Alkibiades of de mogelijkheden van de democratie

 

Dezer Dagen

 

 

                  

Alkibiades en de democratische verwaching


 


Een diepgravende reflectie over een boek, dat is altijd welgekomen, omdat de auteur en het werk eer wordt gedaan. Kees Alders heeft het over Alkibiades van Ilja Leonard Pfeiffer dat in het voorjaar verscheen. In vier hoofdstukken komt het verwerken door Pfeiffer van de figuur Alkibiades, die we kennen uit de dialogen van Plato en het werk van Xenophon, in het netwerk rond Socrates aan de orde. In het laatste hoofdstuk of aflevering van zijn blog, komt Alders met een overweging over de werking van de Atheense democratie en het moet gezegd, de inzichten beroeren.

 

Pfeiffer, zo meent Alders, komt ons niet zeggen dat het volk dom is, maar dat het moeilijk is in de hitte van het debat en “op basis van onvoldoende en eenzijdig gepresenteerde feiten” als goede, rechtvaardige en verstandige rechter op te treden”. We citeren omdat dit ondanks alle verschillen tussen het Atheense bestel en het onze, onze systemen wel een verbeterpunt van belang is, want het volk van Athene neemt opgehitst de ene stomme beslissing na de andere. Wij evenwel komen nog  nauwelijks als volksvergadering samen, wat in Angelsaksische landen nog wel het geval is.

 

Dan komt ook de vaststelling aan de orde dat het als het volk macht heeft – wat we in een democratie valabel achten – het volk daarom niet alles begrijpt noch weet. Zegt Alders: het volk heeft het recht “aan te geven wat de beoogde resultaten van het beleid moeten zijn, maar dat betekent nog niet het ook verstandig is om het volk tevens te laten bepalen hoe die beoogde resultaten het best te bereiken zijn: dat is het werk van professionals, die een bepaald vertrouwen verdienen”. Hier stelt de lezer zich wel meer dan een vraag, zoals wie we dat vertrouwen kunnen schenken, wie bepalen kan wie de geschikte professionals dan wel zijn. Evenzeer is de vraag of we altijd blind kunnen blijven voor de spaanders bij het hakken, als dat ongewenste neveneffecten oplevert. Tegelijk ervaren we dat inspraak kan berusten op het nastreven van het algemeen belang, voor Athene ten tijde van de oorlogen met Sparta wel zeer concreet, dan wel het behartigen deelbelangen betreft, die van groepen of zelfs een firma, om maar iets te zeggen.

 

We weten dat we vandaag wel een hoop meningen gepresenteerd krijgen als feiten, maar net daarom is het fundamenteel dat we blijven hameren op het verschil tussen feiten en allerindividueelste expressies van zeer individuele impressies. Natuurlijk krijgen feiten maar betekenis binnen een groter verhaal en zit er ook bij het evalueren van feiten altijd de nodige subjectiviteit, zeker wanneer het belang van een gemeenschap in het geding is. Kan men beweren dat “sneeuw kan branden en stenen kunnen zweven”? Uiteraard niet, maar dat is nu juist wel een de gevolgen van het relativisme dat ons kwam aangewaaid toen het postmodernisme en vogue kwam. Maar Umberto Eco liet in een moeite ook zien dat men waarneembare en dus objectieve data niet kan negeren, maar het kan ook een keertje zo zijn dat experten pas naderhand ontdekken dat hun feiten niet zo goed gevalideerd waren als men zou mogen verwachten.

 

Het onderwijsbeleid was en is, zegt men, zeggen experten gebaseerd op gedegen onderzoek. Maar allerlei internationale testen, Pirls en PISA laten zien dat jongeren in Vlaanderen – om dat dit beleidsdomein maatschappelijk van groot belang mag heten – veel zwakker presteren dan dertig jaar geleden. Overschouwen we het onderwijsdebat, dan zien we dat in het parlement, in de media geen debat werd gevoerd werd, zolang men kon doen gelden dat de onderwijsexperten, pedagogen wel wisten waarover het gaan moest en hoe men het onderwijs vorm kon geven. Weg met de autoriteit, het gezag van de leraar  en leerlingen mogen/moeten zelf hun traject ontwerpen om de nodige kennis op te doen. Waartoe?

 

Het hele onderwijsbeleid was jarenlang gestoeld op de kennis van experten die nooit ofte nimmer in vraag werd gesteld, ook niet in de media en wie vragen had bij Moderne Wiskunde of het verlaten van de basiskennis omtrent grammatica en syntaxis werd in de krant niet meer gehoord, want hij of zij getuigde van verstokte ketterse inzichten. We hebben nooit gezien dat een onderwijsideoloog in de afgelopen tijd excuses heeft gemaakt voor de verwarring tussen wensdenken en academisch debat. Ook journalisten lieten en laten het in deze afwezen. We zouden ook in verband met andere kwesties de vaak eenzijdige en consensuele benadering van problemen en doelstellingen, de weg daartoe meer aan de orde moeten stellen. Bijvoorbeeld ook de ouderverenigingen werden lange tijd meegenomen in het verhaal van de noodzakelijke onderwijshervormingen, want wat er zich nu voordeed als onderwijs, was hopeloos verouderd en niet meer van de tijd. Het volk, wie dan ook, kon dus wel eens klagen en zagen, maar over het onderwijsbeleid werd niet gecorrespondeerd.

 

Daar dienen in principe ook de instituties en procedures toe die we hebben opgetuigd. Het is evenwel wat simpel te stellen dat democratische besluitvorming gebaseerd moet zijn op een open en eerlijke uitwisseling van argumenten. Jawel, vaak komt besluitvorming tot stand, lezen we, in een sfeer van verdachtmakingen en pogingen om tegenstanders te intimideren met aanslagen op de goede naam. Toch is het punt hier dat we dan wel heel veel overzicht moeten hebben en goed kunnen afwegen wat God en Klein Pierke vertellen. We hebben toch de Vierde Macht, de media, heet het dan, maar redacties treden ook vaker dan vroeger op als activisten voor hun waarheid, niet meer per se gebonden aan bestaande partijen, maar niettemin, toch partijdig. Nu, als we weten dat journalisten partijdig zijn en toch hun werk goed doen, dan kan het niet zo een kwaad. En ja, in de tijd van de verzuilde kranten was die partijdigheid evident, maar uiteindelijk zijn de mediagroepen wel behoorlijk machtig en bij machte om het debat te sturen, te storen of te verstikken.

 

Ik zal eerlang Alkibiades gaan lezen, omdat ik de aanpak wel kan begrijpen, maar deze blogposts van Kees Alders spreken aan. En toch, ik zal een element moeten aandragen, dat niet meer à propos lijkt of zelfs bedenkelijk. Procedures en instituties kunnen inderdaad helpen de gemoederen te bedaren en verhinderen dat overhaast beslissingen genomen worden en uitvoering gegeven, waarna men niet begrijpend om zich heen kijkt omdat men beseft onbesuisd de ramp over zich heen te hebben geroepen. Hoe kan het dat men foute beslissingen neemt als volksvergadering? Tja, het komt er maar op aan of er rampen uit voortkomen en die kunnen pas laat komen.

 

De vraag is dan ook of we bekommernis om het algemeen belang kunnen overlaten aan politici of ideologen? Zowel in de Franse Revolutie, met figuren als Joseph Fouché en Talleyrand als in de Russische revolutie zien we dat de ideologie het zodanig overneemt van de rede en het algemeen belang dat mensen sterven omdat ze zus of zo zijn, van adel, bourgeois of, in het Duitse verhaal joodse mensen. Maar het kwam erop aan dat in de verhalen achteraf figuren op de voorgrond kwamen als helden en anderen als misdadigers of hinderpalen voor de betere wereld, die men  nastreefde. Louis XVI had net geprobeerd de financiën van de Franse Staat en de machtsverhoudingen te wijzigen door de Parlementen, rechtbanken te kortwieken, te verbeteren. Toch blijven we Lodewijk XVI zien als de slapjanus die zelfs pas na 8 jaar zijn vrouw kon bezwangeren. Alle omstandigheden in acht  genomen is die karikatuur een te gemakkelijke verantwoording voor de wreedheid van de Revolutie. Men lezen dus niet dat ik de Revolutie zou afwijzen, daarvoor is het wat laat, maar wel dat de revolutionaire jaren van Frankrijk best een nuancerende bejegening verdienen.

 

Frankrijk werd door de Revolutie geen Democratie, dat duurde bijna een eeuw voor men zover kwam, met nog allerlei disfuncties, bekend als de Derde Republiek. Het zou echter verwondering moeten wekken dat mensen zich met de res publica willen inlaten en het “nationaal” belang ter harte willen nemen, alle beperkingen in acht genomen. Maar we hebben het woord “nationaal” in de ban gedaan, begrijpelijk genoeg als men ziet waartoe blind nationalisme heeft geleid, maar ook betreurenswaardig, omdat we op de een of andere manier dat grotere geheel, de samenleving waarin we leven tot een wezenlijk belang moeten rekenen. Niemand moet pleiten voor nationale trots of het nationale belang boven alles willen stellen, ook boven het belang van het individu, want de gevolgen daarvan zijn ons bekend. Sommigen noemen het patriottisme, maar ook dat kan uit de hand lopen, klinkt het dan. Feit is dat – in een hooggeschoolde samenleving – de Res Publica iedereen aanbelangt, omdat ons aller welbevinden zich maar kan realiseren als we erin slagen de voorwaarden te scheppen, door ons met die publieke aangelegenheden in te laten.

 

Nu kan dat natuurlijk niet als men voortdurend roept en dat zonder reden dat de overheid corrupt is of dat in de Wetstraat of op het Binnenhof niemand weet waar het om gaat. In de discussies tijdens de coronacrisis merkte men dat een aantal mensen de overheidsmaatregelen om de besmettingshaarden af te dammen te beperkt vond en meer overheidsoptreden wenste. Evengoed waren er die luid schreeuwden dat het allemaal niet nodig is, evenmin gehinderd door gebrek aan kennis. Opvallend was overigens dat het wat tijd nam voor virologen en epidemiologen goed doorhadden wat er gaande was, maar de beelden uit onder meer Bergamo gaven aan dat inperken van de besmettingen geboden was en noodzakelijk. Lastig was het wel, maar ja, zij die stierven of leden aan long covid, vooral die laatsten wisten hoe gevaarlijk de ziekte kon zijn. Het viel mij alvast op dat veel mensen, misschien wat tandenknarsend, zich hielden aan de consignes. Soms overdreef het beleid, soms waren de reacties tegen het beleid onbegrijpelijk. Het doel was evenwel duidelijk: zo weinig mogelijk schade lijden en zoveel mogelijk mensen doen overleven. Het doel werd echter versmacht in tal van discussies en vooral, de leidende politici kwamen niet altijd duidelijk over, zodat kritiek wel ergens grond raakte. Over de vaccinatiecampagnes valt ook van alles te zeggen ten faveure, al waren er ook weer tal van stemmen die meenden dat het nergens op sloeg.

 

In een democratie is het nodig dat groepen in de samenleving hun (deel-)belangen verdedigen, maar dan liefst openlijk en zonder heimelijk intrigeren, al zal men dat nog niet zo gemakkelijk uit de wereld helpen. Altijd is dus de verwachting dat wie deel neemt aan het politieke gebeuren de legitimiteit van het algemeen belang voor ogen heeft staan. Een oorlog beginnen in deze tijd blijkt nogal autodestructief en komt de burgers niet ten goede, maar toch lijkt het mogelijk in autoritaire regimes de noodzaak en de baten van de oorlog te presenteren als waardevolle onderneming. Dulci et decorum pro patria mori, het is zoet en siert de status voor het vaderland te sterven. Tijdens WO I dachten alle partijen dat, maar zelfs toen de oorlogshandelingen uitzichtloos bleken, bleef men roepen, ook de politiek, dat men tot het uiterste zou gaan, maar omdat er geen weerwerk, geen open debat kwam, vanwege de censuur, kan de inbreng van mensen als Romain Rolland, onder meer via de bundel “Au-dessus de la Mêlée”, waarin Rolland zich verzet tegen de oorlog, onopgemerkt blijven. Ook Frans Masereel – die dienst weigerde te nemen – kwam met zijn litho’s tegen de oorlog in verzet, maar ook hij werd door de Belgische overheid met ostracisme bedacht.

 

Het is van belang te begrijpen dat er geen blauwdrukken zijn voor wat de goede samenleving, laat staan de juiste politiek is, reden waarom men de publieke zaak niet aan een (kleine) elite kan overlaten, want als zo een vroedschap te zeer via consensus handelt, dan kan men vele kansen laten liggen. Daarom ook is een democratie fataal altijd een kookpot van elkaar bestrijdende opinies en toch kan men, via publiek debat en enige achterkamerpolitiek wel degelijk overeenstemming bereiken. Zoals gezegd kunnen we maar beter het debat voeren over doelstellingen en randvoorwaarden, maar het zijn uiteindelijk administraties die het beleid vorm geven. Maar we kunnen ook aanvaarden dat gezien de hoge scholingsgraad meer mensen met kennis van zaken aan het debat deelnemen. Het eigen gelijk kan legitiem zijn, minstens zo belangrijk is dat men de eigen (deel-)belangen opzij weet te zetten.

 

Bart Haers

 

Met dank aan Kees Alders en zijn blog: Mainzer Beobachter

https://mainzerbeobachter.com/author/kees-alders

 

Reacties

Populaire posts