Pleiten voor De-Growth simpel van geest

 



Dezer Dagen

 

 

De-Growth

 



Wijlen prof. Dr. Chris Vandenbroecke,
historicus, auteur van boeken als
Vrijen en trouwen, Sociale geschiedenis
van het Vlaamse Volk en Hoe Rijk was
Arm Vlaanderen, die al eens
controverse opriepen. 
(Foto Patrick Holderbeke, De Standaard) 

We zijn gedwongen tot groei, zegt men vaak en dus werd het groeicijfer van het BNP, later BBP de barometerstand dat economisch ons humeur kon bepalen. Groei was wenselijk, nodig en batig, maar hoe die groei tot stand komt, zijnde de som van goederen en diensten of hun tegenwaarde ervan in de boeken, bepaalt niet alleen of we goed boeren dan wel achteruit kachelen, maar ook of we dat groeiritme kunnen volhouden. Maar waar het allemaal om? En als we de industrie zouden afbouwen?

 

Twintig jaar geleden waren er politici en commentatoren die er geen kwaad oog in hadden dat China de fabriek van de wereld zou worden, want weg vervuiling en weg jobs. Dat laatste leek voor welgestelde mensen geen punt, maar dat bleek wat kortzichtig, want toen Corona onze levens kwam verstoren, was het plots gedaan met de idee dat China alles mocht produceren, tot chips toe – enfin, daarvoor hebben we Taiwan. Maar plots bleek die afhankelijkheid allesbehalve wenselijk, zeker als er nog eens een supercontainerschip vastliep in het Suezkanaal.

 

Maar ook die benadering helpt niet echt, want de vraag naar producten uit de Fabriek, bijvoorbeeld fietsen, bleef stijgen en we hadden vooral producenten van zeer gesofistikeerde producten. Maar ja, ook die hebben chips en andere onderdelen nodig uit de fabriek. Aan de andere kant, sinds de jaren 1980 heeft men aan deregulering van de wereldhandel gewerkt en dat schiep nieuwe welvaart en nieuwe industriële groeiers. Niet altijd ten koste van onze werkgelegenheid, dat andere stokpaardje, naast het BBP. Daar begint het schoentje te wringen. Sinds de crisis van 1973 en om demografische redenen vanaf 1975 en volgende jaren begon de industrialisering jobs af te stoten, of nog, een job kostte de werkgever steeds meer aan investeringen, omdat automatisering en later digitalisering nu eenmaal menselijke inbreng beperken; de job kost namelijk niet aan lonen en bijdragen sociale zekerheid, maar ook veronderstelt die job een productiesysteem. De bedrijfssluitingen en delocalisaties hebben niet belet dat er steeds meer mensen aan het werken waren in een steeds complexer systeem. Nu zien we dat de demografische factor in de andere richting werkt, wat later dan ik had verwacht, maar toch, er zijn handen te kort op de werkvloer, soms zichtbaar, vaker evenwel onzichtbaar, tenzij wanneer bedrijven bepaalde activiteiten stop zetten.

 

Zal de vergrijzing de de-growth in de hand werken? Het is nog niet gezegd, voor zover we weten heeft de Ethaan-kraker van Ineos niet zoveel menselijke inbreng nodig, maar levert het door in te zetten op nieuwe technologie een milieuvriendelijker procedé dat grondstoffen voor plastics aanmaakt. Of het milieuvriendelijker is? Dat laat aan ik aan experten over, maar men moet dan wel een objectieve meting doen en vooral ook afwegen wat andere oplossingen kunnen betekenen? Zowel Joe Biden en diens administratie als de EU-commissie zijn druk doende industriële capaciteit terug te halen, maar ook, noodgedwongen op een meer ecologisch aanvaardbare manier.

 

Zelf denk ik dat het pleidooi voor De-growth de complexiteit van de situatie domweg negeert. Er zijn veel factoren die groei bepalen of dus tot krimp aanleiding kunnen geven en ook de gevolgen van dat laatste kunnen voor het milieu, de ecosfeer belastend zijn, want men zal zich toch wel niet  onthouden van wraak als men te veel denkt te verliezen en dus kan dat geweld en oorlog tot gevolg hebben. De afgelopen jaren, met name de coronapandemie, de inflatie en de oorlog van Rusland tegen Oekraïne – dat merkwaardig goed stand blijkt te houden – nopen ons ertoe onze kijk op het economisch bestel kritisch te onderzoeken.  

 

Wie het begrip degrowth heeft gemunt, gaf noch heeft blijk van veel interesse voor het algemeen welbevinden, maar kan er ook geen inspirerend, laat staan enthousiasmerend verhaal van maken. Kan ook moeilijk, want de voorstanders en pleitbezorgers van de-growth zoeken net een antwoord op de vraag hoe men de aarde en het leven kan vrijwaren van nog grotere rampen, zoals een verder doorwoekerende klimaatverandering. Klimaatverandering is niet zo ongewoon, alleen hebben we daar zelf als bevoorrecht deel van de wereldbevolking aan meegewerkt en toch, er zijn al langer beleidsplannen met redelijk succes op poten gezet, eerst om de energieschaarste weg te werken, vervolgens om de vervuiling van de steden tegen te gaan en tot slot, om grotere systemen beter te beheersen, zoals met de Zure Regen het geval was en ook de bescherming van de Ozonlaag en het verhinderen dat het gat in de ozonlaag te groot zou worden. Maar dat beleid, dat vaak op weerstand botste, gaf ook technologische impulsen, die ook weer mee voor groei lijken te hebben gezorgd.

 

De belangrijkste transitie van de afgelopen 60 jaar lijkt de ontwikkeling van de chip te zijn geweest, waardoor gigantische apparaten met beperkt vermogen toch supercomputers mochten heten, plots enorm aan vermogen wonnen en daardoor de digitalisering van de samenleving, dus niet enkel de economie, heeft bevorderd, exponentieel uitgebreid. Onze smartphones hebben meer vermogen en kunnen meer data verwerken dan de boordcomputer van de Apollomissies – het ging om het systeem Colossus dat draaide op de Apollo Guidance Computer. Die miniaturisering heeft ook op energievlak gunstige gevolgen gehad, tot de omvang van het dataverkeer noopte tot de bouw van superdatacenters. Enfin, of ze super- of giga- zijn, de nood aan energie en de warmteproductie van die centra zorgt voor hoofdbrekens, maar werden in het Belgische federale noch Vlaamse energiebeleid tot nog toe voorzien. Waar dat enigszins wel gebeurde, bij de plannen voor het transport van elektriciteit van de windmolenparken op zee naar het hoogspanningsnet en vandaar naar de gebruikers, het Ventilusproject, kwamen burgers, boeren en bedrijven in opstand, gesteund door gemeentebesturen. Het is mij niet duidelijk hoe men pleidooien voor duurzame energieproductie kan houden en een resolutie stemmen in de gemeenteraad tegen de uitrol van Ventilus. Het stralingsgevaar? Gelast dan wetenschappelijk onderzoek, onderzoek epidemiologisch hoe het zit met chronische blootstellingen aan magnetische velden; dat onderzoek is beschikbaar en blijft voorzichtig wat de gevaren zijn. Bij de uitbouw  van Ventilus zal men daar dus rekening mee houden. Overigens, mocht dat project door procedures bij de Raad van State en andere instanties er niet komen, dan zou dat een verzwakking betekenen van de elektriciteitsvoorziening, wat dan weer andere ongewenste neveneffecten meebrengen zal. Ook in dit protest trekken aanhangers van het De-Growthmodel mee aan de kar.

 

Kortom, De-Growth bepleiten klinkt goed, maar blijft in feite, net als de klassieke economen, uitgaan van een overzichtelijk en stuurbaar economisch systeem, terwijl we de afgelopen decennia het systeem zo opengebroken hebben, dat we op de eigen, open economie, die een deeltje is van een Europese economie, deel van het Noord-Atlantisch economisch bestel, nog nauwelijks vat hebben waardoor politieke besluitvorming rond de-growth misschien op gang kan komen, maar door de feiten altijd doorkruist zal worden. Over het hoofd ziet men ook dat onze economie van een industrieel kapitalisme doorgroeide naar een financieel kapitalisme, waarbij financiële stromen wezenlijk zijn voor het algemene economische functioneren van lokale systeempjes en het grote wereldeconomisch bestel.

 

Na jaren van goedkoop, gratis geld, kwam er na de Coronapandemie plots een rentespiraal op gang, nadat ook het zogenaamde inflatiemonster was opgedoken. Meteen kwam de groei, de verwachte en gewenste groeivoet in het gedrang en leken we af te stevenen op een economische catastrofe, die tot nog toe uit is gebleven. Uiteindelijk overleven we dat wel, zeggen we sinds de jaren zeventig, maar maatschappelijk was de schade groot, ook al omdat de politici, Reagan en Tatcher voorop, de remedies van de Chicago School of Economics ter harte namen, of toch minstens enkele makkelijk te vatten concepten. Het gevolg is wel dat het inkomen uit arbeid minder hard is gestegen dan het inkomen uit vermogen. Bedrijven gingen vooral de aandeelhouders tevreden stellen, terwijl andere stakeholders minder vriendelijk bejegend werden. Het probleem was en is evenwel dat de Chicago School of Economics (CSE) geen werkelijke problemen aanpakte, maar in wezen een theoretisch debat voerde over de grondslagen van het Keynesiaanse economische model, dat zelf al eens inconsistent moet heten, omdat Keynes wel eens van mening veranderde.

 

De-Growth gaat dus niet zozeer in tegen theoretische modellen, omdat zowel Keynes als Milton Friedman hun modellen niet zomaar konden valideren. Friedman begon in het veld van de monetaristische theorie van de economie, om vervolgens de neoklassieke macro-economische theorievorming te ontwikkelen, gebaseerd op rationele verwachtingen, werd het economisch denken herleid tot die rationele verwachtingen, volgens critici. Toch bracht de CSE ons inzichten over de relatie tussen over onvolkomen competitie, maar ook over Publieke Keuzes-theorie, waarbij partijen in het politieke gebeuren, politici, ambtenaren, belangengroepen en burgers hun keuzes maken, maar die rationele verwachtingen botsen maar vaak genoeg. De beschrijvende theorie gaat uit van de positieve analyse van de positieve economie, de dingen beschouwend zoals ze zijn, niet zoals ze zouden moeten zijn. De-Growth valt dus niet te beschouwen als een fenomeen dat zich uit zichzelf voordoet, maar op gang moet worden gebracht, terwijl men kan vaststellen dat economische groei vaak genoeg voortvloeit uit de omstandigheden, zoals demografische groei of het toevloeien van edele metalen en meerwaardeproductie, vroeger via ambachten, maar ook bijvoorbeeld door de competitie onder rijksgroten. De bouw en aankleding van Versailles en latere onderhouds- en aanpassingswerken onder Louis XIV, Louis XV en Louis XVI zijn dan niet alleen een kost voor de koninklijke schatkist en de belastingbetaler, al dat werk moet betaald worden en stroomt dus opnieuw in de economie. De oorlogen van Louis XIV en Louis XV hebben een veel zwaardere hypotheek gelegd op de Franse economie, omdat er sprake is van destructie van productiemiddelen en van mensen, in de eerste plaats de soldaten, maar ook hier weer, naarmate Louis XIV afziet van huurlingen en een staand leger van 100.000 man onderhoudt, dat in geval van oorlog kan uitgebreid worden tot 420.000 man, zal dat leger ook door het voldoen van de behoeften, aan voedsel, kledij, wapentuig, onderkomens, ook economische vruchten afwerpen. Het neemt niet weg dat Louis XIV bij zijn dood Frankrijk een zware erfenis naliet. Te meer omdat hij en Colbert hun mercantilistische politiek hebben doorgevoerd, wat de internationale handel deed stremmen.

 

Om maar te zeggen, wat men doet, kan in economische modellen vertaald worden en men kan op basis daarvan simulaties doen lopen, wel wetende dat men niet altijd alle mechanismen goed doorziet, dus dat men variabelen inbrengt die niet a priori causaal ingrijpen op het model. In die zin wekt de idee van De-Growth de indruk een overmoedig plan te zijn, waarbij niemand kan weten of dat geen race to the bottom worden zal, maar als het over lonen gaat, zeggen economen ook wel eens dat dit een race to the bottom is, al blijft dat allemaal vrij oppervlakkig als analyse. Hebben (Belgische) regeringen de afgelopen 50 jaar; sinds de economische crisis de lange periode van groei na de oorlog stopte, niet nagelaten te streven naar economische groei, terwijl ze daartoe vaak evengoed stremmende instrumenten inzette en anderzijds, de samenleving sindsdien, afgaande op de bouw van woningen, bedrijfsruimten en openbare gebouwen op andere grenzen is gebotst, zoals de versnippering van het landschap. Evengoed nam het aantal auto’s toe en werd wegenbouw gestimuleerd, ten laste genomen door de overheid. Dan zwijgen we nog over de toename van het eten buitenshuis, de inrichting van huizen en vanzelfsprekend van de jaren 1985 af, de toename van het aantal schermen in huis en bedrijf. Zullen mensen die deze overvloed gewoon zijn, goedschiks afstand doen? Men zal zich, indien nodig aanpassen, maar toch vooral op stand blijven leven, zoals dat in de tijd van Couperus heette.

 

Met dat alles in gedachten, getuigen pleitbezorgers voor De-Growth van een overmatig vertrouwen in het politieke beleid, maar gaan zij tevens uit van blauwdrukken over hoe de wereld eruit zou moeten zien. Maar het is de afgelopen eeuw gebleken hoe moeilijk het is de dingen die zijn om te werken naar hoe ze zouden moeten zijn. Of beter, dat heeft men nu net geprobeerd, maar of dat het geluk, welbevinden van de burgers heeft bevorderd, valt nog te bezien. In die zin tot slot zou men het begrip populisme opnieuw moeten definiëren: populisme is elk politiek streven dat abstractie maakt van hoe mens, samenleving, economie en politiek complex met elkaar interageren om er een eenvoudige voorstelling van te maken  opdat men de gewenste omslag zou kunnen maken, zonder om te kijken naar de gevolgen voor individuen en groepen die er niet in lijken te passen. In die zin is ook De-Growth populistisch. Toch is hun betoog van belang, omdat onze economische, technische en maatschappelijke aannames op hun grenzen botsen. De algengroei in de Bretonse wateren maakt het bijna onmogelijk er nog te zwemmen of op het strand te verblijven als de algengroei eenmaal op gang komt. In die zin zal men moeten nagaan hoeveel (miljoen) kippen, varkens, runderen men kan houden op een gegeven areaal landbouwgrond. Dat beïnvloedt dan weer de prijs voor de consument van vlees, maar ook de teelt van groenten kan misschien niet volgehouden worden op de wijze waarop we dat tot nu toe zien gebeuren.

 

De-Growth kan men moeilijk bepleiten, maar net zo goed is het nodig na te gaan of onze productiewijzen duurzaam zijn en dus hoe we onze overvloedsamenleving kunnen bijsturen. Maar stellen dat bepaalde zaken “luxe” zijn en dat we ons die kunnen ontzeggen, kan men niet zomaar opleggen aan burgers. Discussies entameren is wel noodzakelijk.

 

Bart Haers

 


Ik koos de foto van wijlen Chris Vandenbroecke, omdat hij als economisch historicus mijn aandacht vestigde op de complexiteit van de historische realiteit, tegenover de wel eens gemakzuchtige aannames in het politieke debat, bvb over arm Vlaanderen of demografische ontwikkelingen. 

 

 

 

Reacties

Populaire posts