Wie slingert de waarheid in ons gezicht?

 



Dezer Dagen

 

 


Regeert de leugen?

Moed tot waarheid bewaren

 

 


In de oorlog sneuvelt de waarheid als eerste, alleen al omdat men een deugdelijke casus belli moeten kunnen aanslepen om de agressie te verantwoorden. Ook Julius Caesar zocht een goede reden om Gallië te veroveren, maar zijn overval bewerkstelligde iets wat tot dan toe ongezien was, dat Gallische stammen met elkaar gingen overleggen en een bondgenootschap sloten tegen de agressor. Er zijn lieden in Vlaanderen en Europa die erin slagen elk woord van Poetin voor waar aan te nemen – zoals anderen elk woord van Trump voor een woord van Rome hielden, houden – en Zelenski als de aanstoker van deze oorlog voorstellen. Is dit nog liegen?

 

We moeten de eerlijkheid aan de dag leggen dat velen onder ons wel eens een leugentje voor bestwil accepteren, voor zichzelf als van anderen. Ook kunnen we er niet omheen dat we moeilijk omheen dat we gladde verkopers van onmogelijke beloften graag grif geloven, al weten we dat we bij den bok gedaan worden. En er is het fenomeen in de rechtsspraak dat waarheidsvinding niet altijd betracht wordt of mogelijk blijkt, omdat er geen overeenstemming bestaat over de feiten. Want het gaat dus niet om een gereveleerde, goddelijke waarheid, wel over wat mensen menen dat ze gezien, gehoord of ervaren hebben. In zedenzaken blijkt dat bijzonder moeilijk omdat men een culturele bias niet weet te overzien, heet het dan. Wat gewenst is of ongewenst, lijkt niet voor iedereen hetzelfde en ook vrouwen doen wel eens lastig over me-Too, omdat ze menen dat hun persoonlijke appreciatie ook gelinkt is aan een grotere seksuele vrijheid, maar als ze ongewenst benaderd worden, krijgen ze het lastig om aan te tonen waar de grens ligt. Nu, de daders kunnen hun intenties  uiteraard goed verbergen, maar worden niet altijd als daders voorgesteld, maar als medeslachtoffers van een misverstand. Hoezo?

 

Het was me lang niet duidelijk waar we de knoop moeten situeren, want we komen uit een gelukkige tijd, cultureel en maatschappelijk, waarin de beleving van de liefde en seksualiteit minder gebonden was aan oude verbodsbepalingen en manifeste machtsuitoefening. Veel kon, als men elkaar kon overtuigen dat er niets aan de hand is en dat bedoelingen zuiver zijn, al bleef er altijd wel sociale controle. De intenties van liefdes- of seksuele partners natrekken als een van de partijen zich achteraf bedenkt en gewaagt van aanranding is uiteraard bijzonder moeilijk. Wie zich bedrogen voelt kan uiteraard altijd klacht indienen, maar we weten dat er weinig argumenten zijn als er geen eensluidend feitenverslag gemaakt kan worden. Dat hoeft er niet toe te leiden dat de slachtoffers van misbruik nog eens geblameerd worden, dat ze een en ander uitgelokt zouden hebben, maar dat lijkt wel vaker het geval te zijn.

 

Het probleem tot de waarheid door te dringen omdat er domweg in het dagelijkse bestaan geen eenduidige en gedeelde waarheden zijn als mensen met elkaar te maken krijgen, conflicten dus, maar zelfs als het goed gaat kunnen mensen ervaren niet hetzelfde te beleven of te begrijpen als de andere(n). Niet elk conflict hoeft overigens tot wapengekletter of pesterijen te leiden, omdat onze beschaving nu eenmaal voor mechanismen heeft gezorgd die voorkomen dat conflicten ongeremd escaleren. Aan de andere kant is er de nogal gemakkelijk vergeten bereidheid van mensen tot onderlinge verstandhouding te komen, ook en vooral in moeilijke omstandigheden, omdat men begrijpt dat ruzie de situatie alleen maar erger kan maken. Wat dan de waarheid blijkt over de situatie, kristalliseert zich dan geleidelijk uit, terwijl het ook kan voorvallen dat mensen er verder van afzien naar dé waarheid op zoek te gaan.

 

Onze behoefte aan waarheid als het over de grote vragen gaat, verbergt vaker dan we onszelf willen toegeven de onzekerheid over het eigen bestaan. Interesse voor filosofie of voor religieuze stelsels kan dan een antwoord bieden, maar leidt niet noodzakelijkerwijs tot meer inzicht en bijvoorbeeld de aanvaarding van de gedachte dat ons bestaan nu eenmaal niet een zin heeft, terwijl we voor onszelf wel een missie, zending kunnen ontwaren. Algauw klinkt dan de roep dat die zending een illusie is, maar kijken we om ons heen dan zien we wel dat mensen zich richten naar een bepaald, niet altijd uitgesproken inzicht. Er zit trouwens in de formulering van de rechten van de mens een opvallende keuze, namelijk dat mensen niet geinstrumentaliseerd kunnen worden, mogen worden, wat betekent dat ouders hun kinderen niet met een specifiek doel op de wereld kunnen zetten, al zijn er dan nuances, want omdat we organen kunnen overbrengen van een gezonde mens naar een ten dode opgeschreven patiënt, bijvoorbeeld nieren of beenmerg, kan men bij ontstentenis proberen door een nieuwe zwangerschap een kindje ter wereld te brengen dat dan een orgaan kan afstaan, al gaat er wel wat tijd over. Of het ethisch helemaal in orde is, hangt niet af van waarheid, lijkt het, maar over de vraag of wat kan ook wenselijk is. Het toont wel aan dat uitgesproken standpunten door de omstandigheden, ontwikkelingen in de geneeskunde met name, onder een andere invalshoek bekeken moeten worden.

 

Hier wordt het al heel wat relevanter aan de weet te komen wat nu waar is. Worden we geboren zonder dat dit vooraf zin of betekenis heeft? Heeft de liefde van de ouders dan geen betekenis? Uiteraard wel, durven we te hopen, al weten we dat kinderen niet altijd als gewenst worden beschouwd, de zwangerschap ongelegen komt en zelfs, weten we, de liefde voor de partner wel onvoorwaardelijk zijnde, die voor het kind heel wat minder vanzelfsprekend, terwijl we het omgekeerde eerder voor waar houden. Moeten we de moeder dan wel de vader daar wel verantwoordelijk voor houden? Blijft de vraag nazinderen of men zich als kind ergens op beroepen kan. Er zijn de kinderrechten en er wordt op toegekeken dat die worden nageleefd, terwijl we toch ook merken dat kinderrechten niets zeggen over de zin van hun bestaan nog over de vraag hoe ze kunnen leren (goede) mensen te worden. Klinkt misschien raar, maar het is maar de vraag of we kinderen aan hun lot kunnen overlaten, omdat we hen hun recht op het navolgen van hun zin toestaan, omdat we menen dat de autoriteit van de lesgever toch niets voorstelt en dat is dan wat aan de jaren zestig werd overgehouden, aan Foucault en anderen. Maarten Doorman beschreef hoe het denken van Jean-Jacques Rousseau berust op aannames over authenticiteit en beschaving – als kunstmatig – die de toets der kritiek niet goed doorstaan. Toch zou heel wat denken over pedagogie en de opvoeding van kinderen putten uit die inzichten van Rousseau, of die nu ergens op berusten of niet. De waarheidsaanspraken in de pedagogie mogen overigens wel eens grondig onderzocht, want ook de achterstelling van kinderen, wier ouders lijden onder een gebrek aan sociaal en cultureel kapitaal kan men best situeren in een context van streven naar gelijkheid, zonder dat men er een goed zicht op heeft of we als mensen wel totaal gelijk kunnen zijn, laat staan of dit ook wenselijk is.

 

Wetenschappers doen graag waarheidsaanspraken, waarop politici zich dan gaan baseren en er een goed klinkend discours uit putten, zonder dat onderzocht wordt of de aannames ook werkelijk kloppen. Jarenlang kon men in het Vlaams Parlement – dat bevoegd is voor onderwijs – debatten volgen waarin leraren werden weggezet als vijanden van vernieuwingen en hervormingen. Men wilde de kloof tussen ASO, TSO en BSO wegwerken, de schotten neerhalen ook, men wilde af van de glijbaan, waarin leerlingen beginnen met intellectueel moeilijker opleidingen van het ASO naar meer praktisch onderwijs in BSO. Over het Kunstsecondair onderwijs spreekt men niet, maar nog opvallender is dat men de na te streven gelijkheid nauwelijks tegen het licht houdt, waarbij men dan vergeet – al die jarenlang in het parlement en in de gremia van de onderwijsbestuurskringen – dat onderwijs ook gericht kan zijn, hoort te zijn op het emanciperen van jongeren tot autonoom denkende individuen. Dat was het ideaal tijdens mijn schoolgaande jeugd en het bood kansen om dingen te leren die we niet vanuit onze studeerkamer en nog minder uit de speelkamer kunnen bevroeden. Zonder een boek als “Natuurkunde in het vrije Veld” kunnen we nauwelijks een weg vinden in de vele fenomenen die we in het vrije veld tegenkomen. Nu lijkt men zo gefixeerd op gelijkheid, gelijke onderwijskansen, dat men zich moet afvragen of een verstandig bestuurder, politicus dat ernstig kan menen. Men noemt de school een fabriek of machine van ongelijkheid, maar nog maar vijftig jaar geleden zagen ouders en politici maar ook pedagogen dat wel anders, al ging men vragen stellen bij de zin van klassieke talen en de abstracte adstructie van algebra en meetkunde. Het is niet iedereen gegeven er zich een weg in te vinden, dunkt mij, maar het was makkelijker in de media voortdurend te stellen dat wiskunde saai is en dat men er geen last van heeft er niets van te snappen.

 

Boris Cyrulnik wees er overigens op dat lange tijd in arbeiderskringen jongeren die algemeen vormend onderwijs – humaniora dus – volgden, laat staan dat jongeren naar de hogeschool of universiteit gingen. Het was niet voor ons soort mensen, heb ik nog in mijn geboortedorp gehoord, maar de jongen of het meisje in kwestie was best slim genoeg. Dat was wel gunstig voor het ontwikkelen van goed onderlegde en slimme vakmensen, die zich ook niet zomaar iets op de mouw laten spelden. Cyrulnik wees erop dat die mensen tegelijk wel veeleisend waren voor zichzelf en hoe toegewijd ze hun beroep in de fabriek deden en ook van hun bazen enige sérieux verwachtten en ethisch vaak conservatief waren en ook wel zijn. De vakbonden hebben in de loop van de jaren de betekenis van arbeid mee ondergraven en vooral van kunde, waarmee ze wetens en willens de politiek van de bedrijven volgden, die van hun werknemers flexibiliteit vroegen en door de inbreng van machines dachten de vakkennis te kunnen omzeilen, maar zowel in de drukkerij als de hoogoven blijkt die altijd nog nuttig om problemen ter plekke op te lossen.

 

Juist handelen staat gelijk aan de waarheid onderkennen en onderschrijven, ook al kan men die niet kritisch onderzoeken. Dat mensen dezer dagen vrezen gekwetst te worden omdat anderen algemene uitspraken doen, wordt ook in centra van kritisch denken, de universiteiten aanvaard, terwijl het onbegrijpelijk is dat men niet altijd van trauma’s spreken kan, net omdat de neiging tot cancelen uitgaat van mensen die vooral bevoorrecht zijn en zich weinig zorgen hoeven te maken, maar ze zeggen dat ze optreden in naam van zij die zich niet verdedigen kunnen. De gedachte dat men een gedachte niet mag uitwerken omdat die zou botsen met een algemeen erkende zekerheid, kan mensen ook kansen ontnemen, net omdat wie goed in de slappe was zit, niet de vele aspecten van armoede kan inbeelden, want het gaat niet enkel om het laten staan van een vaasje bier, een glaasje wijn, terwijl het om levensnoodzakelijke voeding kan gaan of een wankel dak boven het hoofd, maar ook om respect en zelfrespect.

 

De kolonisatie was als Europese onderneming die meerdere eeuwen in beslag nam, maar pas in de negentiende eeuw de globalisering van de wereld op gang bracht, met uitbuiting en racisme als uitkomsten, terwijl men tegelijk ook kan vaststellen dat aan universiteiten en in de nieuw ontdekte gebieden aan antropologisch onderzoek werd gedaan, vaak uit respect voor die lokale gemeenschappen en culturen. De uitbuiting en exploitatie droegen bij tot een ongekende rijkdom van Europese en Amerikaanse steden en landen, maar in veel historische overzichten ontbreekt die link omdat men de toegenomen welvaart enkel van eigen werkzaamheid wil laten afhangen. Wel is het onmiskenbaar dat in de metropool de bestuurlijke elite, die al vaak geen aandacht had voor de eigen arbeiders, laat staan respect voor mensen buiten, beneden hun kring. Het racisme bij het volk kwam vaak voort uit een kennis vanop afstand, tot natuurlijk nieuwelingen in onze steden opduiken, als gevolg van de door de bedrijven aangedreven arbeidsmigratie. Afrikanen? In Gent had ik er al wel eens een gezien, maar het was pas door vaker naar Brussel te gaan dat ik die mensen vaker zag en er gewoon leerde mee om te gaan. Met een beroep op gelijkheid zal men er evenwel niet toe komen hen te zien als volwaardige leden van de gemeenschap, omdat we dat concept niet meer goed begrijpen. Ook dat danken we aan Rousseau overigens, die vaststelde – hoe hij daartoe kwam is niet duidelijk – dat dé Mens ooit een eenzaat was die op zeker moment uit het woud kwam gelopen en zich met anderen verbond in een sociaal contract. Dat sociaal contract is overigens het enige deugdelijke aan de samenleving, want precies dat samenleven in steden, in een civilisatie de oorsprong is van verderf en perversie; alleen de nobele wilde ontkomt aan de ellende van de beschaving. Edoch, mensen evenwel worden geboren in gezinnen en leren al gauw een ruimere kring van familie, magen en vrienden kennen en uiteindelijk hun dorp en stad, eventueel een land. Maar kennen we wel, in deze massasamenleving echt mensen overal te lande? Hebben we voeling met mensen die in andere omstandigheden leven? Hoe verwant voelen we ons daarmee? U voelt het, we denken na over de opstand der horden, zoals José Ortega y Gasset dat onderzocht, al dan niet gedreven door cultuurpessimisme. Het concept gemeenschap werd ondergraven, terwijl we merken dat ons welbevinden en onze welvaart echt wel afhankelijk zijn van vele anderen om ons heen. Solidariteit werd vanaf de jaren tachtig een modewoord, nu al enige tijd niet meer zo uitbundig ingeroepen – maar over de broederschap in de trias Liberté, Egalité, Fraternité, gaat het al lang niet meer. Hoe waarachtig een en ander is, zien we als bepaalde zekerheden onder druk komen. Dat de Oekraïners al sinds 2014 steeds meer een gemeenschap werden als gevolg van een evidente bedreiging van de Russische kolos, zagen we hier ook pas, toen de oorlog goed begon in maart. Men heeft al te vaak de neiging de ene visie, die van Ortega y Gasset voor waar te houden, maar dan blijven we blind voor wat anderen over de groei en ontwikkeling van de samenleving behelst. Men kan heus nadenken over de opstand der Horden, die these voor plausibel houden en intussen nadenken over andere voorstellingen van zaken, bijvoorbeeld dat toenemende geletterdheid de mensen minder barbaars zou maken en mensen, eens ze eigendom hebben en een verzekeringspolis te voldoen hebben, vanzelf braaf en verantwoordelijk worden.

 

 

 Gedegen kennis is nodig, niet enkel van feiten, maar ook van fenomenen die groter zijn dan het simpele feit alleen en altijd verder uitdijen dan men zou verwachten, maakt dat kennis zelden zomaar op voorraad leverbaar is, want er zijn onbekenden die het niet altijd mogelijk maken zich een helder beeld te vormen van een fenomeen, zoals de Covidpandemie die we net meemaakten. Voor de regeringen was het naar het woord van Mark Rutte, de Nederlandse Minister-president blindvaren met slechts beperkt zicht op de situatie en hoe het verder zou gaan. Dat het Nederlandse gezondheidsbeleid daarbij ook aan moest en zou komen, bleek algauw, want Nederland had weinig ICU’s en weinig bedden voor covidpatiënten die nood hadden aan beademing. Toch lijkt Nederland minder overlijdens te melden te hebben dan België, maar het kan eraan liggen dat Nederland bij twijfel het overlijden niet aan covid19 toeschreef, terwijl België net het omgekeerde deed. De situatie in de WZC’s die de minister wordt nagedragen was inderdaad schrijnend, maar een aantal voorzieningen voor ouderen slaagden er wel in het virus buiten de deur te houden, met draconische maatregelen, waarbij dan weer een andere vraag kwam kijken omtrent de kwaliteit van leven en of ze dat jaar 20-21 wel een qaly, een kwaliteitsvol toegevoegd levensjaar konden noemen. Dat de minister gedagvaard door de strengste aller rechters, de publieke opinie, wordt omtrent de doden in de ouderenzorg komt mij dan ook naast de kwestie voor, want het was op het terrein dat de schade beperkt kon worden en dat leidde tot de lastige beslissingen die directies te nemen hadden en personeel zeer diep raakten, maar voor de patiënten het ergst om dragen waren.

 

Is het waar dat de minister tekort is geschoten? Heeft Wouter Beke niet voldoende zorg gedragen voor die oudjes? Mijn moeder was toen in een rusthuis en heeft geleden onder de maatregelen, maar tegelijk heeft ze geen last gehad van covid, maar de omstandigheden waren voor lastig, want we konden niet meer met twee of meer kinderen en kleinkinderen op bezoek gaan, iets gebruiken in de cafetaria en wat praten over de dingen des daags, waar ze wel van genoot, al kon ze zelf niets meer zeggen. Tegelijk heeft het rusthuis de nodige inspanningen gedaan om ondanks alles het comfort voor de bewoners zo optimaal mogelijk te borgen. Maar er zijn hier maar weinig zinvolle kwantitatieve parameters voor te vinden.

 

Regeert de leugen? De koningin van Nederland kloeg daarover toen ze moest vaststellen dat de politiek niet zo gauw een antwoord vond op lastige vragen, maar van de Toeslagenaffaire was toen nog geen sprake. Net die affaire laat zien dat het niet altijd om waarheid in strikte zin gaat, maar dat men wel een onderliggend misdadig, om zo te zeggen collectief brein kan vinden, niet bij een persoon, maar in een systeem, want ook het parlement was blind voor de eigen obsessie omtrent misbruik van uitkeringen. Er werden mensen via een algoritme aangeduid als mogelijke fraudeurs en dat werd dan meteen als verdachtmaking, feit gepresenteerd, met alle gevolgen van dien. Het klopt dat men uitkeringsfraude moet voorkomen, maar mensen zonder bewijs betichten van fraude en vervolgens de toeslag stoppen en de reeds betaalde sommen terugvorderen met intrest, dat was een ongehoord onrecht. Toch blijkt de dienst bij Financiën nog altijd te geloven in de oprechtheid van de eigen aanpak en blijft het voor de slachtoffers wel degelijk lastig zich aan de miserie te ontworstelen. Men stelde zelfs vast dat de uit huis plaatsing van kinderen uit gezinnen getroffen door de onbewezen aantijgingen van fraude niet per se uit huis werden geplaatst als gevolg van de Toeslagenaffaire, want er waren – ziet u wel – ook wel andere problemen in de thuissituatie. Hoe waarachtig is dat onderzoek?  De verdienste van Pieter Omtzigt was dat hij al vroeg, met Renske Leijten en steunend op het werk van journalisten de regering vragen ging stellen over wat die mensen die getroffen werden door het beleid van terugvordering en wat de regering eraan zou doen om het recht te zetten. Nou ja, hoe tijdig traden Omtzigt en Leijten op? Hijzelf erkende dat hij het ook breekpunt niet had gezien toen hij meetrok aan de besluitvorming over uitkeringsfraude, maar toen hij zijn vergissing inzag, gaf hij wel thuis en ging met de beschikbare data aan de slag en vroeg ministers om meer en duidelijker informatie, tot duidelijk werd dat er een parlementaire enquête moest komen.  Hij werd beloond met een spreekwoordelijke defenestratie door zijn eigen fractie en door Woubke Hoekstra. Tja, men valt niet zomaar een minister van financiën aan met terechte vragen en opmerkingen.

 

Slotakkoord? We weten dat er in de samenleving op allerlei niveaus leugens verkocht worden met achterbakse oogmerken. De wereld gaat immers aan deugd ten onder, weten we van Bernard Mandeville, maar in een moeite door kunnen we vaststellen dat we niet altijd goed weten hoe we zelf met de waarheid omspringen, al hangt het dan nog van omstandigheden af en van intenties om daar zwaar aan te tillen, heet het. De waarheid over wat ons belangrijk voorkomt, blijft een zaak van gewicht, maar zoals op zes januari 2021 in Washington DC is gebleken was het niet een leugen die de zaak op gang bracht, maar een heel netwerk van leugens over de verkiezingen en over de belangen van het land dat Trump in staat stelde mensen mee te nemen in een ongeziene storm van agressie die het Parlement overspoelde. Ook nadien bleef men zich verantwoorden met leugens en weigerde men getuigenis af te leggen van de eigen inbreng en dat gold helemaal voor Trump en co. Vooralsnog lijkt hij er goedkoop af te komen, maar het zou al raar moeten lopen als met de beschikbare informatie over de bestorming van het Congres er geen sancties voor de leidinggevenden in deze zouden volgen. Maar het zal uiteindelijk een politieke krachtmeting worden, waarbij we mogen hopen dat het geweld beperkt zal blijven.

 

Conservatieve politici komen ook af met leuke dingen voor de mensen, zoals het opheffen van beperkingen inzake wapendracht en -aankoop, maar bij elke schietpartij met meerdere doden in scholen en op campussen zal men krokodillentranen wenen. Men stemt in meerdere staten wetten tegen abortus omdat dit zonde zou zijn, of beter – uiteraard – de  seks die eraan voorafgaat, want men wil dat alles hoe dan ook, in naam van God of de eigen eer controleren, de vrouwen eronder houden. Intussen bevallen in Oekraïne draagmoeders van kindjes voor derden in Europa, die het kunnen en willen betalen. De mogelijkheden van techniek en medische techniek en middelen in het bijzonder zouden abortus overbodig moeten maken, maar als men ook nog eens de voorbehoedsmiddelen ontoegankelijk houdt wegens duur of door beperkingen bij de aankoop, dan wordt de abortuswetgeving meer dan hypocriet. Toch krijgen we via de media alleen te horen dat er dergelijke wetten gestemd worden in de statenparlementen van de VS, maar niet wat de drijfveren zijn, hoe ze die keuze verantwoorden. Weten we het wel zo goed? Ja, men wil het Arrest van het Hooggerechtshof terugschroeven, abortus helemaal verbieden, maar wat de drijfveren zijn blijft onbesproken. Juist door vooral daar aandacht aan te besteden kan men de strijd voeren, want zeggen dat men abortus mogelijk moet blijven maken en dat vrouwen hun eigen vruchtbaarheid in handen moeten hebben door voorbehoedsmiddelen toegankelijk te maken, is wel juist, maar het verheldert de onzin van de argumenten tegen abortus niet. Dat men mensen geen vrijheid gunt en, zoals Annelien de Dijn schrijft net vanuit conservatieve hoek juist persoonlijke vrijheid ging bepleiten, maakt de kwestie alleen nog meer bevreemdend. Niet iedereen mag vrij zijn, zo blijkt En de waarheid is in deze niet aan de orde.

 

Hebben we de keuze om waarheid te spreken of om met een leugen ergens onderuit te komen? Die vraag krijgt niet zo vaak aandacht, omdat we menen dat iedereen toch vanzelf de waarheid spreekt, alleen niet als het hem of haar een job of een goed leven kan kosten. Michel Foucault hield een reeks colleges in het Collège de France over de moed tot waarheid, omdat hij tot de vaststelling was gekomen dat we in onze cultuur gemakkelijk de hand lichten met de waarheid, als het ons kan schaden die waarheid toch uit te spreken. Men ziet verantwoordelijken van 3M hun strategie ontwikkelen om onder de hoge kosten van sanering te komen. De verantwoordelijkheid voor de vervuiling werd in de film “Black Waters” grondig onderzocht en ook de rechter kwam tot die conclusie, maar de rechtsgang van de boeren en van de advocaat Robert Bilott vergde moed om in te gaan tegen – in dat geval – Dupont. The New York Times bracht het nieuws in een artikel van een journalist, Nathaniel Rich. We hebben de keuze zo een strijd aan te gaan, maar het is wel comfortabeler met de machten die ons omringen op goede voet te staan. Hierover moet ik nog eens goed nadenken. Maar de waarheid zal overwinnen, zegt u? Laten we het hopen, maar er is geen garantie als we de moed tot waarheid verliezen.

 

Bart Haers

Reacties

Populaire posts