Syriëvaarders en de burgerlijke samenleving
Reflectie
Een grafschrift voor een strijder
De
charme van het avontuur
trekt
ons niet, hen wel
Je bent zestien en hoort dat
er zoiets bestaat als het vreemdelingenlegioen. Er zouden af en toe mensen uit
onze wereld verdwijnen en ergens in Afrika of in een afgelegen kazerne in
Frankrijk getraind worden om onmogelijke opdrachten uit te voeren. Je bent dertien
en leest hoe Mallory en co, naar het evangelie van Alister Mclean de kanonnen
van Navarone vernietigen en een paar dubbelspionnen uitschakelen vlakbij de
berg waar Hitler verblijf houdt. Zin voor avontuur krijg je er wel van. Een
avontuur van jonge mannen die zich bij de NSB en uiteindelijk de SS weten te
laten inlijven, met angst en beven, om uiteindelijk vanuit Holland naar
Engeland daar te gaan vechten voor koningin en vaderland, het is wel een
gewaagd verhaal van Klaas Norel, maar het liet zien dat sommigen zich de nederlaag niet lieten welgevallen maar
integendeel de nodige pogingen deden om naar de overkant te geraken.
Verhaaltechnisch laat Norel, de schoolmeester zo ook zien hoe nefast de
ideologie van de SS nu wel was. Maar goed, het waren jonge mensen die op
avontuur gingen.
Het werkelijke leven biedt
natuurlijk weinig kansen om zo een avonturen te beleven, al is er altijd wel
een weg. We worden goed burgerlijk opgevoed om ons in het leven te kunnen waarmaken,
maar avontuur, financieel of anderszins is niet aan de orde. Als ik de
afgelopen dertig jaar goed heb rond heb gekeken en dat opnieuw bekijk, dan is
het avontuur niet weg te denken uit onze cultuur, maar het is een avontuur
zonder andere inzet dan dat we veilig terugkeren. Een ongeval op een skipiste,
bij de beklimming van een piek in de Andes, dat moeten we overleven en kunnen
navertellen. U zal zeggen: “nogal wiedes”, het is immers maar even een moment
in ons dagelijkse leven dat we eens iets anders doen.
Als je dan denkt aan het Behouden Huis dat Willem Barentsz met zijn mannen na de schipbreuk op Nova
Zembla bouwde net overleefde – hij stierf in de sloep een week nadat ze op weg
waren gegaan naar de bewoonde wereld - en waar een Nederlandse jongen alles van
afweet en wij dus niet, tenzij we kijken naar de heropening van het Rijks…
enfin, het was een verhaal dat ik al vroeg heb opgenomen. Ook denk je dan
vanzelf aan de Scheepsjongens van Bontekoe waarin die VOC-mentaliteit van
het blad spat, enfin, de mentaliteit van het voetvolk van die niet te bevatten
onderneming die de VOC was, maar die ons vandaag, zeggen wijze lieden, vooral
als een afschrikwekkend voorbeeld moet dienen. We kunnen ook denken aan de
tocht die Willem van Rubroeck die in opdracht van Constantinopel naar Karakorum
reisde, in opdracht van Lodewijk IX en de paus, Innocientius IV, om de Mongolen
tot een bondgenootschap tegen de Islam te bewegen en om hen te bekeren. Noch
het ene, noch het andere lukte, maar de reis van de Franciscaan lukte wel, want
hij kon er verslag van doen.
Avontuur als doel op zich,
staat schril tegenover wat het scheepsvolk, de commiezen en bevelvoerende
officieren van de VOC, de WIC of de opdracht die Willem van Rubroek dan wel Augustinus
van Canterbury kregen. Hun reizen waren niet minder riskant maar dienden een
doel dat hen oversteeg. Avontuur als middel om uit de verveling van het
dagelijkse treden maar zonder echte inzet, het kan niet iedereen voldoen. De
eerste vrijwilligers die in dit land op oorlogsavontuur trokken gingen wellicht
naar Mexico, om Keizer Maximiliaan en keizerin Carlotta, de Belgische princes
Charlotte bij te staan. Ook een goede kans bood het leger van de Zoeaven, de
jonge katholieken die naar Rome gingen om de Pauselijke staten te verdedigen
tegen Cavour en de machten van de moderne radicaliteit of de radicale
moderniteit. Of onze jongens vrijwillig met Napoleon naar Moskou optrokken,
valt te betwijfelen. Maar dat jonge studenten en onderwijzers pas nadat het Duitse offensief aan de IJzer was stilgevallen
het leger vervoegden, moeten we hier, in dit onderzoekje wel herhalen.
Er zijn altijd jongeren die
het moeilijk hebben om het dagelijkse geordende leven te leiden. Sommigen
gingen naar de VSA of Canada, anderen, nadat er in Congo iets te behalen leek,
daarheen. Je hebt voorttrekkers, je hebt anderen die een getrokken spoor volgen
en dan volgt de grote tros die merkt dat het veilig is, dat het kan. Men ziet
in de trek naar Congo, naar de Amerikaanse vlakten en bij al die mensen die op
zeker ogenblik ervoor kiezen het vertrouwde achter zich te laten vaak de gewone
pogingen een gelukkiger leven op te bouwen. Of omdat ze merken dat ze hun pursuit of happiness toch niet kunnen
realiseren als ze blijven, zoals een van de zonen van boer van Paemel –
inderdaad, dezelfde die Cyriel Buysse ten tonele voerde in een stuk dat ons nog
steeds als voorbeeld wordt voorgesteld van de armoede in Vlaanderen en van het
onrecht -, die naar Amerika gaat. Migratie was en is een vorm van avontuur,
waar we verwonderd en soms bewonderend naar kijken, als er mensen van hier de
reis daarheen aanvatten. We zijn blijkbaar minder gelukkig als mensen de reis
hierheen aanvatten en hier metterwoon een nieuw bestaan opbouwen.
Hebben we het nog over
avontuur? Een moeilijke vraag, maar het is wel zo dat avontuur betekent het
vertrouwde op te geven en zichzelf in de waagschaal te leggen. Niet elk
avontuur vinden we even aanvaardbaar. De jongeren die zeventig geleden naar
Leningrad gingen om er het lange beleg te helpen voltrekken, vonden we na de
oorlog niet echt avonturiers. De verzetstrijders die de bezetter het vuur aan
de schenen legden, dan weer wel. Het doel van het avontuur, de omgeving doet er
dus wel toe. Als de Gerlache naar de Zuidpool trekt, dan merken we dat het een
bijzonder mooi avontuur mag heten. Wie goud gaat zoeken in Californië of
Colorado, was vaak gewoon op zoek naar een ultieme kans vlug rijk te worden,
maar velen vervielen in een staat van uitzichtloosheid en die uitkomst maakt
het minder aantrekkelijk.
Men ziet het, avontuur is
aantrekkelijk, maar binnen bepaalde grenzen. Want we willen ons leven niet in
de waagschaal leggen, willen ook niet dat anderen dat doen. Als ik denk aan de
rol van oorlogsvrijwilligers die na de terugtocht naar de IJzer het Belgische
leger gaan vervoegen zijn, hoe weinig we daar eindelijk over spreken als het
over de betekenis van WO I in dit land gaat, dan begrijpt men dat onze houding
dubbelzinnig blijkt. Avontuur mag, voor een goed doel.
Jaren geleden hoorde ik van
een jongedame die besloot naar El Salvador te gaan om er de armen te gaan
helpen. Hoe het gegaan is, weet ik niet, maar ze moet in de gewapende strijd
terecht gekomen zijn. We hebben er toen noch nu over geprakiseerd maar wel eens
gevraagd of ze nu echt geloofde dat haar helpen zinvol was. Een cynische vraag?
Het punt is dat niets doen noch voor haar noch voor mij een optie leek maar
niet duidelijk was wat dat helpen inhield en hoe het kon uitpakken. Zij is naar
men mij vertelde later van teruggekomen en heeft gekozen voor een rustig en
financieel veilig bestaan. Zou ik haar dat verwijten, dan zou dat gemakzuchtig
zijn. Maar ik heb wel eens gehoopt te kunnen vragen wat het nu voor haar
betekent, dat avontuur.
Hadden we het al over de jonge
mensen die na vier of vijf jaar werken een jaar de bonnefooi opgaan, een
wereldreis gaan maken om nog een keertje onbekommerd in het leven te staan?
Onze economen, onze beleidsmakers willen van het jaar verlof zonder wedde niet
meer weten, maar veel van die mensen sparen er zelf voor, menen dat het voor
henzelf goed is en doen niemand kwaad. Ook dat is een vorm van avonturierschap
dat men kan waarderen.
Maar, u voelt het al aankomen,
de vraag of we die jonge mensen die nu in Syrië gaan vechten, dan werkelijk
moeten vrezen, nemen we dan ook ernstig. Laten we aannemen dat de burgemeesters
van onze steden met een grote aanwezigheid van migranten willen verhinderen dat
jongeren voor overlast gaan zorgen. Terecht, daar zal men het mee eens zijn.
Het opvallende nu is dat deze jongeren die naar Aleppo gaan om mee te strijden
tegen een regime dat wij, Belgen, Vlamingen evenmin genegen zijn. De
commentator in De Standaard vraagt zich af of we ons nog lang op de achtergrond
kunnen houden, uit angst voor kritiek uit Moskou en Peking, Beijing of erger.
Maar ook weten we niet wat we dan wel wensen te bereiken in Syrië. De
ontgoocheling in Europa over de resultaten van de Arabische lente komt mij
overtrokken voor: de strijd is niet gestreden en de conflicten tussen
Islamisten en mensen die streven naar een secularisatie van de samenleving,
zonder uit te komen bij Kemal Attaturk, woedt in Caïro nog altijd, maar ook in
Turkije zien we dat Erdogan veel steun krijgt, maar de oppositie van de oude
elites, die misschien niet meer relevant is, blijkt bij jongeren toch wel weer
overgenomen te worden, anders dus en gericht op de toekomst, niet op het
verleden. Met andere woorden, de situatie is behoorlijk onoverzichtelijk en de
EU, de NATO zijn besluitloos, terwijl de UN niet tot besluiten kan komen. Het punt is dat als niemand iets doet en een aantal
mensen zonder publiek mandaat willen handelen, dan vindt men wel middelen en
wegen. Zo ook in het Syrische verhaal. Turkije houdt niemand tegen zo te zien,
dus pleit men ervoor het visum terug in te voeren. Ik heb een licht vermoeden
dat de Turkse regering dit niet zal onderschrijven, want het toerisme zou onder
druk kunnen komen te staan.
Omdat men de terugkeer van
deze mensen vreest, na de oorlog in Syrië en meent dat wie bloed geroken heeft
voor altijd bloed zal zoeken, komt men nu in het geweer. Burgemeesters staan
voor de openbare orde, dat klopt en niemand kan hen verwijten oplettend te
wezen en de zaak voortvarend op te nemen. Weten we eindelijk hoe vrijwilligers
als deze terug komen van het front. Doorgaans hebben we weet van doorgedreven
soldaten die als veteraan terugkeren van oorlogen in Korea, Vietnam, Irak en
Afghanistan. Niet alle veteranen bleken levende tijdbommen, vaak bleken ze
gevaarlijker voor broer en zus dan voor de verdere omgeving. Soms werden het
schutters. Maar de waarschijnlijkheid dat dit gebeurt, dat een Seals of
Marineman – de elitetroepen in Vietnam – na volbrachte dienst de trappers
verliest, is die groter dan bij eender welke andere man van dezelfde leeftijd?
Kan men via debriefing dergelijke soldaten – verontschuldig ons het woord –
ontmijnen? Eventueel deprogrammeren?
De kans is groot dat dit op
een moeilijk aannemelijk te maken mensbeeld berust. De soldaten van het Vreemdelingenlegioen
of de Seals worden min of meer professioneel gevolgd en gestuurd om gewetenloze
doders te worden tijdens diensttijd, maar hoe achteraf zit, is niet duidelijk. The Dear Hunter vormde voor mij een
initiatie tot het probleem wat je zou doen als je in zo een onmogelijke
situatie terecht komt. De tweede initiatie had te maken met de discussies in de
jaren 1980 over amnestie voor wegens collaboratie veroordeelden van WO II,
waarbij geleidelijk duidelijk werd dat ook dit een moreel moeras mag heten.
Zware gevallen werden later vervolgd dan argeloze kleine spelers, die niet op
de vlucht waren gegaan en kregen daarom vaak naar verhouding lichte(re)
straffen. De Epuratie sloot mensen
uit van hun eigen professie of opleiding. Wie schuldig was en hoe zwaar de
feiten geweest waren, speelde in het debat van de jaren 1980 niet meer mee. Het
ging om amnestie. Wat mensen als gevolg van epuratie – waar dus geen rechter
aan te pas was gekomen – hadden geleden en hoe ze ermee omgesprongen waren, was
en werd in het debat niet duidelijk. Na elke oorlog, na elke periode van grote
chaos komt men in een of andere vorm van justitiële onzekerheid terecht.
Inderdaad, mensen als Nelson Mandela en Desmond Tutu hebben met behoorlijk
succes die aspecten van de verwerking van de Apartheid kunnen voorkomen via de
Waarheidscommissie. Werkte die Waarheidscommissie helend, een maatschappelijk
succes is zelfs volgens Nadine Gordimer het nieuwe Zuid-Afrika (nog) niet
geworden. Maar hoe het met de oude strijders van het ANC is gegaan, zou wel
eens onderzocht moeten worden. Of nog, we weten dat in Noord-Ierland
Ira-militanten zichzelf hebben gedemobiliseerd en voor een burgerbestaan hebben
gekozen, zonder veel terugvallen. Maar ook voormalige strijders van de Ulster
Defence Force en paramilitaire groepen hadden of hebben het niet eenvoudig om
opnieuw gewoon burgerlijk te leven, zonder wapen bij te hand, zonder te denken
aan acties. Want we moeten inzien dat wie een burgerlijk bestaan verkiest zich
niet inlaat met plannen om andere medeburgers aan te pakken.
Omdat we niet weten hoe die
strijders terug zullen keren uit Syrië kan men kiezen voor een
veiligheidsprocedure, maar kan de overheid de politie gelasten hen op te
pakken? Als zo een jongeman nu net terug een normaal bestaan wil, zou dat niet
averechts uitpakken? Het hangt immers af van de beweegredenen om naar Syrië te
gaan, het hangt af van de omgang met de strijders en de soldaten, troepen van
het regime daar, wat zo een jongen ermee aanvangt. Mag men aannemen dat zo een
kerel een redelijk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel ter beschikking heeft,
dan kan het zijn dat hij de onrechtvaardigheid van de leiding van de
strijdgroep niet accepteert. Hij kan tot rede terugkeren of… inderdaad nog
heviger worden. Natuurlijk gelooft zo een vrijwilliger in de juistheid van de
eigen strijd, niet? Dus zal hij misschien merken dan andere doelen nagestreefd
worden, zoals Hemmingway en Koetsler in Catatonië mochten ervaren Kortom, er
zijn voldoende onbekenden in het spel om te begrijpen dat individuele,
menselijke reacties op ongewone omstandigheden niet voorspelbaar zijn, of toch
niet volkomen.
Beter genezen dan voorkomen,
zal het de volgende dagen wel rondom ons zoemen, want aan wijsheden van die
aard zijn we nog steeds niet ten onder gegaan. Maar het brengt wel wat bij,
denken we, omdat onheil al gauw genoeg… ach, politics of fear, noemde
Frank Furedi het proces waarbij een probleem zo wordt voorgesteld alsof we er
alleen de negatieve consequenties van zullen ervaren. Nu kan men zeggen, al die
mensen die er nu net niet voor kozen Hitler trouw te zweren, van Johannes Fest
over de familie Scholl tot en met de vele onbekenden. Sommigen konden toch niet
aan de Apocalyps van de oorlog ontsnappen, omdat het aan het einde alle hens
aan dek was. Maar hoewel we verhalen kennen van lieden die het Nerobevel van
Hitler wilden uitvoeren, hoewel er een Speer nodig was om dat bevel of de
gevolgen ervan te beperken – wat Speer niet vrijpleit van zijn betrokkenheid
bij de oorlog, de uitbuiting van krijgsgevangenen, gedeporteerden en misbruik
van goedgelovigheid – hebben we ook gezien dat er mensen waren die zich wel
verzet hebben. Scholl, Ruth Andreas-Friedrich. Ook in het kamp van de Russen
zagen we van tijd mensen die afhaakten, die de wreedheid niet meer konden
accepteren, zoals Vasili Grosmann opmerkt in zijn aantekeningen, in het
Nederlands uitgegeven als “Een schrijver in de Oorlog”. Daar ook is sprake van
vrijwilligers, op een andere manier dan in Syrië, maar hoewel de oorlog een
zaak van Stalin was, was het in een onvoorstelbare mate inderdaad een nationale
oorlog. Men heeft de overwinning van WO II in Rusland de overwinning van de
grote vaderlandse oorlog genoemd en dat was voor een keer niet zo ver naast de
waarheid. Juist ja, we denken in een moeite meer aan kapitein Denisow en graaf Nicolas
Rostow in Oorlog en Vrede, die als
partizanen de achtervolging hebben ingezet op de troepen van Napoleon. Het
broertje van Nicolas en Natasja liet daarbij het leven, zoals het in de oorlog kan
gebeuren. Maar zou ik doordenken en uitkomen bij – hoe kan ik dan toch zo
beperkt van geest zijn ? – de Boerenkrijg, de Vendéens en de Chouans en waarom
niet, aan Fichte…
Inzet in voor ons onbekende
omstandigheden en voor doelen die, als ik de reacties om me heen zie, de onze
niet zijn, blijft bevreemdend. Maar hoe moeilijk die jongelui die nu naar
Aleppo trekken in de hoop Damaskus te zien en te bevrijden van de wrede tiran,
in overeenstemming blijken te vallen met onze concepten en noties, gedeeltelijk
dan toch, kan men zich afvragen of we mogen verwachten dat deze jongeren ergens
onderweg net hun Damaskuservaring krijgen? Men gaat eruit van niet, dat mensen
alleen maar verder kunnen radicaliseren. Ik betwijfel of dat zo is, want dat
zou betekenen dat mensen in soms uitzichtloze situaties bij hun eerste plan
blijven. De mogelijkheid hun positie te heroverwegen, ondanks maatschappelijke,
kameraadschappelijke druk, het blijft voor mij van belang die niet uit het oog
te verliezen. Voor het beleid stelt de keuze van die jongeren vanzelf een
probleem, maar het zal ervan afhangen of het een drama of erger wordt. De
wetgeving op deelname aan oorlog in derde landen, bij de eigen vijand dienst
nemen – wat nogal moeilijk lijkt – of ons maatschappijmodel afwijzen, blijft in
wezen iets dat minstens door een rechter op enig moment ter beoordeling moet
voorgelegd worden.
Besluit moet zijn denk ik dat
de bevoegde veiligheidsdiensten hun rol opnemen en nagaan wat die jongelui in
gedachten hebben. Maar we mogen ervan uitgaan dat een deel van die jongeren kan
sneuvelen. Zij zijn altijd iemands kind, iemands broer of zus en al is het
contact misschien verbroken geweest, lang voor de betrokkene naar Syrië ging,
het verlies blijft wegen, het conflict ook. Men kan nu natuurlijk beweren dat
godsdienst de oorzaak van alle ellende is, maar in feite is het een machiavellistische
president, die de eigen positie ten koste van alles wil behouden, ook
verantwoordelijk. De opstand, het recht op opstand mag men de Syriërs niet
ontzeggen, hoezeer we ook geneigd zijn de staat het monopolie op geweld onder
voorwaarden toe te kennen. Maar natuurlijk moet je niet voor een losliggende
tegel op het voetpad in opstand komen. Deze jongelui hebben met
uitzichtloosheid te maken, waar ze ook wel zelf de hand in hebben, maar zeker
ook het onderwijsbeleid en de omgeving. Alleen, het antwoord is niet dat men die
jongeren de verkeerde onderwijsrichting blijft uitzenden, maar kijken wat hun
talenten zijn. Technisch en beroepsonderwijs hoeft toch niet te leiden tot
uitzichtloosheid, wel integendeel. Een goede vakman die oplettend zijn ervaring
en inzicht uitbreidt is zeer gewild, al was het maar om ons leven aangenamer te
maken.
De angst voor hun driften
vormt de drijfveer om hen in te snoeren. De angst voor hun terugkeer als
levende tijdbommen maakt onze reactie voor hen misschien wel voorspelbaar, doch
ook onberekenbaar, want ze kunnen niets goed meer doen. Burgemeesters hebben
hun rol als behoeders van de veiligheid, van de orde, maar ook, denk ik bij het
ontwikkelen van activiteiten. Leeft elk zijn eigen leven, dan is het gebrek aan
goede gesprekken, misschien wel problematisch. Ik wacht nog steeds op
gesprekken op radio en televisie met leden uit de verschillende gemeenschappen.
Zonder zover te gaan dat in zo een gesprek de eigen inzichten moeten worden weggemoffeld
om toch een zekere consensus te bereiken, zouden die gesprekken vooral een
vormende rol moeten krijgen. Dat wil zeggen: men spreekt met elkaar,
vrijzinnigen, katholieken, joden, protestanten, moslims, zowel mannen als
vrouwen uit elk van die gemeenschappen en kijkt hoe men tegen concrete zaken
aankijkt. Die jongeren zullen niet allemaal terugkomen, helaas, maar zij zullen
misschien anders thuis komen dan hun familie en vrienden, dan de Mephisto’s die
hen verleidden tot engagement in Syrië verwachten. Behoedzaam omspringen met
mensen en, zoals Martha Nussbaum bepleit, mogelijkheden scheppend, kunnen we
wellicht meer bereiken dan een repressief beleid dat hun vooroordelen bevestigt.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten