Oorlogshandelingen ter bevrijding van de Parking
Kritiek
Vergeten
slag om de Schelde
Feiten
verzamelen vs. Het grotere beeld
![]() |
Het Canadees kerkhof te Adegem, vlakbij het toenmalige front aan het kanaal van Schpdonk en het verderop gelegen Leopoldkanaal, waar lang is gevochten om de Schelde te bereiken. (Eigen foto) |
De afgelopen dagen nog eens rond gekeken in
een gebied waar 75 jaar hard gevochten werd, om de Schelde als vaarweg open te
krijgen, zonder mijnen of vijandige wapens op de oevers. In het kader van de
oorlog tegen de Wehrmacht en het nazisme was die veldslag bijzonder belangrijk,
maar in de verhalen van WO II lijkt het wel een akkefietje geweest te zijn,
waarover we verder niet teveel moeten zeuren. Het land van mijn vader evenwel,
de polders boven het Leopoldkanaal was een van de verdedigingslinies van de
vijandige troepen, waardoor de geallieerden, Britten en langs de kust de Polen
van het Vrije Poolse leger maar moeizaam vorderden.
Oorlog voeren is een lastig
metier, want je mag niet verliezen, maar ook moet je vertrouwen dat al die
lagere echelons de bevelen naar behoren zullen uitvoeren, ook als dat eenmaal
onmogelijk blijkt. Voor burgers betekent oorlog en dan vooral wanneer men zich
in het schietveld bevindt een groot gevaar en bron van duizend angsten, ook als
de bevriende legers vooruitgang boeken. Die gedachte deed ik op toen ik zo rond
1974 vroeg aan mijn oom, die op het hof woonde en de boerderij bestierde, hoe
dat allemaal in het werk gegaan was. Eenvoudig viel het niet te vertellen, want
ze hadden relatief weinig informatie, ook al luisterden ze naar de BBC en lukte
het Duitse instanties niet meer de uitzendingen te verstoren, hadden ze al geen
mensen meer om op het platteland zendapparatuur en ontvangers op te sporen. In
Eeklo en Maldegem deed men dat wel eens, tot maart 1944, hoorde ik, maar verder
was de controle steeds moeilijker en ook de collaborateurs hadden niet zoveel
aanhang, al was er wel een boer die gekozen had voor het VNV, maar na 1942 deed
die alles om het te doen vergeten. Ik heb hier alleen die verhalen over wat
mensen ervoeren, maar toen was het onderwerp al helemaal niet aan de orde. Hoort
men mensen op televisie, dan vertellen zij vaak, niet geheel ten onrechte, wat
ze de afgelopen dertig jaar is verteld. Daarom koester ik de gesprekken in tempore
non suspectu, al begreep ik toen niet alles.
Nu herdenkt men – met weinig
interesse van de Vlaamse media – de bevrijding van Brussel, van Antwerpen en
Leopoldsburg. De rest van de parking heeft geen historisch belang, ook al
woonden er in Oost- en West-Vlaanderen toch een paar miljoen mensen en die
werden ook bevrijd, toch. In Adegem vindt men de militaire Canadese
begraafplaats, waar jongens rusten die mee de strijd om het Schipdonkkanaal
hebben gestreden en zijn gesneuveld. Aan de brug van Balgerhoeke staat sinds
een aantal jaren een exemplaar van de tanks die de strijd ondersteunden, want
waren de legers in 1940 nog grotendeels op artillerie en cavalerie gebaseerd, behalve
de Duitse troepen dan, waar tanks en vliegtuigen de kern van vormden, dan
hadden de Britten en Amerikanen in vier jaar tijd een aardige stock aan
militair materiaal opgebouwd, van Liberty-schepen over tanks tot vliegtuigen en
betere machinegeweren, waarmee men ook vlot kon opspringen. Toch horen we zelden
iets over de wapens in elkaar gezet zijn en wie voor de betere techniek ervan
zorgde. Nadenken over de bevrijding van Antwerpen kan zich niet beperken tot beelden
van dansende mensen op de Groenplaats of onder Brabo, want dan begrijpt men
niet hoe het allemaal in het werk is kunnen gaan.
Heel vaak brengen media
historische nieuwtjes of nieuwtjes over historische gebeurtenissen zonder
aandacht te besteden aan de geografie. Geschiedenis, of het nu politiek, economisch
of demografisch is, kan niet zonder afdoende aandacht voor de geografische
omgeving waarin zich een en ander afspeelt, maar vooral militaire geschiedenis,
de historische afwikkeling van gebeurtenissen, zoals veldslagen, denken we maar
aan Azincourt, waar men moet begrijpen dat bossen voor het hanteren van
slagzwaarden niet handig zijn en doorweekte grond voor zwaar bewapende en
geharnaste ridders – afgestegen om te kunnen vechten – mee de strijd bepalen
net als het vermogen ermee om te gaan. Verloor Hendrik V relatief weinig
edelen, dan had het Franse ridderleger een decimering ondergaan. We kunnen het
over tal van andere veldslagen hebben, maar hoe belangrijk het ook is te
begrijpen hoe een veldslag is verlopen, meestal hebben we er slechts aandacht voor
wanneer we er ook een historisch belang aan kunnen hechten, zoals de nederlaag
van de Romeinse legioenen tegen Hermann in het Teutoburgerwald of de raid van
de Hollandse vloot op de Engels vloot in Chatam, waarmee Johan de Witt de
Engelse agressie voor langere tijd wilde temmen.
Als we de laatste week kijken
naar de herdenkingen van de bevrijding van België en het Zuiden van Nederland,
dan staat dat altijd in het teken van de race naar Berlijn, met vooral de
verovering van het Ruhrgebied om de industriële slagkracht van het Derde Rijk uit
te schakelen. Was men geland op de kusten van Normandië, had men van 6 juni tot
begin augustus nodig om de Duitse troepen bij Falaise in te sluiten – hoewel er
nog een ontsnappingsroute van 20 km, later 8 km en waaruit een aantal eenheden
konden uitbreken – dan is het altijd nog van betekenis dat men die enkele
honderden km overbruggen moest en diende te vechten, zoals bij de bevrijding
van Parijs is gebleken. Maar uiteindelijk bleek op 21 augustus het Zevende
Leger praktisch vernietigd. Van dan af trokken de geallieerden naar het oosten,
maar er waren hindernissen en risico’s op onverwacht verzet van de zich
terugtrekkende Duitse troepen en andere instanties, zoals de SD en de Gestapo.
Het is mij ooit ter ore gekomen dat de Duitsers over de Dam tussen Eeklo en
Waarschoot trokken en waar ze ergens iets zagen dat op een fiets leek, pikten
ze die in, zonder plichtplegingen. In Nederland sprak men van Dolle Dinsdag,
omdat aan de ene kant de bevolking hoopte op een snelle bevrijding, nu de Britten
en Amerikanen spoorslags door de Europese laagvlakte trokken, terwijl de
bezetters en de collaborateurs spoorslags naar Duitsland trokken en de sporen
van hun daden verbrandden. De al te lange bevoorradingslijnen zorgden voor
oponthoud en daarom moest niet enkel Antwerpen (ongeschonden) bevrijd, ook
diende men de Schelde bevaarbaar te maken en de oevers onder controle te
krijgen.
In gesprekken over het einde van
de oorlog begreep ik dat iedereen wenste dat het nu eens afgelopen moest zijn,
maar terwijl Knokke al bevrijd was, kon men nog niet binnen in Zeebrugge. Ook
daar vormden overigens zeemijnen en ondermijning van de sluizen en de havenmuur
een groot gevaar. Dovo tot de tiende macht was nodig om de gevaren te keren en
de haven toegankelijk te maken. Men had intussen wel al een begin gemaakt met
de bouw van betrouwbare mijnenvegers en mijnenjagers, maar men kan zich
nauwelijks indenken dat deze weinig heroïsche activiteiten even noodzakelijk
als gevaarlijk waren. Ook voor de stranden, zoals in Den Haan gold, dat die pas
in 1946 vrij werden gegeven voor burgers, maar ook de duinen, waar de bunkers
van de Atlantic Wall stonden, soms scheef gezakt, golden lang als gevaarlijk,
omdat het niet altijd mogelijk was alles op te ruimen. Het opvallende is dat toen
eenmaal de bunkers opgeruimd waren, burgers, militairen en historici zich gingen
afvragen of men ze dan werkelijk allemaal diende te vernietigen. Het blijft
altijd een moeilijke zaak een evenwicht te vinden tussen het monumentale van
die constructies en de wil tot vergeten.
In anekdotiek vervallen, zoals
de herdenkingsindustrie telkens weer doet, laat niet toe een beter inzicht te
krijgen en militaire geschiedenis wordt aan onze universiteiten nauwelijks
beoefend. Het is ook de vraag wat men dan moet onderzoeken, want in de veelheid
van feiten, zoals bijvoorbeeld de moordpartij in Oradour sur Glane, waar 542
mensen werden vermoord in wat een wraakactie werd genoemd, omdat het verzet een
spoorbrug had gesaboteerd – vier dagen na D-day was dat niet zo verwonderlijk –
of een majoor van de SS-divisie Das Reich had ontvoerd of zelfs vermoord. Men weet
dat Lidice werd verwoest na de moord op Heidrich, de chef in Praag en
rechterhand van Himmler, maar over Oradour kan men nu slechts gissen en dus is
zinloos geweld de beste kwalificatie. Het was voor verzetsbewegingen in Frankrijk,
België en Nederland altijd rijden en omzien, want de gevolgen van doldrieste
gewelddaden konden voor derden, onschuldige burgers ongemeen hard uitpakken. Dus kan men ook bedenken dat als verzetsmensen
te vroeg de Franse of Belgische tricolore – verschillende driekleuren – uitstaken,
dat de vijand nog altijd bereid was revanche te nemen en mensen in gijzeling te
nemen. Zelfs was dat volgens het oorlogsrecht een inbreuk, de Duitsers vonden
dat alle middelen om de bevolking onder de knoet te houden gerechtvaardigd
waren. Bovendien waren er altijd wel burgers die hen, de bezetter steunden. In
het oorlogsgebeuren, waarbij op het scherp van de snee werd gevochten, zoals om
de verovering, respectievelijk het behoud van de Schelde-oevers kan men zich
inbeelden dat het lot van de burgers van secondair belang was, zowel voor de
Britten, de Canadezen en de Polen als de Duitsers, want er waren doelen,
oorlogsdoelen op het niveau van de eenheden en er was uiteraard de eindzege als
hoogste doel.
De afgelopen dagen is nauwelijks
gesproken over de logistieke ondersteuning waarzonder een modern gemotoriseerd
leger niet kan. Napoleon deed het nog met paarden, Erich Ludendorff in WO I
gebruikte de trein als transportmiddel over langere afstanden, in WO II waren
jeeps, vrachtwagens en tanks, naast vliegtuigen de uitverkoren vehikels voor de
oorlogsvoering. Maar wapens en vooral geschikte wapens, die pantservoertuigen
konden neutraliseren waren noodzakelijk. De Duitsers gebruikten pantservuisten,
maar in de slag om Koersk, ook een nagenoeg vergeten exploot waren tanks tegen
tanks ingezet en iedereen zag, zoals Vasili Grosman beschreef, dat tegen dit geweld
weinig was opgewassen. Ook aan het westelijke front speelde de tank een grote
rol, terwijl Charles de Gaulle voor 1940 vergeefs had gepleit voor een
efficiëntere inzet van tanks, voor een bewegingsoorlog, zoals de Nazi’s die hadden
uitgewerkt.
Het is dus van belang de
bevrijding van West-Vlaanderen en het Meetjesland te zien in het licht van de
beschikbare middelen en de beperkingen inzake transport. Knokke en Zeebrugge werden
respectievelijk op 1 en 3 november 1944 bevrijd en dat had alles te maken met
de verovering van de Schelde-oevers. Het laat veronderstellen dat de Duitse
troepen (het Vijftiende leger?) tot hardnekkige verdediging van de eigen stellingen
bereid waren en ze de bevelen dus strikt opvolgden. Het feit dat Nederland nog
tot 5 mei 1945 bezet was, dat wil zeggen, de Randstad en een deel van het
Noorden, had precies te maken met de hardnekkigheid van lokale legeroversten en
hun troepen. Dit intrigeert me ten zeerste en ik had graag rapporten gelezen
van de legeroversten in Zeebrugge of in Vesting Holland, want over de
slagkracht van die troepen wordt weliswaar en niet ten onrechte in donkere
tinten geschreven, het blijft moeilijk te begrijpen dat zij dat konden
opbrengen. Het blijft ook nog de vraag waarom die Polen onze gewesten wilden bevrijden,
waarbij velen van hen sneuvelden, terwijl het hen langzaam daagde dat ze nooit in
Polen zouden geraken. De oorlog oversteeg lokale belangen, maar lokale
omstandigheden bepaalden de oorlogsvoering. België bevrijden was geen doel op
zich, Antwerpen ongeschonden in handen krijgen een noodzakelijke voorwaarde
voor een succesvolle veldtocht naar Berlijn. De Britten bestookten het belangrijke
rangeerstation van Merelbeke, maar achteraf bleek het een belangrijk kruispunt
voor de aanvoer van brandstof en wapens, maar ook van voedingswaren. Het
vormingsstation, waar de Duitsers voor 10 mei 1944 de treinen met wapentuig en
brandstof richting Frankrijk konden samenstellen, zou weliswaar niet geheel
buiten gebruik gesteld worden – er stierven meer burgers dan dat de doelstelling
werd bereikt – maar zorgde voor de Duitsers wel voor ongemak. De vergissing de
landing in Normandië niet te hebben doorzien woog in eerste instantie zwaarder,
de algemene economische draagkracht van de oorlogsindustrie was wellicht het
meest cruciale obstakel, omdat bijvoorbeeld de aanvoer van ijzererts, petroleum
en rubber stilaan, gaande de oorlog, problematisch was geworden.
Onze visie op oorlogsvoering blijft,
zeker voor WO II te vaak beperkt tot het zuivere gevecht en de gevechtssituaties,
terwijl men, zoals de Nazi’s het voorstelden, nadat hun oorlogsdoelen onbereikbaar
bleken, toe was aan een totale oorlog. Men moet dat niet wensen, maar het was
het gevolg van maatschappelijke inzichten bij de strijdende partijen. Er werd
beroep gedaan op romantisch idealisme, op strijdbaarheid en veerkracht, maar
tegelijk werd de oorlog steeds meer ook een bureaucratisch aangestuurd organisme.
Toch moesten militairen op het terrein altijd nog oplossingen bedenken, om door
vijandig vuur heen te komen, veilig uiteraard. Terwijl ze in Maldegem al aan
het feest waren, omdat geallieerde troepen de gemeente had bereikt en bevrijd,
dat wil zeggen dat de vijandige troepen weg waren of ontwapend. Het is
interessant hier te zien hoe Joachim Fest diens eigen krijgsgevangenschap in de
Elzas heeft beschreven, want ook dat issue blijft onder het tapijt. Twee
maanden heeft men moeten vechten om zowel Walcheren als Zeeuws-Vlaanderen te
bevrijden en dan blijkt geografie van enorm belang. Ik weet niet zeker wie het
Leopoldkanaal liet leeglopen in de polder van Sint-Margriete, da is niet
duidelijk, al zou het een defensieve maatregel van de Duitse troepen geweest zijn.
Walcheren werd onder water gezet door Britse bommenwerpers, die de dijken
hebben doorgeschoten. De vraag is me altijd bijgebleven of men na de oorlog en bij
het herstellen van de dijken en droogmalen voldoende nagegaan of de werkzaamheden
naar behoren zijn gebeurd, maar toch, de storm van 1953 was wellicht behoorlijk
heftig en het springtij hielp ook mee. Hoe dan ook betekende het feit dat
Sint-Margriete en omgeving onder water werden gezet dat de bewoners ook hun landbouwgrond
kwijt waren en de aardappeloogst. Maar ook boomgaarden leden onder de
overstroming. Het is me ook niet duidelijk of men zeewater door het kanaal liet
lopen, want dan werd de schade naderhand voor de landbouw nog groter en dus
ontbeerden burgers inkomen en voedsel.
Het valt op dat we de oorlog
zien in losse gebeurtenissen, terwijl de handelende figuren maar al te goed
wisten waar ze mee bezig waren – al gaf de informatie wel eens verstek -, wat
niet betekent dat er geen vergissingen begaan werden. De snelle doortocht van
Falaise naar Antwerpen was een opvallend wapenfeit, maar men sprak er niet over
toen ik jonger was, want tja, om in Antwerpen te geraken moet je nu eenmaal die
route vanaf de Seine tot de Schelde afleggen. En onderweg? Wat gebeurde er
onderweg? Wat voor een front heeft men toen niet opgebouwd en was dat afdoende
versterkt? Hoe reageerden de Duitse troepen, want na het lange weerstand bieden
aan de Schelde werd duidelijk dat ze wel de terugweg namen, maar niet of ze zich
gewonnen gaven. In die zin is het zinvol
zich af te vragen of drie maanden, gerekend vanaf het begin van de tocht over
de Seine tot de val van Walcheren niet een bijzondere prestatie was. In
september 1944 werd ook via een luchtlandingsoperatie van ongezien formaat op
de hei bij Arnhem een leger achter de linies geposteerd, maar de operatie
Market Garden mislukte, om technische en logistieke redenen en omdat de
Duitsers er voldoende mensen en materiaal konden samenbrengen. Kende ik al
vroeg het verhaal over de verovering van de Rijnbruggen, dan bleef dat andere
slagveld buiten beeld. Het is belangrijk dat Antwerpen op 8 september ’44 bevrijd
was, ongeschonden dan nog, maar men plaatst het niet in de grotere context. De
burgers van Antwerpen konden even opgelucht ademhalen, pas op 28 november kon
een eerste schip Antwerpen bereiken. De soldaten van de Canadese, Poolse en
Britse eenheden hebben met zwaar weer te maken gehad en moeilijk te belopen of
bereiden terrein. De burgers die in het strijdgebied lagen hebben het geweten.
De doden zijn vergeten. Zo zal het maar horen, terwijl de hele
herdenkingsindustrie ons weer niet laat zien hoe het geweest zou kunnen zijn. Het
feit dat Aalter vroeger was bevrijd dan Sint-Margriete, betekende dat mijn
vader en ook zijn zus nog een paar maand in onzekerheid verkeerden – al was het
wel zo dat er informatie uitgewisseld werd, maar hoe dat in het werk ging,
vertelde men mij niet. Natuurlijk mag men de slachtoffers van Breendonk en de Endlösung,
noch programma T-4 niet vergeten, waarbij mensen met een fysieke en mentale
beperking, naast psychiatrische patiënten vermoordde, kwestie van het Arische ras
te zuiveren en te versterken, maar men mag toch ook niet het oorlogsleed van de
burgers in de bezette gebieden niet vergeten, ook om aan de dwangmaatregelen te
ontkomen, zoals onderduiken om niet naar Duitsland gedreven te worden, om er
slavenarbeid te verwerven. Ook gaat het over de afbraak van de rechtsstaat en de
polarisering tussen Wit en Zwart, waarbij de actuele strijd tussen Links en
Rechts echt wel in het niet verzinkt, maar we moeten het wel niet willen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten