Pleiten voor De-Growth simpel van geest
Dezer Dagen
De-Growth
We zijn gedwongen tot groei, zegt men vaak en dus werd het groeicijfer van het BNP, later BBP de barometerstand dat economisch ons humeur kon bepalen. Groei was wenselijk, nodig en batig, maar hoe die groei tot stand komt, zijnde de som van goederen en diensten of hun tegenwaarde ervan in de boeken, bepaalt niet alleen of we goed boeren dan wel achteruit kachelen, maar ook of we dat groeiritme kunnen volhouden. Maar waar het allemaal om? En als we de industrie zouden afbouwen?
Twintig jaar geleden waren er politici en commentatoren
die er geen kwaad oog in hadden dat China de fabriek van de wereld zou worden,
want weg vervuiling en weg jobs. Dat laatste leek voor welgestelde mensen geen
punt, maar dat bleek wat kortzichtig, want toen Corona onze levens kwam
verstoren, was het plots gedaan met de idee dat China alles mocht produceren,
tot chips toe – enfin, daarvoor hebben we Taiwan. Maar plots bleek die
afhankelijkheid allesbehalve wenselijk, zeker als er nog eens een
supercontainerschip vastliep in het Suezkanaal.
Maar ook die benadering helpt niet echt, want de vraag
naar producten uit de Fabriek, bijvoorbeeld fietsen, bleef stijgen en we hadden
vooral producenten van zeer gesofistikeerde producten. Maar ja, ook die hebben
chips en andere onderdelen nodig uit de fabriek. Aan de andere kant, sinds de
jaren 1980 heeft men aan deregulering van de wereldhandel gewerkt en dat schiep
nieuwe welvaart en nieuwe industriële groeiers. Niet altijd ten koste van onze
werkgelegenheid, dat andere stokpaardje, naast het BBP. Daar begint het
schoentje te wringen. Sinds de crisis van 1973 en om demografische redenen
vanaf 1975 en volgende jaren begon de industrialisering jobs af te stoten, of
nog, een job kostte de werkgever steeds meer aan investeringen, omdat automatisering
en later digitalisering nu eenmaal menselijke inbreng beperken; de job kost
namelijk niet aan lonen en bijdragen sociale zekerheid, maar ook veronderstelt
die job een productiesysteem. De bedrijfssluitingen en delocalisaties hebben
niet belet dat er steeds meer mensen aan het werken waren in een steeds complexer
systeem. Nu zien we dat de demografische factor in de andere richting werkt,
wat later dan ik had verwacht, maar toch, er zijn handen te kort op de werkvloer,
soms zichtbaar, vaker evenwel onzichtbaar, tenzij wanneer bedrijven bepaalde
activiteiten stop zetten.
Zal de vergrijzing de de-growth in de hand werken? Het
is nog niet gezegd, voor zover we weten heeft de Ethaan-kraker van Ineos niet
zoveel menselijke inbreng nodig, maar levert het door in te zetten op nieuwe
technologie een milieuvriendelijker procedé dat grondstoffen voor plastics
aanmaakt. Of het milieuvriendelijker is? Dat laat aan ik aan experten over,
maar men moet dan wel een objectieve meting doen en vooral ook afwegen wat
andere oplossingen kunnen betekenen? Zowel Joe Biden en diens administratie als
de EU-commissie zijn druk doende industriële capaciteit terug te halen, maar
ook, noodgedwongen op een meer ecologisch aanvaardbare manier.
Zelf denk ik dat het pleidooi voor De-growth de
complexiteit van de situatie domweg negeert. Er zijn veel factoren die groei
bepalen of dus tot krimp aanleiding kunnen geven en ook de gevolgen van dat
laatste kunnen voor het milieu, de ecosfeer belastend zijn, want men zal zich
toch wel niet onthouden van wraak als
men te veel denkt te verliezen en dus kan dat geweld en oorlog tot gevolg
hebben. De afgelopen jaren, met name de coronapandemie, de inflatie en de oorlog
van Rusland tegen Oekraïne – dat merkwaardig goed stand blijkt te houden – nopen
ons ertoe onze kijk op het economisch bestel kritisch te onderzoeken.
Wie het begrip degrowth heeft gemunt, gaf noch heeft blijk
van veel interesse voor het algemeen welbevinden, maar kan er ook geen
inspirerend, laat staan enthousiasmerend verhaal van maken. Kan ook moeilijk,
want de voorstanders en pleitbezorgers van de-growth zoeken net een antwoord op
de vraag hoe men de aarde en het leven kan vrijwaren van nog grotere rampen,
zoals een verder doorwoekerende klimaatverandering. Klimaatverandering is niet
zo ongewoon, alleen hebben we daar zelf als bevoorrecht deel van de
wereldbevolking aan meegewerkt en toch, er zijn al langer beleidsplannen met
redelijk succes op poten gezet, eerst om de energieschaarste weg te werken,
vervolgens om de vervuiling van de steden tegen te gaan en tot slot, om grotere
systemen beter te beheersen, zoals met de Zure Regen het geval was en ook de
bescherming van de Ozonlaag en het verhinderen dat het gat in de ozonlaag te
groot zou worden. Maar dat beleid, dat vaak op weerstand botste, gaf ook technologische
impulsen, die ook weer mee voor groei lijken te hebben gezorgd.
De belangrijkste transitie van de afgelopen 60 jaar
lijkt de ontwikkeling van de chip te zijn geweest, waardoor gigantische
apparaten met beperkt vermogen toch supercomputers mochten heten, plots enorm
aan vermogen wonnen en daardoor de digitalisering van de samenleving, dus niet
enkel de economie, heeft bevorderd, exponentieel uitgebreid. Onze smartphones
hebben meer vermogen en kunnen meer data verwerken dan de boordcomputer van de
Apollomissies – het ging om het systeem Colossus dat draaide op de Apollo
Guidance Computer. Die miniaturisering heeft ook op energievlak gunstige
gevolgen gehad, tot de omvang van het dataverkeer noopte tot de bouw van superdatacenters.
Enfin, of ze super- of giga- zijn, de nood aan energie en de warmteproductie
van die centra zorgt voor hoofdbrekens, maar werden in het Belgische federale
noch Vlaamse energiebeleid tot nog toe voorzien. Waar dat enigszins wel
gebeurde, bij de plannen voor het transport van elektriciteit van de windmolenparken
op zee naar het hoogspanningsnet en vandaar naar de gebruikers, het
Ventilusproject, kwamen burgers, boeren en bedrijven in opstand, gesteund door
gemeentebesturen. Het is mij niet duidelijk hoe men pleidooien voor duurzame
energieproductie kan houden en een resolutie stemmen in de gemeenteraad tegen
de uitrol van Ventilus. Het stralingsgevaar? Gelast dan wetenschappelijk onderzoek,
onderzoek epidemiologisch hoe het zit met chronische blootstellingen aan
magnetische velden; dat onderzoek is beschikbaar en blijft voorzichtig wat de gevaren
zijn. Bij de uitbouw van Ventilus zal
men daar dus rekening mee houden. Overigens, mocht dat project door procedures
bij de Raad van State en andere instanties er niet komen, dan zou dat een
verzwakking betekenen van de elektriciteitsvoorziening, wat dan weer andere
ongewenste neveneffecten meebrengen zal. Ook in dit protest trekken aanhangers
van het De-Growthmodel mee aan de kar.
Kortom, De-Growth bepleiten klinkt goed, maar blijft
in feite, net als de klassieke economen, uitgaan van een overzichtelijk en
stuurbaar economisch systeem, terwijl we de afgelopen decennia het systeem zo
opengebroken hebben, dat we op de eigen, open economie, die een deeltje is van
een Europese economie, deel van het Noord-Atlantisch economisch bestel, nog
nauwelijks vat hebben waardoor politieke besluitvorming rond de-growth misschien
op gang kan komen, maar door de feiten altijd doorkruist zal worden. Over het
hoofd ziet men ook dat onze economie van een industrieel kapitalisme
doorgroeide naar een financieel kapitalisme, waarbij financiële stromen
wezenlijk zijn voor het algemene economische functioneren van lokale
systeempjes en het grote wereldeconomisch bestel.
Na jaren van goedkoop, gratis geld, kwam er na de
Coronapandemie plots een rentespiraal op gang, nadat ook het zogenaamde inflatiemonster
was opgedoken. Meteen kwam de groei, de verwachte en gewenste groeivoet in het
gedrang en leken we af te stevenen op een economische catastrofe, die tot nog
toe uit is gebleven. Uiteindelijk overleven we dat wel, zeggen we sinds de
jaren zeventig, maar maatschappelijk was de schade groot, ook al omdat de
politici, Reagan en Tatcher voorop, de remedies van de Chicago School of
Economics ter harte namen, of toch minstens enkele makkelijk te vatten
concepten. Het gevolg is wel dat het inkomen uit arbeid minder hard is gestegen
dan het inkomen uit vermogen. Bedrijven gingen vooral de aandeelhouders
tevreden stellen, terwijl andere stakeholders minder vriendelijk bejegend
werden. Het probleem was en is evenwel dat de Chicago School of Economics (CSE)
geen werkelijke problemen aanpakte, maar in wezen een theoretisch debat voerde
over de grondslagen van het Keynesiaanse economische model, dat zelf al eens
inconsistent moet heten, omdat Keynes wel eens van mening veranderde.
De-Growth gaat dus niet zozeer in tegen theoretische
modellen, omdat zowel Keynes als Milton Friedman hun modellen niet zomaar konden
valideren. Friedman begon in het veld van de monetaristische theorie van de economie,
om vervolgens de neoklassieke macro-economische theorievorming te ontwikkelen,
gebaseerd op rationele verwachtingen, werd het economisch denken herleid tot
die rationele verwachtingen, volgens critici. Toch bracht de CSE ons inzichten
over de relatie tussen over onvolkomen competitie, maar ook over Publieke
Keuzes-theorie, waarbij partijen in het politieke gebeuren, politici,
ambtenaren, belangengroepen en burgers hun keuzes maken, maar die rationele
verwachtingen botsen maar vaak genoeg. De beschrijvende theorie gaat uit van de
positieve analyse van de positieve economie, de dingen beschouwend zoals ze
zijn, niet zoals ze zouden moeten zijn. De-Growth valt dus niet te beschouwen
als een fenomeen dat zich uit zichzelf voordoet, maar op gang moet worden
gebracht, terwijl men kan vaststellen dat economische groei vaak genoeg
voortvloeit uit de omstandigheden, zoals demografische groei of het toevloeien
van edele metalen en meerwaardeproductie, vroeger via ambachten, maar ook bijvoorbeeld
door de competitie onder rijksgroten. De bouw en aankleding van Versailles en
latere onderhouds- en aanpassingswerken onder Louis XIV, Louis XV en Louis XVI
zijn dan niet alleen een kost voor de koninklijke schatkist en de
belastingbetaler, al dat werk moet betaald worden en stroomt dus opnieuw in de
economie. De oorlogen van Louis XIV en Louis XV hebben een veel zwaardere
hypotheek gelegd op de Franse economie, omdat er sprake is van destructie van
productiemiddelen en van mensen, in de eerste plaats de soldaten, maar ook hier
weer, naarmate Louis XIV afziet van huurlingen en een staand leger van 100.000
man onderhoudt, dat in geval van oorlog kan uitgebreid worden tot 420.000 man,
zal dat leger ook door het voldoen van de behoeften, aan voedsel, kledij,
wapentuig, onderkomens, ook economische vruchten afwerpen. Het neemt niet weg dat
Louis XIV bij zijn dood Frankrijk een zware erfenis naliet. Te meer omdat hij
en Colbert hun mercantilistische politiek hebben doorgevoerd, wat de
internationale handel deed stremmen.
Om maar te zeggen, wat men doet, kan in economische
modellen vertaald worden en men kan op basis daarvan simulaties doen lopen, wel
wetende dat men niet altijd alle mechanismen goed doorziet, dus dat men
variabelen inbrengt die niet a priori causaal ingrijpen op het model. In die
zin wekt de idee van De-Growth de indruk een overmoedig plan te zijn, waarbij
niemand kan weten of dat geen race to the bottom worden zal, maar als het over
lonen gaat, zeggen economen ook wel eens dat dit een race to the bottom is, al
blijft dat allemaal vrij oppervlakkig als analyse. Hebben (Belgische) regeringen
de afgelopen 50 jaar; sinds de economische crisis de lange periode van groei na
de oorlog stopte, niet nagelaten te streven naar economische groei, terwijl ze
daartoe vaak evengoed stremmende instrumenten inzette en anderzijds, de
samenleving sindsdien, afgaande op de bouw van woningen, bedrijfsruimten en
openbare gebouwen op andere grenzen is gebotst, zoals de versnippering van het
landschap. Evengoed nam het aantal auto’s toe en werd wegenbouw gestimuleerd, ten
laste genomen door de overheid. Dan zwijgen we nog over de toename van het eten
buitenshuis, de inrichting van huizen en vanzelfsprekend van de jaren 1985 af,
de toename van het aantal schermen in huis en bedrijf. Zullen mensen die deze
overvloed gewoon zijn, goedschiks afstand doen? Men zal zich, indien nodig
aanpassen, maar toch vooral op stand blijven leven, zoals dat in de tijd van
Couperus heette.
Met dat alles in gedachten, getuigen pleitbezorgers
voor De-Growth van een overmatig vertrouwen in het politieke beleid, maar gaan
zij tevens uit van blauwdrukken over hoe de wereld eruit zou moeten zien. Maar
het is de afgelopen eeuw gebleken hoe moeilijk het is de dingen die zijn om te
werken naar hoe ze zouden moeten zijn. Of beter, dat heeft men nu net geprobeerd,
maar of dat het geluk, welbevinden van de burgers heeft bevorderd, valt nog te
bezien. In die zin tot slot zou men het begrip populisme opnieuw moeten definiëren:
populisme is elk politiek streven dat abstractie maakt van hoe mens,
samenleving, economie en politiek complex met elkaar interageren om er een
eenvoudige voorstelling van te maken
opdat men de gewenste omslag zou kunnen maken, zonder om te kijken naar
de gevolgen voor individuen en groepen die er niet in lijken te passen. In die
zin is ook De-Growth populistisch. Toch is hun betoog van belang, omdat onze
economische, technische en maatschappelijke aannames op hun grenzen botsen. De
algengroei in de Bretonse wateren maakt het bijna onmogelijk er nog te zwemmen
of op het strand te verblijven als de algengroei eenmaal op gang komt. In die
zin zal men moeten nagaan hoeveel (miljoen) kippen, varkens, runderen men kan
houden op een gegeven areaal landbouwgrond. Dat beïnvloedt dan weer de prijs
voor de consument van vlees, maar ook de teelt van groenten kan misschien niet
volgehouden worden op de wijze waarop we dat tot nu toe zien gebeuren.
De-Growth kan men moeilijk bepleiten, maar net zo goed
is het nodig na te gaan of onze productiewijzen duurzaam zijn en dus hoe we
onze overvloedsamenleving kunnen bijsturen. Maar stellen dat bepaalde zaken “luxe”
zijn en dat we ons die kunnen ontzeggen, kan men niet zomaar opleggen aan
burgers. Discussies entameren is wel noodzakelijk.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten