Ondergang centrumpartijen onwenselijk

  


Dezer Dagen

 

 

Gaan traditionele partijen 

ten onder

Et Alors


 

Edgar Morin (1921 -2022)
Socioloog en filosoof, Directeur
CNRS en betoogde dat ons denken
best wat complexiteit kan velen,
omdat de realiteit nu eenmaal 
complex is. 

« Le but de la recherche de méthode n’est pas de trouver un principe unitaire de toute connaissance, mais d’indiquer les émergences d’une pensée complexe, qui ne se réduit ni à la science, ni à la philosophie, mais qui permet leur intercommunication en opérant des boucles dialogiques. » 

in: Science avec Consciense van Edgar Morin 1982


 Macron arrogantie verwijten, terwijl men nog de stem van Eric Zemmour hoort of Mélanchon bezig ziet, het is geen goed te funderen waardering. In de politiek moet een kandidaat zelfverzekerd zijn, zelfvertrouwen uitstralen en laten zien dat hij of zij betrouwbaar is. En ja, als men dan al eens tegen de haren moeten instrijken, dan loopt men wel het risico kritiek te krijgen. Het lot van de centrumpartijen moet ons bezighouden, terwijl we ons tegelijk vragen stellen over de rol van de media. Hebben die er geen hand in dat de polarisering toeneemt en mensen doof voor redelijke argumentatie?

 

De hele legislatuur van Macron was getekend door conflicten, stakingen met casseurs die winkels en banken op de centrumlanen in Parijs kort en klein sloegen. Het is al langer een probleem dat betogingen vaak uitlopen op geweld, terwijl de eisen van de betogers wel eens legitiem kunnen blijken. Want de opstand van de Gele Hesjes was toch wel gebaseerd op het ongenoegen dat zij die op het platteland leven de klimaatpolitiek zouden moeten voelen op een onevenredige manier. Dat heeft Macron, die in beginsel de politiek van Hollande en Parijs – het klimaatakkoord – uitvoerde, geweten, maar daarbij hadden de bestuurders niet geluisterd naar wat er op het platteland leefde. Nu er in de dorpen in de Morvan of de Corrèze geen bakkerijen meer zijn, geen beenhouwers, moet men algauw een 20, 30 km op zoek naar een grootwarenhuis. Dat woog dus dubbel op de lokale samenleving, want enerzijds vielen ontmoetingsplaatsen weg – over de bar-tabac moeten we het nog hebben – maar ook ging er voor de kleine zelfstandige nog meer marktaandeel verloren en dus mogelijke inkomsten. Hoe charmant, zegde iemand mij, kan een dorpje in de Beaujolais nog zijn, als er geen lokale markt meer is voor voeding en ontspanning? Natuurlijk is tabak ongezond en dus moet men daar niet om rouwen, terwijl de mentale gezondheid van mensen ook wel wat waard is, dunkt mij. Een gesprekje  aan de zinc met een boer of een transporteur kan altijd nog wel onverwachte inzichten brengen.

 

Een cruciaal probleem is dat het kleinbedrijf sinds de jaren zeventig niet gesteund is, dat de zelfstandige boeren uitgeveegd zijn, dat lokale handelaars de concurrentie met de grootwarenhuizen – rond de steden – niet meer konden dragen. Het Frankrijk van de kleine dorpjes oogt nog altijd charmant, het leven kan er stereotype en onverdraaglijk saai zijn, ook al omdat de overheid vele diensten uit de nabijheid heeft afgeserveerd.

 

De vraag nu is of een overheid zomaar het roer kan wenden, zonder brokken te maken, terwijl die brokken natuurlijk gemaakt zijn. Ik heb me vaker al afgevraagd wat men bedoelen kan met neoliberalisme, omdat daarmee meteen alle problemen van, alles wat fout loopt in onze samenleving gevat zouden worden, wat niet het geval is. Wel is het zo dat er als gevolg van het lineaire denken van beleidmakers en wetgevers in het beleid kortsluitingen kunnen ontstaan. Was het nodig dat in België de Burgerbescherming zo gereduceerd werd in naam van de efficiëntie dat de inefficiëntie gebleken is bij de watersnoodramp van juli 2021 in Wallonië? Ook Duitsland worstelde met de herstelling van de wegen, wat dan weer laat zien dat de kritiek op de herstructurering misschien overroepen is. Er was en er is meer aan de hand, want het lijkt voor de overheid moeilijker dan vroeger om aan alle beloftes en wettelijke verplichtingen te voldoen. Men kan bestuurspraktijken ook vaak niet zomaar ideologisch kaderen, want die cultuur heeft vaak een langer leven dan een ideologie er greep op krijgen kan. Evenmin kan liberalisme en neoliberalisme niet zomaar als een en hetzelfde voorstellen. Neoliberalisme blijkt eerder een ideologische reductie van het economisch denken zoals Adam Smith en anderen dat hebben beschreven, terwijl het liberalisme ook inzichten over maatschappelijke visies die niet per se economisch te duiden zijn.

 

Er is meer controle vanwege de media, althans die indruk wil men wekken, op een aantal domeinen van overheidsoptreden, zoals inzake verkeersveiligheid, voedselveiligheid en in het algemeen de onschendbaarheid van kinderen. Goed onderwijs biedt leerlingen, jongens en meisjes niet a priori een gemakkelijk parcours, maar als men erop aandringt in het parlement dat kinderen consumenten van onderwijs zijn, dan wordt het moeilijk kinderen en jongeren de weg te tonen naar autonomie en een betrouwbaar oordeelsvermogen. Er is de afgelopen decennia geen maatschappelijk debat geweest over wat goed onderwijs zou brengen, want onderwijsexperten, geïnspireerd door Dewey, Bourdieu en John Rawls e.a. hebben het leerproces als bijkomstigheid achteruit geschoven, terwijl welbevinden meer aandacht kreeg. Dewey kon goede en interessante inzichten hebben, zoals ook andere stromingen in het reformonderwijs, niemand zegt dat het om evangeliën gaat die geen kritiek, hoogstens exegese verdragen. Valt het dan te verbazen dat burgers ongelukkig zijn met het aangeboden onderwijs en met het beleid van de regeringen die dat onderwijs ten koste van het onderwijs wilden hervormen?

 

De overheid heeft verplichtingen opgebouwd die mensen koesteren en waar ze op rekenen. De behandeling van personen met een handicap die plots een deel van hun persoonsvolgend budget moeten inleveren – om andere te helpen die al lang wachten op zo een eigen (aanvullend) inkomen, kan men moeilijk billijken, maar er lijkt geen oplossing te komen. Maar meerderheid en oppositie hebben elkaar in deze al lang uitgeput in conflicten, zonder dat men goed zicht heeft op de aantallen personen met een ernstige handicap. Er zijn dan uiteraard heel wat verschillen tussen met aangeboren aandoeningen of mentale handicaps die hen totaal afhankelijk maken van zorg en anderen, die door een ongeval of ziekte plots deels afhankelijk worden van zorg. Zowel minister Jo van Deurzen als Wouter Beke nu kregen de opdracht of moeten nu onverwijld aan de ene kant tegemoet komen aan financiële randvoorwaarden en vooral beperkingen toepassen als ingaan op de eis dat iedereen de toegemeten budgetten krijgt. Nu blijkt al enige tijd dat budgetten worden toegekend maar dat er  niet voldoende middelen ter beschikking worden gesteld. Voor veel burgers is dit een wereld die ze niet kennen, maar wie de brieven en processtukken gezien heeft die gaan over de steun voor een persoon met een zware mentale beperking, die weet hoe artsen en de administratieve diensten daarmee omgaan: terughoudend, ook al is duidelijk dat de persoon in kwestie levenslang totaal afhankelijk zal zijn van hulp en bijstand, voor persoonlijke zorg, voeding en allerlei activiteiten, beseft dat een zo een afwijzing van een Persoonsvolgend Budget niet enkel de persoon met de beperking treft, maar ook ouders en de andere kinderen. Toch kan men zich daar maar moeilijk een beeld van vormen, van de omvang van dat probleem, als er geen behoorlijk onderzoek naar gedaan wordt.  

 

De keuzes waar politici voor staan en de bandbreedte aan keuzevrijheid waarover ze slechts blijken te beschikken, maakt het ondoenlijk om vrij en open over al die mechanismen te discussiëren waar burgers huns ondanks mee te maken kunnen krijgen. Specifieke hulp en bijstand staat of mag niet beletten dat de overheid ervoor zorgt dat infrastructuur, justitie en veiligheid en goed beheer van de openbare ruimte niet verslommeren. Wie de wetgeving die jaarlijks geproduceerd wordt wil overzien, heeft er wel meer dan een dagtaak aan en toch zijn wij, burgers, heet het, ontgoocheld, gefrustreerd of ondankbaar – volgens sommige partijen dan toch. Het klopt dus dat de overheid investeert in onderwijs, cultuur, openbare omroepen, Bruggen en wegen, zuivere lucht, veilig voedsel en ook nog eens probeert jongeren in een moeilijke opvoedingssituatie op te vangen en faire kansen te geven op een beter leven. Maar er zijn plaatsen te weinig in Vlaanderen, zegt men en telkens een jongere een nacht in een cel moet doorbrengen omdat er geen plaats is in de voorzieningen, komen er huiveringwekkende verhalen in de pers. Maar diezelfde media, wetstraatjournalisten en andere komen ons dan uitleggen dat het een schande is dat na zovele jaren geïnterneerden nog niet goed opgevangen in bijzondere voorzieningen, maar in de reguliere psychiatrie zijn er ook plaatsen te kort. Men kan niet al die taken met succes invullen, maar afzien van steun en bijstand zou ook grote maatschappelijke gevolgen hebben.

 

Men kan dus voortdurend redenen vinden om te beweren dat de overheid, politiek, ambtenarenkorps en de concrete diensten op het terrein er niet in slagen incidenten te vermijden, maar laten we wel wezen, de klacht dat we voortdurend niet bediend worden, klopt domweg niet. Wel moet men discussies diepgaander willen behandelen. Het openbaar vervoer werd op een of andere manier aan marktwerking onderworpen, maar het is moeilijk, zo blijkt, op die manier meer mensen op het openbaar vervoer te krijgen. Er zijn altijd redenen waarom toch de eigen auto gekozen wordt voor verplaatsingen, die te maken hebben met ontoereikend aanbod. Bovendien zal de kritiek aan de NMBS en Infrabel wel eens onderzocht moeten worden hoe duur ze werkelijk hun diensten aanbieden. Hoeveel kost een km afgelegde weg per trein voor een passagier en dan moet men de vergelijking maken hoeveel zo een trein van een km lang en dan komt de vraag of daarmee de trein volzet is. Die laatste vraag is deels naast de kwestie want als er geen aanbod is, zal er niemand reizen, maar kunnen mensen zich niet verplaatsen. En ja, men ziet de trein nog vaak enkel voor woon-werkverkeer, maar de vraag is of dat nog wel klopt en hoe het leerlingen- en studentenvervoer daarin past. Over de vraag hoe duur het mag zijn een spoorwegnet te onderhouden met maximale benutting van de spoorlijnen, moet van gedachten gewisseld en vooral de kostenposten goed dienen goed onderzocht. Ook kan men niet voorbij aan de vraag hoe de verhouding tussen personenvervoer en goederenvervoer wel moet zijn? Als we daarover van gedachten kunnen wisselen en tegelijk verzekeren dat er bij de spoorwegmaatschappijen geen geld verloren gaat, aan al te kostelijke stations bijvoorbeeld, kan men de rol van de overheid daarbij wellicht beter verantwoorden en wordt de trein echt een beetje reizen.

 

Vooral de centrumpartijen hebben het bijzonder moeilijk hun bestaansreden te verantwoorden, maar de extreme partijen en populistische figuren zoals Eric Zemmour kunnen niet beweren een ontwikkelde visie op mens en samenleving te hebben. Het was Macron die stelde dat de segregatie in de Franse samenleving schadelijk was voor steden en gemeenten, voor burgers die zich integreerden of net niet. Dat werd hem zwaar aangerekend door links en door rechts, maar zonder dat we kunnen vernemen hoe dat probleem eruit ziet en hoe het opgelost zal worden, was de diagnose pijnlijk accuraat. Mensen die nooit in Marokko of Algerije hebben geleefd kan men niet terugsturen, gesteld dat ze ginder werk of een goed leven zou hebben, wel kunnen ze op eigen initiatief vertrekken, juist, als ze denken daar een goed leven denken te hebben, maar er blijven mensen illegaal naar Europa komen, omdat ze menen dat het hier beter is. Wie zal hen dat verwijten? Iedereen dus, of zowat iedereen die er iets aan kan doen.

 

De centrumpartijen vertellen niet dezelfde verhalen, maar gaan er wel van uit dat ze niet de enige zijn die valabele inzichten hebben over uiterst complexe kwesties, waarbij men al eens het risico loopt met zichzelf in tegenspraak te komen. Dat maakt die partijen niet bijzonder geliefd, maar hun intenties en belangstelling gaat uit naar de samenleving zoals die is, dat wil zeggen complex, met randvoorwaarden op het vlak van ecologie, volksgezondheid, maar ook van goed leven, een van vele gemakken voorzien leven, wat we allen wensen, maar ook economische en technische vereisten, die net ecosystemen belasten. Dat betekent keuzes maken en tegelijk beseffen dat men hoogstens suboptimale beslissingen kan nemen. Mochten de media en vooral opiniemakers, het commentariaat ook in die richting gaan denken, dan zouden de boodschappen en inzichten van de middenpartijen minder wereldvreemd klinken. Men kan het stikstofprobleem oplossen door alle productie van asfalt, beton en cement, het bouwen van woongelegenheden en industriële gebouwen te stoppen, maar dan creëert men een daklozenprobleem, wat niet wil zeggen dat er plots een exponentiële stijging van het aantal daklozen vastgesteld zou worden, wel dat mensen niet meer een eigen dak boven het hoofd kunnen vinden en langer thuisblijven, voor jongeren, of niet scheiden omwille van de kosten van een nieuwe woonst. Dat is een inbreuk op hun persoonlijke autonomie, maar ja, we moeten de stikstofproblematiek beheersen. Overigens gaat de bouwstop over meer dan stikstof alleen, want ook het behoud van open ruimte is in het geding. Daarom zouden rechters die hierover moeten oordelen de nevenschade meer in hun overwegingen kunnen opnemen, waardoor het verdict meer is dan ja of neen. En ja, journalisten mogen het nieuws niet dramatiseren, maar met adequate informatie kan een kijker ook nog iets opsteken en er iets aan hebben. Macron had en heeft begrepen dat een oplossing niet altijd vanzelfsprekend toepassing moet krijgen, omdat er andere consideranda zijn, die zwaar genoeg wegen om er aandacht voor te hebben. Is hij daarom arrogant. Misschien, maar er loopt veel arrogant volk in de kijker, van “the Sky is the limit” tot “de Afspraak” of “OP1”, die ons niets te zeggen hebben maar toch onze aandacht opeisen.

 

Bart Haers

Reacties

Populaire posts