Bestuurlijk cynisme
Dezer Dagen
Grenzen aan de macht
In Managua speelt Daniel Ortega, de held van enkele
klasgenoten aan het einde van de jaren zeventig, machtspelletjes waar zijn tegenstander van toen bleek bij uitvalt. Victor Orban, dichter bij huis, weet
hoe hij mensen kan verleiden tegen hun belangen te stemmen, althans, dat hoopt
hij nog eens over te doen. Er lijkt een pandemie te heersen onder bestuurders,
die we niet altijd willen zien. Toch moeten we in onze rechtstatelijke
democratische samenlevingen niet zomaar uitgaan van een probleemloos omgaan met
macht. Zeker moeten we nagaan hoe ook Europa soms dreigt te verzeilen in
excessief machtsmisbruik. Laten we er echter niet vanuit gaan dat de analyse
eenvoudig is.
De digitalisering van bestuursapparaten werd
(terecht?) als een vooruitgang gezien, want nu kon men sneller opsnorren wat
men diende te weten in verband met het kadaster, wegenis en uiteraard de
burgers. De oude leggers in het kantoortje van de ambtenaar van de burgerlijke
stand, waar men geboorte-attesten diende af te halen, voor inschrijvingen aan
universiteit en staatsexamens lijken wel van de aardbodem verdwenen. De
overheid heeft een massa data, die onder een strenge regie van regels ter
bescherming van de privacy voorhanden zijn en vaak vinden we dat best okay,
omdat met de leggers ook de talloze formulieren verdwenen lijken. Er zijn ook
nadelen en die zien we niet zo gauw, waardoor discussies over de commissie die
de private levenssfeer van mensen vaak in de vorm van voorafgaande adviezen aan
de regelgever bezorgen wel eens op haarkloverij lijken, terwijl het vaak wel wezenlijk
is dat we weten wat de overheid over burgers kan weten. Het argument dat men
niets hoeft te misdoen om last te krijgen waar men het niet verwacht, lijkt me
niet meer valabel.
Het verhaal van de toeslagenaffaire, waar heel secuur
gesteld de overheid zwaar in de fout ging, maar waar de ministers telkens weer,
geholpen door krakkemikkige informatietoelevering vanwege de administratie zo
weinig mogelijk over meedeelden aan het parlement, tot een onderzoekscommissie
niet ander kon dan besluiten dat alle handelende actoren, van de administratie
tot de administratieve rechtbank en zelfs de Tweede Kamer - kamerbreed waren de fracties in eerste
instantie niet bereid de gang van zaken ernstig te nemen, hoewel er tot 26.000
burgers getroffen werden door de verdenking van fraude – de ogen hadden
gesloten voor een in se onwettelijk besluit in de strijd tegen fraude. Nu, hoe
lastig het ook zou zijn, als er een verdenking is, kan die nog altijd door
feiten, bewijzen weerlegd worden en dat bleek nu net het punt. Via een
algoritme had men een risicoanalyse gemaakt en nu zou het zo zijn dat al de
namen, dossiers waar de verdenking op kwam te rusten ook daadwerkelijk als
frauduleus werden bestempeld en door de administratieve molen werden gejaagd,
wat mensen op een groot bedrag kwam te staan dat ze terug dienden te storten.
Er was, om het met een auteur in Filosofie Magazine te
zeggen, geen vertragingsmechanisme ingebouwd. Iedereen is verzekerd en weet dat
er regelmatig facturen of meldingen van vervaldagen binnen komen vanwege
verzekeringen en dat gebeurt volkomen automatisch, maar er is een contract. Het
algoritme werd zonder vertraging de bron van aanmaningen tot betalen van
zogenaamd te veel gestorte bedragen aan toeslagen. Over de kwestie werd
nauwelijks gecorrespondeerd, want de schuld stond vast. Mocht ik in de schoenen
van Pieter Omtzigt hebben gestaan, die vanuit een meerderheids- ofte
coalitiepartij in de Tweede Kamer de gang van zaken had aangekaart en steeds
meer geïsoleerd raakte, omdat men geen gedoe wilde in de regering en al
helemaal niet de val van regering in de schoenen van de eigen fractie, CDA
geschoven wilde zien, ik zou het ook lastig gehad hebben, maar de burgers,
340.000 stemden wel voor hem, wat vanop zijn bescheiden plaats wel meer dan
verdienstelijk was. Overigens verloor CDA 5 zetels. Toch blijft men onvervaard
de ernst van de zaak negeren. Dat lijkt mij in hoge mate autodestructief, maar
men heeft Omtzigt blijkbaar geen andere keuze gelaten dan uit de fractie te
stappen. Over vier jaar en half jaartje is men ervan af. Zou het?
Het feit dat ook de administratieve rechter, de Raad
van State trad in die hoedanigheid op, aangaf dat er in de procedure geen
fouten waren gemaakt, maar het gebrek aan bewijs werd niet gezien en dat blijft
verbazen. Het gaat om een overschrijden van de staatsmacht, zoveel is
duidelijk, maar het Nederlandse geval laat zien hoe overheden verblind kunnen
raken door obsessies, waarbij een zekere affiniteit met het zakendiscours niet
ver weg is, maar tegelijk vergeet men dat het om (toegekende) rechten gaat, waarbij
men inderdaad fraude moet voorkomen, maar vergeet dat elke vaststelling ook met
de nodige bewijslast gepaard gaat, die afwezig bleek.
Het discours over het optreden van de overheid wordt
vaak vergeleken met bedrijfsvoering, maar tegelijk heeft men niet altijd een
goed beeld van hoe bijvoorbeeld een begroting eruitziet en hoe meevallers en
tegenslagen bij de kwijting worden gewogen. De overheid werkt altijd met
beperkte (financiële) middelen, maar tegelijk ziet men zowel in de Federale
Kamer als in het Vlaams Parlement dat leden van de assemblee bij het afwegen
van beleid, het stellen van vragen dat parlementairen en ministers graag
uitpakken met het toekennen van (grote) bedragen als de storm opsteekt, ook als
men nog niet weet hoe de allocaties in werkelijkheid doorgang gaan vinden. De
ene storm heeft te maken met falend onderwijs en een andere met wachtlijsten in
de geestelijke gezondheidszorg of voor mensen met een beperking. Het blijkt dat
de regelgeving niet altijd terugkoppelt naar de effecten, terwijl politici vaak
met veel zelfvoldoening kijken naar het resultaat van hun werk, oeverloze uitbreidingen
van het staatsblad, maar ook vaak een crisissfeer wanneer politici – van de
oppositie – in een of andere wachtlijst redenen zien om de meerderheid het vuur
aan de schenen te leggen. Echter, gebleken is dat wanneer partijen vanuit de
oppositie in een meerderheid stappen er doorgaans niet in slagen om de
vermaledijde wachtlijsten uit de wereld te helpen, omdat ze over te weinig
instrumenten beschikken en botsen op de haalbaarheid van wensen en verwachtingen.
De wetgeving blijkt wel eens het resultaat van een
keizer-kostermentaliteit, waar politici de bewindvoerders wel eens van
betichten, maar bij het minste incident zal men vervolgens opnieuw aan fine
tuning bezondigen, want het probleem moet uit de wereld geholpen. Zelden zien
we pogingen om een ernstig debat te voeren over de noodzaak de bestaande
wetgeving goed door te lichten en door vereenvoudigen het doel te bereiken.
Tegelijk is het eigen aan politici en mediamensen, journalisten om een
schrijnend probleem niet zo goed te analyseren, want vaak heeft men een unieke
lezing bij de hand, waardoor andere analyses niet meer mogelijk lijken, terwijl
die er doorgaans wel zijn. En soms moet ook een politicus, een assemblee
besluiten dat niets ondernemen beter is dan een krakkemikkige regel uit te
vaardigen, want niet goed te handhaven.
Nu is het ook nog eens zo dat we goed moeten overwegen
wat de taak van het overheidsapparaat kan zijn in een democratisch bestel en
hoe, waartoe die taken dienen ter harte genomen te worden. Het kerntakendebat
voor gemeentebesturen, waarbij vooral de uitvoerende macht, het college van
Burgemeester en Schepenen aan het woord kwamen en ondanks alle pogingen de
kerntaken goed te omschrijven kon men er vaak niet mee naar buiten komen. Dat
het kerntakendebat dan ook een stille dood is gestorven, kan men betreuren, het
debat zelf ging voorbij aan de intrinsieke dynamiek van besturen, namelijk de
neiging de actieradius uitbreiden en meer mensen in dienst nemen om die taken
goed uit te voeren. Het is dan ook vooral de vraag wat burgers verwachten en
hoe die verwachtingen geformuleerd worden. Een probleem dat het bestuursdebat
kenmerkt, betreft de feitelijke afwezigheid van het publiek, van burgers,
tenzij professionele belangenbehartigers die gemakkelijk toegang krijgen tot de
bestuurskamers, terwijl de klachten bij de ombudsdienst al eens op een koude
steen terecht komen. Het valt me daarom tegen dat het debat over de Gele Hesjes
niet altijd leidde tot een open debat over wat bewoners van de Charentes of de
Corrèze verwachten van de politiek en hoe dan die wensen ook ingevuld of op een
aanvaardbare en bevredigende manier ondoenlijk blijken.
Precies in die discussies merkte men dat de spreekbuizen
van de Gele Hesjes louter materiële klachten op tafel zouden brengen, maar het
is wel duidelijk dat er weliswaar een concrete aanleiding was, de snel
oplopende benzine- en vooral dieselprijzen wat het gewicht van mobiliteit
steeds meer op hun totale gezinsbudget opdreef waardoor andere bestedingen
erbij inschoten. Vanuit milieubeleid bekeken kan men de lasten op fossiele
brandstoffen opdrijven om het mobiliteitsgedrag te veranderen, maar als je
vijftig km van Limoges woont en daar regelmatig wil zijn ten behoeve van de
kinderen of omdat er zaken lopen bij de rechtbank die in Tulle opgegeven wegens
rationalisering van de overheidsdiensten en het gerecht. Toch is Tulle nog
altijd de hoofdplaats van het departement waar de prefect zetelt en waar dus de
centrale diensten van het departement zijn ondergebracht en geacht worden goed
toegankelijk te zijn. Vanuit Sarran, waar Jacques Chirac in een museum
vereeuwigd is, naar Tulle vindt men wel bankkantoren, maar alleen in enkele
centra, daarbuiten valt het tegen. Ook bij ons zijn er regio’s waar dorpskernen
geen groot aanbod aan publieke diensten en commerciële ondernemingen als
verzekeringen, banken meer te vinden is. Wellicht was het dertig jaar geleden
wat overdreven, nu lijkt men het (echte) platteland uit het oog te verliezen.
Tegelijk blijken steden in de greep van gentrification, want mensen met modale
inkomens kunnen zich steeds minder een woning veroorloven in zelfs als
arbeiderswijken bekendstaande stadsdelen. Moet de overheid ingrijpen? Hoe kan
ze dat realiseren, want als men mensen uit de auto wil, tja dan moeten mensen
ook in de buurt van hun werk kunnen wonen. Welke rol kan de overheid hier
opnemen? Het blijkt verre van eenvoudig om bijvoorbeeld de tendens tot
gentrification tegen te gaan en in steden betaalbare woningen ter beschikking
te stellen, zonder dat de overheid zelf met Sociale Woningbouw actie onderneemt
en dat lijken voor partijen onnodige kosten, of zelfs niet te rechtvaardigen
uitgaven.
Men hoort parlementairen wel eens klagen dat mensen
ontevreden zijn en geen vertrouwen hebben in de overheid, maar telkens weer
laten zij zich ertoe verleiden de zaken simpel voor te stellen. De problemen
rond een chemisch bedrijf in Antwerpen, 3M in Zwijndrecht, de
stikstofproblematiek in Nederland, altijd weer lijkt men simpel te kunnen
kiezen voor deze of gene oplossing, zonder zich om randvoorwaarden te
bekommeren, zonder zich om de bekommernissen te bekreunen van de burgers die
hoe dan ook last hebben van de situatie maar met de oplossing van de regen in
de drop terecht komen. Te vaak blijkt men te handelen als de monniken in de
twaalfde eeuw, die dagelijks volgens archiefstukken zoveel broden lieten
uitdelen, zonder zich af te vragen of de armoede van de betrokken bedelaars wel
opgelost was. Dat was zoals in onze tijd een vorm van bestuurlijk cynisme,
waarbij men blij is een oplossing te hebben, maar er geen idee van heeft of het
wel doelmatig is. Anders dan in de tijd van de Benedictijner abdijen zijn er nu
wel drukkingsgroepen, maar de hulpverleners zijn zich niet altijd bewust van de
ernst van de situatie.
“Gouverner, c’est prévoir”. Politici brouwen het
Achiles van Acker nog graag na, maar wat men voorzien moet, is veel minder
duidelijk. Accidenten kan men soms voorzien en soms kan men er gewoon op
wachten, want komen zullen ze, althans zo zegt de oppositie dan achteraf. Maar
vooruitzien kan ook betekenen dat men een blauwdruk heeft voor de samenleving
van morgen. Wie ontkennen wil dat het traject dat onze samenleving sinds 1945
doorlopen heeft, heilzaam is gebleken en de democratisering van het goede leven
heeft aangejaagd, begrijpt niet veel van de situatie aan het einde van WO II.
Natuurlijk, men wilde de communisten de wind uit de zeilen halen, want die
droegen zeker in Wallonië de aura van verzetshelden, maar zowel de geallieerden
als de traditionele partijen – de Vlaamsgezinde partijen waren uiteraard
weggeveegd en ook Rex was van de aardbodem verdwenen – wilden hen het gras voor
de voeten weghalen. De aanzet tot de Koude Oorlog, met de afsluiting van
Berlijn en vervolgens de luchtbrug naar diezelfde stad zorgde voor een
afkoeling van de aanhang van de KPB, net als het snelle hernemen van de
economie, die meer dan in Frankrijk en Nederland de oorlogsschade snel bleek te
overwinnen. De Marshallhulp werd een bijkomende hefboom, zodat de
socialistische en christendemocratische partijen de macht meer en meer onder
elkaar verdelen en daarbij ingaan op de verlangens van de arbeiders en
bedienden. Wat na ’45 werd gerealiseerd mag men ronduit indrukwekkend noemen,
toch lijkt het erop dat we die organisatie van de welvaartstaat zo evident zijn
gaan vinden dat kleine modulaties als aanslagen op verworven rechten ging zien.
De liberale kritiek negeerde men liefst en als de liberale partij wilde
regeren, dan diende men veel water bij de wijn te doen. De crisis van 1973
bracht daar verandering in, maar toch stegen de inkomens van burgers nadien nog
steeds indrukwekkend, voor wie werk had. De aanpak van de crisis heeft
overigens de staatsschuld van meerdere Europese landen snel doen toenemen, maar
in België zorgde het bij tijd en wijle voor schokeffecten, zoals in 1982 toen
de munt gedevalueerd werd. De vraag of een andere aanpak mogelijk was geweest,
kan men niet meer beantwoorden, wel werd het effect van de staatsschuld
uiteindelijk toch een issue, toen de liberalen in de Regering Martens –
Hoeveel? – konden bewerken dat men de uitgaven van de staat ging bevriezen, want
men ging de hoge belasting op inkomsten uit arbeid en uit persoonlijke
investeringen als een probleem zien, dat ook de burgers raakt. Natuurlijk zijn hoge personenbelastingen geen
feest, maar men zegde dan dat die het goede leven voor mensen mogelijk diende
te maken. Dat zorgde er dan voor dat men de “geleverde” diensten ging
onderzoeken en kwaliteitscontrole instelde, wat ertoe leidde, niet geheel ten
onrechte dat de overheid vele diensten wel leverde, maar niet afdoende, gezien
wachtlijsten allerhande wezen op tekorten, wat dan weer tot het weerwoord
leidde dat men had gesneden in de voorzieningen. Wie in die discussie nog enig
houvast vinden wou, was eraan voor de moeite.
Er was de afgelopen decennia sprake van een
ideologische strijd tussen links en rechts, wat die termen ook mogen betekenen,
zegt men dan. Toch weet rechts heel goed wat men wil, wat ook bij links op
lijkt te gaan, maar in meerdere landen in Europa de kiezers niet meer
aanspreekt. Teneinde de strijd tegen rechts te voeren, had men meerdere
strategieën, zoals het oppoken van de strijd tegen het fascisme, maar ook tegen
het liberalisme, onder het mom van een verwerping van het neoliberalisme. Dan
was er en is er ook nog de ethische strijd tegen het conservatieve
gedachtengoed waar dan ook weer een neo-versie van bleek te bestaan, dan toch
in de VSA. Maar die conflicten lijken zelden het wezen van het
overheidsoptreden te raken, omwille van een gedeelde consensus over wat de
doelstellingen van het beleid moeten zijn en dat is per afgeleide vermijden dat
mensen zich verzetten of ronduit ontevreden zijn. Dat wil zeggen dat mensen
zich niet te zeer gehinderd weten om hun leven naar eigen goeddunken of naar
believen te leiden. Dat de staat daarbij via politie, justitie, zorgt voor
veiligheid, voor infrastructuur om onze verplaatsingen mogelijk te maken en nog
heel wat meer, dat we al eens vergeten. Neem justitie, waarbij men altijd weer
op de belachelijk lage straffen voor bewezen misdadig gedrag opmerkingen maakt,
maar minstens zo belangrijk zijn de uitspraken in conflicten tussen burgers,
tussen burgers en de overheid of namens de overheid handelende instanties.
Rechtszekerheid is een hoog goed, waar nu net de vrijheid niet zonder kan, want
het kan leuk zijn in iets te investeren en vervolgens te moeten vaststellen dat
een ander er straffeloos de vruchten van plukken kan. Hoewel de molens van
justitie traag malen, krijgen we niet zo gauw een zicht op hoe tevreden burgers
zijn van de rechtsgang. Goed, men verliest al eens, wanneer men onvoldoende
argumenten heeft ingebracht, maar ik heb er geen zicht op hoe men de
beoordeling van die tak van justitie inschat en dat lijkt me een pijnlijke
tekortkoming.
Het waarderen van de werking van overheidsinstellingen,
zonder zich in de eerste instantie te bekreunen over het politieke debat, valt
moeilijk in te schatten, want de brede media hechten er zo te zien weinig
belang aan, terwijl net het geheel van ervaringen, het leven dat men kan
leiden, bepalend zouden kunnen zijn voor de open samenleving, parlementaire
democratie als voorwaarde voor een goed leven. Kritiek leveren zonder adequate
parameters blijkt om de voor de hand liggende redenen te leiden tot een
voortdurend aangestookt ongenoegen. De affaire rond de site van 3M was in de
sterren geschreven, maar de omvang ervan had de politici angstvallig gemaakt.
De omvang immers heeft te maken met de producten waarin PFOS en PFOA verwerkt
worden, tot ons comfort. Dat 3M al in 2000 – of pas in 2000 – de productiesite had
stil gelegd zonder dat er veel lawaai rond gemaakt was, heeft me wel al langer
verbaasd, omdat de hele verwerking van alle afval en de gevolgen van de productie
daardoor ook achter de schermen kon gehouden worden. De bouw van een tunnel in
het kader van de grote Oosterweelwerken zorgde voor een acuut probleem, de
vervuilde grond en een dading of schikking, waarbij de bouwheer die optreedt
namens de Vlaamse overheid en het bedrijf beloofden elkaar niet meer juridisch
aan te spreken, waarbij de indruk ontstond dat 3M helemaal vrij was van de
milieuschade die het had aangericht, terwijl het ging om een schikking voor het
domein waar de werf zich bevond. De oppositie was woest omwille van de dading,
maar daardoor was niet duidelijk hoe het bedrijf aangesproken zou worden voor
het milieudeficit dat het naliet. Men verwijt de regering en de stad Antwerpen het
bedrijf al te zachthandig te hebben aangepakt, omwille van de baten van de
chemische industrie in het Antwerpse havengebied. Uiteraard is de chemie in de
economie van Antwerpen en bij uitbreiding van Vlaanderen en België van ongemeen
groot belang, wat bij de tribulaties rond een nieuwe vestiging van Ineos aan het
licht kwam. Nu zal het u met mij dagen dat er heel wat haken en weerhaken aan
het dossier zitten en dat overheid, bedrijf en lokale samenleving tegelijk
bevreesd zijn voor het produceren van die producten en anderzijds de gunstige
economische situatie die ze eraan te danken hebben. Wie dus een politicus
verwijt dat die te veel naar de cijfertjes van economische baten kijkt, zal
begrijpen dat ook zijn medeburgers weten waar de welvaart tot stand komt.
Overigens vraag ik me af wat men nu gebruikt als substituut
voor die PFOS en co om dezelfde doelen te bereiken, zonder dezelfde schadelijke
gevolgen mee te brengen. Voorlopig vind ik er niets over, al kan het zijn dat
die onderzoeken al lopen, maar buiten het zicht van de media en activisten. Er
was ooit een film met Jane Fonda, The China Syndrome, waarin de frauduleuze
praktijken in de industrie aan de orde komen, vooral wanneer die tot uiting
komen in een gevaarlijk accident in een kerncentrale. 10 dagen na de release
van de film gebeurde de kernramp in Pennsylvania. Het bouwen van een
kerncentrale is een complexe aangelegenheid met eindeloze kwaliteitscontrole,
zo wordt ons geleerd en ook wanneer zo een reactor in werking is, wordt er
voortdurend aan alles getoetst of het allemaal goed en veilig werkt. Ook in de
ruimtevaart, de luchtvaart zien we dat de integrale kwaliteitscontrole een
kostelijke eeuwige activiteit is, waar we enkel lucht van krijgen wanneer er
iets fout loopt. Precisie-instrumenten zorgen voor permanente controle, wat de
betrokken piloten, astronauten en hun omgeving een veilig gevoel moet geven.
Sinds Apollo 13 werd duidelijk dat als er iets fout gaat, er heel wat kettingreacties
kan optreden. Echter, de ontploffing van een zuurstoftank had een voorafgaande
oorzaak, aanleiding, die niet vermeld wordt (op Wikipedia). Het is achteraf wel
mee aanleiding geweest dat het programma van maanreizen werd gestaakt na de
vlucht van Apollo 17. In discussies vond men dat al die ruimtereizen te veel
middelen opslokten, terwijl het politieke statement gemaakt was, tegenover de
USSR. De ruimtevaart was echter meer dan precies dat, een prestigestrijd, want
als jongen van zes, maar ook later, was er de vraag hoe dat kon, hoe zo een
raket, een Saturnus V in elkaar zit. Het werd later bon ton dat 20 juli 1969
een belangrijke historische datum was, want Eddy Merckx won zijn eerste tour de
France, want die reis naar de maan, die had toch weinig opgebracht. Technisch
is er sindsdien enorm veel veranderd, werden de transistors, steeds kleiner en
krachtiger. Toch zeggen kenners dat die computers aan boord van de Saturnus
V-raketten bewust beperkte rekenkracht hadden, omdat er een debat woedde over de
plaats van levende mensen in de ruimte. Zonder het inzicht van Armstrong was de
eerste bemande landing op de maan wellicht een tragische gebeurtenis geworden.
Ook in het geval van Apollo 13 was de kennis en ervaring van de bemanning, maar
ook van de reservebemanning op aarde nodig om de drie opvarenden via een ronde
rond de maan terug op aarde te krijgen.
Als we deze omstandigheden aandragen dan om mee te
geven dat wij in het gesprek over complexiteit niet altijd goed weten waar dat
op slaat. Kunnen relaties tussen mensen ingewikkeld zijn, aanleiding geven tot
pesterijen en erger, dan gaat het in de samenleving om andere vormen van
complexiteit, waar het landsbestuur, de EU en adviseurs niet altijd raad mee
weten. Kan men via tevredenheidsenquêtes wel een vinger aan de pols houden,
waarbij men de politieke verschuivingen bij komende verkiezingen uit weet te
vissen, maar de vraag die men zich al een paar decennia stelt is waarom mensen
zo ontevreden zijn, ogen of alleen maar lijken. Mensen zijn boos, kan men om de
andere dag lezen, horen, maar is dat werkelijk ook zo? Vastgesteld moet worden,
zowel naar aanleiding van het beleid rond Corona en als inzake de aanwending
van zonnepanelen en de verminderde opbrengst voor wie ze plaatste kort voor
duidelijk werd dat er een heel klein detail zou veranderen, met name dat de
digitale elektriciteitsmeter niet mocht beletten dat eigenaren van zonnepanelen
gedurende vijftien jaar toch een (fictieve) terugdraaiende teller zouden
inzetten en zo dus de baten van de zonnepanelen optimaliseren. Na een
procesgang werd die fictie de grond ingeboord en zaten de eigenaren die pas in
2020 hun panelen hadden geplaatst met een fikse kater. Wie de hele discussie
over de digitale teller, de roep om groene energie en de kostprijs van energie
voor huishoudens – zonder groene energieproductie – nog bij elkaar kan praten
en begrijpelijk maken, is een flinke politicus, maar in het debat in het Vlaams
Parlement ging het om de woordbreuk van de (voormalige) minister, niet over de
complexiteit van het probleem, want maakte de overheid zich onbetrouwbaar, wie
vooral consument is en geen prosumment, kon eventjes wat opgeluchter ademen.
Maar dan hebben we nog buiten beschouwing gelaten dat men inzake
energievoorziening, klimaatbeheersing en leefbaarheid dan wel haalbaarheid van
dat alles voor burgers, zoveel dwingende voorwaarden in het systeem gebracht
heeft, dat burgers niet meer weten waarvoor ze betalen. Weg vertrouwen, weg
begrip.
Zelfs als politici in gemoede menen het beste voor te
hebben met de burgers, medeburgers, dan nog valt moeilijk uit te leggen, zoals
de Gele Hesjes met recht en reden stelden, dat de politieke klasse, dus ook hun
hofhouding van raadgevers en volgelingen niets leek te begrepen van de relatie
tussen strijd tegen klimaatverandering en de sociaaleconomische ondergang van
de plattelandsbevolking. Zo verging het ook de haan Maurice op het eiland
Oléron, waar de rechter een klacht diende te behandelen van stedelingen die een
verblijfje hadden op het eiland, maar wilden genieten van de rust, dus ook geen
hanengekraai bij het krieken van de dag. De wetgeving over hoevedieren, de
geluidsnormen konden niet helpen, de stedelingen wilden geen cocorico van een
echte haan. De rechter gaf de haan ruim baan en de eigenares moest niets
ondernemen, maar tijdens de lock down stierf de haan, Maurice dus, en vraagt
een mens zich af of die vrijspraak geldt voor elke haan. Oh ja, dierenliefhebbers
vinden het niet kunnen dat haantjes massaal worden afgeslacht, kort na het
uitkomen uit het ei. Voor de kippenkwekers is elke dag voeding van grote aantallen
eendagskuikens die haantjes blijken te zijn, geldverlies want blijkbaar dienen
die mannekes nergens toe. Moeten we nog melden dat het landbouwbeleid van de EU
al tijden ter discussie staat, maar ook voor de boeren lange tijd batig was, al
blijkt het nu moeilijk nog break even te draaien, behalve voor wie het grote
getal kan inzetten. Hoe de overheid zich hierbij opstelt, altijd is er reden
tot kritiek, maar zelden komen vragen over (open) strategische autonomie aan de
orde. De logica van het goedkope voedsel heeft burgers wel blind gemaakt voor
de productiemethoden, de boeren enerzijds en de activisten anderzijds hebben
het zeer moeilijk om elkaar begrijpelijk te maken waar de bezwaren zitten van
wat de ander aanklaagt. De druk op landbouwers, zeker van gesloten melkveebedrijven
en andere redelijk kleinschalige landbouwbedrijven maakt dat deze beroepsgroep
vaker met zelfmoord te maken krijgt dan andere beroepsgroepen…
Wat we willen onderzoeken is hoe overheidsbeleid
werkt, wat de bedoelde en vooral onbedoelde gevolgen zijn van
overheidshandelen, c.q. het uitvaardigen van regelgeving. Men klaagt over
verloren vertrouwen en gezag, maar de uitoefening van macht is niet meer het
verhaal van farao die zegt iets te willen en het gebeurt, onverwijld uiteraard.
Politiek bedrijven is maar een deel van het verhaal, de ambtenaren moeten
vervolgens wat na soms lang en overvloedig debat uit de bus is gekomen ook nog
waarmaken en dan kan het zijn dat ze oogkleppen ophebben, of beter de
verkeerde, want ze treffen al eens wie men net niet op het oog had. Men kan
zeggen dat er grenzen gesteld zijn aan de macht van de regering, maar simpel is
het niet daarnaar te handelen. Wie door overheidsoptreden aan macht en invloed
verliest voelt zich bedrogen, wie er niet beter van wordt ook, maar wie echt
slachtoffer blijkt te zijn, kan vaak niet op tegen de – tja, zo is het nu
eenmaal – Kafkaiaanse onverzettelijkheid van de ambtenaren in kwestie. Toch
zijn ambtenaren niet afgericht, maar men mag wel geen handelingen verwachten
die tegen de wet ingaan terwijl men het ambtenaren en passant ook rechters
moeilijker maakt hun discretionaire bevoegdheden uit te putten. Het
strafprocesrecht werd steeds ingewikkelder, maar wie met de strafrechtprocedure
in aanraking komt, beseft algauw hoe lastig het is, waardigheid en zelfbewustzijn
te bewaren. Maar wie nooit een paleis van justitie van binnen zag en van het
strafrecht geen kaas gegeten heeft, zal wellicht gauw uitgeteld blijken. Daarom
moet men, gezien de nieuwe ontwikkelingen inzake digitaal ondersteunde ambtenaren
gaan nadenken wie of hoe macht en gezag uitgeoefend kunnen worden zonder de
basisrechten van burgers aan te tasten. Dat zal dus bijkomende reflectie vergen,
want burgers weten zich al te vaak onnodig verlaten.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten