Spreken als Brugmans over Europa, kan het nog?
Reflectie
Europeër zijn?
Wie
denken we wel dat we zijn – Tris
![]() |
Hendrik Brugmans die talloze burgers, studenten voor de EU - in opbouw - wist te winnen. |
In Vlaanderen hebben we al
sinds 1896 een basistekst, waarin de Europese dimensie van onze identiteit
voorop werd gesteld. In Kritiek van de
Vlaamse Beweging schreef August Vermeylen dat we onze
identiteit als Vlaming dienen te cultiveren als opstap naar een Europese
identiteit, want ook dat verdient onze aandacht en voorkomt ook eng denkende
geborneerdheid. 1896? Dat is ten tijde van de grote discussies in dit land over
de schoolplicht en de vernederlandsing van het universitair onderwijs en de
hangende kwestie van Algemeen enkelvoudig stemrecht, dat pas in 1919 enkel aan
mannen werd gegund – uit angst voor de klerikale dwang. August Vermeylen, die
perfect het Frans beheerste en in beide culturen even goed thuis was, heeft met
zijn werkstuk lange tijd een extra dimensie gegeven aan de Vlaamse beweging,
zoals ook een Lodewijk de Raedt dit deed. Zijn vraag was hoe we als Vlamingen
in Europa aan het einde van de 19de eeuw onze identiteit zouden
beleven zonder in kneuterigheid te verzinken en dus kreeg de ontwikkeling van
de identiteit er meteen de Europese dimensie bij. Alleen, mag men er niet bij
vergeten dat Europa toen meteen ook zowat de wereld betekende. De Amerikanen
waren al een sterke industriële natie, hun huiver om zelf een koloniale
mogendheid te worden overwonnen ze nog maar pas, waarbij de oorlog om de
Filippijnen in 1898 model kan staan, net als de Monroedoctrine… Intussen was
China ten prooi aan conflicten tussen Europese mogendheden en Japan, terwijl
Rusland en Japan in Siberië de confrontatie zochten. De idee Europa was in 1896
wel anders dan wij in 2013 kunnen bedenken.
Maar het valt ook op dat we
andere aspecten van die tijd negeren of vergeten, want wie denkt nog aan de opkomende
vredesbeweging, met als icoon de uitreiking van de Nobelprijs voor de Vrede in
1901 aan Henri Dunant – oprichter van het Rode Kruis – en Frédéric Passy, lid
en medeoprichter van de Interparlementaire Unie, maar ook van het eerste
universele Vredescongres? Ook Auguste Beernaert kreeg een Nobelprijs, in 1908,
voor zijn bemoeienissen, onder meer met het Permanent Hof van Arbitrage, dat
samenhangt met de beweging die mee de bouw van het Vredespaleis in den Haag
mogelijk maakte. Beernaert was ook regeringsleider in België onder Leopold II,
maar de twee raakten in onmin.
Zoals men bij enquêtes bij het
publiek wel eens merkt, zijn gebeurtenissen van die aard weinig bekend bij
mensen, gewoon omdat men er niet zo heel vaak over spreekt en/of leest. Dat het
project van Beernaert en zijn medestanders in 1914 geen schijn van kans maakte
en uiteindelijk zelfs na WO I geen deel had aan de gesprekken, laat zien dat de
oorlog toen echt gezien werd als politiek met andere middelen. Het gevolg is
wel geweest dat na 1945 de prominente positie van Europa in de wereld geleid heeft
tot een tweedeling van Europa onder twee supermachten, maar ook tot het verlies
van de koloniale imperia. Het nieuwe Europa, dat in de jaren 1945 tot stand zou
komen, zou een zwarte rand hebben, die het nu nog moeilijk maakt zonder meer de
gunstige werking van de cultuur en beschaving herkenbaar te maken. Keren we
overigens in de tijd terug, naar de tijd van Beernaert en Vermeylen, dan merken
we dat toen al stemmen bezorgd opklonken dat het nationalisme, dat samen
ontwikkeld was met de liberale natiestaat, nieuwe vormen aannam, die reeds in
1914 tot een paroxisme aanleiding gaf. De zonen van de Belgische historicus
Henri Pirenne hebben dat in Berlijn ervaren, tot hun verbazing en nog meer tot
die van vader Pirenne.
In het debat zondag was
duidelijk dat we de instellingen van de EU niet goed kunnen plaatsen in ons
aanvoelen van wat een identiteit, een Europese identiteit zou kunnen zijn. Men
stelde het niet zo scherp, maar er leek een aanzet te zijn te geloven dat een
Europese identiteit voor velen onder ons voorlopig te hoog gegrepen zou zijn,
ook al omdat de politiek in de onderscheiden lidstaten, lees: natiestaten, die
stap bemoeilijkt. Europa is voor veel mensen die lastige administratie in
Brussel, de bemoeizucht ook van Brussel. Daarom is het spijtig – tenzij ik dat
gemist heb – dat het Europese democratisch deficit niet beter tegen het licht
gehouden werd. Men zegt namelijk telkens weer dat Europa niet voldoende
democratisch zou zijn. Wat Vlaanderen betreft kan men naspeuren dat in de jaren
vijftig en zestig Europa gedragen werd door burgers, dat er een blad was,
Europa Federaal, waarvan echter ook het Internet geen melding meer maakt, maar
dat mijn vader thuis ontving. Ik was te jong om het te lezen, maar het moet
ergens in de jaren 1970 verdwenen zijn. Maar toen kwamen, in 1979, de eerste
rechtstreekse verkiezingen voor het Europese parlement, waar jongeren zich wel
voor hebben ingezet. Ook waren er Brugmanskringen, waar gesprekken over Europa
werden gevoerd, alleen en helaas, er valt nauwelijks iets over terug te vinden
via het internet. Maar het zou goed zijn als dat eens onderzocht werd.
Het is van belang te beseffen
dat Europa toen wel betekenis had en had kunnen krijgen. Ook de eenheidsakte
van Delors en vervolgens het verdrag van Maastricht, de val van de Muur en het
IJzeren Gordijn in 1989 had die dynamiek kunnen versterken. Maar het tegendeel
bleek het geval, omdat politici en journalisten steeds moeizamer het gedeelde
Europese belang wisten en weten te vertolken.
Luuk van Middelaar verwees in
zijn werk “De passage naar Europa; Geschiedenis van een nieuw begin” naar het
feit dat Europa zo moeilijk een publiek kon vinden en dat begrijp ik dan als
een publiek dat niet enkel kijkt naar aankomende Merkels en Berlusconi’s, die
elkaar de duvel aandoen, maar naar een publiek dat ook meedenkt en het beleid
van gedegen kritiek voorziet. Nu is Brussel voor velen de stad waar een
autocratische president de dienst lijkt uit te maken, terwijl, zoals men zondag
ook zegde, Herman van Rompuy er alles aan doet om niemand voor de voeten te
lopen. Maar gezien de spanningen tussen de hoofdsteden, waaronder Berlijn en
Parijs excelleren, de besluitvorming moeilijker maken dan nodig is, kan men die
houding wellicht wel begrijpen. Merkel, mevrouw Angela Merkel, geboren in Hamburg,
groeide op in de DDR, waar haar houding tegenover het regime en de Stasi nog af
en toe voor enige controverse zorgde en zorgt, maar volgens een enquête van het
Goethe-instituut zou zij in Europa de belangrijkste figuur zijn. Hoe wij die
dubbele ervaring van Merkel kunnen begrijpen, blijft altijd weer buiten het
debat: niet haar mogelijke rol bij de Stasi - er is een rapport over haar
sympathie voor Solidarnosk, de Poolse illegale maar massaal gesteunde vakbond –
wel over haar beleven van twee politieke systemen en maatschappelijke culturen.
Het is niet moeilijk dezer
dagen zo een lijstjes te maken, maar het is mentaal een merkwaardige evolutie,
want van de onderzoekers, sociologen en politicologen, die toch enige kritisch
bewustzijn hoog in het vaandel voeren, zou men mogen verwachten dat ze precies
meer de nadruk gaan leggen op wat gemeenschappelijk is. Het klopt politiek ook
altijd gelinkt is aan personen, de vertegenwoordigers, daar kunnen we niet
omheen, maar in deze onderzoeken zien we zelden vragen naar wat mensen verbindt
met het beleid.
De discussie van zondag was
dan ook belangrijk, omdat duidelijk werd dat we op zeker ogenblik een sprong
zullen moeten maken, waarbij Europa niet alleen zien als een politieke
structuur boven onze hoofden, tot een politieke cultuur waar we zelf mee vorm
aan geven. Ik denk hierbij heel concreet aan het feit dat we onze politici
zelden aanspreken op de vraag hoe recht de rug wel was, wanneer allerlei
lobbyisten hun kantoor of dat van hun fractie binnenlopen. Daarmee wil gezegd
wezen dat die lobbyisten alle recht hebben hun verhaal te doen, maar ook dat
van politici verwacht mag worden dat ze dat verhaal evalueren en ermee
aanvangen wat hen nuttig lijkt. Vandaag hoor ik veel mensen klagen dat die
politici te veel luisteren naar de lobbyisten, terwijl we merken dat discussies
niet altijd ook publiek gevoerd worden. Nemen we de kwestie van de GGO’s, waar
Europa onder druk van Greenpeace en andere organisaties mordicus tegen zegt te
zijn, terwijl we wel degelijk weten dat er in Europa goed onderzoek gedaan
wordt naar nieuwe toepassingen in de bio-technologie. De mogelijkheid om met
minder milieuschade meer te produceren, zou toch het onderzoeken waard zijn.
Maar ook moet onderzocht hoe en of men monopolieposities in de markt van granen
en vee kan voorkomen.
Neen, het gaat niet op alleen
maar schandalen aan de kaak te stellen, want dat versterkt gevoelens van angst
en onzekerheid bij burgers dan wel consumenten. Ik weet niet of het nuttig is
voor journalisten als zij de zaken slechts met koeien van letters oftewel
chocoladeletters verkopen kunnen. De politieke structuur van de EU wekt, zo
vernemen we wel vaker geen vertrouwen. Er zijn inderdaad problemen, zoveel is
duidelijk; maar het begrijpen van de
verschillende Europese tafels, komt te weinig aan de orde. Ik denk dat zondag
die problematiek ook wel aan bod kwam, maar een deel van de discussie moeten we
wel bij onszelf zoeken, want we hebben er geen vertrouwen in, omdat we ook geen
zicht hebben op de besluitvorming en hoe we daar bij betrokken zijn.
Het lijkt met de jaren minder
te worden, ook al omdat de EU nu 28 lidstaten telt en de toppolitici in die 28
er een erezaak van maken zich als de ultieme democratische vertegenwoordigers
te tonen. Dan wordt het inderdaad aanvaardbaar te zeggen dat de commissie niet
de emanatie van het EU-parlement is, maar dat lidstaten, afhankelijk van de
toevallige politieke meerderheid, hun vertegenwoordiger aanstellen. Maar, zal
men het met mij eens zijn, dan is die commissaris gelegitimeerd door het eigen
parlement dat de regering vertrouwen heeft gegeven. Zo lijkt het dus niet te
werken, want we hoorden politici ten onzent wel eens vragen: Olli Wie? Olli
Rehn dus, die de lidstaten achter de veren zit als het op budgettaire
orthodoxie en vooral orthopraxie achter de veren zit.
Het debat op zondag van het
filosofische kwintet gaf vooral blijk van de bereidheid na te denken over
waarom het zo moeilijk is ons die Europese identiteit vertrouwd te maken. Hoe
het dan zou kunnen, hoe er een betrokken Europees publiek zou kunnen gevormd
worden, blijkt moeilijker. Wellicht terecht wees men erop dat men die zwakke
identiteitsvorming ook een bescherming zou kunnen zijn tegen excessieve vormen
van nationalisme op Europese schaal. Ik denk nog wel eens terug aan gesprekken
uit de nadagen van de Koude oorlog, toen de Sovjet-Unie in elkaar gestort was
en bedacht toen dat we een Europese Unie pas een entiteit zou worden als Europa
bedreigd zou worden. De val van Gorbatsjov zorgde ook voor enige onzekerheid en
ik maakte, wellicht niet geheel terecht, de vergelijking met de eenwording van
Duitsland in 1870 – de eenwording van Italië was toen al niet zo een
aantrekkelijk voorbeeld. Maar Duitsland? Versailles 18 januari 1871 was de
stichtingsdatum van het Duitse keizerrijk en volgens de officiële geschiedenis
was dit keizerrijk de enige schuldige aan WO I. Men weet dat Frankrijk dacht
wraak te kunnen nemen voor 1870 en dus moeten we ons wel afvragen of dat
verhaal van mij over Europese eenmaking door middel van een gewapend conflict
wel nuttig was. De denkoefening was in die mate heilzaam dat ik nog meer het
werk van de founding Fathers van de EU ging begrijpen en dat de vreedzame
opbouw ook na 1989 heilzaam was. Alleen, een identiteit ontwikkelen is niet
enkel een proces van rationele overweging, maar vergt ook een emotionele
betrokkenheid die negatief kan zijn, namelijk al dan niet onbestemde angst voor
een bedreiging, of net positief, met name de explicitatie van een (te) groot
vertrouwen.
Moeten we dan zo een
identitaire betrokkenheid bij de EU niet vrezen? Sommigen willen dat proces aan
banden leggen, maar net omdat men precies die angsten wel rationeel kan
argumenteren, maar niet met rationele argumenten zonder meer beteugelen, wat
ook geldt voor vertrouwen, of meer nog, trots, zelfoverschatting, want ook dat,
zo weten we helaas, heeft te maken met het vormen van een identiteit. Zou het
dan niet zo zijn, denk ik wel eens, dat net omdat we weten waartoe het kan
leiden, opgeschroefd nationalisme, zoals in het Berlijn in de jaren voor 1913
en vaak nog eens gesteund door intellectuelen, die uitwassen vermeden kunnen
worden? Volgens sommigen hoeft men de vraag niet te stellen, elk nationalisme
leidt tot Gavrilo Princip en vandaar ligt de weg open naar Auschwitz. Maar
zonder een zekere mate van betrokkenheid van politici en burgers bij diezelfde
gemene zaak, zal het beleid licht ontsporen naar technocratisch bestuur,
waarbij de burgers zich voortdurend vervreemd weten van het bestuur.
Maar hier ligt precies de moeilijkheid
voor Europa: we kennen goed de zwarte bladzijden van de Europese geschiedenis,
maar leggen veel minder aandacht aan de dag voor de grotere geschiedenis, voor
gouden of liever, de gewone bladzijden, waar mensen hun leven in vrede en
veiligheid kunnen leiden. We weten het, “Les peuples heureux n’ont pas
d’histoire”, wat we bij de meest publieke geschiedschrijving ook kunnen
naspeuren, want daar schuift men door van bewogen periode naar bewogen periode
en de periodes van rust en vrede hebben geen of geen belangrijke historische
betekenis. Men zou dus kunnen vaststellen dat de periode 1945 tot 1989
nauwelijks een paar bladzijden zal opleveren in de geschiedenisboeken, want de
eenmaking en uitbouw van de EGKS tot EU zal men zien als louter politieke,
institutionele geschiedenis, niet als iets wat mensen raakt. Dat lijkt me een
moeilijke voorstelling van zaken want men kan moeilijk voorbij aan het feit dat
die ontwikkelingen voor ons, in het oude Europa ook economische welvaart
gebracht hebben. Dit geldt met des te meer kracht omdat dit verhaal cruciaal is gebleken, omdat behalve de vrede
ook welvaart en nieuwe hoogtepunten van cultuur mogelijk werden. Zoals tijdens de 18de
eeuw het geval is geweest – ondanks een paar conflicten –, toen
in grote delen van Europa wel degelijk periodes van vrede de samenleving baat
brachten, al was er dan wel weer het probleem dat de vrijheid niet overal even
ver gerealiseerd was.
Europa kent een eigen
geschiedenis, die deels een universele betekenis heeft, waarin de Europese
identiteit wel degelijk goede grond kan vinden. Terecht besteedt men aandacht
aan de oorlogen, de kolonisatie en vormen van onderdrukking, maar als dit
verhindert ook aandacht op te brengen voor wat de ontwikkeling van een
specifieke Europese cultuur moet genoemd worden, met aandacht voor de
individuele persoon, voor vrede en veiligheid, voor rationele vormen van
rechtsbedeling ook, mensenrechten tot slot, dan blijft het beeld onvolledig en
vooral incorrect. De betekenis van de Europese ontwikkelingsgang is van een onderschat
belang en het Europese narratief, waar etnologen en sociologen graag over
spreken, kan nooit bijdragen tot een welbegrepen gemeenschapsgevoel als het
enkel de donkere bladzijden bevat. Gemeenschapsgevoel? Alleen al die term zal bij
menig lezer verkeerd aankomen, net omdat de idee dat de samenleving niet meer
is dan alleen een verdrag van rationeel denkende burgers voor velen een aanname
is waar men niet over hoeft te zeuren, terwijl toch wel blijkt dat onze
samenleving ook een zekere mate van (natuurlijke) geschiedenis heeft
doorgemaakt. De idee van een Europese identiteit werd ook door August Vermeylen
gefundeerd op een gemeenschappelijke geschiedenis, maar minstens zozeer als een
gemeenschappelijke toekomst. Want een samenleving zonder geschiedenis, heet
het, is een samenleving zonder toekomst. En een samenleving zonder identiteit? Er is dus werk aan de winkel.
Bart Haers
Ach man, dat gedaas over steeds meer Europa, komt me de strot uit. En ik verzeker je niet mij alleen ! Ik heb regelmatig gesprekken met hoogopgeleiden en minder hoogopgeleiden over Europa. En steeds komt dit pijnpunt naar voren: Europa staat voor hen voor overdreven regelneverij. Europa anno 2013 treft hen om dwingend voor te schrijven hoeveel millimeter groot de info over de ingrediënten van de soep op de verpakking moet zijn. Maar als er duidelijke aanwijzingen zijn dat de VS onze diplomaten afluisteren en afluisterapparatuur plaatsen in onze EU-gebouwen dan is een schuchter gekuch (bedoeld voor de achterban) voldoende. Geen enkele vlaming heeft gevraagd om de EU zo vlug uit te breiden. Wie wel? Ik zal het u zeggen: de multinationals die er garen konden bij spinnen! Niet de gewone burger !
BeantwoordenVerwijderenDe EU is (zoals destijds België) een totaal kunstmatige constructie die totaal niet gedragen wordt door hart en ziel van die zogenaamde “europeanen”. Kom een beetje met je voetjes op de grond man. De modale vlaming verafschuwt Europa als een opgedrongen en kunstmatige constructie. Kafkiaanse regelneverij is het. Een politieke macht? Laat ons lachen ! We zijn (zo blijkt uit de feiten) een kolonie van de VS. En het democratisch gehalte van europese verkiezeingen? Helemaal een lachtertje. Bon en ik zwijg dan nog over de exuberante vergoedingen voor onze europese verkozenen en over de even exuberante vergoedingen voor onze europese ambtenaren. Maar ach ja dat de geschiedenis van Europa voor u een blijkbaar dienstig schaamlapje is om de huidige EU te verdedigen, dat ontgaat je uiteraard . Die gezwollen kunstmatige retoriek over Europa hangt me de keel uit. Niet gebaseerd op de realiteit.
U haalt wel een en ander door elkaar, want die regelneverij werd de afgelopen jaren teruggeschroefd, maar ik deel met u wel de afkeer voor een al te technocratisch beleid. Dat Europa te snel is uitgebreid kan ik onderschrijven, maar ik weet ook dat kort na de val van de muur de inschakeling in Europa van de voormalige communistische landen wel nodig of minstens te verantwoorden was.
BeantwoordenVerwijderenWat de realiteit betreft, dat is wat u of ik ervan maken. Geschiedenis, iets meer dan alleen de faicts et gestes van koningen en generaals, is er gewoon. Dus of het u de keel uithangt of niet, het is er gewoon, Europa. De EU is dan de politieke invulling en die moeten we dan dag na dag vorm geven. Of we het leuk vinden of niet.