Pretbuis en volksverheffing: plaats van de VRT




Dezer Dagen




Vlaamse openbare omroep in drijfzand
Plaats voor VRT naast commerciële omroepen




Nog eens een verwijzing naar von Humboldt, maar
zelfs als we vandaag over klimaatverandering willen spreken,
moeten we zijn fundamentele inzichten over ecosystemen
goed begrijpen. Via goede documentaires kan men een en ander
wel duidelijk maken, maar nu ontbreekt het eraan, ook op
de openbare omroep. 
De vraag wat de openbare omroep kan betekenen dezer dagen, blijft me bezig houden, vooral omdat men merkt dat het moeilijk blijkt het publiek aan zich te binden met andere programma’s dan die welke ook op commerciële omroepen aandacht en kijkers krijgen. Er speelt nog iets anders mee, dat zeker meer aandacht verdient, dat is de omgang met auteurs- en intellectuele rechten, waarbij ondernemingen graag grote catalogi aan titels verzamelen en er goed aan verdienen. Moeilijke tijden, maar ook wel boeiend, denk ik.

De opdracht van de openbare omroep werd in 1995 vastgelegd en later nog bijgeschaafd, maar er was altijd een politieke discussie over de vraag of de openbare omroep, de VRT een concurrent mocht wezen voor de commerciële zenders, zoals eerst VTM en later de zenders die we kennen als Vier, Vijf, Zes… van SBS – of hoe de eigendomsstructuur er nu uitziet. Dat deze omroepen met elkaar in de slag gaan om publiciteitsboodschappen binnen te halen, mag geen verrassing heten. Het blijft altijd zo dat concurrentie op een evenwaardige basis dient te verlopen en daar maken omroepbazen als Van Thillo gebruik maken om de subsidie aan de openbare omroep als oneerlijk en onbillijk afserveren, terwijl daar weinig mis mee is. Het feit dat de openbare omroep in beperkte mate ruimte voor publiciteitsboodschappen mag verkopen, ziet men dan vanzelfsprekend als een bijkomende bron van ongelijke behandeling. Terecht of niet, hangt niet enkel van een ideologisch uitgangspunt af, want men kan, sinds de feitelijke opschorting en afschaffing van het Kijk- en Luistergeld niet meer beweren dat mensen onmiddellijk betalen voor de openbare omroep, want die middelen komen uit de algemene middelen.

Na de komst van VTM stond de openbare omroep voor een onmogelijke opdracht, zo leek het, want ze verloor aandeel bij het publiek en de kijkcijfers daalden uiteraard, omdat er een nieuwe speler was. Maar de kwaliteit, moeten we vaststellen, ging er ook niet op vooruit, het elitaire gedrag bleef het publiek hinderen. Het maxi-decreet zou onder meer de opdracht van de openbare omroep hertekenen en hier werd veel met het badwater weggegooid, want men kan niet eisen dat de openbare omroep zomaar op het terrein gaat spelen van de commerciële omroepen, evenzeer valt het op dat de kijkcijfers voor regering en Vlaams Parlement richtinggevend waren, want geen kijkers betekent geen redenen van bestaan.

Rond 2000 gingen er zelfs stemmen op om het populaire platform EEN te verpatsen, omdat er toch niet echt meerwaarde achter te zoeken viel en vooral populair moest zijn. Er werden intussen wel enkele interessante nieuwe programma’s getest en goed bevonden, nieuwe formats voor quizzen en nieuwe reeksen, die hun verdienste hadden, al kan men het bezwaarlijk allemaal prestigieus heten. In de strijd om uitzendrechten voor sportwedstrijden, zag men hoe de openbare omroep het onderspit moest delven wat voetbal aangaat, zeker toen de Belgische voetbalgoden besloten de Britse collega’s te volgen en de matchen en zelfs omkaderend materiaal te verpatsen aan de meest biedende. Aan de andere kant merkte ik al rond 2004 dat de openbare omroep geleidelijk minder aanwezig was in het domein van de cultuur, maar volop de kaart trok van entertainment. Gedurende jaren zond men festivals uit als Werchter, maar werd het moeilijker klassieke muziek, laat staan theater te tonen. Dertig jaar of wat het ook mag zijn “de Kampioenen”? Het houdt niet op, maar theater? Ja, tijdens Theater aan Zee komt er wel eens iets, maar wie de vele uitzendingen met Shakespeare-theater heeft mogen zien, begrijpt dat de openbare omroep hier afgehaakt heeft. Het heet dat het te moeilijk is de auteursrechten te regelen, terwijl intussen Kinepolis wel opera uitzend in haar zalen van de Metropolitan in New York. Zou er dan echt geen redelijk verdienmodel te vinden zijn, waar ook de operahuizen te onzent baat bij hebben.

Uiteraard moeten we dan de voorafgaande vraag stellen: wat kan men (nog) aanvangen met klassieke cultuur, waarbij men vooral de beruchte kakelende hoofden vreest die vanuit een elitaire hoogte het volk wat zullen verheffen. Het uitgangspunt van vele programma’s die ons ‘cultuur’ willen bijbrengen bestond erin dat men onwetende Beotiërs de beginselen diende bij  te brengen, terwijl intussen in Nederland dankzij het stelsel van de publieke omroepen lange tijden naast massa-entertainment ook andere programma’s konden. De afgelopen jaren is er het Filosofische Kwintet, was er ook een reeks met Ad Verbrugge over de figuur van Odysseus en diens tocht over de wereldzee. Een mooie reeks waarin de auteur een verslag doet van zijn opnieuw lezen van de Ilias en wat dat allemaal zou kunnen oproepen. Een televisie-essay waarmee de filosoof Verbrugge aantoonde dat men met televisie meer kan dan evidenties op het scherm brengen. Het gaat er niet altijd om dat er conflictueuze gesprekken gebracht worden, zoals ook Wanderlust, het filosofische programma met Alicja Gescinska liet zien, waarin mensen als Roger Scruton en anderen ons gedurende een goed gesprek konden inspireren of lieten afhaken, al viel mij dat niet te beurt. Er ontstond wel gedoe omdat iemand over God sprak, wat blijkbaar niet mag in een filosofisch programma.

Er zijn ook historische kwesties, die op zich weinig met WO I of WO II te maken hebben, maar wel onze aandacht verdienen, zoals precies de kolonisatie van Afrika door Europese grootmachten en andere landen. Het debat stofferen met nuttige informatie om zichzelf een inzicht te vormen, desnoods een oordeel, zou het maatschappelijke debat wellicht minder ranzig maken. Het gaat dan niet om korte items in het journaal of zelfs in een duidingsprogramma, maar goed uitgewerkte documentaires die al eens laten zien dat er losse eindjes zijn aan een kwestie. Jarenlang had men vrij gedegen wetenschapsprogramma’s, de titel zal wel niet helemaal correct meer zijn, “Verover de Aarde”, want tja, dat hebben we gedaan en het ging lang niet altijd goed. Toch zou men, gezien de ontwikkelingen in de wetenschappen ook op dat vlak heel wat meer kunnen doen. De “Universiteit van Vlaanderen” doet verdienstelijke pogingen, maar een goede documentaire maken of zo de lezingen zoals Robbert Dijkgraaf die maakte voor DWDD-Universiteit, over Einstein, over de Relativiteitstheorieën en quantummechanica, over het heelal, dat was wel goed gedaan. Ook over het niets sprak hij, als ik het wel heb en dat was wel best interessant en bracht nieuwe inzichten bij, zonder belerend te zijn, terwijl Robbert Dijkgraaf toch de directeur is van Princeton, de universiteit die voor Albert Einstein werd opgericht en bij uitstek een onderzoeksuniversiteit is. Voorheen was hij ook voorzitter van de Nederlandse Koninklijke Academie voor Wetenschappen (KNAW).

Men heeft al lang de gedachte opgegeven dat de openbare omroep een specifieke rol zou hebben, tenzij, jawel, betrouwbaar nieuws brengen en verder vooral geen moeilijke vragen behandelen… enfin, geen wetenschappelijke vragen, want over de moeilijkheden van het leven gaat het vaak genoeg en niet altijd brengen die werkelijk inzicht. De Kinderen van het Verzet, van de collaboratie, van de kolonie, het is mooi, leert wel iets, maar gaat er altijd vanuit dat wie spreekt ook zomaar de waarheid zegt, of betrouwbare informatie geeft. Historische kritiek is evenwel een metier, waarbij men met vallen en opstaan leert wat teksten, bronnen, archivalia te vertellen hebben en hoe die ons inzicht kunnen bieden.

Wat moeten we met name met de kritiek ten aanzien van Europa als er niet eens een goed opgebouwde documentaire in 24 delen komt, waarin vanaf de vooroorlogse wensdroom van een verenigd Europa, waar ook Hannah Arendt mee bezig is geweest, tot en met de wijze waarop de Brexit er kon komen uitgebeend worden. Goed opgebouwde documentaires komen niet aanzetten met geleerde heren en dames die plots uit het niets de onafwendbare oplossing gevonden hebben. Het verhaal is vaak weerbarstiger en boeiender. De openbare omroep kan op die manier bijdragen aan een meer open debat over kwesties als de klimaatverandering, de waterkwaliteit en biodiversiteit. Het is een andere aanpak dan het volgen van dieren in nesten.

Hoe moeilijk of geleerd, erudiet mag het dan zijn? Soms denk ik dat bij nachtwacht, het programma met Jan Leyers te gemakzuchtig gekozen wordt voor het twistgesprek, terwijl er legio onderwerpen zijn, die een gesprek toelaten tussen mensen met inzicht en expertise, die er weliswaar een andere visie op na houden, maar bereid zijn de standpunten te aanhoren en er dan argumenten tegenin brengen, zonder te worden onderbroken. De waarheidsvinding is een ding, belangrijk genoeg overigens, maar als het om het verwerven van inzicht in complexe processen als economische groei gaat, wordt zo een gesprek gemakkelijk een riddertornooi, waarbij heel wat lansen gebroken worden voor lastige zaken, zonder dat men uiteindelijk tot een synthese kan komen. Het valt overigens op dat spreken over complexe zaken bij de omroepen, ook de publieke, een moeilijke zaak is geworden, want men houdt vooral rekening met mensen die niet of nauwelijks geschoold zijn, maar die wel mogen gaan kiezen voor nieuwe gemeenteraden en andere assemblees. De stand van de wetenschappen is geen cataloog van feitjes die men moet kunnen reproduceren, maar een complex geheel van vele domeinen, die vaak naast bewezen kennis ook veel nieuw onderzoek verrichten, waardoor die ‘oude’ kennis wel eens overbodig lijkt, terwijl het wel nuttig kan zijn de evoluties in het wetenschappelijke denken te volgen.

Wie DNA zegt en televisioneel denkt komt uit bij allerlei actieseries, die DNA hanteren om vaak onmogelijk complexe misdaden op te lossen, terwijl andere indicaties en de verhalen van omstanders best eens even relevant kunnen zijn. Natuurlijk, men zoekt onweerlegbaar ons te informeren, maar de laatste jaren blijkt men minder geneigd verschillende stemmen te laten horen. Als een slachthuis in Tielt bezocht wordt door dierenactivisten, zal men wel de activisten aan het woord laten, zelden zal men uitleggen hoe het transport van dieren verloopt en het slacht- en verwerkingsproces. Nu goed, er zijn misstanden in de vleesverwerkende industrie, maar zelden spreekt men over de werknemers, wel over de dieren. Sluit men zo een slachthuis, dan komen er mensen op straat te staan, meestal kwetsbare mensen, die niet veel andere mogelijkheden hebben of een uitgebreid netwerk, als het al geen “gastarbeiders” zijn. Hoe men dan een evenwicht kan vinden, waarbij verschillende elkaar tegensprekende uitspraken goed belicht worden, zonder dat daarom a priori een voorkeur aan de orde gesteld wordt, waarbij er natuurlijk wel uitzonderingen kunnen zijn, omdat men het met een aantal inzichten over gelijkheid en ras niet eens kan zijn.

Net de geschiedenis van denkbeelden omtrent ras en superioriteit zouden meer aan de orde moeten komen. Toen Hendrik de Zeevaarder Portugal een ongeziene expansie gaf door langs de kusten van Afrika voorbij te evenaar nieuwe terreinen te ontsluiten, was er bij aanvang zo te zien geen sprake van ras en superioriteit, maar de pogingen om de oorspronkelijke bewoners van Brazilië als slaven in te zetten, mislukte, leiden ertoe dat men slaven ging halen in Afrika. Ook de Spaanse gebieden in Amerika hadden die aanvoer nodig, nadat Bartolemeo de las Casas de oorspronkelijke bewoners een ziel toekende – maar daar niet aan toe kwam in verband met Afrikaanse, tot slaaf gemaakte mensen. Merkt men op dat dit tijdens de zeventiende, achttiende eeuw een lucratieve handel zou worden, dan brengen anderen in dat de praktijk van slavenjachten op het Afrikaanse continent al bestond. Overigens, de Romeinen hadden de praktijk al met groot succes uitgevoerd en ook Egypte kende de praktijk. Men kan die historische realiteit betreuren maar het verandert weinig aan dat verleden en ook dient men te onderzoeken hoe een denkbeeldige superioriteit wortel kon schieten, ook bij mensen die nooit het zeegat waren uitgevaren. Aan Europese hoven hadden vorsten niet alleen hun dwergen als tegenbeeld van hun macht, maar vaak ook pages die afkomstig waren uit Afrika. Het is van belang de vele betrekkingen te zien tussen volkeren met zo verschillende culturen, net om te begrijpen dat de Europese superioriteit, die tijdens de negentiende eeuw onder invloed van Gobineau en anderen tot centraal leerpunt was bevorderd, op wankele gronden was gevestigd, zoals schedelmetingen. Alexander von Humboldt trok rond 1800 met een zelf opgezette expeditie door wat nu Venezuela, Equador en Colombia heet maar sinds 1717 het vice-koninkrijk Nieuw-Granada in het Noorden van Zuid-Amerika vormde; Hij schreef in een uitgebreid verslag over de bevolking die leefden in de diepe binnenlanden, langs de Orinoco en andere rivieren. De man was alles behalve een salonjonker en riskeerde veel, ook het leven, om de natuur te beschrijven, geologie, geografie, maar ook botanica en de dierenwereld, maar hoe hij over de mensen schreef en dacht, verdient wel degelijk onze aandacht. Zag von Humboldt in president Jefferson een bondgenoot op het terrein van de natuurvorsing, over het thema van de slavernij vonden de heren geen overeenstemming, net zo min als over kolonisatie.

Het racisme waar we vandaag tegen in het verzet gaan, heeft een lange voorgeschiedenis, zoals ook Claude Levi-Strauss had bedacht, maar in de debatten dezer dagen, behandelt men de zaak uitsluitend moreel, waardoor men niet bij de oorzaken komt. Het ophemelen van vernuft in het Westen, zo kwam het me tijdens mijn studiejaren voor, berustte vaak niet op persoonlijk kunnen, maar op wat men dacht dat de voorzaten en de groten van onze tijd bewezen hadden. Hoewel men biografieën niet a priori als goede geschiedschrijving kan voorstellen, omdat de auteur de historische realiteit achter de figuur die men met een biografie vereert, vaak onderbelicht en zelden komt men ertoe de interacties tussen verschillende stromingen en bewegingen goed in beeld te brengen. Ook als het om het claimen gaat van (westerse) superioriteit, ziet men niet altijd waar die tot uitdrukking kwam en hoe die zich verspreidde. Overigens, kan men Voltaire, die zijn held Candide de wereld liet rondtrekken, ook in gebieden die zelfs von Humboldt nog niet had ontsloten, van racisme betichten? Of waren zijn sfeerscheppingen er net op gericht de Europese eigendunk de kop in te drukken?

Overigens, Alexander von Humboldt was natuurlijk vooral een natuurexplorator  maar zijn kernpunt was dat als men tegen kolonialisme gekant was, men ook tegen slavernij diende te ageren. Zoals gezegd, de man was niet geneigd de communis opinio zomaar te volgen. Iemand die in zijn tijd ver uitsteeg boven het maaiveld en qua inzichten de algemene kennis zeer verrijkte, was gekant tegen slavernij omdat dit, zoals ook Adam Smith had bedacht, alleen heb- en heerszucht als bron had. Te begrijpen hoe die mechanismen werken, zou wel eens een paar seizoenen aan documentaires kunnen opleveren en vooral het inzicht van kijkers verhelderen.

Het feit dat de openbare omroep geen instructieve opdracht meer heeft, kwam voort uit de frustratie van de openbare omroep om te concurreren met het aanzienlijk lichtvoetiger aanbod van de commerciële omroepen, waarbij men vergeet dat goede documentaires meer zijn dan fraaie prentjes van de Serengeti-park of het verloop van de seizoenen in het Yellow stone natural park. Ook zou men zich kunnen afvragen waarom men bijvoorbeeld nog nauwelijks documentaires maakt over zoiets als het menselijke lichaam, van mannen, van vrouwen en hoe die fysiologisch functioneren. Men geeft mensen raad op het vlak van gezondheid, maar een reeks over nieuwe inzichten omtrent het menselijke lichaam, dat was er al jaren niet meer. Sinds televisie in de jaren zestig en zeventig populair werd en het aanbod nog nooit zo rijk was, kan men zich afvragen of de openbare omroepen nog wel een plaats hebben in het medialandschap, maar het schrale aanbod laat zien dat de televisie ook werkelijk meer kan zijn dan pretbuis.

Toch is het mogelijk mensen warm te maken voor goede documentaires, zoals Nederland er heeft, zoals op de Franse televisie er brengen, genre “Secrets d’histoire”. Ook bij ons worden goede documentaires gemaakt, maar het zou interessant zijn eens te kijken naar hoe mensen, burgers WO I of WO II overleefden, maar ook hoe de industriële revolutie Vlaanderen veranderd heeft. In Nederland liep er een reeks, De IJzeren Eeuw, precies over de negentiende eeuw en de industriële revolutie. Men kan aan de hand van Ferraris-kaarten ook mooi onderzoek verrichten naar de evolutie van landschappen en bijvoorbeeld ook de evolutie van teelten… Het is niet dat iedereen dat moet zien of willen zien, maar het kan wel zo nuttig zijn om grote publieke debatten klaarheid te brengen zonder meteen ook een afgerond en gesloten antwoord te geven. Wie evenwel zo een reeks(en) zou willen maken, moet die ook kunnen pitchen, in 30 seconden vertellen waarover zo een reeks dan moet gaan. Ga er maar aan staan als men tegelijk zin voor nuance aan de dag leggen wil.

Het omroepbestel mag een verdienmodel wezen, want zonder groei kan men moeilijk overleven. Dat men probeert de subsidies aan de openbare omroep te beperken, om redenen van concurrentie, lijkt me evenwel kortzichtig. Heeft men zicht op het kijkgedrag van kijkers, waarbij men niet enkel de Vlaamse omroepen in rekening brengt, maar bijvoorbeeld ook Nederland, Frankrijk, BBC en zelfs Duitsland onderzoekt, dan blijkt dat zelden uit publieke informatie. Het kan zijn dat de meeste mensen met een of twee omroepen voldaan zijn, maar de wijze waarop men Canvas nu heeft ingericht, roept vragen op. Goede televisie is niet enkel een pretbuis, maar kan mensen ook nieuwe informatie brengen en zelfs een venster op de wereld bieden, zeker nu we niet zo gauw meer buiten de EU geraken. Er zijn thema’s genoeg, films genoeg, maar door de verdienmodellen ziet men een verschraling optreden bij de openbare omroepen en dat lijkt me geen gunstige evolutie. Men kan niet begrijpen waarom de Vlaamse Openbare omroep geen boekenprogramma heeft, maar het moet zijn dat er geen geld voor te vinden is en bovendien, zegt men dan, veel te saai. Nu VPRO het boekenprogramma Boeken heeft moeten laten varen, om dezelfde reden, angst voor het goede gesprek, wordt het moeilijker al eens een onverwachte titel te zien passeren. Ook kranten en bladen maken er zich gemakkelijk vanaf, want recensies zetten al te zelden aan tot enthousiasme en debat. Helaas, men heeft vooral angst voor intellectuele vorming en ja, Van Thillo en co mogen hun zender stofferen zoals het hen behaagt, maar niet iedereen leest het Laatste Nieuws. Dus ja, er is niets tegen inspanningen voor de openbare omroep in een verscheiden en breed landschap. Men kan niet tegen nazisme pleiten, zonder diepgaander programma’s waarin bijvoorbeeld het boek van Géraldine Schartz over de omgang met de oorlog, WO II in Frankrijk en Duitsland tijdens de Koude Oorlog en later. Het gaat erom dat men intellectuele nieuwsgierigheid wil en durft te voeden, teneinde de kwaliteit van het debat mee op te krikken. Ook nu heeft Volksverheffing nog steeds betekenis, zelfs voor liberalen.


Bart Haers  



Reacties

Populaire posts