraak van kardinaal Mercier onder het brede publiek
verspreid raakte.
Nog in de jaren 1970 liet men wel eens horen
dat in Vlaanderen er eindelijk niet zo heel Nederlands werd gesproken. Dat
vernam ik van een familie waar ik mijn Frans mocht bijspijkeren. Ongezellig was
het niet, maar toch. Toen raakte me dat niet echt, maar toen ik vanaf 2007 dat
soort opmerkingen opnieuw luid hoorde opklinken, van Vlamingen, die menen dat de
Andere Vlamingen niet deugen, dan valt het wel hard tegen. Vooral omdat het zo
gemakkelijk aangedragen wordt en ook nog eens voor evangelie aangenomen.
Vandaag stel ik vast dat in Vlaanderen in het
bijzonder en in België in het algemeen er van een aantal dingen een amalgaam
gemaakt wordt. Onlangs legde ik een stel oudere mensen in Brussel,
Koninginnegalerij uit hoe ik het universum van Johan Daisne had leren
waarderen, toen ik mij met de literatuur begon in te laten. Zij, Franstaligen
die in Gent op waren gegroeid kenden namelijk de familie van Dokter Thierry en
vroegen me of ik begreep waarom er niet meer over Daisne werd noch wordt gesproken.
Tot mijn verbazing en geheel terecht vonden, vinden zij dat Vlaanderen haar
auteurs en schilders, beeldhouwers en een hele cultuur schandalig mismeesteren. Nu vind ik dat ook, natuurlijk, maar deze
mensen die veel met Gent hebben en hun oude dag slijten in Brussel, omdat ze
dan zonder veel gedoe naar de Munt kunnen en naar het PSK, waren Franstalig
maar beiden hadden door hun beroep gedurende jaren in een goed Nederlands
gefunctioneerd in Gent. Maar hun taal was het Frans, maar zij kenden het
Nederlands Toneel Gent. We spraken over Van de Woestijne en over Frans
Masereel.
Vlaanderen heeft in hen goede public diplomats
maar we hebben de indruk dat in Vlaanderen, in Brussel en Wallonië mensen die
er de mogelijkheden toe hebben niet echt veel te bieden hebben op dat vlak. Als
ik mijn nichtje hoor zeggen dat haar vrienden aan de universiteit Leuven het
hele verhaal niet kennen, over Walen
Buiten en de emancipatorische aspecten van de Vlaamse Beweging, dan ligt dat maar deels aan henzelf. Dit is, sinds Conscience zijn Vlaamse Leeuw schreef een
verhaal van honderd170 jaar, dat wil zeggen, de roman verscheen in 1838 maar
goed, volgens Reynebeau was het een mythe. De geschiedenis van Philips IV de Schone
en het onderzoek van Veronique Lambert laten zien dat er in die vroege
veertiende eeuw in Vlaanderen een proces aan de gang was van identificatie met
het algemeen belang. De gelederen werden niet gesloten, omdat onder andere
Philips, de graven van Henegouwen-Zeeland en Holland maar ook de hertogen van
Brabant hun vingers in de pap wilden houden. Dat Vlaanderen nu de naam is van
een groter gebied, dat kunstenaars die uit Henegouwen kwamen of uit Artesië en
verderop maar in Vlaanderen hun carrière maakten, als Flamands of Fiamminghi
bekend staan, laat zien hoe hard de strijd was, maar ook opvallend welvarend en cultureel progressief de
regio zich ontwikkeld had. Uiteraard was er ook in het Rijnland, in Bohemen en
vooral Noord-Italië heel wat aan de hand en overal worden stapstenen gelegd van
wat we nu kennen als de Europese cultuur. De tentoonstelling over het Gruuthuse
handschrift laat veel zien, maar vooral en omwille van de kundigheid en het
literaire, artistieke belang van deze handschriften dat die stedelijke elite,
zoals de Gruuthuses wel degelijk mee het culturele klimaat stimuleerden en
vandaar is de stap naar creativiteit en innovatie klein. Mij valt op dat dit
toen, zoals in de late 19de eeuw vanzelf gebeurde, of nog ten tijde
van Tony Herbert tijdens het interbellum. Vandaag spreken we veel over
creativiteit en innovatie, inventiviteit, maar in de kunsten en in de
technologie is het vaak geheimtaal voor bureaucratische sturing.
Nog eens, men werkte toen niet voor ons maar binnen
het eigen culturele
kader. Ook vandaag maken we dingen die de moeite waard zijn, maar die ook in de
Vlaamse media geen betekenis lijken te hebben. De eerste public ambassadors, de
media, spelen die rol doorgaans in andere landen. In Duitsland, het UK en wat
voor land ook, Nederland niet te vergeten ziet men, in weerwil van de giftige, heftige commentaren op regeringen, op fout beleid, het eigen land niet als heilig, dan
toch ook eigen aan henzelf, de mediamensen. Kritiek op beleid, op bepaalde evoluties in
de samenleving? Uiteraard, maar veralgemeningen over de eigen directe
medemensen? Over medeburgers? Hun taal, de vermeende conservatieve artistieke
smaak, terwijl ik er toch wel ken die nu net heel eigentijdse kunst hogelijk
waarderen. Ook buitenlandse galeristen weten dat.
Kortom, kan men aannemen dat deze of gene
problemen heeft met het artistieke landschap of met andere facetten van het
leven in Vlaanderen, dan nog blijft het vreemd dat velen steeds weer dezelfde
argumenten bovenhalen. Bijvoorbeeld dat in Vlaanderen de Verlichtingsidee nooit
veel voet aan de grond gehad zou hebben. In zijn doctoraat beschreef Yvan
Vanden Berghe hoe in Brugge de bisschop en anderen anno 1787 wel degelijk
vertrouwd waren met de Verlichting. Het boek werd ook gepubliceerd, maar net
degenen die altijd weer met de Lumières komen aandraven, brengen nooit
interesse op voor wat Vlaanderen in de achttiende eeuw beleefde: demografische
groei, opbouw van het wegennet, economische welvaart en een gunstig cultureel
klimaat. Ook weer lang geleden, dat is waar, maar men kan de geschiedenis ook
niet naar de eigen hand zetten. De breuklijnen zijn niet toevallig maar ook
niet onoverbrugbaar. Alleen moeten we er zelf ernstig werk van maken. Public
diplomacy? Het minste wat we kunnen proberen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten