een perfecte storm van crises
Dezer
Dagen
Het
beleid gewogen
Waarom
te licht bevonden?
Nu de Coronacrisis voorlopig
achter ons lijkt te liggen, op sanitair vlak tenminste, economisch is het een
ander verhaal, want de economische gevolgen van de crisis vragen een andere
logica, maar speelt zich af in een grotere mate van onzekerheid over hoe de onderscheiden
processen in elkaar zullen haken. Toch wil men al meteen weten hoe we denken
over de aanpak en ons oordeel kenbaar maken, goed of slecht. Dat gaat niet op,
want dan moeten we weten wie wat gedaan dan wel nagelaten heeft.
De moeilijkheid bij het
evalueren blijft altijd weer dat we wel flarden opvangen van wat de
omstandigheden zouden zijn, wat het beleid wil bereiken en hoe we daar zelf dan
weer beter van worden of niet. Tijdens de financiële crisis van 2008 en
volgende jaren zag men voortdurend commentaren verschijnen over wat de VS
deden, of beter de regering aldaar, wat Europa aanving met de schuldencrisis en
hoe de banken omvielen. Het duurde niet lang of de regeringen moesten zich
verregaand engageren om te vermijden dat de tegoeden van burgers massaal zouden
verdampen. De moeilijkheden om Fortis, ABN-AMRO en de aandeelhouders goed te
beschermen, ging ten koste van die laatste. Ook ING, KBC en andere banken
dienden bijgestaan te worden, al was het nergens zo urgent en systeembedreigend
als bij Fortis, waardoor de Belgische staat nu aandeelhouder is in een
grootbank.
Intussen ontstond er een
bewustzijn dat het allemaal niet klopte, zag men in Wallstreet en andere
hoofdkwartieren van het financiële systeem mensen opdagen die protesteerden
tegen de almacht van de financiers. Occupy Wallstreet ging hand in hand met de
crisis en riep ons op om de bestaande verhoudingen te verwerpen, alleen zijn
er, toen ook al, teveel mensen die met hebben en houden aan dat systeem gelinkt
zijn. Bij crises zijn er verliezers, maar zelden zijn dat de lui die aan de
knoppen zitten. Dat de crisis het gevolg was van fraude, wordt gemakkelijk
vergeten, al zal men mijn voorhouden dat al die financiële producten, zoals CDO’s,
die voor bankiers hier te lande onbegrijpelijk bleken. Het gevolg was wel dat
de regering met ongewone maatregelen diende in te staan voor het behoud van het
systeem. Het mag duidelijk zijn dat we achteraf bijna vergeten zijn hoe ruig de
omstandigheden waren geworden, zoals het verlies van jobs, ondanks de
maatregelen die voor bedrijven en werknemers remmend dienden te werken, remmend
op het gebied van insolvabiliteit. Het resultaat in Vlaanderen was opvallend,
want doorheen de periode van de bankencrisis en de daarop volgende euro-crisis
ziet men de werkloosheidcijfers gestaag bleven dalen, nadat er een ernstige
maar in de tijd beperkte dip. De onzekerheid werd in stand gehouden op het
Europese niveau, omdat men er niet onmiddellijk in leek te slagen het Griekse
vuur te doven.
Met die crisis op de achtergrond
kunnen we via de acties van de Gele Hesjes naar het huidige klimaat van vrees
voor een grote krimp van de economie, c.q. een (indrukwekkend) verlies aan
banen en dan worden burgers in hun bestaan geraakt. De Gele Hesjes hadden zware
problemen, in een andere geografische context dan de onze, met het ecologisch
geïnspireerd beleid waarbij de prijs voor diesel op korte tijd snel steeg en
dat uiteraard mensen met een minder dan modaal inkomen voor problemen stelde om
hun leven zelf vorm te geven en keuzes te maken. Frankrijk is een land met
grote steden en agglomeraties maar een
leeglopend platteland, waar ook de overheid diensten heeft weggehaald. Dat
zorgt bij de bewoners van die dorpen en stadjes voor stress en onzekerheid,
waarbij de prijs van benzine en vooral diesel bepalend is voor hun
keuzebandbreedte, de reële keuzemogelijkheden die hen financieel resten, maar
ook moet men hierbij de factor tijd rekenen. Als men veertig km moet rijden om
een vredegerecht, een dienst voor verzorgingsmateriaal voor zieken etc of de
school, culturele instellingen... Stellen dat die niet levensnoodzakelijk zijn,
heeft geen zin, sinds we weten dat mensen niet kunnen leven met brood, of
voedsel alleen.
Voelen de gele hesjes zich
veronachtzaamd door het beleid, dan blijkt het ook voor mensen met een
Afrikaanse afkomst moeilijk te realiseren hun verwachtingen omtrent hun leven
waar te maken. De mensen die we horen in de media, zo moeten we tegelijk
vaststellen, kunnen evenwel net wel goed uit de voeten met de kansen die ze
zien en die van overheidswege geboden worden, zoals onderwijs van goed niveau.
Daarna, zegt men ons, veranderen de spelregels en komen zij, ondanks de
inspanningen een diploma te halen, soms met academische graden, niet aan hun
trekken op de arbeidsmarkt. Tegelijk zien we dus dat er zich een Brussel sinds
tijden een boeiende wijk heeft ontwikkeld, waar Congo lijkt wortel te zijn
geschoten; van tijd tot tijd zijn er troebelen in de wijk, dan weer wordt het
stil en hoort de modale Vlaming, die niet altijd aan de Naamse Poort of Matonge
komt niet wat er leeft.
Uitingen van racisme, bewust
racisme zijn er ongetwijfeld en ook
onbewuste of gedachteloze uitingen van racisme kunnen kwetsen, waar wij dan
weer geen weet van hebben of hoogte van krijgen. Daarom lijkt het alsof de
klachten hieromtrent overdreven zijn. Het punt is dat men niet altijd weet wat
een woord kan betekenen voor degene die het moet ontvangen. Gedachteloosheid
was volgens Hannah Arendt een van de grote problemen in de ontwikkeling van de
Endlösung, waarbij ze niet stelde dat antisemitisme banaal zou zijn voor de
betrokkenen, wel voor degenen die er zich aan bezondigden. Antisemitisme
aanwakkeren is uiteraard van een andere orde, want doelbewust en sinds de
negentiende goed ingebed in de hogere kringen, zoals het leger en zelfs in de
kunsten, zoals Richard Wagner niet naliet in zijn brieven aan de orde te
stellen, dat wil zeggen, hij ventte het antisemitisme uit, waarbij hij dan weer
bewonderd werd door een Joodse magnaat als Alfred Pringsheim, die van Wagner de
eer kreeg die hem toekwam als Mecenas. Nu, Wagner was niet erg consequent, want
hij werkte ook met joodse musici en andere kunstenaars. De gedachte dat dit
antisemitisme alleen van rechtse snit zou zijn, vergist zich wellicht, want er
waren ook op links politici en intellectuelen die het lastig hadden met het
succes van joodse mensen in de samenleving, als ondernemers, wetenschappers,
bankiers…
Het debat over Ras, koning
Albert I sprak aan het begin van WO I ook nog, met de beste bedoelingen, over
het Vlaamse en het Waalse ras, bleef na WO II aan de orde, want in de
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens waarin die rechten aan
eenieder zonder onderscheid van geslacht, ras, taal,
godsdienstige/levensbeschouwelijke overtuiging toekwamen, bleek men vooral
bezwaard met de gedachte dat ras een grond van discriminatie was gebleken en
nog was. In die jaren na de oorlog en omwille van de Endlösung kwam het racisme
neer op antisemitisme, waarna, als gevolg van de snelle onafhankelijkheid van
landen in Afrika en Azië, Latijns-Amerika de kwestie een meer universele lading
kreeg. De Europese bevolking, die zich verspreid had in de kolonies, al dan
niet al langer onafhankelijk, was nog steeds overtuigd van een onmiskenbare
suprematie, waarbij de gebruiken in Afrika en andere landen die suprematie
alleen maar versterkten. Iemand barbaars noemen, zonder te kijken hoe men leeft
en denkt over mens en leven, over het samenleven, gaat gemakkelijk en ontslaat
eenieder van verder onderzoek.
Culturele uitwisseling en het
uitbouwen van een koloniaal imperium gaat op verschillende manieren, maakt het
mogelijk dat zich nieuwe elites in de gekoloniseerde gebieden vormen, al wilde
de metropool dat niet altijd van harte. Toch geeft het voorbeeld van België in
Congo, na 1908 en zeker na 1945 ons aanleiding om te begrijpen dat het beperken
van de onderwijsvoorzieningen voor lokale burgers van de kolonie de
ontwikkeling van de kolonie zelf schade doet en achteraf, na de overhaaste
onafhankelijkheid bleek er te weinig burgerschap en betrokkenheid te bestaan om
bijvoorbeeld de positie van Patrice Lumumba te aanvaarden. De macht werd
veroverd met de middelen die ook Cesare Borgia voor nuttig en efficiënt hield.
De idee van Jef van Bilzen, om Congo in 1985 de onafhankelijkheid te verlenen
blijft dubbelzinnig en uiteindelijk een erkenning van het falen van de
Belgische overheid inzake vorming en onderwijs. De angst de inlandse bevolking
te vormen en alle kansen op individuele ontvoogding te geven, kan men alleen
maar begrijpen als men vaststelt dat de vorming van gekoloniseerde bevolkingen
altijd weer leidt tot rebellie en opstand, maar niet vormen verandert er niets
aan dat de afhankelijkheid en onderdrukking ook tot opstand moet leiden. Welke
politici en ondernemingen de ban van hoger onderwijs in de kolonie hebben
uitgesproken, valt alleen te achterhalen uit de archieven van de koloniale
overheid.
Persoonlijke ontplooiing en
emancipatie zijn cruciaal om een lokale bevolking de kans te geven zichzelf te
ontvoogden, maar dat was allerminst de bedoeling. Hier speelt wellicht wel
racisme mee, zoals men aan het begin van de XXste eeuw vond dat het “Vloms”
geen plaats had aan de universiteit, zoals Kardinaal Mercier aan Frans
Cauwelaert liet weten, toen die ijverde voor Nederlandse leergangen van de
Leuvense universiteit. Na de grote hongersnood van 1845-1848 in
Binnen-Vlaanderen ontstond de idee dat het Waalse ras wel superieur zou zijn –
waarbij men in de Borinage al die ingeweken Vlamingen met een kwaad oog ging
bekijken, vuil, geneigd tot alcoholisme en messentrekkerij. Ook in het Luikse waren
dan weer mensen uit de Kempen en Limburg aan de slag, met ook de nodige
uitingen van afkeer en soms weerzin, maar zonder hen draaiden de fabrieken niet
en kwamen er geen kolen uit de grond.
De gronden voor racisme kan men
niet rationeel noemen, ze worden wel vaker gerationaliseerd en als het, zoals
in de nazi-propaganda erop aan komt mensen en groepen helemaal in diskrediet te
brengen, dan komen termen op tafel als “parasieten” en “ongedierte” en maakt
men van mensen uit die groep zeer afschrikwekkende afbeeldingen, karikaturen.
Die propaganda begon al voor de machtsgreep van de nazi’s en toen die eenmaal
een feit was, zagen joodse burgers niet altijd aanleiding om het land te
ontvluchten. In “Reünie” van Fred Ullmann pleegt een arts zelfmoord, anderen
sturen hun kinderen, zoals de hoofdfiguur weg uit Duitsland en blijven zelf, om
uiteindelijk te sterven in gevangenschap. Hannah Arendt bleef langer in
Nazi-Duitsland, probeerde joodse mensen te helpen om onder te duiken of te vluchten.
Ze werd zelf aangehouden door de Gestapo en verdween een week of misschien wel
drie weken, achter de deur van een cel. Eenmaal vrij vluchtte ze via
Tshecho-Slowakije naar Zwitserland en Frankrijk. In mei 1940 werden joodse
mensen met Duits paspoort opgepakt en in kampen opgesloten, zogenaamd om het
land te beschermen tegen de vijfde colonne. Ze zat in Gurs aan de voet van de
Pyreneeën en kon vandaar vluchten. Ze ging haar tweede echtgenoot Heinrich
Blücher zoeken en vond hem per toeval terug in de buurt van Parijs. Via Spanje
ging het naar Portugal waar ze met een Amerikaans paspoort – vluchteling was ze
nog steeds – naar de VS kon vertrekken. Een Amerikaanse zakenman had de
regering zover gekregen hem de kans te geven mensen te redden, terwijl er zowel
in de VSA als het UK ook wel partijgangers waren van het fascisme en nazisme. Henri
Ford II zou ergens in de jaren dertig zijn archief van de omgang met
nazi-Duitsland hebben laten verdwijnen, maar was ook antisemitisch van
ingesteldheid.
Ook in Duitsland waren er tot 1945
die probeerden de gevolgen van de Endlösung voor de zeldzame overblijvende
joodse mensen maar uiteindelijk bleef tot de jaren 1990 de idee bestaan dat in
Duitsland de Nazi’s niet echt weggezuiverd waren, ook al omdat Konrad Adenauer
niet echt veel moeite deed om zowel voormalige officieren van de Wehrmacht in
te zetten voor de realisatie van een nieuw Duits leger binnen de contouren van
de NAVO. Links en vooral de communisten stelden dan weer dat in de DDR de nazi’s
geen kans maakten, terwijl daar toch ernstige twijfel over kon bestaan. Om maar
te zeggen, in Duitsland tot de Eenmaking was er veel te doen over de plaats van
gewezen nazi’s en dus het antisemitisme, racisme. Het duurde overigens ook lang,
zoals Géraldine Schwartz beschrijft in haar essay “De Geheugenlozen”, want veel
aandrang om te weten was er niet. Vader uit Mannheim, geboren in 1942 zou
redelijk gauw zelf op onderzoek uitgaan om het gebeuren tijdens de oorlog te
vatten. De moeder, grootouders uit Frankrijk, bij Drancy, waren via de vader,
als politieagent betrokken bij de politiek van het Vichy-régime, die heel erg
toeschietelijk waren bij de Endlösung van de Nazi’s.
Ons omgaan met nazisme, maar
vooral met racisme berust op een helder oordeel over wat kan en niet. Na de
dood van een Amerikaans staatsburger door toedoen van de politie, de wurging met de
knie, was niet alleen in de VSA het hek van de dam, maar begon men hier ook te
protesteren tegen het racisme tegen allerlei groepen, die redenen hebben om te
klagen over racisme. Dat Leopold II het moest ontgelden, mag geen raadsel
heten, het feit dat wij, Belgen, relatief weinig over diens rol spreken, zal
aan het racisme in onze samenleving weinig veranderen. Leeft er afkeer van mensen
uit Congo, dan gaat het om mensen die er allerlei vooroordelen op na houden,
zoals ze tegen allen die niet “van hier” zijn, vooroordelen cultiveren. Het
probleem is dat wie die vooroordelen niet kan aanvaarden, vaak meent dat die
mensen met vooroordelen niet deugen. Het geeft een morele superioriteit weer,
die niet in dank wordt afgenomen. Men verwijt mensen die zich op een moreel
hoogstaander standpunt beroepen, dat ze precies die superioriteit aan de gang leggen,
zodat zijzelf, ook weer slachtoffer worden, niet meer daders zijn. Het gesprek
op gang brengen blijft een hele uitdaging.
Het geeft aan dat er een crisis
op gang is gekomen, die al veel langer woekerde, sluimerde volgens anderen, waarbij
men wel weet dat ontwikkelingen elders, zoals in de VS ook hier landen en een
eigen invulling kregen. Maar net nu geeft ook extreem rechts wel degelijk
thuis. Het boek van Thierry Baudet, Oikofobie, de Angst voor het eigene,
verschenen in 2.014, laat duidelijk zien dat men argumenten weet te brengen,
die wel ontrafeld kunnen worden, maar vaak aangenaam klinken voor wie precies
dat eigene wil koesteren. Het is zaak te begrijpen waarom mensen die hier
geboren en getogen zijn zich ergeren aan het kosmopolitisme, wat ook geen nieuw
verschijnsel is, want al voor WO I werd daar op neergekeken. Het feit dat men
goed zou weten waar men zelf voor staat, voor een open samenleving of
anderzijds voor een samenleving waar eigen volk op de eerste plaats komt,
ontslaat niemand die de democratie genegen is van de opdracht de ander te
begrijpen. Daar zit nu net een probleem dat men de eigen inzichten inderdaad
niet zonder meer moet opgeven, maar dat men best wel kan proberen te begrijpen
dat er ook andere belangen en verwachtingen in het spel zijn.
Eenvoudig is dat niet, want voor
velen is het eigen gelijk ook een grond voor het eigen zijn en bestaan. Afstand
doen van het eigen geloof valt dan niet mee. Nu, de slimste geeft dan toe, maar
in het bestaande bestel, valt moeilijk vast te stellen wie de slimste zou zijn.
Het gaat om de vraag over hoe we samenleven en het valt op dat in een
documentaire als “Fille de la rue” van Sofie Peeters uit 2012 waarin hufterig gedrag in de straten van
Brussel jegens meisjes en vrouwen getoond wordt en waar mensen met een migratieachtergrond
de boter geheten hebben. Waar het om gaat is dat weinig mensen erin slagen uit
hun eigen schaduw te stappen of zonder meer anderen, die niet tot hun
subcultuur behoren kunnen aanvaarden, ook leden van de elites niet, zelfs niet
leden van progressieve elites. En wie woke is, heeft weinig geduld met mensen
die zogenaamd bij de oude vormen blijven zweren.
Het is des mensen zich een beeld
van zichzelf, de eigen groep en de samenleving te vormen, wat sinds tijden,
toen er kranten kwamen, later radio en televisie en vrij recent het internet –
en dark net – altijd een bredere horizon kreeg, maar ook mogelijkheden in het
leven riep met gelijkgezinden een eigen kring te vinden. Denk aan de gomaristen
oftewel de preciesen in de Republiek van de Verenigde Provinciën, die in de
zeventiende eeuw het meerderheidsstandpunt konden doorduwen, maar bij de elites
in Amsterdam en Rotterdam weinig steun kregen, al konden die slechts
ternauwernood de vrijheid redden. Men moet zich wel degelijk rekenschap geven
van het feit dat er behalve vormen van loyauteit ontstaan ook een onmiskenbare
(sociale) druk ontwikkeld wordt, bij de jongeren die naar Syrië trokken
evengoed als bij sommige linkse groepen in de jaren 60 en zelfs nog rond 1985.
De vredesbeweging was uiteraard gericht op een nobel doel, de atoomwapens uit
de wereld helpen, maar de discussie ging vaak over zogenaamde nuttige idioten
voor Moskou en kregen de aanhangers van het Atlantisme de aanklacht van zeloten
van de Amerikanen. Gezien Ronald Reagan toen president was en hij ook stond
voor een terugdringen van de staat, maar ook de idee had dat Amerika groot
diende te zijn, als consequentie van de verloren oorlog in Vietnam en de
verloren eer in Iran, met de gijzelaars in de Amerikaanse ambassade, kon men
niet scoren als men stelde achter de NATO en het dubbelbesluit te staan.
Polarisering dateert niet van gisteren, maar gaat wat de VSA betreft al terug
op de Founding Fathers, waarbij de federalisten tegenover de voorstanders van
een kleine staat en vooral de soevereiniteit van de 13 stichtende staten,
stonden en dan ging het vooral over het aanzuiveren van schulden van enkele
zwaar getroffen staten, als gevolg van de onafhankelijkheidsoorlog tegen
Engeland. Ook over het leger bestond grote tweespalt. Een democratie kan niet
zonder discussie, zonder conflict, maar treden er geen figuren op die zich
boven de partijen kunnen stellen, dan loopt het mis. Abraham Lincoln en Franklin
Delano Roosevelt, maar zeker ook Georges Washington, de eerste president was
een brugfiguur, maar die wel doorpakte als het moest.
Ook nu dus lijkt het moeilijk
brugfiguren te vinden, die in de virulente discussies dezer dagen, over
economische relance, maar dus ook over de vorm die een inclusieve samenleving
kan aannemen, zonder te vervallen in het opschroeven van patriottisme tot superioriteitsgevoel
maar evenmin in een vorm van zelfverachting, die het goede samenleven schade
berokkent. We beleven meerdere crises tegelijk en dat maakt het moeilijk de zaken
aan te pakken, want men moet meerdere afwegingen maken en kan nooit anders dan
second best oplossingen ten uitvoer leggen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten