Zijn we echt alleen?

 



APM

 

 


Niet Alleen

 



Etienne de la Boëtie,
(Ssarlat 1530 - La Taillan-Médoc 1563)
bevriend met Montaigne. 
Filosoof en rechter
Schreef over de vrijwillige
onderdanigheid. Hoezo? 

Plots merkte ze het op

Dat mensen naar haar keken

Haar welwillend aanspraken

Ondanks de air van woede

Die ze vanzelf aannam

 

Ze wilde niet vriendelijk zijn

Toch bleek ze tof en aardig

Ondanks de donkere oogschaduw

Ondanks de zwarte kleren

 

Ze was boos, zegde ze altijd weer

Want de wereld wilde haar niet

Maar haar moeder leed

Stilweg en zwijgend onder haar afwijzing

Hopend dat het voorbij zou gaan

 

Ze speelde piano

Maakte liedjes

Trad op in de schoolrevue

Maar ze wist zich zo zwevend

Boven de anderen

 

Ze had iets gelezen van Nietzsche

Ze had begrepen dat misantropie

De beste positie

Moest zijn

Om niet teleurgesteld te worden

 

Was ze verliefd geworden?

Niet op een jongen, niet op een meisje

Maar op muziek, plaatsen,

Waar ze alleen van genieten kon

 

Maar onverwacht trof ze iemand

Op haar lievelingsplaatsje

Een vlonder bij de kreek

Tussen het riet

Waar ze vaak las

Boeken die ze verslond

 

Iemand lag op haar uitverkoren schuilplaats

Een meisje in het zwart

Met zwarte oogschaduw

Blond evenwel

Stevig en toen ze opstond

Slank en glimlachend

 

Ze praatten over de boeken

Die met zich hadden meegesleept

Vertelden elkaar honderduit

Vonden elkaar en wisten zich

Onverhoeds niet meer alleen

 

Zo gaat het wel vaker,

Zo worden kinderen groot

Zo groeien we uit onze schulp

 

Onze eenzaamheid

Zegden ze elkaar

Was verwarring en niet begrepen worden

Niet begrijpen wat men

Van de ander verwacht

 

Liefde werd het niet

Wel een eeuwige vriendschap

Een samen de wereld ontdekken ook

Vriendschap is dan ook onderschat

 

Het waren gedachten op de trein

Ongewild meehorend

Twee meisjes pratend

Lachend ook en intens

Ze zegden dat ze nu plots

Niet meer waren alleen

Niet meer hoeven te rêvaseren

Over wat er komen zal

Wie er in hun leven komen zal

 

Zij waren zo ongekunsteld blij

Maar bij het eindstation

Zag ik

Dat een in een rolstoel zat

Een been verloren

En dan toch zo levensblij

Ze knikten vriendelijk

Waarbij ik me afvroeg of ik kon helpen

Hoefde niet,

Want er stond een spoorwegman

Met een hellend vlak.

 

Aan de uitgang vroegen ze

Of ze niet te indiscreet waren geweest

Wat ik niet kon ontkennen

Maar slechts een paardenkop

Had hun gesprek gehoord

En dan nog, sommige geheimen 

Zijn veilig

Ook als ze zijn verteld

Want ze warmen het gemoed

Maken blij

 

b Art

Reacties

Populaire posts