Wanen in de Zuidpoolnacht
Recensie
Expeditie Belgica
Overleven in het pakijs
Julian Sancton. Waanzin aan het einde van de aarde; de noodlottige ontdekkingsreis van de Belgica door de donkere Antarctische nacht (2021). Oorspronkelijke Amerikaanse titel: Madhouse at the End of the Earth (2021). Vertaling: Francis Reusink. Uitgeverij Hollands Diep; pp: 440. 24,99 €
Adrien de Gerlache was bekend, maar zijn werken waren
min of meer vergeten, zoals de hele bedrijvigheid rond het verkennen van de
geografische noord- en zuidpool. Hoeveel een mens verdragen kan, hoe sterk we
mentaal zijn en hoe bij zo een expeditie heel wat vaardigheden komen kijken,
blijkt uit het werk van Julian Sancton, die meer brengt dan een relaas uit een
hand, maar de verschillende gepubliceerde en andere beschikbare bronnen bij
elkaar brengt. Zo komen we dichter bij het leven aan boord van de Belgica en
hoe het expeditiegebeuren in elkaar zat. Meer dan een eeuw later blijft
bewondering gegrond en verwondering levendig, want hoe kon men überhaupt
overleven in de koude poolnacht. Het relaas van het onderzoek geeft te denken
over zoiets als wetenschappelijke vooruitgang en waarom dat wenselijk is. De expeditie vertrok in 1897 en duurde tot 1899, met een overwintering die de opvarenden nooit meer vergaten, met twee doden en iemand die letterlijk waanzinnig werd.
In de lagere school konden we naast de gekende
blaadjes van de Goede Pers Averbode ook abonneren op een reeks over markante
figuren, zoals Dr. Alette Jacobs, Antoni van Leeuwenhoek, Maghelaes en Adrien
de Gerlache. Het voordeel van die reeks was dat je kennis meekreeg over mensen
in andere tijden en wat verdienste zou kunnen zijn. Over de Gerlache werd nog
wel eens gesproken, omdat het een Belgische figuur was met zekere verdienste,
zelfs over het feit dat hij met zijn equipage de zuidpoolnacht overleefde werd
gesproken, maar ik kwam er wat mezelf betreft
niet dichterbij. De noodzaak meer facetten onder ogen te krijgen drong zich op,
maar er was nog geen internet en encyclopedieën gaven rudimentaire informatie
en vertelden weinig over de overlevingsstrategieën, want behalve de koude was
het beperkte dieet bedreigend voor het overleven. Ook merkte men terloops dat de
springstof die men had ingeslagen voor onder meer onderzoeksdoeleinden wellicht
tijdens de doortocht door de tropen de bij fabricatie vastgelegde vuurkracht
had verlopen, terwijl de andere hypothese luidde dat het toniet dat ze lieten
ontploffen bij diepe vorst aan kracht verloor. Men heeft de springstof alsnog
kunnen gebruiken, maar in andere omstandigheden dan verwacht.
Er waren onderzoekers aan boord en scheepsofficieren
en er waren de matrozen die voor de mast in de bak huisden. De discipline kwam
tijdens de reis onder druk te staan, waarbij men zich vragen kan stellen over
de ingesteldheid van Adrien de Gerlache, maar er speelde, zeker bij de
officieren nog heel wat meer, dat op elk schip voor gedoe en zelfs
insubordinatie kan zorgen. Het grootste gevaar voor alle deelnemers aan de
expeditie op de Belgica, onder leiding van de Gerlache was dat men wel plannen
had voor de exploratie van de Antarctische wateren en het vasteland, maar niet
hoe men een ander kon realiseren, omdat de omstandigheden nu eenmaal onbekend
waren. Alleen al om van Punto de Arenas aan de Argentijnse kust naar de
zuidelijke IJszee te varen moest men gevaarlijk zeilgebied over, zelfs voor een
stoomschip als de Belgica was dat riskant. Oriëntatie bleek in de omgeving van
Vuurland ook niet altijd even vanzelfsprekend, omwille van de grillige kanalen,
de stromingen en plots opstekende stormen.
Waarom Adrien de Gerlache naar de Zuidpool wilde? Al
vroeg was hem duidelijk dat hij de militaire traditie in de familie wel wilde
voortzetten, maar het landleger leek hem niet je dat. Alleen had België op dat
moment maar weinig geïnvesteerd in de marine, wat het moeilijker maakte om de
nodige strepen te verdienen om zich ooit eens als gezagvoerder op een schip
naar het onbekende te begeven. Hij studeerde aan de ULB, maar ging ’s zomers
varensgast spelen en volgde vervolgens les in de Zeevaartschool in Oostende,
want ook Leopold II wilde wel wat meer maritiem vermogen, niet per se een
marine. De Gerlache kon door zijn reizen, ook naar Noorwegen en in de buurt van
Groenland ervaring opdoen met het reizen in polair gebied. Alleen, hij had geen
boot en er werd door de grote zeevarende naties ook geaasd op records, te halen
op en rond Antarctica. De Belgische Academie en het Geologisch Genootschap
zagen de nood in van betere informatie over de geografische Zuidpool en ook wel
wilde men meer inzicht in de gesteldheid van de Antarctische wereld, want het
maakte wel wat uit als Antarctica net als de noordpool een reusachtige ijsplaat
zou zijn, drijvend op de poolzee of werkelijk een landmassa was en hoe zat het
dan met het ijs, gletsjers etc.
Koning Leopold II weigerde op vriendelijke wijze
financiële steun, maar Ernest Solvay en mevrouw Osterrieth waren dan weer wel
bereid financiële ondersteuning te bezorgen, zodat Adrien de Gerlache een schip
kon kopen en laten aanpassen aan de vermeende noden van de reis. Een
walvisvaarder leek de ondernemende zeeman de Gerlache meer geschikt dan grotere
en wellicht gewapend met sterkere stoommotoren. Voor hem, met toch enige
ervaring als zeeman hoefde het schip geen juweeltje te zijn, maar wel voldoende
ruim en stevig, verstevigd om eventueel ijsschotsen te weerstaan en uiteraard
de reeds bekende stormen rond de veertigste breedtegraad ZB. Personeel zoeken
dat kon aanmonsteren en voldoende betrouwbaar zou blijken in moeilijke
levensomstandigheden, vormde voor de Gerlache een hoofdbreken en wel om een
verrassende reden, want de geldschieters en zeker ook de pers leken erop aan te
sturen dat de bemanning in hoofdzaak Belgisch zou zijn, want dan konden de
prestaties (uiteraard) op conto van de Belgische patriottische geest geschreven
worden. Edoch, de Gerlache wist hoe beperkt de kennis was bij officieren van
Belgische origine op de Zuidelijke wateren, net zoals het niet gezegd was dat hij
voldoende Belgische wetenschappers zou vinden. De état-major van het schip was
niet minder lastig om vinden omdat op dat niveau zeker nood was aan ervaring,
kennis en leiderschap, maar ook het aanvaarden van het gezag van de Gerlache.
Julian Sancton onthoudt ons niets van de zoektocht van de expeditieleider, noch
van zijn stugge vasthouden aan die Belgische bemanning, of althans zijn officieren
en ook onder het volk voor de mast, de matrozen dus.
De Gerlache zou met Lecointe, de Noor Rowald Amundsen en
Frederick Cook vaardige medestanders, maar evengoed te duchten autonome
figuren, de reis kunnen volmaken, maar eenvoudig was dat niet, omdat niet alles
wat met de antarctische expeditie betrekking had even helder geregeld was. Maar
tegelijk kan men moeilijk heen om het feit dat Amundsen in eerste instantie
groot respect had voor de commandant, Adrien de Gerlache, omdat deze zich
duidelijk meester toonde van de omstandigheden. Toen evenwel bleek dat de
Gerlache het schip heel bewust heeft laten invriezen in het pakijs, was dat
voor Amundsen en Cook een grote ontgoocheling, omdat de commandant hen niet had
ingelicht. Uiteraard had de Gerlache dat moeten vertellen, maar na de
gebeurtenissen in Zuid-Amerika waar vier Belgische matrozen van boord waren
gezet, had deze allicht gevreesd voor nieuwe weerstand. Feit is dat net Cook –
in Groenland – en Amundsen al enige ervaring hadden met de poolnacht, maar niet
op de wijze die hen nu te wachten stond.
Vers voedsel blijkt nog steeds een cruciaal probleem
voor wie zich ver van de bewoonde wereld begeeft en moet vrezen dat er niet
veel te jagen valt, maar Frederik Cook ontdekt dat robben en pinguïns best te
eten vallen, bij voorkeur bijna rauw, vooral een probaat middel tegen
scheurbuik blijken. Toen ik dat las, wetende hoe de VOC en de Britse
tegenhanger decennia gesukkeld hebben met het probleem dat zoveel opvarenden
stierven tijdens de vaart naar India, vond ik het bizar dat Cook en Lecointe,
de kapitein er geen ander antwoord op hadden, maar Julian Sancton draagt als
verklaring aan dat sinds de zeilboten vervangen werden door stoomboten, de
overtochten minder ongewis uitpakken en men niet zo lang in de Doll Drums
blijft hangen en bovendien begon men nieuwe conserveringsmethodes te
ontwikkelen voor vlees en andere voedingsmiddelen. Het feit dat dr. Frederik
Cook vanuit zijn ervaringen met de Inuit in het hoge noorden, toen hij ook zijn
plannen aan het maken was voor een grote poolexpeditie kon gebruik maken van
kennis die hij van chefs en sjamanen had meegekregen, droeg ertoe bij dat ze
iets beter bestand waren tegen onder meer de koude, tegen de nachtdonkerte en
tegen de voedingsproblemen.
De Gerlache moet af en toe wel verbaasd geweest zijn
over Lecointe, Amundsen en Cook, omdat zij beter in staat bleken zich aan te
passen aan de extreme omstandigheden waarin ze gedurende vele manen zaten.
Lecointe weigerde ook in eerste instantie zeehondenvlees of pinguïn te eten,
maar eenmaal overtuigd omdat wie het wel wat herstelde van de scheurbuik en
omdat hij steeds fitter uit de hoek kwam, ging hij mee in de aanpak van Cook.
Met Amundsen werden ze een driemanschap, de Orde van de Pinguïn, die zich
voornam eenmaal terug in de bewoonde wereld, eenmaal terug onder de mensen zich
voor te bereiden om een poging te doen de geografische zuidpool te bereiken.
Feit is dat Amundsen er wel in is geslaagd de Zuidpool te bereiken, terwijl
Cook, die de Noordpool zocht te bereiken als een zwendelaar werd afgedaan –
weliswaar door mensen die in Boston en New York er warmpjes bij zaten. Dankzij
Cook en de gedeelde overwintering in het pakijs van Antarctica kon Amundsen de
tocht optimaal voorbereiden, terwijl zijn rivaal, Scott te laat kwam en niet
tijdig terug kon keren naar de kust. Ooit zagen we dat op televisie, maar de verschillen
inzake aanpak kwamen niet aan bod, of ik begreep het nog niet, allicht.
Blijkbaar was het voor de goegemeente in Europa en de
VS een gebeurtenis van belang, de tocht van de Belgica en de overwintering in
het pakijs. De belangrijkste deelnemers zouden na terugkomst hun wedervaren
uitgeven, ook om er zelf wat extra verdienste aan over te houden, ook
pecuniair. De Gerlache, commandant van de onderneming verliest geleidelijk greep
op de gebeurtenissen en op zijn equipage, onder meer omdat Amundsen en Cook
elkaar vonden en ook Lecointe aansluiting vond met hen.
De ontsnapping uit het ijs, met ijszagen, waarbij de
praktijk leerde wat werkte en wat niet werkte kan men alleen maar als een
heroïsche onderneming bekijken, maar ook, als het was mislukt, dan was de kans
op overleven voor de bemanning met grote waarschijnlijkheid tot nul herleid.
Omdat de communicatie tussen Lecointe en Amundsen enerzijds en de commandant de
Gerlache niet altijd direct verliep, maar via onderlinge briefwisseling kon men
achteraf de gebeurtenissen op het schip van heel nabij volgen, naast het
logboek, dat alle feitelijke gebeurtenissen weer hoort te geven, waarin punten
van discussie, plannen ook gedeeld worden, zeker als het erom gaat de ontkomen
aan het pakijs. Dat het net gelukt is om aan de dikke laag om het schip te
ontkomen, dankzij het resterende toniet, liet ook zien hoeveel afval zich rond
het schip had opgestapeld en hoe het nalaten van dierlijk afval ertoe leidde
dat er zich rond het schip een vuilnisbelt gevormd had.
Was de Gerlache voor zijn belangrijkste officieren een
wisselend succes, dan kon hij na de terugkeer in België toch rekenen op
publieke erkenning. Amundsen en Cook, die in de gevangenis eindigde als
zwendelaar in oliebronnen, zouden hun band ook na de bevrijding uit het pakijs
behouden, maar het succes van Amundsen met zijn gedurfde succesvolle raid naar
de geografische Zuidpool, had toch ook weer met tegenslag en faillissement af
te rekenen. Men had sympathie voor deze mannen, maar spaarde hen niet als ze in
(financiële en juridische) problemen kwam. Het blijft met dat alles anderzijds
wel een feit dat de poging van de Gerlache een daad van overmoed moet zijn
geweest, waarvan hij noch de andere opvarende officieren de gevolgen noch
gevaren konden overzien, laat staan voorzien, wat men dan weer als specifiek
aspect van de exploratietijd aan het einde van de negentiende eeuw kan zien.
Amundsen, Cook en Lecointe konden tijdens hun lange dagen op het ingevroren
schip nog nadenken over wat ze zouden eens ze zich bevrijd zouden hebben uit
het pakijs en deden dat ook, maar zonder de arts Cook was het allemaal wellicht
grondig misgegaan, te beginnen met het voedsel, met de ratten die in Patagonië
aan boord waren gekomen, met de bescherming ook tegen de koude. Alleen tegen de
mentale storingen die zich voordeden, kon men weinig inbrengen. Tollefsen, een
matroos zou helemaal onderuitgaan, maar toch hielp hij met het herculeswerk de
ijsplaat tussen het schip en de open geul in stukken te zagen. In een moeite zien
we ook hoe lastig het moet zijn dagen, wekenlang te leven in een eindeloze
nacht, evengoed zien we dan weer dat het niet aflatende licht ook werkt op het
mentale systeem. We zijn dan ook in de loop van de ontwikkeling van de mensheid
gedisciplineerd door het onderscheid van dag en nacht, al weten we er ons wel
met kunstlicht een eigen ritme aan te geven.
Julian Sancton brengt ons het verhaal van de reis van
de Belgica, maar ook van de opvarenden. In een tijd waarin Antarctica bijna het
laatste was wat men kon exploreren want het leek erop dat de Aarde in kaart was
gebracht. Dat de Gerlache het oor van de Geologische Commissie had, de steun
van mevrouw Osterrieth en kon rekenen op steun van de koning, Leopold II, maar
niet op een financiële bijdrage. Dat zijn bemanning niet geheel Belgisch was,
eerder multinationaal baarde de Gerlache zorgen, omdat de geldschieters er problemen
over zouden maken, maar na de terugkeer was de sfeer gekeerd, al leed de
commandant nog steeds onder de gevolgen van scheurbuik maar vooral omdat Cook
voor zijn fotografie een substituut had gebruikt en dat bleek behoorlijk giftig.
Sancton schrijft ook in zijn nawoord dat de expeditie van de Belgica, met
mannen uit verschillende landen ook aantoonde dat internationale samenwerking
wel degelijk zinvol was en wellicht betere resultaten opleverde dan wat met een
strikt nationale organisatie het geval zou zijn.
Julian Sancton laat zien hoe bewerkelijk zo een
verhaal van een expeditie uiteindelijk uitpakt, net omdat er zoveel bronnen
zijn, dagboeken en brieven, maar ook verheft dat het verhaal tot een
bovenmenselijk relaas van een tocht die niemand had durven bedenken. Sancton
begon aan dit relaas nadat hij had gehoord over de voorbereidingen voor een voorgenomen
maar nog niet geplande reis naar de planeet Mars op Hawaï, waar het
psychologische aspect van zo een reis werd onderzocht. Sancton vond dan het
verhaal van de reis van de Belgica en dacht eerst een mooi rechttoe rechtaan
verhaal van te kunnen neerschrijven. De bronnen beslisten er anders over, de
feiten en de personages beschikten het anders. Voor Sancton is het verhaal,
vormen de bronnen en de levensverhalen van de deelnemers aan de expeditie een schat,
waar de Belgische Academie 40 jaar mee
doende geweest is alle data te verwerken en interpreteren, maar ook medisch en
psychologisch kwam er meer aan de orde dan het verslag van een lastige reis
daarheen en weer terug.
Vasthoudendheid, lef en moed, vindingrijkheid om
problemen op te lossen maakten van de bemanning en al zeker van de naderhand
verguisde Frederik Cook en Amundsen, Lecointe en toch ook de commandant, de
Gerlache meer dan helden. Ze waren ook proefpersonen geworden tegen wil en
dank. Sancton stelt vast dat kennis van Antarctica zonder het werk van de
wetenschappers op de Belgica, die ik te weinig noemde, maar zeker ook zonder de
observaties door Cook over de levensomstandigheden en overlevingskansen, de
waanzin die een bemanningslid ernstig trof en anderen ook wel tot
neerslachtigheid, vergeetachtigheid, opvliegendheid en andere symptomen nooit
zover gekomen was. Geslaagde expedities zoals die van Amundsen – met dank aan
de opgedane ervaring op de Belgica – leveren minder kennis, tenzij de
bevestiging van de hypotheses die de poolreiziger met zijn kompanen hadden
uitgewerkt en ondergaan. Expedities zonder terugkeer omdat de hele bemanning sneuvelt,
kunnen ook weinig leren, tenzij met een en ander toch kan recupereren.
Audaces fortuna juvat. Het is de laatste zin van het boek, voor de
dankzegging, maar het helpt wel te begrijpen hoe de mannen op de Belgica de
zaak hebben aangepakt, maar vooral door voorafgaande ervaringen in Groenland of
elders wisten Cook en Amundsen, de Gerlache en Lecointe oplossingen te vinden,
waar anders alleen de dood als uitkomst zou overblijven. Dat we als mensen meer
zijn dan een stofwisselingsysteem, of beter, stofwisselingssystemen, van
voedsel en zuurstof, maar ook nog eens hormonen ter beschikking hebben en al
zeker het schildklierhormoon dat ons recht houdt en aan de praat, heeft men pas
relatief laat goed begrepen. Nu we ons hebben voorgenomen naar Mars te reizen,
blijkt de reis van de Belgica een gereedschapskist om bepaalde neurologische en
psychologische aspecten te voorzien, maar of we zo gauw als Cook, die van sjamanen
bij de Inuit had geleerd, hoe men een goed humeur kan behouden – door in
beweging te blijven -, bij ruimtereizigers die onderweg geen zeehonden of pinguïns
zullen vinden, oplossingen zullen bedenken, valt enkel te hopen, maar de NASA baseert
bepaalde benaderingen nu net wel op wat Cook had genoteerd.
Bart Haers
_____
Bij wijze van toegift, wie een overzicht verlangt van het wetenschappelijke werk verricht tijdens de reis van de Belgica en uiteraard ook de periode dat het schip vast zat in het pakijs deze link:
file:///C:/Users/Bart/OneDrive/Afbeeldingen/adoc.pub_de-belgica-en-het-belgisch-antarctica-onderzoek.pdf
Reacties
Een reactie posten