Wie slingert de waarheid in ons gezicht?
Dezer Dagen
Regeert de leugen?
Moed tot waarheid bewaren
In de oorlog sneuvelt de waarheid als eerste, alleen al omdat men een deugdelijke casus belli moeten kunnen aanslepen om de agressie te verantwoorden. Ook Julius Caesar zocht een goede reden om Gallië te veroveren, maar zijn overval bewerkstelligde iets wat tot dan toe ongezien was, dat Gallische stammen met elkaar gingen overleggen en een bondgenootschap sloten tegen de agressor. Er zijn lieden in Vlaanderen en Europa die erin slagen elk woord van Poetin voor waar aan te nemen – zoals anderen elk woord van Trump voor een woord van Rome hielden, houden – en Zelenski als de aanstoker van deze oorlog voorstellen. Is dit nog liegen?
We moeten de eerlijkheid aan de dag leggen dat velen
onder ons wel eens een leugentje voor bestwil accepteren, voor zichzelf als van
anderen. Ook kunnen we er niet omheen dat we moeilijk omheen dat we gladde
verkopers van onmogelijke beloften graag grif geloven, al weten we dat we bij
den bok gedaan worden. En er is het fenomeen in de rechtsspraak dat waarheidsvinding
niet altijd betracht wordt of mogelijk blijkt, omdat er geen overeenstemming
bestaat over de feiten. Want het gaat dus niet om een gereveleerde, goddelijke
waarheid, wel over wat mensen menen dat ze gezien, gehoord of ervaren hebben.
In zedenzaken blijkt dat bijzonder moeilijk omdat men een culturele bias niet
weet te overzien, heet het dan. Wat gewenst is of ongewenst, lijkt niet voor
iedereen hetzelfde en ook vrouwen doen wel eens lastig over me-Too, omdat ze
menen dat hun persoonlijke appreciatie ook gelinkt is aan een grotere seksuele
vrijheid, maar als ze ongewenst benaderd worden, krijgen ze het lastig om aan
te tonen waar de grens ligt. Nu, de daders kunnen hun intenties uiteraard goed verbergen, maar worden niet
altijd als daders voorgesteld, maar als medeslachtoffers van een misverstand.
Hoezo?
Het was me lang niet duidelijk waar we de knoop moeten
situeren, want we komen uit een gelukkige tijd, cultureel en maatschappelijk,
waarin de beleving van de liefde en seksualiteit minder gebonden was aan oude
verbodsbepalingen en manifeste machtsuitoefening. Veel kon, als men elkaar kon
overtuigen dat er niets aan de hand is en dat bedoelingen zuiver zijn, al bleef
er altijd wel sociale controle. De intenties van liefdes- of seksuele partners
natrekken als een van de partijen zich achteraf bedenkt en gewaagt van aanranding
is uiteraard bijzonder moeilijk. Wie zich bedrogen voelt kan uiteraard altijd
klacht indienen, maar we weten dat er weinig argumenten zijn als er geen
eensluidend feitenverslag gemaakt kan worden. Dat hoeft er niet toe te leiden
dat de slachtoffers van misbruik nog eens geblameerd worden, dat ze een en
ander uitgelokt zouden hebben, maar dat lijkt wel vaker het geval te zijn.
Het probleem tot de waarheid door te dringen omdat er
domweg in het dagelijkse bestaan geen eenduidige en gedeelde waarheden zijn als
mensen met elkaar te maken krijgen, conflicten dus, maar zelfs als het goed
gaat kunnen mensen ervaren niet hetzelfde te beleven of te begrijpen als de andere(n).
Niet elk conflict hoeft overigens tot wapengekletter of pesterijen te leiden,
omdat onze beschaving nu eenmaal voor mechanismen heeft gezorgd die voorkomen
dat conflicten ongeremd escaleren. Aan de andere kant is er de nogal
gemakkelijk vergeten bereidheid van mensen tot onderlinge verstandhouding te komen,
ook en vooral in moeilijke omstandigheden, omdat men begrijpt dat ruzie de
situatie alleen maar erger kan maken. Wat dan de waarheid blijkt over de
situatie, kristalliseert zich dan geleidelijk uit, terwijl het ook kan
voorvallen dat mensen er verder van afzien naar dé waarheid op zoek te gaan.
Onze behoefte aan waarheid als het over de grote
vragen gaat, verbergt vaker dan we onszelf willen toegeven de onzekerheid over
het eigen bestaan. Interesse voor filosofie of voor religieuze stelsels kan dan
een antwoord bieden, maar leidt niet noodzakelijkerwijs tot meer inzicht en
bijvoorbeeld de aanvaarding van de gedachte dat ons bestaan nu eenmaal niet een
zin heeft, terwijl we voor onszelf wel een missie, zending kunnen ontwaren.
Algauw klinkt dan de roep dat die zending een illusie is, maar kijken we om ons
heen dan zien we wel dat mensen zich richten naar een bepaald, niet altijd
uitgesproken inzicht. Er zit trouwens in de formulering van de rechten van de
mens een opvallende keuze, namelijk dat mensen niet geinstrumentaliseerd kunnen
worden, mogen worden, wat betekent dat ouders hun kinderen niet met een
specifiek doel op de wereld kunnen zetten, al zijn er dan nuances, want omdat
we organen kunnen overbrengen van een gezonde mens naar een ten dode opgeschreven
patiënt, bijvoorbeeld nieren of beenmerg, kan men bij ontstentenis proberen
door een nieuwe zwangerschap een kindje ter wereld te brengen dat dan een
orgaan kan afstaan, al gaat er wel wat tijd over. Of het ethisch helemaal in
orde is, hangt niet af van waarheid, lijkt het, maar over de vraag of wat kan
ook wenselijk is. Het toont wel aan dat uitgesproken standpunten door de
omstandigheden, ontwikkelingen in de geneeskunde met name, onder een andere
invalshoek bekeken moeten worden.
Hier wordt het al heel wat relevanter aan de weet te
komen wat nu waar is. Worden we geboren zonder dat dit vooraf zin of betekenis
heeft? Heeft de liefde van de ouders dan geen betekenis? Uiteraard wel, durven
we te hopen, al weten we dat kinderen niet altijd als gewenst worden beschouwd,
de zwangerschap ongelegen komt en zelfs, weten we, de liefde voor de partner
wel onvoorwaardelijk zijnde, die voor het kind heel wat minder vanzelfsprekend,
terwijl we het omgekeerde eerder voor waar houden. Moeten we de moeder dan wel
de vader daar wel verantwoordelijk voor houden? Blijft de vraag nazinderen of
men zich als kind ergens op beroepen kan. Er zijn de kinderrechten en er wordt
op toegekeken dat die worden nageleefd, terwijl we toch ook merken dat
kinderrechten niets zeggen over de zin van hun bestaan nog over de vraag hoe ze
kunnen leren (goede) mensen te worden. Klinkt misschien raar, maar het is maar
de vraag of we kinderen aan hun lot kunnen overlaten, omdat we hen hun recht op
het navolgen van hun zin toestaan, omdat we menen dat de autoriteit van de
lesgever toch niets voorstelt en dat is dan wat aan de jaren zestig werd
overgehouden, aan Foucault en anderen. Maarten Doorman beschreef hoe het denken
van Jean-Jacques Rousseau berust op aannames over authenticiteit en beschaving –
als kunstmatig – die de toets der kritiek niet goed doorstaan. Toch zou heel
wat denken over pedagogie en de opvoeding van kinderen putten uit die inzichten
van Rousseau, of die nu ergens op berusten of niet. De waarheidsaanspraken in
de pedagogie mogen overigens wel eens grondig onderzocht, want ook de achterstelling
van kinderen, wier ouders lijden onder een gebrek aan sociaal en cultureel
kapitaal kan men best situeren in een context van streven naar gelijkheid,
zonder dat men er een goed zicht op heeft of we als mensen wel totaal gelijk
kunnen zijn, laat staan of dit ook wenselijk is.
Wetenschappers doen graag waarheidsaanspraken, waarop
politici zich dan gaan baseren en er een goed klinkend discours uit putten,
zonder dat onderzocht wordt of de aannames ook werkelijk kloppen. Jarenlang kon
men in het Vlaams Parlement – dat bevoegd is voor onderwijs – debatten volgen
waarin leraren werden weggezet als vijanden van vernieuwingen en hervormingen.
Men wilde de kloof tussen ASO, TSO en BSO wegwerken, de schotten neerhalen ook,
men wilde af van de glijbaan, waarin leerlingen beginnen met intellectueel
moeilijker opleidingen van het ASO naar meer praktisch onderwijs in BSO. Over
het Kunstsecondair onderwijs spreekt men niet, maar nog opvallender is dat men
de na te streven gelijkheid nauwelijks tegen het licht houdt, waarbij men dan
vergeet – al die jarenlang in het parlement en in de gremia van de onderwijsbestuurskringen
– dat onderwijs ook gericht kan zijn, hoort te zijn op het emanciperen van jongeren
tot autonoom denkende individuen. Dat was het ideaal tijdens mijn schoolgaande
jeugd en het bood kansen om dingen te leren die we niet vanuit onze
studeerkamer en nog minder uit de speelkamer kunnen bevroeden. Zonder een boek
als “Natuurkunde in het vrije Veld” kunnen we nauwelijks een weg vinden in de
vele fenomenen die we in het vrije veld tegenkomen. Nu lijkt men zo gefixeerd
op gelijkheid, gelijke onderwijskansen, dat men zich moet afvragen of een
verstandig bestuurder, politicus dat ernstig kan menen. Men noemt de school een
fabriek of machine van ongelijkheid, maar nog maar vijftig jaar geleden zagen
ouders en politici maar ook pedagogen dat wel anders, al ging men vragen
stellen bij de zin van klassieke talen en de abstracte adstructie van algebra
en meetkunde. Het is niet iedereen gegeven er zich een weg in te vinden, dunkt
mij, maar het was makkelijker in de media voortdurend te stellen dat wiskunde
saai is en dat men er geen last van heeft er niets van te snappen.
Boris Cyrulnik wees er overigens op dat lange tijd in
arbeiderskringen jongeren die algemeen vormend onderwijs – humaniora dus – volgden,
laat staan dat jongeren naar de hogeschool of universiteit gingen. Het was niet
voor ons soort mensen, heb ik nog in mijn geboortedorp gehoord, maar de jongen
of het meisje in kwestie was best slim genoeg. Dat was wel gunstig voor het
ontwikkelen van goed onderlegde en slimme vakmensen, die zich ook niet zomaar
iets op de mouw laten spelden. Cyrulnik wees erop dat die mensen tegelijk wel veeleisend
waren voor zichzelf en hoe toegewijd ze hun beroep in de fabriek deden en ook
van hun bazen enige sérieux verwachtten en ethisch vaak conservatief waren en ook
wel zijn. De vakbonden hebben in de loop van de jaren de betekenis van arbeid
mee ondergraven en vooral van kunde, waarmee ze wetens en willens de politiek
van de bedrijven volgden, die van hun werknemers flexibiliteit vroegen en door
de inbreng van machines dachten de vakkennis te kunnen omzeilen, maar zowel in
de drukkerij als de hoogoven blijkt die altijd nog nuttig om problemen ter
plekke op te lossen.
Juist handelen staat gelijk aan de waarheid
onderkennen en onderschrijven, ook al kan men die niet kritisch onderzoeken.
Dat mensen dezer dagen vrezen gekwetst te worden omdat anderen algemene
uitspraken doen, wordt ook in centra van kritisch denken, de universiteiten
aanvaard, terwijl het onbegrijpelijk is dat men niet altijd van trauma’s
spreken kan, net omdat de neiging tot cancelen uitgaat van mensen die vooral
bevoorrecht zijn en zich weinig zorgen hoeven te maken, maar ze zeggen dat ze optreden
in naam van zij die zich niet verdedigen kunnen. De gedachte dat men een
gedachte niet mag uitwerken omdat die zou botsen met een algemeen erkende
zekerheid, kan mensen ook kansen ontnemen, net omdat wie goed in de slappe was
zit, niet de vele aspecten van armoede kan inbeelden, want het gaat niet enkel
om het laten staan van een vaasje bier, een glaasje wijn, terwijl het om
levensnoodzakelijke voeding kan gaan of een wankel dak boven het hoofd, maar
ook om respect en zelfrespect.
De kolonisatie was als Europese onderneming die
meerdere eeuwen in beslag nam, maar pas in de negentiende eeuw de globalisering
van de wereld op gang bracht, met uitbuiting en racisme als uitkomsten, terwijl
men tegelijk ook kan vaststellen dat aan universiteiten en in de nieuw ontdekte
gebieden aan antropologisch onderzoek werd gedaan, vaak uit respect voor die
lokale gemeenschappen en culturen. De uitbuiting en exploitatie droegen bij tot
een ongekende rijkdom van Europese en Amerikaanse steden en landen, maar in
veel historische overzichten ontbreekt die link omdat men de toegenomen
welvaart enkel van eigen werkzaamheid wil laten afhangen. Wel is het onmiskenbaar
dat in de metropool de bestuurlijke elite, die al vaak geen aandacht had voor
de eigen arbeiders, laat staan respect voor mensen buiten, beneden hun kring.
Het racisme bij het volk kwam vaak voort uit een kennis vanop afstand, tot
natuurlijk nieuwelingen in onze steden opduiken, als gevolg van de door de
bedrijven aangedreven arbeidsmigratie. Afrikanen? In Gent had ik er al wel eens
een gezien, maar het was pas door vaker naar Brussel te gaan dat ik die mensen
vaker zag en er gewoon leerde mee om te gaan. Met een beroep op gelijkheid zal
men er evenwel niet toe komen hen te zien als volwaardige leden van de gemeenschap,
omdat we dat concept niet meer goed begrijpen. Ook dat danken we aan Rousseau
overigens, die vaststelde – hoe hij daartoe kwam is niet duidelijk – dat dé
Mens ooit een eenzaat was die op zeker moment uit het woud kwam gelopen en zich
met anderen verbond in een sociaal contract. Dat sociaal contract is overigens
het enige deugdelijke aan de samenleving, want precies dat samenleven in
steden, in een civilisatie de oorsprong is van verderf en perversie; alleen de
nobele wilde ontkomt aan de ellende van de beschaving. Edoch, mensen evenwel
worden geboren in gezinnen en leren al gauw een ruimere kring van familie,
magen en vrienden kennen en uiteindelijk hun dorp en stad, eventueel een land.
Maar kennen we wel, in deze massasamenleving echt mensen overal te lande?
Hebben we voeling met mensen die in andere omstandigheden leven? Hoe verwant
voelen we ons daarmee? U voelt het, we denken na over de opstand der horden,
zoals José Ortega y Gasset dat onderzocht, al dan niet gedreven door
cultuurpessimisme. Het concept gemeenschap werd ondergraven, terwijl we merken
dat ons welbevinden en onze welvaart echt wel afhankelijk zijn van vele anderen
om ons heen. Solidariteit werd vanaf de jaren tachtig een modewoord, nu al
enige tijd niet meer zo uitbundig ingeroepen – maar over de broederschap in de
trias Liberté, Egalité, Fraternité, gaat het al lang niet meer. Hoe waarachtig
een en ander is, zien we als bepaalde zekerheden onder druk komen. Dat de
Oekraïners al sinds 2014 steeds meer een gemeenschap werden als gevolg van een
evidente bedreiging van de Russische kolos, zagen we hier ook pas, toen de
oorlog goed begon in maart. Men heeft al te vaak de neiging de ene visie, die
van Ortega y Gasset voor waar te houden, maar dan blijven we blind voor wat
anderen over de groei en ontwikkeling van de samenleving behelst. Men kan heus
nadenken over de opstand der Horden, die these voor plausibel houden en intussen
nadenken over andere voorstellingen van zaken, bijvoorbeeld dat toenemende geletterdheid
de mensen minder barbaars zou maken en mensen, eens ze eigendom hebben en een
verzekeringspolis te voldoen hebben, vanzelf braaf en verantwoordelijk worden.
Gedegen kennis
is nodig, niet enkel van feiten, maar ook van fenomenen die groter zijn dan het
simpele feit alleen en altijd verder uitdijen dan men zou verwachten, maakt dat
kennis zelden zomaar op voorraad leverbaar is, want er zijn onbekenden die het
niet altijd mogelijk maken zich een helder beeld te vormen van een fenomeen,
zoals de Covidpandemie die we net meemaakten. Voor de regeringen was het naar
het woord van Mark Rutte, de Nederlandse Minister-president blindvaren met
slechts beperkt zicht op de situatie en hoe het verder zou gaan. Dat het
Nederlandse gezondheidsbeleid daarbij ook aan moest en zou komen, bleek algauw,
want Nederland had weinig ICU’s en weinig bedden voor covidpatiënten die nood
hadden aan beademing. Toch lijkt Nederland minder overlijdens te melden te
hebben dan België, maar het kan eraan liggen dat Nederland bij twijfel het
overlijden niet aan covid19 toeschreef, terwijl België net het omgekeerde deed.
De situatie in de WZC’s die de minister wordt nagedragen was inderdaad
schrijnend, maar een aantal voorzieningen voor ouderen slaagden er wel in het
virus buiten de deur te houden, met draconische maatregelen, waarbij dan weer
een andere vraag kwam kijken omtrent de kwaliteit van leven en of ze dat jaar
20-21 wel een qaly, een kwaliteitsvol toegevoegd levensjaar konden noemen. Dat
de minister gedagvaard door de strengste aller rechters, de publieke opinie, wordt
omtrent de doden in de ouderenzorg komt mij dan ook naast de kwestie voor, want
het was op het terrein dat de schade beperkt kon worden en dat leidde tot de
lastige beslissingen die directies te nemen hadden en personeel zeer diep
raakten, maar voor de patiënten het ergst om dragen waren.
Is het waar dat de minister tekort is geschoten? Heeft
Wouter Beke niet voldoende zorg gedragen voor die oudjes? Mijn moeder was toen
in een rusthuis en heeft geleden onder de maatregelen, maar tegelijk heeft ze geen
last gehad van covid, maar de omstandigheden waren voor lastig, want we konden
niet meer met twee of meer kinderen en kleinkinderen op bezoek gaan, iets
gebruiken in de cafetaria en wat praten over de dingen des daags, waar ze wel
van genoot, al kon ze zelf niets meer zeggen. Tegelijk heeft het rusthuis de
nodige inspanningen gedaan om ondanks alles het comfort voor de bewoners zo optimaal
mogelijk te borgen. Maar er zijn hier maar weinig zinvolle kwantitatieve parameters
voor te vinden.
Regeert de leugen? De koningin van Nederland kloeg
daarover toen ze moest vaststellen dat de politiek niet zo gauw een antwoord
vond op lastige vragen, maar van de Toeslagenaffaire was toen nog geen sprake. Net
die affaire laat zien dat het niet altijd om waarheid in strikte zin gaat, maar
dat men wel een onderliggend misdadig, om zo te zeggen collectief brein kan
vinden, niet bij een persoon, maar in een systeem, want ook het parlement was
blind voor de eigen obsessie omtrent misbruik van uitkeringen. Er werden mensen
via een algoritme aangeduid als mogelijke fraudeurs en dat werd dan meteen als
verdachtmaking, feit gepresenteerd, met alle gevolgen van dien. Het klopt dat
men uitkeringsfraude moet voorkomen, maar mensen zonder bewijs betichten van
fraude en vervolgens de toeslag stoppen en de reeds betaalde sommen
terugvorderen met intrest, dat was een ongehoord onrecht. Toch blijkt de dienst
bij Financiën nog altijd te geloven in de oprechtheid van de eigen aanpak en
blijft het voor de slachtoffers wel degelijk lastig zich aan de miserie te ontworstelen.
Men stelde zelfs vast dat de uit huis plaatsing van kinderen uit gezinnen
getroffen door de onbewezen aantijgingen van fraude niet per se uit huis werden
geplaatst als gevolg van de Toeslagenaffaire, want er waren – ziet u wel – ook
wel andere problemen in de thuissituatie. Hoe waarachtig is dat onderzoek? De verdienste van Pieter Omtzigt was dat hij
al vroeg, met Renske Leijten en steunend op het werk van journalisten de
regering vragen ging stellen over wat die mensen die getroffen werden door het
beleid van terugvordering en wat de regering eraan zou doen om het recht te zetten.
Nou ja, hoe tijdig traden Omtzigt en Leijten op? Hijzelf erkende dat hij het
ook breekpunt niet had gezien toen hij meetrok aan de besluitvorming over
uitkeringsfraude, maar toen hij zijn vergissing inzag, gaf hij wel thuis en
ging met de beschikbare data aan de slag en vroeg ministers om meer en
duidelijker informatie, tot duidelijk werd dat er een parlementaire enquête
moest komen. Hij werd beloond met een
spreekwoordelijke defenestratie door zijn eigen fractie en door Woubke
Hoekstra. Tja, men valt niet zomaar een minister van financiën aan met terechte
vragen en opmerkingen.
Slotakkoord? We weten dat er in de samenleving op
allerlei niveaus leugens verkocht worden met achterbakse oogmerken. De wereld
gaat immers aan deugd ten onder, weten we van Bernard Mandeville, maar in een
moeite door kunnen we vaststellen dat we niet altijd goed weten hoe we zelf met
de waarheid omspringen, al hangt het dan nog van omstandigheden af en van
intenties om daar zwaar aan te tillen, heet het. De waarheid over wat ons
belangrijk voorkomt, blijft een zaak van gewicht, maar zoals op zes januari 2021
in Washington DC is gebleken was het niet een leugen die de zaak op gang bracht,
maar een heel netwerk van leugens over de verkiezingen en over de belangen van
het land dat Trump in staat stelde mensen mee te nemen in een ongeziene storm
van agressie die het Parlement overspoelde. Ook nadien bleef men zich
verantwoorden met leugens en weigerde men getuigenis af te leggen van de eigen
inbreng en dat gold helemaal voor Trump en co. Vooralsnog lijkt hij er goedkoop
af te komen, maar het zou al raar moeten lopen als met de beschikbare informatie
over de bestorming van het Congres er geen sancties voor de leidinggevenden in
deze zouden volgen. Maar het zal uiteindelijk een politieke krachtmeting
worden, waarbij we mogen hopen dat het geweld beperkt zal blijven.
Conservatieve politici komen ook af met leuke dingen
voor de mensen, zoals het opheffen van beperkingen inzake wapendracht en
-aankoop, maar bij elke schietpartij met meerdere doden in scholen en op campussen
zal men krokodillentranen wenen. Men stemt in meerdere staten wetten tegen abortus
omdat dit zonde zou zijn, of beter – uiteraard – de seks die eraan voorafgaat, want men wil dat
alles hoe dan ook, in naam van God of de eigen eer controleren, de vrouwen
eronder houden. Intussen bevallen in Oekraïne draagmoeders van kindjes voor
derden in Europa, die het kunnen en willen betalen. De mogelijkheden van
techniek en medische techniek en middelen in het bijzonder zouden abortus
overbodig moeten maken, maar als men ook nog eens de voorbehoedsmiddelen ontoegankelijk
houdt wegens duur of door beperkingen bij de aankoop, dan wordt de
abortuswetgeving meer dan hypocriet. Toch krijgen we via de media alleen te
horen dat er dergelijke wetten gestemd worden in de statenparlementen van de
VS, maar niet wat de drijfveren zijn, hoe ze die keuze verantwoorden. Weten we
het wel zo goed? Ja, men wil het Arrest van het Hooggerechtshof terugschroeven,
abortus helemaal verbieden, maar wat de drijfveren zijn blijft onbesproken.
Juist door vooral daar aandacht aan te besteden kan men de strijd voeren, want
zeggen dat men abortus mogelijk moet blijven maken en dat vrouwen hun eigen
vruchtbaarheid in handen moeten hebben door voorbehoedsmiddelen toegankelijk te
maken, is wel juist, maar het verheldert de onzin van de argumenten tegen abortus
niet. Dat men mensen geen vrijheid gunt en, zoals Annelien de Dijn schrijft net
vanuit conservatieve hoek juist persoonlijke vrijheid ging bepleiten, maakt de kwestie
alleen nog meer bevreemdend. Niet iedereen mag vrij zijn, zo blijkt En de
waarheid is in deze niet aan de orde.
Hebben we de keuze om waarheid te spreken of om met
een leugen ergens onderuit te komen? Die vraag krijgt niet zo vaak aandacht,
omdat we menen dat iedereen toch vanzelf de waarheid spreekt, alleen niet als het
hem of haar een job of een goed leven kan kosten. Michel Foucault hield een reeks
colleges in het Collège de France over de moed tot waarheid, omdat hij tot de
vaststelling was gekomen dat we in onze cultuur gemakkelijk de hand lichten met
de waarheid, als het ons kan schaden die waarheid toch uit te spreken. Men ziet
verantwoordelijken van 3M hun strategie ontwikkelen om onder de hoge kosten van
sanering te komen. De verantwoordelijkheid voor de vervuiling werd in de film “Black
Waters” grondig onderzocht en ook de rechter kwam tot die conclusie, maar de
rechtsgang van de boeren en van de advocaat Robert Bilott vergde moed om in te
gaan tegen – in dat geval – Dupont. The New York Times bracht het nieuws in een
artikel van een journalist, Nathaniel Rich. We hebben de keuze zo een strijd
aan te gaan, maar het is wel comfortabeler met de machten die ons omringen op
goede voet te staan. Hierover moet ik nog eens goed nadenken. Maar de waarheid
zal overwinnen, zegt u? Laten we het hopen, maar er is geen garantie als we de
moed tot waarheid verliezen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten