't En is geen fietsen op de Heide
Brief
Aan
wandelaars en fietsers
Brugge, 16 juli 2013
Dames
en heren,
![]() |
Een brug over het Schipdonkkanaal in Zomergem. Het jaagpad is van hier niet te zien, maar is er wel. |
Het
is aangenaam wandelen langs het kanaal van Schipdonk, in Oostwinkel, maar als
een groep mensen per fiets komt aangesjeesd aan een rotvaart, is de lol er wel
niet af, maar toch, het wekt enige ergernis. Komen er nog meer, dan kan het
irritant worden. Van wie is dat jaagpad nu helemaal? Van ons, roepen de
wandelaars; van ons, roepen de fietsers die op hun oude dag in groep een
tochtje maken; van ons, roepen de dames en heren in koersuitrusting. Iedereen
zegt recht te hebben op het eigen vertier en finaal wordt het allemaal vrij
stresserend. Op dat jaagpad heb ik eens een onaangename ontmoeting gehad met
een groep, mag ik zeggen, een roedel snelheidsduivels. Ik wandelde rustig met
een vriendin langs het pad, toen achter ons een groep opdaagde, die iets riep.
Jawel, we waren opzij gegaan, maar blijkbaar niet genoeg. Een kerel ging in de
remmen en viel, helaas voor hem.
Het
vervolg was een scheldpartij aan ons adres, terwijl wij aan het praten waren
over de wandelingen van Kant en Goethe. Een wereld van verschil, dat mag u wel
zeggen. We begrepen wel hoezeer die jongens ernaar snakken eens te kunnen
draven en aan het einde van de tocht te galopperen. Maar mogen zij wensen dat
de wegen er voor hen zijn, de werkelijkheid is dat ze in een gedeelde ruimte
rondstruinen, dat ook andere passanten hun weg willen gaan.
Nu,
tegelijk kan men bedenken dat sporten gezond is en dat men die dames en heren
niet teveel in de weg moet leggen, maar wandelend van gedachten wisselen is ook
wel best aangenaam of gewoon een fietstochtje door de vrije natuur, moet toch
ook kunnen, dacht ik. Het resultaat is wel dat iedereen die stille ruimtes
zoekt, waar weinig auto’s of hoogstens één van een aangelande passeert. De open
ruimte is van iedereen. Vergeleken met de motorcrossers is de zaak nog best te
overzien, want die zijn zowat overal verbannen en een oefenterrein vinden is
voor hen bijna onmogelijk. Te weinig ruimte voor teveel mensen en iedereen
heeft wel zijn of haar claims. Samenleven vergt ofwel heel wat regels, ofwel,
een grote voorkomendheid.
Men
kan ook denken aan het betreden van openbare bossen, waarvan de jeugdbewegingen
menen dat ze er hun welpen en wolfjes, verkenners en gidsen moeten kunnen laten
ravotten, maar helaas zijn er ook jeugdnatuurverenigingen en zijn er volwassen
clubs die menen dat het bos niet door mensen betreden mag worden, want dat
verstoort het organische groeien van de dingen. Als ze zelf kinderen hebben,
begrijpen die natuurbeschermers misschien ook dat het voor zoonlief en
dochterlief best goed kan zijn dat ze eens in de modder kunnen ploeteren in
plaats van binnen een zoveelste gezellig samenzijn te moeten uitzitten. Want
jawel, de scoutsleiding krijgt wel eens te horen dat de kindjes na de
vergadering proper en schoon thuis moeten komen. Dan kan je maar beter
binnenshuis knoeien en de jonge knapen weten nog wat minder met zichzelf weg. U
kan ze altijd nog op de fiets zetten natuurlijk.
De
oplossing voor dat probleem ligt niet voor de hand, want het gaat om de
vaststelling dat ons land vol gebouwd is en dat er voor open ruimte en
stiltegebieden nog weinig plaats is. Het gaat over een kunst op de vierkante
meter te spelen, lijkt het wel, maar we willen het niet aanvaarden. En dus komt
het nu en dan eens tot botsingen.
Zou
het echt nuttig zijn dat de overheid probeert die conflictsituaties op te
lossen, zoals op het jaagpad tussen Oudenaarde en Zwijnaarde het geval is
geweest met ribbelstroken, want men weet dat het een storm van reacties zal
oproepen en tegelijk verhindert het een vergelijk tussen de verschillende
passanten. Misschien moet men zich bedenken dat als het pad tot 11:00 uur in de
ochtend vrijwel uitsluitend gebruikt wordt door wielertoeristen, de andere
gebruikers daar geen misbaar over hoeven te maken. Maar om 15:00 als een groep
mensen met een zekere leeftijd die wel nog fietsvaardig zijn op het pad komen,
de anderen er rekening mee houden. Kortom, het optreden van de overheid, die de
goede van zaken wil verzekeren en bestaande conflicten wil voorkomen of
oplossen, zorgt er ook wel voor dat de burgers zich verongelijkt voelen.
Het
raakt de kern van ons samenleven, omdat in eerste instantie het gebruik van de
publieke ruimte in het geding is en vervolgens omdat de omgangsvormen,
welwillende omgangsvormen aan de orde zijn. Men kan nu beweren dat mensen dat
zelf onder elkaar moeten regelen, maar het aantal burenruzies neemt op het oog
niet af. Het gaat er namelijk om, zo lijkt het wel, dat we geleidelijk onze
persoonlijke levenssfeer zijn gaan uitbreiden, in tegenstelling tot de gedachte
die men wel eens hoort, dat onze persoonlijke levenssfeer ingeperkt is
geworden. Of liever, het ene is wat we zelf doen, het uitbreiden van onze
leefruimte, het andere, het inperken van diezelfde leefruimte is het gevolg van
onze wijze van leven. Het is minder een paradox dan een conflictsituatie, die
zich dus ook op de fietspaden afspeelt.
Want
we mogen toch niet vergeten dat na jaren wanbeleid rond fietspaden, de Vlaamse
regering in het kader van het fietstoerisme het fietsnetwerk Vlaanderen heeft
opgezet en daarmee voor fietsers een ongekende weelde heeft geschapen, waarbij
fietsers ver van de steenwegen waar de auto’s voorbijrazen, kunnen fietsen. Die
netwerken zijn goed aangeduid en men merkt algauw dat het best aangenaam is.
Waarom
dan toch altijd weer die geruchten over gespannen verhoudingen? Omdat we het
vanzelfsprekend vinden dat ons eigen gebruik van de openbare ruimte de norm is.
Hoe het dan werkelijk moet? Laten we ons niet bezondigen aan paternalisme, aan
een morele superioriteit. Het besef dat we altijd onze normen willen opleggen
aan anderen zou ertoe kunnen leiden dat we ook de anderen hun ruimte geven.
Maar als je wandelt langs het jaagpad, dan wil je niet om de haverklap
opgeschrikt worden, omdat een roedel wielertoeristen voorbij komt geraasd. Dan
houdt de wellevendheid misschien wel op.
Men
kan dus tot in de eeuwigheid sensibiliseren, maar hoffelijkheid en
welwillendheid is een bijzonder gebeuren. Misschien moet men dan maar eens
proberen te gaan fietsen waar er wel ruimte is, zegt men dan, maar die ruimte
is zo versneden en zo gefragmenteerd, dat er weinig mogelijkheden zijn. Of men
moet niet elke keer in groep willen rijden. Ja maar, zullen jonge renners in de
knop zeggen, wij willen niet de weg opgaan van de motorcrossers.
Met
vriendelijke groet,
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten