Bestuurlijk cynisme

 

 



Dezer Dagen

 

 

 

Grenzen aan de macht

 



Otto von Bismarck en de gevallen keizer Napoleon III 
ontmoeten elkaar in Donchery na de slag bij Sedan, 2 september
1870? Wue van beide men ook tegen het licht houdt,
hun bestuurspraktijken geven van bestuurlijk cynisme. Steunde
Napoleon III eerst de paus, daarna gaf hij Cavour zijn 
vertrouwen. Hausmann 


 In Managua speelt     Daniel Ortega, de held   van enkele klasgenoten   aan het einde van de   jaren zeventig,   machtspelletjes waar zijn   tegenstander van toen   bleek bij uitvalt. Victor   Orban, dichter bij huis,   weet hoe hij mensen kan verleiden tegen hun belangen te stemmen, althans, dat hoopt hij nog eens over te doen. Er lijkt een pandemie te heersen onder bestuurders, die we niet altijd willen zien. Toch moeten we in onze rechtstatelijke democratische samenlevingen niet zomaar uitgaan van een probleemloos omgaan met macht. Zeker moeten we nagaan hoe ook Europa soms dreigt te verzeilen in excessief machtsmisbruik. Laten we er echter niet vanuit gaan dat de analyse eenvoudig is.

 

De digitalisering van bestuursapparaten werd (terecht?) als een vooruitgang gezien, want nu kon men sneller opsnorren wat men diende te weten in verband met het kadaster, wegenis en uiteraard de burgers. De oude leggers in het kantoortje van de ambtenaar van de burgerlijke stand, waar men geboorte-attesten diende af te halen, voor inschrijvingen aan universiteit en staatsexamens lijken wel van de aardbodem verdwenen. De overheid heeft een massa data, die onder een strenge regie van regels ter bescherming van de privacy voorhanden zijn en vaak vinden we dat best okay, omdat met de leggers ook de talloze formulieren verdwenen lijken. Er zijn ook nadelen en die zien we niet zo gauw, waardoor discussies over de commissie die de private levenssfeer van mensen vaak in de vorm van voorafgaande adviezen aan de regelgever bezorgen wel eens op haarkloverij lijken, terwijl het vaak wel wezenlijk is dat we weten wat de overheid over burgers kan weten. Het argument dat men niets hoeft te misdoen om last te krijgen waar men het niet verwacht, lijkt me niet meer valabel.  

 

Het verhaal van de toeslagenaffaire, waar heel secuur gesteld de overheid zwaar in de fout ging, maar waar de ministers telkens weer, geholpen door krakkemikkige informatietoelevering vanwege de administratie zo weinig mogelijk over meedeelden aan het parlement, tot een onderzoekscommissie niet ander kon dan besluiten dat alle handelende actoren, van de administratie tot de administratieve rechtbank en zelfs de Tweede Kamer -  kamerbreed waren de fracties in eerste instantie niet bereid de gang van zaken ernstig te nemen, hoewel er tot 26.000 burgers getroffen werden door de verdenking van fraude – de ogen hadden gesloten voor een in se onwettelijk besluit in de strijd tegen fraude. Nu, hoe lastig het ook zou zijn, als er een verdenking is, kan die nog altijd door feiten, bewijzen weerlegd worden en dat bleek nu net het punt. Via een algoritme had men een risicoanalyse gemaakt en nu zou het zo zijn dat al de namen, dossiers waar de verdenking op kwam te rusten ook daadwerkelijk als frauduleus werden bestempeld en door de administratieve molen werden gejaagd, wat mensen op een groot bedrag kwam te staan dat ze terug dienden te storten.

 

Er was, om het met een auteur in Filosofie Magazine te zeggen, geen vertragingsmechanisme ingebouwd. Iedereen is verzekerd en weet dat er regelmatig facturen of meldingen van vervaldagen binnen komen vanwege verzekeringen en dat gebeurt volkomen automatisch, maar er is een contract. Het algoritme werd zonder vertraging de bron van aanmaningen tot betalen van zogenaamd te veel gestorte bedragen aan toeslagen. Over de kwestie werd nauwelijks gecorrespondeerd, want de schuld stond vast. Mocht ik in de schoenen van Pieter Omtzigt hebben gestaan, die vanuit een meerderheids- ofte coalitiepartij in de Tweede Kamer de gang van zaken had aangekaart en steeds meer geïsoleerd raakte, omdat men geen gedoe wilde in de regering en al helemaal niet de val van regering in de schoenen van de eigen fractie, CDA geschoven wilde zien, ik zou het ook lastig gehad hebben, maar de burgers, 340.000 stemden wel voor hem, wat vanop zijn bescheiden plaats wel meer dan verdienstelijk was. Overigens verloor CDA 5 zetels. Toch blijft men onvervaard de ernst van de zaak negeren. Dat lijkt mij in hoge mate autodestructief, maar men heeft Omtzigt blijkbaar geen andere keuze gelaten dan uit de fractie te stappen. Over vier jaar en half jaartje is men ervan af. Zou het?

 

Het feit dat ook de administratieve rechter, de Raad van State trad in die hoedanigheid op, aangaf dat er in de procedure geen fouten waren gemaakt, maar het gebrek aan bewijs werd niet gezien en dat blijft verbazen. Het gaat om een overschrijden van de staatsmacht, zoveel is duidelijk, maar het Nederlandse geval laat zien hoe overheden verblind kunnen raken door obsessies, waarbij een zekere affiniteit met het zakendiscours niet ver weg is, maar tegelijk vergeet men dat het om (toegekende) rechten gaat, waarbij men inderdaad fraude moet voorkomen, maar vergeet dat elke vaststelling ook met de nodige bewijslast gepaard gaat, die afwezig bleek.

 

Het discours over het optreden van de overheid wordt vaak vergeleken met bedrijfsvoering, maar tegelijk heeft men niet altijd een goed beeld van hoe bijvoorbeeld een begroting eruitziet en hoe meevallers en tegenslagen bij de kwijting worden gewogen. De overheid werkt altijd met beperkte (financiële) middelen, maar tegelijk ziet men zowel in de Federale Kamer als in het Vlaams Parlement dat leden van de assemblee bij het afwegen van beleid, het stellen van vragen dat parlementairen en ministers graag uitpakken met het toekennen van (grote) bedragen als de storm opsteekt, ook als men nog niet weet hoe de allocaties in werkelijkheid doorgang gaan vinden. De ene storm heeft te maken met falend onderwijs en een andere met wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg of voor mensen met een beperking. Het blijkt dat de regelgeving niet altijd terugkoppelt naar de effecten, terwijl politici vaak met veel zelfvoldoening kijken naar het resultaat van hun werk, oeverloze uitbreidingen van het staatsblad, maar ook vaak een crisissfeer wanneer politici – van de oppositie – in een of andere wachtlijst redenen zien om de meerderheid het vuur aan de schenen te leggen. Echter, gebleken is dat wanneer partijen vanuit de oppositie in een meerderheid stappen er doorgaans niet in slagen om de vermaledijde wachtlijsten uit de wereld te helpen, omdat ze over te weinig instrumenten beschikken en botsen op de haalbaarheid van wensen en verwachtingen.

 

De wetgeving blijkt wel eens het resultaat van een keizer-kostermentaliteit, waar politici de bewindvoerders wel eens van betichten, maar bij het minste incident zal men vervolgens opnieuw aan fine tuning bezondigen, want het probleem moet uit de wereld geholpen. Zelden zien we pogingen om een ernstig debat te voeren over de noodzaak de bestaande wetgeving goed door te lichten en door vereenvoudigen het doel te bereiken. Tegelijk is het eigen aan politici en mediamensen, journalisten om een schrijnend probleem niet zo goed te analyseren, want vaak heeft men een unieke lezing bij de hand, waardoor andere analyses niet meer mogelijk lijken, terwijl die er doorgaans wel zijn. En soms moet ook een politicus, een assemblee besluiten dat niets ondernemen beter is dan een krakkemikkige regel uit te vaardigen, want niet goed te handhaven.

 

Nu is het ook nog eens zo dat we goed moeten overwegen wat de taak van het overheidsapparaat kan zijn in een democratisch bestel en hoe, waartoe die taken dienen ter harte genomen te worden. Het kerntakendebat voor gemeentebesturen, waarbij vooral de uitvoerende macht, het college van Burgemeester en Schepenen aan het woord kwamen en ondanks alle pogingen de kerntaken goed te omschrijven kon men er vaak niet mee naar buiten komen. Dat het kerntakendebat dan ook een stille dood is gestorven, kan men betreuren, het debat zelf ging voorbij aan de intrinsieke dynamiek van besturen, namelijk de neiging de actieradius uitbreiden en meer mensen in dienst nemen om die taken goed uit te voeren. Het is dan ook vooral de vraag wat burgers verwachten en hoe die verwachtingen geformuleerd worden. Een probleem dat het bestuursdebat kenmerkt, betreft de feitelijke afwezigheid van het publiek, van burgers, tenzij professionele belangenbehartigers die gemakkelijk toegang krijgen tot de bestuurskamers, terwijl de klachten bij de ombudsdienst al eens op een koude steen terecht komen. Het valt me daarom tegen dat het debat over de Gele Hesjes niet altijd leidde tot een open debat over wat bewoners van de Charentes of de Corrèze verwachten van de politiek en hoe dan die wensen ook ingevuld of op een aanvaardbare en bevredigende manier ondoenlijk blijken.

 

Precies in die discussies merkte men dat de spreekbuizen van de Gele Hesjes louter materiële klachten op tafel zouden brengen, maar het is wel duidelijk dat er weliswaar een concrete aanleiding was, de snel oplopende benzine- en vooral dieselprijzen wat het gewicht van mobiliteit steeds meer op hun totale gezinsbudget opdreef waardoor andere bestedingen erbij inschoten. Vanuit milieubeleid bekeken kan men de lasten op fossiele brandstoffen opdrijven om het mobiliteitsgedrag te veranderen, maar als je vijftig km van Limoges woont en daar regelmatig wil zijn ten behoeve van de kinderen of omdat er zaken lopen bij de rechtbank die in Tulle opgegeven wegens rationalisering van de overheidsdiensten en het gerecht. Toch is Tulle nog altijd de hoofdplaats van het departement waar de prefect zetelt en waar dus de centrale diensten van het departement zijn ondergebracht en geacht worden goed toegankelijk te zijn. Vanuit Sarran, waar Jacques Chirac in een museum vereeuwigd is, naar Tulle vindt men wel bankkantoren, maar alleen in enkele centra, daarbuiten valt het tegen. Ook bij ons zijn er regio’s waar dorpskernen geen groot aanbod aan publieke diensten en commerciële ondernemingen als verzekeringen, banken meer te vinden is. Wellicht was het dertig jaar geleden wat overdreven, nu lijkt men het (echte) platteland uit het oog te verliezen. Tegelijk blijken steden in de greep van gentrification, want mensen met modale inkomens kunnen zich steeds minder een woning veroorloven in zelfs als arbeiderswijken bekendstaande stadsdelen. Moet de overheid ingrijpen? Hoe kan ze dat realiseren, want als men mensen uit de auto wil, tja dan moeten mensen ook in de buurt van hun werk kunnen wonen. Welke rol kan de overheid hier opnemen? Het blijkt verre van eenvoudig om bijvoorbeeld de tendens tot gentrification tegen te gaan en in steden betaalbare woningen ter beschikking te stellen, zonder dat de overheid zelf met Sociale Woningbouw actie onderneemt en dat lijken voor partijen onnodige kosten, of zelfs niet te rechtvaardigen uitgaven.

 

Men hoort parlementairen wel eens klagen dat mensen ontevreden zijn en geen vertrouwen hebben in de overheid, maar telkens weer laten zij zich ertoe verleiden de zaken simpel voor te stellen. De problemen rond een chemisch bedrijf in Antwerpen, 3M in Zwijndrecht, de stikstofproblematiek in Nederland, altijd weer lijkt men simpel te kunnen kiezen voor deze of gene oplossing, zonder zich om randvoorwaarden te bekommeren, zonder zich om de bekommernissen te bekreunen van de burgers die hoe dan ook last hebben van de situatie maar met de oplossing van de regen in de drop terecht komen. Te vaak blijkt men te handelen als de monniken in de twaalfde eeuw, die dagelijks volgens archiefstukken zoveel broden lieten uitdelen, zonder zich af te vragen of de armoede van de betrokken bedelaars wel opgelost was. Dat was zoals in onze tijd een vorm van bestuurlijk cynisme, waarbij men blij is een oplossing te hebben, maar er geen idee van heeft of het wel doelmatig is. Anders dan in de tijd van de Benedictijner abdijen zijn er nu wel drukkingsgroepen, maar de hulpverleners zijn zich niet altijd bewust van de ernst van de situatie.

 

“Gouverner, c’est prévoir”. Politici brouwen het Achiles van Acker nog graag na, maar wat men voorzien moet, is veel minder duidelijk. Accidenten kan men soms voorzien en soms kan men er gewoon op wachten, want komen zullen ze, althans zo zegt de oppositie dan achteraf. Maar vooruitzien kan ook betekenen dat men een blauwdruk heeft voor de samenleving van morgen. Wie ontkennen wil dat het traject dat onze samenleving sinds 1945 doorlopen heeft, heilzaam is gebleken en de democratisering van het goede leven heeft aangejaagd, begrijpt niet veel van de situatie aan het einde van WO II. Natuurlijk, men wilde de communisten de wind uit de zeilen halen, want die droegen zeker in Wallonië de aura van verzetshelden, maar zowel de geallieerden als de traditionele partijen – de Vlaamsgezinde partijen waren uiteraard weggeveegd en ook Rex was van de aardbodem verdwenen – wilden hen het gras voor de voeten weghalen. De aanzet tot de Koude Oorlog, met de afsluiting van Berlijn en vervolgens de luchtbrug naar diezelfde stad zorgde voor een afkoeling van de aanhang van de KPB, net als het snelle hernemen van de economie, die meer dan in Frankrijk en Nederland de oorlogsschade snel bleek te overwinnen. De Marshallhulp werd een bijkomende hefboom, zodat de socialistische en christendemocratische partijen de macht meer en meer onder elkaar verdelen en daarbij ingaan op de verlangens van de arbeiders en bedienden. Wat na ’45 werd gerealiseerd mag men ronduit indrukwekkend noemen, toch lijkt het erop dat we die organisatie van de welvaartstaat zo evident zijn gaan vinden dat kleine modulaties als aanslagen op verworven rechten ging zien. De liberale kritiek negeerde men liefst en als de liberale partij wilde regeren, dan diende men veel water bij de wijn te doen. De crisis van 1973 bracht daar verandering in, maar toch stegen de inkomens van burgers nadien nog steeds indrukwekkend, voor wie werk had. De aanpak van de crisis heeft overigens de staatsschuld van meerdere Europese landen snel doen toenemen, maar in België zorgde het bij tijd en wijle voor schokeffecten, zoals in 1982 toen de munt gedevalueerd werd. De vraag of een andere aanpak mogelijk was geweest, kan men niet meer beantwoorden, wel werd het effect van de staatsschuld uiteindelijk toch een issue, toen de liberalen in de Regering Martens – Hoeveel? – konden bewerken dat men de uitgaven van de staat ging bevriezen, want men ging de hoge belasting op inkomsten uit arbeid en uit persoonlijke investeringen als een probleem zien, dat ook de burgers raakt.  Natuurlijk zijn hoge personenbelastingen geen feest, maar men zegde dan dat die het goede leven voor mensen mogelijk diende te maken. Dat zorgde er dan voor dat men de “geleverde” diensten ging onderzoeken en kwaliteitscontrole instelde, wat ertoe leidde, niet geheel ten onrechte dat de overheid vele diensten wel leverde, maar niet afdoende, gezien wachtlijsten allerhande wezen op tekorten, wat dan weer tot het weerwoord leidde dat men had gesneden in de voorzieningen. Wie in die discussie nog enig houvast vinden wou, was eraan voor de moeite.

 

Er was de afgelopen decennia sprake van een ideologische strijd tussen links en rechts, wat die termen ook mogen betekenen, zegt men dan. Toch weet rechts heel goed wat men wil, wat ook bij links op lijkt te gaan, maar in meerdere landen in Europa de kiezers niet meer aanspreekt. Teneinde de strijd tegen rechts te voeren, had men meerdere strategieën, zoals het oppoken van de strijd tegen het fascisme, maar ook tegen het liberalisme, onder het mom van een verwerping van het neoliberalisme. Dan was er en is er ook nog de ethische strijd tegen het conservatieve gedachtengoed waar dan ook weer een neo-versie van bleek te bestaan, dan toch in de VSA. Maar die conflicten lijken zelden het wezen van het overheidsoptreden te raken, omwille van een gedeelde consensus over wat de doelstellingen van het beleid moeten zijn en dat is per afgeleide vermijden dat mensen zich verzetten of ronduit ontevreden zijn. Dat wil zeggen dat mensen zich niet te zeer gehinderd weten om hun leven naar eigen goeddunken of naar believen te leiden. Dat de staat daarbij via politie, justitie, zorgt voor veiligheid, voor infrastructuur om onze verplaatsingen mogelijk te maken en nog heel wat meer, dat we al eens vergeten. Neem justitie, waarbij men altijd weer op de belachelijk lage straffen voor bewezen misdadig gedrag opmerkingen maakt, maar minstens zo belangrijk zijn de uitspraken in conflicten tussen burgers, tussen burgers en de overheid of namens de overheid handelende instanties. Rechtszekerheid is een hoog goed, waar nu net de vrijheid niet zonder kan, want het kan leuk zijn in iets te investeren en vervolgens te moeten vaststellen dat een ander er straffeloos de vruchten van plukken kan. Hoewel de molens van justitie traag malen, krijgen we niet zo gauw een zicht op hoe tevreden burgers zijn van de rechtsgang. Goed, men verliest al eens, wanneer men onvoldoende argumenten heeft ingebracht, maar ik heb er geen zicht op hoe men de beoordeling van die tak van justitie inschat en dat lijkt me een pijnlijke tekortkoming.

 

Het waarderen van de werking van overheidsinstellingen, zonder zich in de eerste instantie te bekreunen over het politieke debat, valt moeilijk in te schatten, want de brede media hechten er zo te zien weinig belang aan, terwijl net het geheel van ervaringen, het leven dat men kan leiden, bepalend zouden kunnen zijn voor de open samenleving, parlementaire democratie als voorwaarde voor een goed leven. Kritiek leveren zonder adequate parameters blijkt om de voor de hand liggende redenen te leiden tot een voortdurend aangestookt ongenoegen. De affaire rond de site van 3M was in de sterren geschreven, maar de omvang ervan had de politici angstvallig gemaakt. De omvang immers heeft te maken met de producten waarin PFOS en PFOA verwerkt worden, tot ons comfort. Dat 3M al in 2000 – of pas in 2000 – de productiesite had stil gelegd zonder dat er veel lawaai rond gemaakt was, heeft me wel al langer verbaasd, omdat de hele verwerking van alle afval en de gevolgen van de productie daardoor ook achter de schermen kon gehouden worden. De bouw van een tunnel in het kader van de grote Oosterweelwerken zorgde voor een acuut probleem, de vervuilde grond en een dading of schikking, waarbij de bouwheer die optreedt namens de Vlaamse overheid en het bedrijf beloofden elkaar niet meer juridisch aan te spreken, waarbij de indruk ontstond dat 3M helemaal vrij was van de milieuschade die het had aangericht, terwijl het ging om een schikking voor het domein waar de werf zich bevond. De oppositie was woest omwille van de dading, maar daardoor was niet duidelijk hoe het bedrijf aangesproken zou worden voor het milieudeficit dat het naliet. Men verwijt de regering en de stad Antwerpen het bedrijf al te zachthandig te hebben aangepakt, omwille van de baten van de chemische industrie in het Antwerpse havengebied. Uiteraard is de chemie in de economie van Antwerpen en bij uitbreiding van Vlaanderen en België van ongemeen groot belang, wat bij de tribulaties rond een nieuwe vestiging van Ineos aan het licht kwam. Nu zal het u met mij dagen dat er heel wat haken en weerhaken aan het dossier zitten en dat overheid, bedrijf en lokale samenleving tegelijk bevreesd zijn voor het produceren van die producten en anderzijds de gunstige economische situatie die ze eraan te danken hebben. Wie dus een politicus verwijt dat die te veel naar de cijfertjes van economische baten kijkt, zal begrijpen dat ook zijn medeburgers weten waar de welvaart tot stand komt.

 

Overigens vraag ik me af wat men nu gebruikt als substituut voor die PFOS en co om dezelfde doelen te bereiken, zonder dezelfde schadelijke gevolgen mee te brengen. Voorlopig vind ik er niets over, al kan het zijn dat die onderzoeken al lopen, maar buiten het zicht van de media en activisten. Er was ooit een film met Jane Fonda, The China Syndrome, waarin de frauduleuze praktijken in de industrie aan de orde komen, vooral wanneer die tot uiting komen in een gevaarlijk accident in een kerncentrale. 10 dagen na de release van de film gebeurde de kernramp in Pennsylvania. Het bouwen van een kerncentrale is een complexe aangelegenheid met eindeloze kwaliteitscontrole, zo wordt ons geleerd en ook wanneer zo een reactor in werking is, wordt er voortdurend aan alles getoetst of het allemaal goed en veilig werkt. Ook in de ruimtevaart, de luchtvaart zien we dat de integrale kwaliteitscontrole een kostelijke eeuwige activiteit is, waar we enkel lucht van krijgen wanneer er iets fout loopt. Precisie-instrumenten zorgen voor permanente controle, wat de betrokken piloten, astronauten en hun omgeving een veilig gevoel moet geven. Sinds Apollo 13 werd duidelijk dat als er iets fout gaat, er heel wat kettingreacties kan optreden. Echter, de ontploffing van een zuurstoftank had een voorafgaande oorzaak, aanleiding, die niet vermeld wordt (op Wikipedia). Het is achteraf wel mee aanleiding geweest dat het programma van maanreizen werd gestaakt na de vlucht van Apollo 17. In discussies vond men dat al die ruimtereizen te veel middelen opslokten, terwijl het politieke statement gemaakt was, tegenover de USSR. De ruimtevaart was echter meer dan precies dat, een prestigestrijd, want als jongen van zes, maar ook later, was er de vraag hoe dat kon, hoe zo een raket, een Saturnus V in elkaar zit. Het werd later bon ton dat 20 juli 1969 een belangrijke historische datum was, want Eddy Merckx won zijn eerste tour de France, want die reis naar de maan, die had toch weinig opgebracht. Technisch is er sindsdien enorm veel veranderd, werden de transistors, steeds kleiner en krachtiger. Toch zeggen kenners dat die computers aan boord van de Saturnus V-raketten bewust beperkte rekenkracht hadden, omdat er een debat woedde over de plaats van levende mensen in de ruimte. Zonder het inzicht van Armstrong was de eerste bemande landing op de maan wellicht een tragische gebeurtenis geworden. Ook in het geval van Apollo 13 was de kennis en ervaring van de bemanning, maar ook van de reservebemanning op aarde nodig om de drie opvarenden via een ronde rond de maan terug op aarde te krijgen.

 

Als we deze omstandigheden aandragen dan om mee te geven dat wij in het gesprek over complexiteit niet altijd goed weten waar dat op slaat. Kunnen relaties tussen mensen ingewikkeld zijn, aanleiding geven tot pesterijen en erger, dan gaat het in de samenleving om andere vormen van complexiteit, waar het landsbestuur, de EU en adviseurs niet altijd raad mee weten. Kan men via tevredenheidsenquêtes wel een vinger aan de pols houden, waarbij men de politieke verschuivingen bij komende verkiezingen uit weet te vissen, maar de vraag die men zich al een paar decennia stelt is waarom mensen zo ontevreden zijn, ogen of alleen maar lijken. Mensen zijn boos, kan men om de andere dag lezen, horen, maar is dat werkelijk ook zo? Vastgesteld moet worden, zowel naar aanleiding van het beleid rond Corona en als inzake de aanwending van zonnepanelen en de verminderde opbrengst voor wie ze plaatste kort voor duidelijk werd dat er een heel klein detail zou veranderen, met name dat de digitale elektriciteitsmeter niet mocht beletten dat eigenaren van zonnepanelen gedurende vijftien jaar toch een (fictieve) terugdraaiende teller zouden inzetten en zo dus de baten van de zonnepanelen optimaliseren. Na een procesgang werd die fictie de grond ingeboord en zaten de eigenaren die pas in 2020 hun panelen hadden geplaatst met een fikse kater. Wie de hele discussie over de digitale teller, de roep om groene energie en de kostprijs van energie voor huishoudens – zonder groene energieproductie – nog bij elkaar kan praten en begrijpelijk maken, is een flinke politicus, maar in het debat in het Vlaams Parlement ging het om de woordbreuk van de (voormalige) minister, niet over de complexiteit van het probleem, want maakte de overheid zich onbetrouwbaar, wie vooral consument is en geen prosumment, kon eventjes wat opgeluchter ademen. Maar dan hebben we nog buiten beschouwing gelaten dat men inzake energievoorziening, klimaatbeheersing en leefbaarheid dan wel haalbaarheid van dat alles voor burgers, zoveel dwingende voorwaarden in het systeem gebracht heeft, dat burgers niet meer weten waarvoor ze betalen. Weg vertrouwen, weg begrip.

 

Zelfs als politici in gemoede menen het beste voor te hebben met de burgers, medeburgers, dan nog valt moeilijk uit te leggen, zoals de Gele Hesjes met recht en reden stelden, dat de politieke klasse, dus ook hun hofhouding van raadgevers en volgelingen niets leek te begrepen van de relatie tussen strijd tegen klimaatverandering en de sociaaleconomische ondergang van de plattelandsbevolking. Zo verging het ook de haan Maurice op het eiland Oléron, waar de rechter een klacht diende te behandelen van stedelingen die een verblijfje hadden op het eiland, maar wilden genieten van de rust, dus ook geen hanengekraai bij het krieken van de dag. De wetgeving over hoevedieren, de geluidsnormen konden niet helpen, de stedelingen wilden geen cocorico van een echte haan. De rechter gaf de haan ruim baan en de eigenares moest niets ondernemen, maar tijdens de lock down stierf de haan, Maurice dus, en vraagt een mens zich af of die vrijspraak geldt voor elke haan. Oh ja, dierenliefhebbers vinden het niet kunnen dat haantjes massaal worden afgeslacht, kort na het uitkomen uit het ei. Voor de kippenkwekers is elke dag voeding van grote aantallen eendagskuikens die haantjes blijken te zijn, geldverlies want blijkbaar dienen die mannekes nergens toe. Moeten we nog melden dat het landbouwbeleid van de EU al tijden ter discussie staat, maar ook voor de boeren lange tijd batig was, al blijkt het nu moeilijk nog break even te draaien, behalve voor wie het grote getal kan inzetten. Hoe de overheid zich hierbij opstelt, altijd is er reden tot kritiek, maar zelden komen vragen over (open) strategische autonomie aan de orde. De logica van het goedkope voedsel heeft burgers wel blind gemaakt voor de productiemethoden, de boeren enerzijds en de activisten anderzijds hebben het zeer moeilijk om elkaar begrijpelijk te maken waar de bezwaren zitten van wat de ander aanklaagt. De druk op landbouwers, zeker van gesloten melkveebedrijven en andere redelijk kleinschalige landbouwbedrijven maakt dat deze beroepsgroep vaker met zelfmoord te maken krijgt dan andere beroepsgroepen…

 

Wat we willen onderzoeken is hoe overheidsbeleid werkt, wat de bedoelde en vooral onbedoelde gevolgen zijn van overheidshandelen, c.q. het uitvaardigen van regelgeving. Men klaagt over verloren vertrouwen en gezag, maar de uitoefening van macht is niet meer het verhaal van farao die zegt iets te willen en het gebeurt, onverwijld uiteraard. Politiek bedrijven is maar een deel van het verhaal, de ambtenaren moeten vervolgens wat na soms lang en overvloedig debat uit de bus is gekomen ook nog waarmaken en dan kan het zijn dat ze oogkleppen ophebben, of beter de verkeerde, want ze treffen al eens wie men net niet op het oog had. Men kan zeggen dat er grenzen gesteld zijn aan de macht van de regering, maar simpel is het niet daarnaar te handelen. Wie door overheidsoptreden aan macht en invloed verliest voelt zich bedrogen, wie er niet beter van wordt ook, maar wie echt slachtoffer blijkt te zijn, kan vaak niet op tegen de – tja, zo is het nu eenmaal – Kafkaiaanse onverzettelijkheid van de ambtenaren in kwestie. Toch zijn ambtenaren niet afgericht, maar men mag wel geen handelingen verwachten die tegen de wet ingaan terwijl men het ambtenaren en passant ook rechters moeilijker maakt hun discretionaire bevoegdheden uit te putten. Het strafprocesrecht werd steeds ingewikkelder, maar wie met de strafrechtprocedure in aanraking komt, beseft algauw hoe lastig het is, waardigheid en zelfbewustzijn te bewaren. Maar wie nooit een paleis van justitie van binnen zag en van het strafrecht geen kaas gegeten heeft, zal wellicht gauw uitgeteld blijken. Daarom moet men, gezien de nieuwe ontwikkelingen inzake digitaal ondersteunde ambtenaren gaan nadenken wie of hoe macht en gezag uitgeoefend kunnen worden zonder de basisrechten van burgers aan te tasten. Dat zal dus bijkomende reflectie vergen, want burgers weten zich al te vaak onnodig verlaten.

 

Bart Haers  

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts