de wensen van de burger en omfloerst paternalisme

Reflectie

De oude CVP herboren?
Strategische inzichten van een commentator

Aristoteles vond dat we niet proberen het midden te veroveren,
maar alvast toch proberen het te vinden, want zo vlot gaat
dat ook niet. Het politieke debat mag daar echter niet over
gaan, wel over het goede samen leven en burgers niet
te zeer te willen bemoederen. Aristoteles mag dan al lang
dood en begraven zijn, zijn werk heeft onze cultuur vaker
beïnvloed dan we zouden denken. 
Over de chicanes van politieke partijen zullen we de volgende twee maanden ongetwijfeld meer vernemen en over de koers van één partij, de N-VA zullen politieke wetenschappers en journalisten ons wel vaker onderhouden dan ons lief is. Waarom houden we er niet zo van? Omdat het logisch is dat partijen voor verkiezingen bepaalde opties lichten en eventueel hopen weg te komen met kleine uitglijders. Het verhaal van de Panda? Ach, het is te gek voor woorden dat journalisten erover zeuren. Eens goed gelachen en dan weer verder, de karavaan volgen. Een staatszaak is het geenszins, wezenlijk voor de verhoudingen evenmin en burgers zijn dat jennen ook wel wat moe.

De aanleiding

Wat er op het spel staat bij de volgende verkiezingen, willen sommigen in enkele woorden vatten, maar helaas, het zal altijd meer zijn dan het vechten voor de hard werkende Vlaming en minder dan het jagen op fraudeurs. Er zit veel dagjespolitiek in de programma’s en nog veel meer propaganda, maar wie zal het partijen dezer dagen euvel duiden dat ze hun propaganda ernstig nemen en goed verzorgen? Burgers kunnen wel eens zeuren dat het allemaal kiezersbedrog moet heten, want ze menen er niets van. Wie, ze? De verantwoordelijken voor de partijcommunicatie of de kandidaten zelf? Ongetwijfeld menen Gwendolyn, Wouter en Bruno, Bart en Wouter (van Bezien) het net wel, maar zit er een onvermijdelijke breuklijn in hun voorstellen en wat burgers hebben meegemaakt de afgelopen jaren. Hoe meer we beweringen aan de hand van controle van de feiten zien passeren hoe vaker we de indruk hebben dat men de samenhang van feiten of de precieze opeenvolging van feiten uit het oog verliest.

Waar het dan op aan komt? Men zou het graag in een woord, een quote willen vatten, maar dan ontkennen we de vele tegenstrijdige verwachtingen en het vermogen van het publiek de onmogelijkheid van zo een voorgewende eenduidigheid. Als Bart Brinckman nu komt vertellen dat de N-VA steeds meer aan de oude CVP doet denken, vaag, met tegenstrijdige boodschappen, dan kan Bart Brinckman in het korte bestek van zijn opiniestuk niet veel verder komen dan enkele voorbeelden en aangeven dat alleen de woorden van de grote leider ertoe doen. Zou het? De discussie over de Moesennorm is interessant genoeg, want prof. Wim Moesen vond dat men van zijn model een karikatuur had gemaakt en dat kon een oplettende toeschouwer ook wel vatten. Dat een partij met pakkende slogans het publiek wil aanpakken is niets nieuws, zelfs Charles Woeste wist al hoe het moest. Maar tegelijk merken we dat er een ander probleem is, waar Brinckman niet over spreekt: hoe gaan we om met de vele evoluties die onze samenleving beïnvloeden, soms versterken, soms lijken te ondermijnen? En wat is de rol van de politiek daarin?

Het publiek, de lijstjes en de politici

Sinds 1991 hebben politici en journalisten van de gevestigde media den volke diets gemaakt dat ze – het volk - niet zo wispelturig mogen zijn, dat ze niet voor extremen mogen stemmen en dat ze vertrouwen moeten hebben in de zetelende politici, maar tegelijk klonken hun kreten tegen een achtergrond van gemor van diezelfde mediamensen, journalisten en commentatoren die ongeveer alles afkraakten wat de politici deden. De politici? Neen, de top alleen natuurlijk, want de kleine man, beter: de ordinaire backbencher, die doet er voor deze elitair denkende lui niet toe. Het valt al langer op, maar nu is het helemaal duidelijk, zowel bij DS als bij andere media: als de grote leider niet gesproken heeft, heeft een uitlating hoogstens uitlachwaarde. De journalisten, klagen politici dan, hebben alleen maar oog voor enkele tenoren en de rest, jammer, maar helaas, doen er niet meer toe. Mijn conclusie: die journalisten willen in wezen een junta van enkele beslissers en de rest mag naar huis. Democratie? Ach, dat komt de duidelijkheid van de besluitvorming niet ten goede en vooral, het maakt het speelveld voor de journalisten onoverzichtelijk. Gelukkig wordt nu de rechtstreekse verkiezing van de leden van de senaat afgeschaft, dat verkleint het speelveld al. Maar het blijft toch allemaal lood om oud ijzer: het Vlaams Parlement kan best met 49 leden verder in plaats van 124 en de federale kamer? 60 in plaats van 150 en zoveel Vlamingen hebben we daar ook niet nodig. Niet mijn gedachten, maar dat is wat men wel eens met afgrijzen te horen krijgt van journalisten, politieke wetenschappers en andere bekende deelnemers aan het debat, die over het gebrek aan professionaliteit van politici klagen.

De rapportjes van journalisten van DS over de handel en wandel van de leden van respectievelijk het Vlaams Parlement, de Kamer, de Senaat en het Europees Parlement, blijven steken bij subjectieve benaderingen van al dan niet geleverde prestaties. Nog eens, het zijn de journalisten die niet bij mevrouw van Vaerenbergh of Jan Penris gaan aankloppen, tenzij daar een zeer dringende reden toe is, maar liever de tenoren aan het woord laten. In het Nederlandse parlement, dat overigens wel eens lijdt aan teveel ambtelijkheid, heeft elke fractie woordvoerders die nagenoeg het alleenrecht hebben om over hun portefeuille, financiën, Europa, Cultuur, veiligheid te spreken. Soms lijkt ook dat niet de beste oplossing, omdat politici-kamerleden toch over alles moeten stemmen, maar anderzijds, het zou goed zijn als onze politici wat meer discipline aan de dag zouden leggen en beter eerst goed overleggen… maar men weet dat elke politicus m/v de eigen boontjes moet doppen en dus op zeker ogenblik verdwijnt alle cohesie als iedereen de voorzitter en de lijstvormingscommissie wil behagen. Onvermijdelijk dus, maar ook betreurenswaardig, omdat het politieke debat een middel wordt en niet het platform waar inzichten gewisseld worden.

De professionalisering van de politiek en het publieke onbegrip

De N-VA verwijten dat ze het midden zoekt en tegelijk niet schromen dezelfde partij te verwijten net te ver naar rechts of naar neoliberaal te zijn doorgeschoten, het is een kunst die vooral politieke journalisten beheersen, want een dezer zal de heer Brinckman wel weer uit het andere vaatje tappen. Nu heeft men zowat tien jaar geleden ook heftige en bevlogen pleidooien gehouden voor een professionaliseren van de politiek, dat wil zeggen dat ambten nagenoeg ad vitam aeternam werden verworven. Het is, was, toch godgeklaagd dat kiezers na elke legislatuur uit een ander vaatje gingen tappen. En die politici, de helft voert niets uit in de kamer of andere assemblee en is er na een zittijd weer weg. Professionele politici zouden dat wispelturige gedrag wel opvangen. En de democratie dan? Of beter, de wensen van het publiek.

Opgemerkt moet hier worden dat Leopold I al wist dat de kiezers, enfin, de cijnskiezers hun belang niet kenden en dus maar wat uit hun nek zeurden als ze begonnen te morren. Neen, de chef moet weten waar het om gaat. Maar zelfs een begin van historisch onderzoek leert dat de koning zich wel buiten de debatten hield. Politieke commentatoren hoeven zich niet afzijdig te houden, maar kunnen niet anders dan hun welmenend paternalisme met alle plezier botvieren.

We kunnen de zaak duidelijker maken als we kijken naar het onderzoek van politieke wetenschappers, die ons na elke verkiezingsdag laten weten welke prioriteiten ons gemoveerd hebben voor deze of gene partij te stemmen of net een blancostem uit te brengen. Maar om dat goed te duiden zou men ook de psychische toestand, de sociale, economische en culturele alsmede de intellectuele achtergronden van de respondenten moeten kennen. Dat doet men ook, maar, zo blijkt, telkens weer nogal rudimentair, in die zin dat die achtergronden als bijkomende kwantitatieve data worden beschouwd. Nu goed, die prioriteiten lijken niet altijd te sporen met de verwachtingen van het publiek als men de resultaten naast de vermeende prioriteitenlijstjes legt.

Stellen dat die voorkeuren, de politieke niet rationeel zouden heten en de prioriteitenlijstjes bijvoorbeeld wel overwogen, kan mijns inziens geen voldoende verklaring bieden, net omdat het presenteren van prioriteiten alleen op het niveau van de politieke keuzes wordt gericht. Men zou kunnen onderzoeken waarom mensen zo hard met overlast in de knel zitten, dat wil zeggen dat de overlast die ze zelf veroorzaken nauwelijks aan het hart laten komen. Men moet eens op een zomers terras zitten en een stel mensen horen lamenteren over de geluidsoverlast op het plein, maar tegelijk toeteren hun stemmen over het terras en ergeren beschaafd sprekende mensen zich aan dat gedrag. Of worden flauwe grappen afgevuurd en schieten de anderen zo luid mogelijk in de lach. Men mag er zich niet aan ergeren, maar dit soort overlast zal niet met Gemeentelijk administratieve sancties te beteugelen zijn, omdat velen onder ons zich ook wel eens onhebbelijk gedragen.

De prioriteiten van burgers situeert men best op verschillende niveaus en soms kan het gebeuren dat persoonlijke ergernissen het lijstje overhoop halen. Maar het probleem lijkt mij ook te zijn dat we nog nauwelijks discussiëren over hoe we onze samenleving en aspecten ervan kunnen begrijpen en hoe de politiek daar een bijdrage kan leveren. Cru gesteld betekent dit dat we in het debat over wat de inzet van de verkiezingen nu wel of niet zou wezen, vaak niet altijd uit elkaar houden wat de politiek wel vermag of zou moeten vermogen en wat we zelf in de private levenssfeer willen organiseren. Natuurlijk is dit geen pleidooi tegen wat we de welvaartstaat noemen, maar eerder de gedachte dat we het publieke en het private niet voldoende uit elkaar weten te houden. Het Nederlandse ouderenbeleid, waarbij men eraan toe is rusthuizen te sluiten bijvoorbeeld kan men maar moeilijk begrijpen, want tegelijk verwacht men dat iedereen aan de slag gaat, zodat er niemand is om ouder wordende zorg behoevende familieleden, buren of vrienden kan helpen. En hoe spoort dit met het zelfbeschikkingsrecht van personen, als zij verplicht worden meer op zich te nemen dan de gewone mantelzorg? De politieke consensus over dit beleid bij VVD en PVDA blijft bevreemden maar is net het gevolg van het onvermogen te zien hoe ze verschillende sferen, waar ze zelf wel eigen inzichten hebben, c.q. over het zelfbeschikkingsrecht, met elkaar in verband te brengen.

Over de Fatale staat (naar Paul Frissen)

Paul Frissen deed een aantal maanden geleden een oproep de fatale overdreven dadendrang van de overheden – en van NGO’s allerhande – te beperken en te aanvaarden wat hij de tragische werkelijkheid noemt, dat wil zeggen, dat hij meent dat politici moeten ophouden bij elke ramp maatregelen voor te stellen die alsmaar moeilijker te handhaven zijn, wil men de goede gang van zaken niet nodeloos belemmeren. De prioriteiten van de overheid, de aandrang burgers angst aan te jagen met allerlei verhalen over mogelijke komende rampen, van het feit dat het zonnestelsel waarin de aarde wentelt plots in een zwart gat zou kunnen verdwijnen, iets wat niet binnen de eerstvolgende 10 generaties denkbaar schijnt te zijn en bovendien valt er weinig aan te voorkomen tot de vaststelling dat de zee binnen de komende 80 jaar zou stijgen dat zelfs de dijken op driemaal Sigmahoogte Vlaanderen niet zouden droog houden. Maar het zou kunnen, vreemd dit na deze zachte winter te veronderstellen, dat de golfstroom gedeeltelijk haar kracht zou verliezen en we komen in een klimaat terecht waar de winters zo koud zijn als in New Foundland… maar daar kan het al eens zachter uitvallen, dan deze winter het geval was.

Er is nog iets anders dat meespeelt, namelijk dat de vele invloeden die we als persoon ervaren, op het werk en thuis maar ook via vrienden en kennissen, maar evengoed via de media die niet altijd met elkaar te verzoenen zijn. Het resultaat is dat we niet altijd onze werkelijke wensen onderscheiden van wat ons wordt aangepraat en wanneer we zelf ons die aangeprate prioriteiten eigen gaan maken. Het is de onzekerheid die we als burgers soms ervaren en velen lastig vinden. Van de weeromstuit gaan we dus straffere uitspraken waarderen, waar we de onzekerheid en eventueel de machteloosheid uit wegzuiveren. Neem uitspraken van sommige ondernemers die menen dat de samenleving bij monde van de politieke en ambtelijke overheden als een bedrijf gerund zou moeten worden. Alleen al de boeiende economische en historische discussie over het vermogen van staten schulden te hanteren als een hefboom naar vooruitgang – maar als een snelweg naar de dieperik als die vooruitgang niet echt goed onderbouwd lijkt – maakt duidelijk dat politieke debatten wel eens ontsporen.

Wat we dan wel wensen? Niet alles moeten we politiek vertalen, maar als we kijken naar de evolutie van het familierecht, dan blijkt dat in zekere zin het recht van de sterkste de overhand krijgt. Vaak is dat de vader-echtgenoot, die zich niet om de bloedjes van kinderen wil bekommeren of zijn echtgenote niet kan blijven zien als de mooie spetter die ze ooit was. Omgekeerd kan ook natuurlijk. Dat echtscheiding mogelijk is, niet langer een schande werpt op de betrokkenen, moet winst heten, dat mensen er nog meer onzeker over worden, wat ze van de toekomst mogen verwachten, lijkt ook politici vaak te ontgaan.

Dan toch over vrijheid? Of het goede Samen leven?

Vrijheid? Uiteraard zijn we vrij maar wat als we een engagement aangaan, zullen we dan dat engagement om niet of toch weinig verbreken? De gedachte dat mijn vrijheid eindigt waar die van de ander begint, gaat die ook op voor mensen die zich tot elkaar bekend hebben en samen een leven willen opbouwen? Vandaag lijkt hier het adagium van de grenzen der vrijheid zo te gelden dat degene die opbreekt zich niet schuldig hoeft te voelen. De pijn die de ander lijdt, zou van geen tel zijn, want men moet stoïcijns zijn nederlagen erkennen en verlies incasseren. Is dat nog wel zo menselijk. Vrijheid is belangrijk, maar als het om verbintenissen gaat, mag een zekere vasthoudendheid toch wel verwacht worden, anders veroorzaakt men leed aan derden.

Het probleem van vrijheid is dat de overheid ook rechtszekerheid moet aanreiken en soms komt men voor dilemma’s te staan die niet zo gauw zijn op te lossen. Maar ze spelen dan wel niet openlijk mee in het politieke debat, ze vormen dan toch de achtergrondruis in het maatschappelijke debat. En daar is geen centrum te bekennen, of liever, we vinden het niet zo gauw en dat is dan maar zo. Maar politieke partijen kunnen zich dan ook in dat centrum niet bevinden, omdat wat wij links, rechts en centrum noemen uit de Franse Revolutie stamt en de verdeling in het eerste verkozen parlement. Het centrum, aldus Fernando Savater is eerder leeg en politici zitten in een kring en de spreker krijgt een scepter, maar moet die later doorgeven. Net deze benadering van politiek zouden we opnieuw moeten onderzoeken, omdat, zoals Savater het zelf zegt, de politiek ertoe toe doet als het gaat om het ondersteunen van het goede samen leven. En ja, we weten het intussen, we maken ons druk om het goede leven (voor onszelf) maar zelden om het goede samenleven. En die gedachte is de politiek nu wel enigszins vreemd, behalve die partijen die ook nog eens over de verhouding tussen persoon en gemeenschap durven te spreken, waarbij de staat ten dienste staat van de gemeenschap, maar mensen niet moeten bewogen zich volkomen te laten opgaan in de gemeenschap. Individualiteit en groep staan tot elkaar, maar het evenwicht zoeken, betekent niet dat we het vinden. Bovendien brengt de vooruitgang van de technologie hier ook een en ander aan de orde, omdat, zoals Marli Huijer het stelt, die overvloed aan technologische middelen discipline en vanwege de overheid, c.q. de politieke besluitvormers, zelfdiscipline. Hoe het moet? Laat dat dan toch voorwerp van debat zijn. Maar goed, dat zal niet op het prioriteitenlijstje staan.

Envooi

Toeval bestaat niet, zegt men mij wel eens, maar toch, terwijl ik nog nadacht of ik alles al aangedragen had, hoorde ik op de buis Joke Hermsen spreken over haar nieuwe boek, waarin ze het heeft over Kairos, Een nieuwe bevlogenheid, over de vraag of we nog ergens tijd vinden om ons even terug te trekken en na te denken. Net voor politici zou dat wellicht een interessante oefening zijn. We lijken inderdaad vast te zitten in de onvermijdelijkheid der dingen, terwijl we bijvoorbeeld wel gebruik kunnen maken van de nieuwe technologie, zonder er ons door te laten overheersen. Ik ben belangrijk, voor mezelf en sommige mensen om me heen, maar we kunnen onszelf niet als ons enige bezit beschouwen. De vraag is of politici die ons vragen voor hen te stemmen ons, anoniem als we zijn, wel nog kunnen waarderen, vatten dat we af en toe nadenken over hun handelen, zonder a priori negatieve gedachten te koesteren. Of beter nog, kunnen zij, politici, de vertegenwoordigers van de vierde macht en andere spraakmakers nog enige amor mundi aan de dag leggen, jawel, liefde voor de wereld die is? Dat soort prioriteiten komt zelden op de lijstjes voor.


Bart Haers    

Reacties

Populaire posts