Hoe op zelfvoldoening jagen
Recensie
Een
tragisch jongensboek
Wat een
trofeejager wil
Gaea Schoeters, Trofee, roman. Uitgeverij: Querido 2020. 224 pp. 20,00 €
Schrijven auteurs in Vlaanderen
en Nederland over wat hen na aan het hart zou gaan, velen blijven ook hangen in
de eigen weldenkende wereld. Als het niet weldenkend lijkt, dan is het maar een
spielerei, maar geen spel met de dingen. Gaea Schoeters schreef een onverwacht
boek, een verhaal dat realistisch lijkt, maar evengoed onwaarschijnlijk mag
klinken. Wat er gebeurt, blijkt onder het lezen, gelardeerd met een monologue
interieur, waar je als lezer bij naar adem hapt. Boeiend. Zeker. Maar hoe?
Gaea Schoeters volgt geen carrièreplan,
zo te zien, noch heeft ze een idee van het oeuvre dat op zeker ogenblik uit dat
al dat schrijven naar voor zal komen. Het blijkt namelijk moeilijk te negeren
dat sommige kunstenaars een riedeltje hebben dat succesvol blijkt en dat
blijven uitmelken, anderen zoeken steeds nieuwe benaderingen, van het leven,
zoals dat heet, omdat het leven ons nu eenmaal op de proef stelt, al kunnen wij
in West-Europa dat niet altijd zomaar beweren. We zeggen het Brigitte Kaandorp
graag na, het leven is zwaar, echt zwaar, onvoorstelbaar zwwaaar. Om eraan te
ontsnappen gaan sommigen vlinders zoeken en anderen gaan op jacht, de Grote
Vijf achterna, kwestie van een trofee in de woonkamer of de vestibule een paar
indrukwekkende koppen te hangen, of de huid van een leeuw of tijger. Dat het
einde van de trofeeënjacht in zicht is, mag hier geen beletsel wezen, net omdat
in het verhaal vele facetten van de trofeejacht aan bod komen, hoe sinister
onze ambities zijn. Nu ben ik zelf geen jager, toch niet op wild, maar toch, de
idee iets op te sporen en sporen te zoeken, te volgen, het was en is wel iets
wat ik graag doe. Toch kan men de roman niet als een metafoor lezen, de overdrachten
komen later.
We kijken graag naar films over
wildparken en zien hoe de makers er alles doen om onze nieuwsgierigheid te
verzadigen, onze verwachtingen niet te verloochenen en ons vooral niet te laten
wensen. Gaea Schoeters doet het anders wanneer ze een persoon uit een vliegtuig
laat stappen. Het begint met een einde, zoals dat schrijftechnisch nog wel eens
gebeurd is – ik denk zeer direct aan Mulisch. Het eindigt met iemand dat uit
een vliegtuig stapt, iemand die we beter kennen, intussen, maar het is niet de
man die we denken te mogen verwachten. Wat gebeurde er? Wie is wie in dit verhaal?
Kan het dat we geboeid raken door gesprekken, innerlijke dialogen en
handelingen, observaties over natuur, dieren, planten? Uiteraard wel en dat het
lukt ligt aan het feit dat we niet weten wat we mogen verwachten. Zelfs als de
recensent een en ander vertelt over het boek, over de plot, zal de lezer nog
verbaasd het boek met een zucht toeklappen, of beter, opnieuw openslaan, want
sommige passages sleuren ons mee in een wirwar van gebeurtenissen, vertellen
over spoorzoeken en jagen, zodat we er zelf bijna de adem bij verliezen.
Buiten adem na een tocht over de
savanne, op zoek naar een buffel, een olifant, wat zou dat fraai zijn, maar de
premiejager zoekt nu maar eens een neushoorn om te leggen, want dat mankeert
nog op zijn tableau. Wat het kost om even op jacht te gaan, lijkt voor Hunter White
geen punt te zijn, maar om de juiste prooi aangewezen te krijgen, dat heeft wat
voeten in de aarde. Het neemt me op sleeptouw als ik de onderneming te lezen
krijg, hoe zo een neushoornstier wel heel gevaarlijk blijkt, zelfs al kijken we
in de zoo naar een log, inert wezen. Het verhaal gaat ook over de helpers, de
spoorzoekers en verkenners, die de situatie proberen te lezen en de jager
vertellen waar hij heen moet, terwijl de gastheer en eigenaar, uitbater van de
lodge en van de premiejacht probeert zijn gast het naar de zin te maken. Duiken
er dan toch wel stropers op, die geen trofee willen, wel het ivoor, dan wordt
de tegenstelling vrij nuchter aangezet, maar de beleving van de jagers en zijn
groep krijgen alle aandacht. Tegelijk wordt de verantwoording voor de
premiejacht onderuitgehaald, want wie kan nu nog geloven dat de premiejacht en
de organisatie ervan ertoe leidt dat het wildbestand gevrijwaard wordt van
overtallen in de onderscheiden soorten.
De spoorzoekers spreken onder elkaar
een kliktaal, maar ook, eenmaal de prooi in de buurt is, met hun handen en
gebaren, om elkaar op de hoogte te houden van de posities. Wie heeft het al
niet gewaargeworden hoe lastig is als men in een vreemde groep komt, als
vreemde in een groep die elkaar kennen en met elkaar spreken in een
onbegrijpelijk dialect, of een vreemde taal, dat die anderen ons in het ootje
lijken te nemen? Maar van zogenaamd primitieve groepen en volkeren hebben we
altijd weer een taal is bij gebrek aan beter, aan een cultuurtaal. Hoezeer we
ons vergissen, blijkt alleen uit het feit dat zij raadsels kunnen oplossen,
mogelijkheden zien, waar wij blind voor zijn, omdat we nu eenmaal niet (meer)
op de natuur zijn aangewezen. Hunter White, een jager met stamboom, ondergaat
die vervreemding net omdat hij meent vertrouwt te zijn, zowel met de jacht als
met het overleven in de natuur.
Het vervolg van de roman, na dus
de mislukking krijgt een macabere twist, die slecht afloopt voor de jager,
Hunter, Hunter White. Ik vind niet dat het kennen van de plot van een roman mij
het leesplezier vergalt, want het punt is immers dat de wijze waarop dat aan de
lezer wordt voorgedragen is veel belangrijker, waar bij stijl, woordkeuze,
voorstelling van zaken immers zoveel belangrijker blijken voor het genieten van
een roman, wat betekent dat je gewoon blijft lezen. Waarom dat zo is kan men
altijd nog achterhalen, maar het gaat dan toch doorgaans om meer dan de plot
alleen, maar vooral over hoe een auteur dat verhaal weet aan te zetten, ons mee
te nemen op een vreemde reis. Men kan natuurlijk wel bedenken dat als de trofeejager
niet voldaan is, omdat stropers hem zijn beloofde prooi voor de neus hebben weggegrist.
Dat op neushoorn jagen niet van gevaar gespeend is, zou men een overbodige
informatie kunnen noemen, maar we zien hoe de op het oog logge dieren erin
slagen zich onzichtbaar te maken voor de jagers en volgers, om hen dan
vervolgens in de rug aan te vallen. Toch zien we hier dat Hunter, de trofeeman
begrijpt dat men niet zomaar jonge mannelijke dieren kan omleggen, al komt mij
het verhaaltje over wildstandbeheer wel erg bekend voor. Zou men niet moeten
nagaan of het nuttig is grotere gebieden in Afrika met rust te laten, want dan
zou de voedselpiramide zich kunnen herstellen en zouden de prooidieren, de
aasdieren en de graseters elkaar in evenwicht houden. Min of meer toch, maar er
zijn nog altijd virussen om bij overbevolking de zaak te beheren. Overigens,
een interessante discussie tussen de chauffeur van de jachtbeheerder, Van
Heeren, en Hunter White over diens naam laat ook weer zien hoe de wereld via
internet en het wereldwijde netwerk veranderde. Ze jagen dan wel zoals hun,
onze voorouders millennia geleden, voor de grote uittocht weg uit Afrika, op dieren
die goed zijn voor hun maag en gestel. Maar de wereld is begiftigd met andere wezens,
zoals schorpioenen en planten die meer doen dan netelen alleen. Kennis van de
omgeving, zo lezen we hier laat die jongelingen toe snel situaties te
doorgronden in totaal andere omgevingen. Het zoeken van sporen, het kennen van
trekrichtingen van graseters en hun jagers, zoals leeuwen en hyena’s, ze laten
jongeren toe op microschaal – in onze ogen – de wegen te vinden en te
overleven. Of ze ook leven is dan weer een andere vraag, die we niet altijd
goed kunnen beantwoorden, want wat weten we tenslotte over hun wensen en
verwachtingen? Maar al die data verwerkende bezigheden geeft hen ook toegang
tot meer theoretische oefeningen, waarover Hunter zich gaat verbazen.
Het vraagt inlevingsvermogen, verbeelding
om zich die wereld van trofeejagers voor de geest te roepen, als je zelden of
nooit een geweer in handen hebt en ook niet weet hoe het is over de savanne
rond te struinen. Toch weten we dat de trofeeman zich vooral bezighoudt met de
genoegens die het achtervolgen en het schieten van de prooi met zich zal
brengen, toch komen er hersenspinsels opzetten, die met de jacht weinig uitstaans
hebben, want de bewegingen kent hij, de focus laat hem toe op alle gebaren en
indrukken om hem heen in te gaan, zonder dat ze zijn gedachten sturen. De
indrukken gaan hem, die als jongen al ging jagen met zijn vader, die al vaker
in Afrika had gejaagd en wist van wat het allemaal inhoudt, hoe gevaarlijk het
kan zijn een stap verkeerd te zetten, iets niet te zien. Het is dan ook maar
een vraag, hoewel niet geheel legitiem, hoe Gaea Schoeters zelf betrokken kan
zijn bij deze jacht op groot wild.
Behalve het feit dat een auteur
schrijft vanuit een intieme overtuiging, kan men van fictie niet vragen of het
waar gebeurd is. De gedachte dat waargebeurde verhalen beter zijn,
betrouwbaarder zijn boezemt menig lezer wantrouwen in, want het ligt er maar
aan hoe het verhaal verteld wordt, ook als het over een scheepsramp gaat of een
mislukte militaire operatie. Het gaat om de feiten? Dat kan, maar we weten dat
men zonder veel moeite geverifieerde feiten kan ordenen en toch tot een zeer
bedrieglijke voorstelling van zaken komen, want particuliere feiten hebben niet
altijd betekenis, maar die komt er pas, doorheen de ordening van feiten en net
dat is de taak van de auteur, om de jacht te beschrijven, alsof we er zelf
zouden bij aanwezig is. Ik hoorde zo een jager op groot wild eens vertellen dat
zo een dier afschieten een zaak is van durf, vasthoudendheid en kennis van de
omgeving. Eens de prooi neergelegd, eens men erbij in de buurt komt, staat de
jager voor een andere uitdaging, de stank van het dier verdragen. Nu is de mens
niet een wezen dat scherp en op grote afstand geuren kan waarnemen, maar we
zijn goed in het proeven van een mengelmoes van geuren, zoals men dat in een
bos of op een zomerweide kan ervaren. Onze zintuigen staan overigens op scherp
als we in een situatie komen die spannend blijkt, vooral als het gevaar
duidelijk aanwezig is. Een onwetende die deze jacht zou aanvatten, zo laat Gaea
Schoeters begrijpen, kan nooit goed bij de prooi komen, laat staan dat het hem
of haar – meestal hem – mogelijk zou zijn veilig in de buurt te komen. Zintuigelijke
waarnemingen worden in onze wereld afgestompt, zoals we dat zelf ervaren
wanneer we een bos wandelen of een kruidentuin bezoeken – ik spreek voor
mezelf, maar is dat echt zo? Er zijn immers maar weinig uitdagende
omstandigheden, moeten we dan maar constateren en dat is wellicht waarom we mee
zouden willen lopen met Van Heren, Hunter White en de verkenners. Hoe zou u
zelf meelopen, met een kijker of toch met een aangepast vuurwapen?
Het boek neemt een twist, waar
je als lezer niet van terug hebt. Zoals gezegd, vind ik het niet onoirbaar dat
ik iets van de plot zou “pitchen”, gewoon omdat het verhaal te goed is, om het
leesplezier daardoor geschaad te zien. Zou iemand het zich kunnen inbeelden dat
men een oneerbaar voorstel krijgt, niet van seksuele aard, maar eerder rond de
jacht, met name een man opjagen en trachten te doden. Intussen heeft de held
van het verhaal een inwijdingsritueel gezien, een op de savanne, waar de
jongemannen, twee, proberen een hertenbok te verschalken, met pijl en boog, met
gif ook. Daarna volgt er een feest, dansen, helse ritmes, maar ook een vorm van
zelfvergiftiging blijkt aan de orde, omdat men het dier meeleeft, tot het dood
is, maar de weerslag is niet evident. Nu vroeg ik me wel af waar Gaea Schoeters
de antropologische sporen gevonden heeft van die praktijk, maar tegelijk, het
hoort wellicht bij wat men ontdekt over onder de meer de mens van Cro Magnon,
homo sapiens, die ook allerlei middelen leerde te gebruiken om aan voedsel te
geraken en wellicht ook gebruiken ontwikkelde om jongemannen hun plaats in de
groep te geven. Overigens, de spiegel die de dierenwereld kan bieden, komt ook
hier op de proppen, want waarom een leidend mannetjesdier andere mannetjes
aanvalt, heeft te maken met het aanwijzen van de plaats in de pikorde, die zo
een jonge leeuw moet krijgen. Mensen dierlijk? Maar mensen en dieren leven met
elkaar in een omvattend systeem, intussen staan de dieren niet altijd te
wachten op mensen gaan doen. Toch kan men niet zomaar doen waar men zin in
heeft, zeker niet de oorspronkelijke bewoners, die er al tijden jagen en
overleven. Maar ook Van Heeren blijkt uiteindelijk, ondanks zijn goede
verstandhouding met de bewoners van zijn jachtrivier een buitenstaander.
Gaat het verhaal over trofeejacht,
dan komt er algauw een andere dynamiek aan de oppervlakte, die net niet over de
digitale kloof gaat, want die gasten, om het wat oneerbiedig te zeggen, komen
ook aan hun gerief en weten uiteindelijk wat er te koop is in de winkel. Nog
eens, zou het echt gepast zijn, kan men zich afvragen, te eisen dat zij in hun
bosgebieden en savanne blijven, als goede, wat zeg ik, nobele wilden? Ook hier
brengt Schoeters ons aan het twijfelen, want de chauffeur, wat voor iemand is
dat? Of de jonge jagers die ingewijd worden in de traditionele gewoonten en
geheime gebruiken? Dansen bij het kampvuur, snelle ritmes, gif proeven, het
lijken wel jongens van bij ons, die naar Tomorrowland afzakken, maar zij zijn
thuis, al wil David, een tracker, spoorzoeker nu net wel naar Amerika om te
studeren.
Het komt mij bijzonder voor dat
mevrouw Gaea Schoeters zo weinig in de media te zien was met haar boek, om te
spreken over hoe ze het kon bedenken en uitwerken. Andere auteurs, die over
Wilde Vrouwen schrijven, kregen wel meer aandacht, maar dat speelt dan ook
(gedeeltelijk) in onze eigen 16de eeuw. Het valt ook op dat er geen
nieuwscyclus rond tot stand kwam, want in wezen vertelt de auteurs ons over hoe
fout de verhoudingen kunnen zijn, maar vooral, dat haar hoofdpersonage
uiteindelijk ook niet per se ook de winnaar is. Het boek roept vragen op, doet
nadenken en toch lusten de media er geen pap van, gaat men er niet over in
discussie. Ik ben nooit door een schorpioen gebeten, heb er nog nooit een in
een laars gevoeld, maar toch, het boek verdient echt wel aandacht en discussie.
Omdat we het niet altijd over de achterstelling moeten hebben als doem, maar
over de mogelijkheden van mensen kunnen hebben, die leven in omstandigheden,
die we nauwelijks kunnen vatten.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten