Digitale revolutie, macht en panopticon
Kritiek
Wat met
de vrijheid?
Een
betoog van Arendt over wat vrijheid
brengen kan
Hannah Arendt, De Vrijheid om vrij te zijn. Vertaling : W. Hansen. Nawoord: Thomas Meyer. Uitgeverij Atlas-Contact. 56 pp. € 10 €
In een boekhandel langslopen en
langs de tafels en rekken schuifelen, het brengt wel eens een blij stemmende
trouvaille, want een (nieuwe) tekst van Hannah Arendt, het blijft bijzonder.
Maar haar vraag wat de vrijheid anders kan brengen dan de kans vrij te zijn,
moet ons dezer dagen wel aan het denken zetten. Een revolutie slaagt doorgaans
pas als de macht in de goot voor het oprapen ligt, wat van zij die ze oprapen
wel een en ander vergt, namelijk behoedzaam om te gaan met macht, de macht die
hen toevertrouwd wordt. De vraag is wat
de grootste bedreiging zou kunnen vormen voor de vrijheid om vrij te zijn?
De opkomst van populisme kan men
bij nader toezien niet nieuw noemen, want elke politicus kan al eens in de
verleiding komen om de meubelen, de zijne dan, het volk of beter wat hij/zij
voor het volk houdt gouden bergen te beloven. We leven, hoor ik wel eens, niet
langer in revolutionaire tijden, maar te bedenken valt dat juist deze tijd, met
nieuwe dragers van informatie wellicht meer tot waakzaamheid oproept, dan in
het verleden het geval was. Het punt is echter dat politici die zich
democratisch noemen, ook wel eens bij zichzelf te rade mogen gaan, om hun
impuls tot besturen onder de loep te leggen, want er doet zich een fenomeen
voor dat ik voordien niet zag, namelijk dat men bestuurskracht inzet om de
controle over mensen ter wille van de veiligheid van het geheel in te perken.
De angst voor aanslagen is er al sinds de jaren 1970, maar de aanslag op de Twin
Towers in New York zorgde voor een aneurysma van het veiligheidsdenken, waarbij
iedereen plots verdacht bleek, iedereen gecontroleerd moest worden, ook als die
niets doet die tegen de maatschappelijke orde in zou gaan, vooropgesteld dat
maatschappelijke orde precies die stabiliteit impliceert, die Arendt verwacht
van de overheid.
Toch lijken we grif aan te nemen
dat de overheid zich met grote ijver op wet- en regelgeving moet richten om
risico’s tegen te gaan, zowel in het verkeer, de volksgezondheid en zowat elk domein
waar we als individuen en groepen mee te maken hebben. De vrijheid om vrij te
zijn wordt derhalve ingeperkt, voor een hoger doel, namelijk veiligheid.
Natuurlijk was ik wat blij niet op de metro naar Maalbeek te hebben gezeten of
niet naar Zaventem te zijn afgereisd, nauwe verwanten waren wel in de buurt,
maar hadden het geluk iets te laat te zijn aangekomen. Hoe zou Hannah Arendt
nagedacht hebben over de wijze waarop het vliegverkeer met allerlei handelingen,
zoals het scannen van personen en bagage wat omslachtiger is gemaakt? Ze is er
niet meer en dus denken we er zelf best over na. De maatregelen reiken nu nog
verder en iedereen wordt bij aankoop van een ticket, zelfs voor de trein, al
blijkt dat moeilijker, voor het vliegtuig door de databanken gehaald. Men zegt
alleen naar topcriminelen en terroristen te zoeken, maar heeft men altijd wel
zicht op wie zich met die zaken inlaat, welke bijvangst men kan realiseren, ten
koste van niets vermoedende burgers v/m. Men had Anders Breivik ook niet in de
smiezen, toch?
Hannah Arendt vergelijkt de twee
grote revoluties aan het eind van de 18de eeuw, de Amerikaanse en de
Franse en noemt de eerste geslaagd, omdat die stabiliteit in het land bracht en
mensen zo de vrijheid kon bieden zelf hun leven vorm te geven, terwijl de
Franse Revolutie mislukt zou zijn, omdat de mensen die deze revolutie voerden,
met in hun kielzog het volk, de “déplorables” ook gekend als de sansculotten,
die graag het vuile werk deden voor het comité du salut publique – alleen de
naam al. Hillary Clinton noemde een deel
van de kiezers voor Trump zo en daarmee leek
wel de nagel op de kop te slaan,
als men ziet hoe weldenkende lieden en dames de aanhang van Donald Trump beschouwen,
ook hier, ook al zegt men dan het voor die mensen op te nemen, die men niet
kent. Deplorables, le menu peuple, het grauw, het zijn termen die in de negentiende
eeuw door de conservatieve elites in de mond en de pen werden genomen, waarbij
de weldadigheid die men aan de dag legde diende te verhinderen dat die brave
mensen, hun mensen de verkeerde kant zouden opgaan, zoals kiezen voor de sossen.
Maar die mensen die naar Versailles trokken op 5 en 6 oktober 1789 handelden
niet geheel op eigen gezag, de vrouwenmars en de journées revolutionaires waren
georkestreerd of zij die in 1871 de Commune van Parijs steunden, hadden
voldoende zekerheid, financieel en economisch om de zaak onder controle te
houden. Wellicht is de referentie aan de Commune niet helemaal terecht, want
Arendt brengt ons bij de gedachte dat de wezenlijke oplossing voor falende
revoluties wel eens bij een radenbestuur kon te vinden zijn.
Welbekend is dat de raden als
systeem om politiek beleid te realiseren noch bij de burgerij noch bij de
communisten genade vond, precies omdat de macht niet duidelijk vast is gelegd
noch veroverd kan worden – in de praktijk realiseerde Lenin dat kunstje net wel,
omdat het binnen zo een raad is dat het beraad plaats hoort te vinden en dat in
de mate van het mogelijke op grond van consensus wordt besloten. Elkeen die
deelneemt aan de raad is ook mee verantwoordelijk voor het goede verloop van de
werkzaamheden en belangrijker voor het algemene welzijn. Het is dan ook geen
raadsel dat er altijd wel would-be tirannen zijn die menen dat de macht in de goot
ligt en dat men ze dus voor eigen doeleinden kan nemen en doen wat men wil,
zolang men voldoende handlangers heeft. Net Machiavelli heeft met dat usurperen
van de macht door de Medici’s te maken gehad, want zij hadden zijn vader een
grote, niet te betalen belasting in de maag gesplitst. Aan het einde van de rit
kwam Niccolo Machiavelli terug enigszins in de gratie van de familie, maar in
zijn Il Principe had hij dan al duidelijk gemaakt dat de Pazzi’s en Medici’s de
macht die besloten lag bij het bestuur en de raad, raden, naar zich toe hadden
willen halen, niet meer voor het algemeen belang, maar pretendeerden dat het
algemeen belang besloten lag in de behartiging van hun belangen, ook in Rome.
Het kan vreemd lijken dat we
gaan uitweiden over Firenze, terwijl het toch gaat om de Franse en de
Amerikaanse Revolutie, waarbij we Arendt kunnen volgen dat de Amerikaanse
Revolutie beter geslaagd was dan de Franse Revolutie en vooral kunnen
onderschrijven dat de Franse leiders van de Revolutie finaal ook wel voor
verlichte despoten kunnen doorgaan. Ook Napoleon volgt dat pad, door
voortdurend zaken van bestuur ter hand te nemen, inclusief het burgerlijk
wetboek, waaraan vooral drie rechtsgeleerden hun bijdrage hebben geleverd. Of
het de invloed was van Napoleon, blijft onduidelijk, maar dat de Code Civil van
1803 enkele verworvenheden van de Franse revolutie subtiel ongedaan heeft
gemaakt, onder meer in verband met de positie van de huisvader, patriarch en
derhalve ook de vrouwen en een aantal rechten heeft ontnomen, valt moeilijk te
betwisten. Arendt meent namelijk dat tijdens en na de Franse Revolutie het volk
misschien wel deelhad aan enkele handelingen, maar de revolutie bracht geen
stabiliteit, wel integendeel. De macht bleef in handen van een kleine elite,
zelfs onder de Derde Republiek; weliswaar veranderde de samenstelling van die
elite tussen 1792 en 1905, maar de rekrutering liet geen of weinig ruimte voor
homines novi.
De vrijheid vrij te zijn hangt
niet enkel af van negatieve vrijheden, de belemmeringen die weggenomen werden opdat
men vrij zich kan verenigen, vrij zijn of haar woord kan laten horen en lezen,
vrij te gaan en staan waar men wil en vrij om deel te nemen aan het publieke
leven. Het punt is dat die vrijheden belangrijk zijn, noodwendig zelfs, maar
niet voldoende, omdat er bijvoorbeeld ook vrijheid van angst moet zijn, zoals
Franklin Delano Roosevelt in zijn beroemde ‘Four Freedoms Speech” betoogde.
Alicja Gescinska zette in “De verovering van de vrijheid” uiteen hoe positieve
en negatieve vrijheid zich tot elkaar verhouden, waarbij negatieve vrijheden,
verboden dus om de vrijheid van drukpers te beperken, weinig betekenis hebben
als het publiek in hoge mate analfabeet is. De vrijheid vrij te zijn hangt ook
samen, blijkt uit het betoog van Arendt, met de afwezigheid van armoede en
levensbedreigende omstandigheden of gebeurtenissen die men als bedreiging ziet,
terecht of niet.
Het ligt dus voor een deel aan
het ogenschijnlijke gebrek aan stabiliteit en dus zekerheid dat mensen wel in
naam vrij heten te zijn, maar zich net onvrij weten, achten om te doen wat ze
werkelijk willen doen. Het punt dat Arendt aanstipt als verschil tussen de
Franse Revolutie – dat ongewild altijd het voorbeeld blijft van nieuwe
revoluties – en de Amerikaanse Revolutie, die lange tijd zonder veel externe
druk een samenleving liet opbloeien, waar die stabiliteit van robuuste
instellingen de mensen wel degelijk de vrijheid genoten vrij te zijn, terwijl
Frankrijk niet echt tot stabiele maatschappelijke verhoudingen en instellingen
kwam, wegens een opeenvolging van mobilisaties van de straat. Doch, die mensen
in de straat hadden altijd nog hun miserie om mee af te rekenen en de
instellingen bleven geënt op wat het Ancien Régime had voortgebracht, een
tamelijk leeghoofdig absolutisme.
Uiteindelijk was onder Louis XV
en Louis XVI het absolutisme al stevig onder vuur komen te liggen en dan niet
alleen of zelfs in hoofdzaak door toedoen van de “Philosophes” maar door
partijen die belang hadden bij een ander beleid van de koning, c.q. Louis XV,
inzake de opheffing van het Jansenisme en vooral dan de leden van het parlement
van Parijs, die voortdurend tegen de koning ingingen. Maar na de toegevingen
van Louis XVI aan de adelsgroepen, die de voorrechten herstelden, lag de macht
echt wel in de goot en niemand slaagde erin de aanslepende problemen van de
lege schatkist en een dreigend failliet op te heffen. Stelt men dat Louis XV de
revolutie had mogelijk gemaakt, door zijn beleidsfouten, dan zal men toch in
overweging nemen dat hij finaal de middelen vond om een meer faire verdeling
van de belastingdruk op te leggen, maar het werd niet gedragen. De revolutie
kwam dan ook niet enkel voort uit de bijeenroeping van de Staten-Generaal, maar
vanuit het besef dat de elites niet kon blijven dromen dat ze niet aan de
staatsinkomsten zouden moeten bijdragen.
Het probleem dat Arendt wil
onderzoeken is niet of vrijheid alfa en omega is van de staat en samenleving,
maar dat de vrijheid zelf de voorwaarde is om vrij te zijn, om zich tegenover
anderen in de samenleving ook autonoom te weten, wat dan weer niet betekent dat
de ander niet zou bestaan of geen vrijheid zou kennen, laat staan de vrijheid
om vrij te zijn. Het gaat misschien niet ver genoeg, zou men kunnen zeggen,
maar ten gronde brengt Arendt ons terug bij de les, dat de Franse Revolutie en
vooral wij die later komen, er nogal losjes mee zijn omgesprongen. Het systeem
dat zich onder het Directoire, het consulaat en het Keizerrijk van Napoleon en
dat zich tot vandaag heeft doorgezet, was er een van centralisme en Jacobinisme,
van geloof in de genialiteit van de chef, terwijl in de VS de macht veel meer
gedecentraliseerd was en is, want al kijken wij voortdurend naar de ogen van
Trump, op veel terreinen doen de 50 staten wat hen goed dunkt, gebaseerd op de
eigen constitutie en het eigen body politic, de instituties die het
politieke leven in elke staat bestieren, voor de tijd van het mandaat. Maar het
valt altijd op dat we zo weinig oog hebben voor de afwijzing door burgers van
die staat, overheid, organisatie van het politieke leven. De staat heeft er nog
meer van een nachtwakersstaat, behalve als het op veiligheid aankomt.
De nachtwakerstaat staat voor een bestel
waarin de overheid weinig uitvoert, behalve de kerntaken, zoals interne en
externe veiligheid, justitie en de muntpolitiek, maar het blijkt alsmaar
moeilijker vol te houden dat dit strak gestroomlijnd is en zo weinig mogelijk
ingrijpt in het dagelijkse leven van burgers, arm of rijk. Maar zoals men weet
kan de wet mensen kan bevrijden, terwijl de vrijheid mensen kan onderwerpen aan
de willekeur van machtiger lieden. Nu we leven in een samenleving die een
overheid heeft die graag voluntaristisch uitpakt, kan men zich afvragen over
wettelijke regelingen op hun beurt een vorm van willekeur gaan uitoefenen omdat
de eisen die de overheid stelt aan burgers helemaal uit het lood zijn geslagen.
In naam van veiligheid, gezondheid, openbare orde en betamelijke zedelijkheid,
worden wetten en normen opgelegd die mensen steeds weer aanzetten hun leven en
levenswijze aan te passen aan normen die buiten hun weten worden opgelegd.
Veiligheid is een belangrijk goed, maar hoezeer moeten we elk risico mijden,
dat het ertoe bijdraagt dat de lol van het leven eraf is? Als dat de bedoeling
is, waar diende de emancipatie dan toe?
Het ligt eraan dat we rationeel
moeten omgaan met risico’s, niet op slippers de Junkfrau opklauteren, toch?
Maar dat weet een redelijk mens ook wel, zoals wie vertrouwd is met hoogzeezeilen
weet dat als er een zware storm aangekondigd wordt het niet raadzaam is toch
het ruime sop te kiezen. De vraag is of een zinnig mens inderdaad gaat racen
over een boerenwegje met geen mogelijkheid tot kruisend verkeer? Het gebeurt,
maar de politie zal zelden daar kwartier maken en gebeurlijke laagvliegers lik
op stuk geven, maar na een ongeval zuchten dat het toch erg is en dat iedereen
weet dat… Natuurlijk gebeurt het en wellicht valt het niet te ontkennen dat het
niet wijs is, maar soms gaan mensen eens bewust de regels tarten, hopende dat
ze geen brokken maken. In die zin blijkt de schade mee te vallen, maar als er
dan meerdere mensen aan die domheid ten prooi vallen, dan is het kot te klein.
Men kan ook alles zo gauw terugvinden in de kranten en nog sneller via
internet, via newsfeeds en dergelijke. Het gaat ook sneller en men kan alles,
zo lijkt het wel, opsporen, overal hangt men camera’s. Da vraag is of het
maatschappelijk en politiek wenselijk is dat de controlemiddelen exhaustief
worden aangewend. Wantrouwen tegenover de burger, erger nog, de idee dat al die
burgers idioten zijn, bevordert de verstandhouding niet.
De vrijheid om vrij te zijn
veronderstelt ook dat mensen niet voortdurend vanuit een panopticon begluurd
worden. Aan de ene kant luide verkondigen dat privacy en de integriteit van de
persoonlijke levenssfeer van belang zijn, evengoed eist men, van overheidswege,
opiniemakers dat alle middelen goed zijn om de veiligheid te bevorderen, maar
wat moet een burger daarmee aanvangen? Sta ik op een perron te wachten op de
aankomende trein, dan heb ik slechts heel hoogst uitzonderlijk enig ongemak
ervaren van baldadige jongeren of een dronken ambtenaar. Je kan er ook voor
zorgen dat andere mensen zich niet onveilig voelen en dat blijkt te werken. Is
men daarom minder vrij? Die vrijheid vrij te zijn vormt ook iets persoonlijk en
niet elke beperking is nefast voor de feestvreugde, toch zou men er zich maar
voor hoeden elk risico de pas af te snijden, met verbods- en
handhavingsmaatregelen… terwijl de overheid niet voldoende mensen vindt om dat
werk te verrichten.
Nu ja, ook hier biedt de
digitalisering vooruitgang en perspectieven op beterschap, waarbij men zich dan
wel vragen moet stellen over de leefbaarheid van zo een bestel. Het kan dus
voorkomen dat de grondwet alle mogelijke negatieve vrijheden garandeert, terwijl
ook in het beleid aandacht besteed wordt aan positieve vrijheden
als leesvaardigheid of de overheid ook een goede opvoeding weet te
ondersteunen, goed onderwijs ook en een pak recreatieve mogelijkheden. Dat
lijkt met vrijheid weinig uitstaans te hebben, maar toch, voor de samenleving
kan dit wel een groot verschil maken, net omdat die positieve vrijheden precies
garant staan voor mensen om iets te doen, zelf keuzes te maken en die ook uitvoering
te geven. Isajah Berlin was volgens Alicja Gescinska te terughoudend omdat hij
vreesde dat de staat te veel macht over mensen zou krijgen.
Overigens, aan het adres van wie
de middelen wil uitputten om onze veiligheid te garanderen, moet maar bedenken,
met Bernard Mandeville, dat een staat van deugdzame, enkel deugdzame liederen
snel te onder gaat aan deugd en braafheid. Vrijheid impliceert immers een zekere
ongewisheid over de toekomst en dan is men gauw geneigd op de vrijheid te
korten, zodat het vrije leven erbij inschiet. Toch lijken vele van die
maatregelen, zoals een superflitspaal alleen maar logisch en zelfs noodwendig.
Kan men echter niet meer buiten
het alziende oog van het panopticon blijven, dan verliezen mensen ook hun
zelfwaarde en erg bevorderlijk voor het welbevinden is dat niet. Men hoeft maar
te denken aan hoe de burgers van totalitaire regimes het moeilijk hebben hun
autonomie en zin voor initiatief te ontwikkelen. Daar komt dus een discussie op
gang, die sinds de digitalisering ons leven zoveel comfortabeler maakte, vooral
buiten beeld werd gehouden, terwijl Arendt maar heel miniem kon bevroeden, in
1976 toen ze stierf, wat de computer in de huiskamer, wat internet teweeg zou
brengen, want niemand wist ook maar ten naaste bij hoe die ontwikkelingen
verliepen, namelijk niet lineair en onderscheiden van elkaar, maar dat ze ook
met elkaar gecombineerd raakten en elkaar zouden versterken. Die
ontwikkelingen, die ook in de geneeskunde en de productie hun invloed uitoefenen,
zorgen voor betere levensomstandigheden en roepen gelijk ook angsten op.
Nadenken over vrijheid en de vrijheid om vrij te zijn, het blijft een opdracht,
waarbij het antwoord niet gegeven is, nooit helemaal gevonden kan worden.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten