Het pronkstuk van Vlaanderen?
Dezer
Dagen
Pronkstuk van Vlaanderen
Wat maakt iets Vlaams
![]() |
Gerard Mercator, die als eerste een reeks kaarten samenbracht en zo de vorm van de atlas presenteerde. Als dat geen pronkstuk mag heten? |
Nederland
is op zoek naar het pronkstuk van Nederland, waarbij onder meer de Daf 600 en
de microscoop van Antonie van Leeuwenhoek naast Nijntje al gewikt en gewogen werden.
De microscoop haalde, niet de microscoop die we kennen, maar het eerste
ontwerp, een onooglijk ding, haalde het bij het publiek. De DAF is te zeer
vintage, lijkt het wel, Nijntje mag een icoon heten, het is te veel een
dingetje voor kinderen en voorleesouders. Kritiek moet luiden dat zo een
uitverkiezing uit een veelheid van erfgoed er slechts enkele uitgekozen worden.
Ten faveure moet gezegd dat mensen ertoe uitgenodigd worden na te denken wat nu
het bijzonderste stuk is dat Nederland aan patrimonium zou hebben, waarbij
kunst, wetenschap, techniek en ideeëngoed met elkaar wedijveren.
Het is
appelen vergelijken met peren, maar anderzijds, de oefening laat zien dat we
ons kunnen opwinden over wat nu onze eigenheid zou uitmaken. Hermann Hesse had
het hoofd gegrepen, om zoveel barbaarsheid, maar we doen even mee, voor de
sport.
Een
Belgisch pronkstuk zou wellicht nooit te bedenken zijn, al zou ik voor het erfgoed
van de Luikse smeedkunst ook warm kunnen lopen. Het punt is dat er zovele
overwegingen zouden meespelen dat we dit niet op Belgisch niveau kunnen doen,
wanneer we ons de verkiezingen voor de grootse Belg, Vlaming, Waal herinneren.
Brel verdiende wel een plaats, Eddy Merckx ook, zelfs koning Leopold II en Willem
de Zwijger kwamen voor mij aanmerking, maar die twee laatste werden zelfs niet
in de lijst opgenomen, terwijl Willem van Orange toch wel zijn loopbaan in de
Nederlanden had en voor de hele Nederlanden, zeker voor het Protestantse
Zuiden, Vlaanderen en Brabant in de bres was gesprongen. Er zijn wel meer
figuren die op de wip zitten tussen meerdere landen in Europa. Karel V was wel
weer genomineerd doch kwam niet ver.
Een
pronkstuk kiezen dat ons als Vlamingen na aan het hart ligt en waar we ons
identitair iets bij kunnen voorstellen, botst uiteraard op de overvloed van
mogelijkheden. Voor de een zal het standbeeld van Breidel en de Coninck
wellicht een kans maken, voor de andere zal het allicht eerder een schande
zijn, terwijl het beeld stamt uit de negentiende eeuw en het nog jonge België
diende te versterken. Zelfs de inhuldiging zorgde al voor gedoe, want Leopold
II was door de Franstalige bourgeoisie geaccapareerd geworden, terwijl de
Nederlandstalige burgers zich gepasseerd voelden. Toen kwam de kroonprins,
Boudewijn maar naar Brugge om het feest ter inhuldiging over te doen, de
volgende dag al.
Maar
zo een beeld zorgt uiteraard niet voor hooggestemde gevoelens in deze tijd,
waar we de iconografie zelfs niet meer begrijpen. We zullen het elders moeten
zoeken. Zoals bij de vindingen van Jozef Platteau, wis- en natuurkundige, die
een voorloper van de film ontwikkelde en ook nadacht over de nawerking van
licht. Minder bekend is dat de onderzoeker zich bezig hield met zeepbellen, dat
wil zeggen, hij overdacht wat de minimale oppervlakte van iets kon zijn, een
zeepbel stelde het probleem. Hij bouwde daarmee verder op wat Lagrange een eeuw
vroeger al had bedacht. Zouden mensen zich in een wiskundige
herkennen? Het valt te betwijfelen.
Misschien
moeten we denken aan de bijdrage van een arts, Ferdinand Peeters, uit Turnhout
aan de ontwikkeling van de anticonceptiepil. Een katholieke plattelandsarts
bracht een beter product tot stand dan de gedoodverfde uitvinder, want zijn
product had minder bijwerkingen. Nu
goed, misschien moeten we dan wel vaststellen dat we sinds de negentiende eeuw
wel een aantal zeer gedegen wetenschappers hadden, maar slechts een won er een
wetenschappelijke nobelprijs, Corneel Heymans. Maar zijn bevindingen zijn al
lang vergeten en materieel blijkt er ook weinig van te resten.
Of zou
het Comburgse handschrift met onder meer de “Roman van de Roos” en “Van den vos
Reinaerde” de winnaar wezen? Comburg ligt in Wurtemberg, maar het handschrift
werd gemaakt in Gent en bevat een aantal iconische teksten en fraaie
illuminaties. We kennen nog wel ergens iets van Reintje de vos, maar verder lijkt
het niet meer echt tot het collectieve geheugen te behoren.
De
verklaring kan men zoeken in de wijze waarop de media in Vlaanderen niet zo
graag uitpakken met cultureel erfgoed, tenzij het een toeristische functie kan
krijgen. Doch, wie bijvoorbeeld in de geschiedenis van de moord op Karel de
Goede enige inspiratie vindt of het optreden van de graven Diederik en Filips
van den Elzas, die van 1128 tot 1191 als graaf van Vlaanderen mee het
graafschap vorm gaven, Filips onder meer door de stichting van nieuwe steden,
zoals Grevelingen, Nieuwpoort, Damme.. moet onder ogen zien dat het verhaal van
de moord en de afwikkeling, geschreven door een klerk van het grafelijke huis,
Galbert van Brugge ook wel eens een pronkstuk zou kunnen zijn. Veel aanleiding
tot illusies kan ik niet vinden, die vroege geschiedenis van het graafschap Vlaanderen,
hoezeer ook van belang voor een goed begrip, blijft onbelicht. Het gaat immers
niet enkel om de graven, het gaat vooral om de stichting van steden en de
groeiende macht van steden als Brugge, Gent, Rijssel en Ieper, waarbij men moet
opmerken dat tijdens die twaalfde eeuw ook het platteland steeds meer door
mensen werd ingenomen. Filips van den Elzas bepaalde al dat het rooien van
bomen in de bossen, onder andere rond Waasmunster, het koningswoud, alleen
toekwam aan de grafelijke domeinbeheerder.
Wat
men ook noemt, altijd komen er wel alternatieven of kan men er kanttekeningen
bij maken. Zou men de Belforten als pronkstuk kiezen, dan is er natuurlijk nog
wel een verschil tussen de authentieke en latere renovaties. De kwestie lijkt
niet zo urgent, maar toch, zelfs de betekenis van de belforten blijft altijd
nog een onbekende factor, want ze vertegenwoordigen de stedelijke autonomie
tegenover de vorst, wat blijvend voor conflicten heeft gezorgd. Dat geldt
overigens ook voor kathedralen en andere kerken, die niet altijd door de kerk
werden gebouwd, maar waarbij buurtschappen in de steden hun uiterste best deden
om een prachtexemplaar neer te zetten. Lokale omstandigheden zorgden ervoor dat
er in sommige steden overdadig veel kerken en kapellen stonden en die worden
vandaag door leegstand en functieverlies bedreigd. Bestaan er nog voldoende
archieven om na te gaan wie waar welke kerk heeft laten bouwen of in een latere
fase verfraaien, renoveren? De geschiedenis van kerkgebouwen en van andere
bouwwerken door de eeuwen laat zien hoe veranderlijk de samenleving wel niet
is. Zoals gezegd, aan het einde van de zestiende eeuw lag voor de Nederlanden
het zwaartepunt van het Calvinisme niet in Amsterdam, niet in Holland, wel in
Vlaanderen en Brabant, waar gedurende een korte tijd, vanaf 1574 ongeveer
protestantse republieken werden opgericht. Rond Oostende zou in 1601 nog een
beleg beginnen, dat in 1604 eindigde met een algehele vernietiging van de
toenmalige stad
Hier speelt
uiteraard mee dat voor velen de kerk tot in recente tijden mee de behoeder van
de publieke orde moet heten. De geschiedenis van en de plaats van de kerk in
onze samenleving blijft nog altijd voor controverse zorgen, waarbij
levensbeschouwelijke vooringenomenheid altijd weer komt bovendrijven. De
samenleving van toen kan men niet begrijpen zonder de plaats van de kerk, van
lokale parochies, bisschoppen, abdijen en bedelorden, in het dagelijkse leven
van mensen, arme dompelaars en rijke handelslieden te overzien. De kerkelijke
instituties zien we vooral als behoudende, repressieve krachten en daar is op
belangrijke momenten zeker sprake van geweest, terwijl tegelijk
bestuurspraktijken en vernieuwing daarvan ook diezelfde arme drommels en
edellieden ten goede is gekomen, ook in economisch opzicht. Een samenleving
laat zich op verschillende manieren lezen en het gaat om individuele en
collectieve handelingen, om rituelen en gebruiken. Wat te denken van de schier
eindeloze lijst van immaterieel erfgoed, waaronder processies die te maken
hebben met allerlei oude en heruitgevonden gebruiken, waarbij we dan wel moeten
vaststellen dat de organisatie wel eens bemoeilijkt wordt omdat te weinig
mensen er echt om geven?
Een
Vlaams pronkstuk aanduiden, zal nooit consensus vinden, maar het ware beter dat
men via de media op regelmatige basis aandacht besteedt aan allerlei mogelijke
pronkstukken, of ze nu in Vlaanderen in een museum te vinden zijn of in Wenen,
Madrid…
Zo zijn
er de kostbare tapijten, onder meer in de Wawelburcht in Krakau, maar ook een
reeks die gemaakt werd voor Karel V, met teksten van Desiderius Erasmus, Los
Honores, die zich in Spanje in het Koninklijk Paleis bevinden en door Pieter van Aelst werden
getekend, geschilderd op kartons. Wie die werken gezien heeft, weet dat men niet
zo gauw van pronkstukken kan spreken als men die wandtapijten buiten beschouwing laat.
Kortom,
er is gewoon teveel en dat geldt ook voor Nederland. Als de oefening zin heeft,
zou die er juist in moeten bestaan die overdaad aan de orde stellen. Waarbij
inderdaad zowel wetenschappelijke, technologische vindingen, zoals de
Vierendeelbrug hun plaats hebben, even goed als handschriften, wetboeken… Een oefening
voor Vlaanderen en komen tot drie categorieën, het lijkt welhaast onmogelijk.
Het debat wordt in Nederland gevoerd voor stukken, waarbij men de vergelijking
haast vanzelf uit de weg gaat. Maar kijk gewoon even naar het Mauritshuis, waar
zoveel om te doen was, waarbij Maurits van Nassau-Siegen als bouwheer toch liet
zien hoe de gouden eeuw vorm kreeg. In Vlaanderen hebben we geen of nauwelijks
een idee, zo hoorde ik onlangs nog, van zo een periode van hoge bloei.
Onderzoek en goede documentaires zouden al een begin van inzicht brengen. Het
is geen hoofdzaak voor de openbare omroep, liever de zoveelste aflevering over
Churchill of WO II. .
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten