de wensen van de burger en omfloerst paternalisme
Reflectie
De oude CVP herboren?
Strategische
inzichten van een commentator
Over de chicanes van politieke
partijen zullen we de volgende twee maanden ongetwijfeld meer vernemen en over
de koers van één partij, de N-VA zullen politieke wetenschappers en
journalisten ons wel vaker onderhouden dan ons lief is. Waarom houden we er
niet zo van? Omdat het logisch is dat partijen voor verkiezingen bepaalde
opties lichten en eventueel hopen weg te komen met kleine uitglijders. Het
verhaal van de Panda? Ach, het is te gek voor woorden dat journalisten erover
zeuren. Eens goed gelachen en dan weer verder, de karavaan volgen. Een staatszaak is het geenszins, wezenlijk voor de
verhoudingen evenmin en burgers zijn dat jennen ook wel wat moe.
De aanleiding
Wat er op het spel staat bij
de volgende verkiezingen, willen sommigen in enkele woorden vatten, maar
helaas, het zal altijd meer zijn dan het vechten voor de hard werkende Vlaming
en minder dan het jagen op fraudeurs. Er zit veel dagjespolitiek in de
programma’s en nog veel meer propaganda, maar wie zal het partijen dezer dagen
euvel duiden dat ze hun propaganda ernstig nemen en goed verzorgen? Burgers
kunnen wel eens zeuren dat het allemaal kiezersbedrog
moet heten, want ze menen er niets
van. Wie, ze? De verantwoordelijken voor de partijcommunicatie of de kandidaten
zelf? Ongetwijfeld menen Gwendolyn, Wouter en Bruno, Bart en Wouter (van
Bezien) het net wel, maar zit er een onvermijdelijke breuklijn in hun
voorstellen en wat burgers hebben meegemaakt de afgelopen jaren. Hoe meer we
beweringen aan de hand van controle van de feiten zien passeren hoe vaker we de
indruk hebben dat men de samenhang van feiten of de precieze opeenvolging van
feiten uit het oog verliest.
Waar het dan op aan komt? Men
zou het graag in een woord, een quote willen vatten, maar dan ontkennen we de
vele tegenstrijdige verwachtingen en het vermogen van het publiek de
onmogelijkheid van zo een voorgewende eenduidigheid. Als Bart Brinckman nu komt
vertellen dat de N-VA steeds meer aan de oude CVP doet denken, vaag, met
tegenstrijdige boodschappen, dan kan Bart Brinckman in het korte bestek van
zijn opiniestuk niet veel verder komen dan enkele voorbeelden en aangeven dat
alleen de woorden van de grote leider ertoe doen. Zou het? De discussie over de
Moesennorm is interessant genoeg, want prof. Wim Moesen vond dat men van zijn
model een karikatuur had gemaakt en dat kon een oplettende toeschouwer ook wel
vatten. Dat een partij met pakkende slogans het publiek wil aanpakken is niets
nieuws, zelfs Charles Woeste wist al hoe het moest. Maar tegelijk merken we dat
er een ander probleem is, waar Brinckman niet over spreekt: hoe gaan we om met
de vele evoluties die onze samenleving beïnvloeden, soms versterken, soms lijken
te ondermijnen? En wat is de rol van de politiek daarin?
Het publiek, de lijstjes en de
politici
Sinds 1991 hebben politici en
journalisten van de gevestigde media den volke diets gemaakt dat ze – het volk
- niet zo wispelturig mogen zijn, dat ze niet voor extremen mogen stemmen en
dat ze vertrouwen moeten hebben in de
zetelende politici, maar tegelijk klonken hun kreten tegen een achtergrond van
gemor van diezelfde mediamensen, journalisten en commentatoren die ongeveer
alles afkraakten wat de politici deden. De politici? Neen, de top alleen
natuurlijk, want de kleine man, beter: de ordinaire backbencher, die doet er
voor deze elitair denkende lui niet toe. Het valt al langer op, maar nu is het
helemaal duidelijk, zowel bij DS als bij andere media: als de grote leider niet
gesproken heeft, heeft een uitlating hoogstens uitlachwaarde. De journalisten,
klagen politici dan, hebben alleen maar oog voor enkele tenoren en de rest,
jammer, maar helaas, doen er niet meer toe. Mijn conclusie: die journalisten
willen in wezen een junta van enkele beslissers en de rest mag naar huis.
Democratie? Ach, dat komt de duidelijkheid van de besluitvorming niet ten goede
en vooral, het maakt het speelveld voor de journalisten onoverzichtelijk.
Gelukkig wordt nu de rechtstreekse verkiezing van de leden van de senaat
afgeschaft, dat verkleint het speelveld al. Maar het blijft toch allemaal lood
om oud ijzer: het Vlaams Parlement kan best met 49 leden verder in plaats van
124 en de federale kamer? 60 in plaats van 150 en zoveel Vlamingen hebben we
daar ook niet nodig. Niet mijn gedachten, maar dat is wat men wel eens met
afgrijzen te horen krijgt van journalisten, politieke wetenschappers en andere
bekende deelnemers aan het debat, die over het gebrek aan professionaliteit van
politici klagen.
De rapportjes van journalisten
van DS over de handel en wandel van de leden van respectievelijk het Vlaams
Parlement, de Kamer, de Senaat en het Europees Parlement, blijven steken bij
subjectieve benaderingen van al dan niet geleverde prestaties. Nog eens, het
zijn de journalisten die niet bij mevrouw van Vaerenbergh of Jan Penris gaan
aankloppen, tenzij daar een zeer dringende reden toe is, maar liever de tenoren
aan het woord laten. In het Nederlandse parlement, dat overigens wel eens lijdt
aan teveel ambtelijkheid, heeft elke fractie woordvoerders die nagenoeg het
alleenrecht hebben om over hun portefeuille, financiën, Europa, Cultuur,
veiligheid te spreken. Soms lijkt ook dat niet de beste oplossing, omdat
politici-kamerleden toch over alles moeten stemmen, maar anderzijds, het zou
goed zijn als onze politici wat meer discipline aan de dag zouden leggen en
beter eerst goed overleggen… maar men weet dat elke politicus m/v de eigen
boontjes moet doppen en dus op zeker ogenblik verdwijnt alle cohesie als
iedereen de voorzitter en de lijstvormingscommissie wil behagen. Onvermijdelijk
dus, maar ook betreurenswaardig, omdat het politieke debat een middel wordt en
niet het platform waar inzichten gewisseld worden.
De professionalisering van de
politiek en het publieke onbegrip
De N-VA verwijten dat ze het
midden zoekt en tegelijk niet schromen dezelfde partij te verwijten net te ver
naar rechts of naar neoliberaal te zijn doorgeschoten, het is een kunst die
vooral politieke journalisten beheersen, want een dezer zal de heer Brinckman
wel weer uit het andere vaatje tappen. Nu heeft men zowat tien jaar geleden ook
heftige en bevlogen pleidooien gehouden voor een professionaliseren van de
politiek, dat wil zeggen dat ambten nagenoeg ad vitam aeternam werden
verworven. Het is, was, toch godgeklaagd dat kiezers na elke legislatuur uit
een ander vaatje gingen tappen. En die politici, de helft voert niets uit in de
kamer of andere assemblee en is er na een zittijd weer weg. Professionele
politici zouden dat wispelturige gedrag wel opvangen. En de democratie dan? Of
beter, de wensen van het publiek.
Opgemerkt moet hier worden dat
Leopold I al wist dat de kiezers, enfin, de cijnskiezers hun belang niet kenden
en dus maar wat uit hun nek zeurden als ze begonnen te morren. Neen, de chef
moet weten waar het om gaat. Maar zelfs een begin van historisch onderzoek
leert dat de koning zich wel buiten de debatten hield. Politieke commentatoren hoeven
zich niet afzijdig te houden, maar kunnen niet anders dan hun welmenend
paternalisme met alle plezier botvieren.
We kunnen de zaak duidelijker
maken als we kijken naar het onderzoek van politieke wetenschappers, die ons na
elke verkiezingsdag laten weten welke prioriteiten ons gemoveerd hebben voor
deze of gene partij te stemmen of net een blancostem uit te brengen. Maar om
dat goed te duiden zou men ook de psychische toestand, de sociale, economische
en culturele alsmede de intellectuele achtergronden van de respondenten moeten
kennen. Dat doet men ook, maar, zo blijkt, telkens weer nogal rudimentair, in
die zin dat die achtergronden als bijkomende kwantitatieve data worden
beschouwd. Nu goed, die prioriteiten lijken niet altijd te sporen met de
verwachtingen van het publiek als men de resultaten naast de vermeende
prioriteitenlijstjes legt.
Stellen dat die voorkeuren, de
politieke niet rationeel zouden heten en de prioriteitenlijstjes bijvoorbeeld
wel overwogen, kan mijns inziens geen voldoende verklaring bieden, net omdat
het presenteren van prioriteiten alleen op het niveau van de politieke keuzes
wordt gericht. Men zou kunnen onderzoeken waarom mensen zo hard met overlast in
de knel zitten, dat wil zeggen dat de overlast die ze zelf veroorzaken
nauwelijks aan het hart laten komen. Men moet eens op een zomers terras zitten
en een stel mensen horen lamenteren over de geluidsoverlast op het plein, maar
tegelijk toeteren hun stemmen over het terras en ergeren beschaafd sprekende
mensen zich aan dat gedrag. Of worden flauwe grappen afgevuurd en schieten de
anderen zo luid mogelijk in de lach. Men mag er zich niet aan ergeren, maar dit
soort overlast zal niet met Gemeentelijk administratieve sancties te beteugelen
zijn, omdat velen onder ons zich ook wel eens onhebbelijk gedragen.
De prioriteiten van burgers
situeert men best op verschillende niveaus en soms kan het gebeuren dat
persoonlijke ergernissen het lijstje overhoop halen. Maar het probleem lijkt
mij ook te zijn dat we nog nauwelijks discussiëren over hoe we onze samenleving
en aspecten ervan kunnen begrijpen en hoe de politiek daar een bijdrage kan
leveren. Cru gesteld betekent dit dat we in het debat over wat de inzet van de
verkiezingen nu wel of niet zou wezen, vaak niet altijd uit elkaar houden wat
de politiek wel vermag of zou moeten vermogen en wat we zelf in de private
levenssfeer willen organiseren. Natuurlijk is dit geen pleidooi tegen wat we de
welvaartstaat noemen, maar eerder de gedachte dat we het publieke en het
private niet voldoende uit elkaar weten te houden. Het Nederlandse
ouderenbeleid, waarbij men eraan toe is rusthuizen te sluiten bijvoorbeeld kan
men maar moeilijk begrijpen, want tegelijk verwacht men dat iedereen aan de
slag gaat, zodat er niemand is om ouder wordende zorg behoevende familieleden,
buren of vrienden kan helpen. En hoe spoort dit met het zelfbeschikkingsrecht
van personen, als zij verplicht worden meer op zich te nemen dan de gewone
mantelzorg? De politieke consensus over dit beleid bij VVD en PVDA blijft
bevreemden maar is net het gevolg van het onvermogen te zien hoe ze
verschillende sferen, waar ze zelf wel eigen inzichten hebben, c.q. over het
zelfbeschikkingsrecht, met elkaar in verband te brengen.
Over de Fatale staat (naar
Paul Frissen)
Paul Frissen deed een aantal
maanden geleden een oproep de fatale overdreven dadendrang van de overheden –
en van NGO’s allerhande – te beperken en te aanvaarden wat hij de tragische
werkelijkheid noemt, dat wil zeggen, dat hij meent dat politici moeten ophouden
bij elke ramp maatregelen voor te stellen die alsmaar moeilijker te handhaven
zijn, wil men de goede gang van zaken niet nodeloos belemmeren. De prioriteiten
van de overheid, de aandrang burgers angst aan te jagen met allerlei verhalen
over mogelijke komende rampen, van het feit dat het zonnestelsel waarin de
aarde wentelt plots in een zwart gat zou kunnen verdwijnen, iets wat niet
binnen de eerstvolgende 10 generaties denkbaar schijnt te zijn en bovendien
valt er weinig aan te voorkomen tot de vaststelling dat de zee binnen de
komende 80 jaar zou stijgen dat zelfs de dijken op driemaal Sigmahoogte
Vlaanderen niet zouden droog houden. Maar het zou kunnen, vreemd dit na deze
zachte winter te veronderstellen, dat de golfstroom gedeeltelijk haar kracht
zou verliezen en we komen in een klimaat terecht waar de winters zo koud zijn
als in New Foundland… maar daar kan het al eens zachter uitvallen, dan deze
winter het geval was.
Er is nog iets anders dat
meespeelt, namelijk dat de vele invloeden die we als persoon ervaren, op het
werk en thuis maar ook via vrienden en kennissen, maar evengoed via de media
die niet altijd met elkaar te verzoenen zijn. Het resultaat is dat we niet
altijd onze werkelijke wensen
onderscheiden van wat ons wordt aangepraat en wanneer we zelf ons die
aangeprate prioriteiten eigen gaan maken. Het is de onzekerheid die we als
burgers soms ervaren en velen lastig vinden. Van de weeromstuit gaan we dus
straffere uitspraken waarderen, waar we de onzekerheid en eventueel de
machteloosheid uit wegzuiveren. Neem uitspraken van sommige ondernemers die
menen dat de samenleving bij monde van de politieke en ambtelijke overheden als
een bedrijf gerund zou moeten worden. Alleen al de boeiende economische en
historische discussie over het vermogen van staten schulden te hanteren als een
hefboom naar vooruitgang – maar als een snelweg naar de dieperik als die
vooruitgang niet echt goed onderbouwd lijkt – maakt duidelijk dat politieke
debatten wel eens ontsporen.
Wat we dan wel wensen? Niet
alles moeten we politiek vertalen, maar als we kijken naar de evolutie van het
familierecht, dan blijkt dat in zekere zin het recht van de sterkste de
overhand krijgt. Vaak is dat de vader-echtgenoot, die zich niet om de bloedjes
van kinderen wil bekommeren of zijn echtgenote niet kan blijven zien als de
mooie spetter die ze ooit was. Omgekeerd kan ook natuurlijk. Dat echtscheiding
mogelijk is, niet langer een schande werpt op de betrokkenen, moet winst heten,
dat mensen er nog meer onzeker over worden, wat ze van de toekomst mogen
verwachten, lijkt ook politici vaak te ontgaan.
Dan toch over vrijheid? Of het
goede Samen leven?
Vrijheid? Uiteraard zijn we
vrij maar wat als we een engagement aangaan, zullen we dan dat engagement om
niet of toch weinig verbreken? De gedachte dat mijn vrijheid eindigt waar die
van de ander begint, gaat die ook op voor mensen die zich tot elkaar bekend
hebben en samen een leven willen opbouwen? Vandaag lijkt hier het adagium van
de grenzen der vrijheid zo te gelden dat degene die opbreekt zich niet schuldig
hoeft te voelen. De pijn die de ander lijdt, zou van geen tel zijn, want men
moet stoïcijns zijn nederlagen erkennen en verlies incasseren. Is dat nog wel
zo menselijk. Vrijheid is belangrijk, maar als het om verbintenissen gaat, mag
een zekere vasthoudendheid toch wel verwacht worden, anders veroorzaakt men
leed aan derden.
Het probleem van vrijheid is
dat de overheid ook rechtszekerheid moet aanreiken en soms komt men voor
dilemma’s te staan die niet zo gauw zijn op te lossen. Maar ze spelen dan wel
niet openlijk mee in het politieke debat, ze vormen dan toch de achtergrondruis
in het maatschappelijke debat. En daar is geen centrum te bekennen, of liever,
we vinden het niet zo gauw en dat is dan maar zo. Maar politieke partijen
kunnen zich dan ook in dat centrum niet bevinden, omdat wat wij links, rechts en centrum noemen uit de
Franse Revolutie stamt en de verdeling in het eerste verkozen parlement. Het
centrum, aldus Fernando Savater is eerder leeg en politici zitten in een kring
en de spreker krijgt een scepter, maar moet die later doorgeven. Net deze
benadering van politiek zouden we opnieuw moeten onderzoeken, omdat, zoals
Savater het zelf zegt, de politiek ertoe toe doet als het gaat om het
ondersteunen van het goede samen leven. En ja, we weten het intussen, we maken
ons druk om het goede leven (voor onszelf) maar zelden om het goede samenleven.
En die gedachte is de politiek nu wel enigszins vreemd, behalve die partijen
die ook nog eens over de verhouding tussen persoon en gemeenschap durven te
spreken, waarbij de staat ten dienste staat van de gemeenschap, maar mensen
niet moeten bewogen zich volkomen te laten opgaan in de gemeenschap.
Individualiteit en groep staan tot elkaar, maar het evenwicht zoeken, betekent
niet dat we het vinden. Bovendien brengt de vooruitgang van de technologie hier
ook een en ander aan de orde, omdat, zoals Marli Huijer het stelt, die
overvloed aan technologische middelen discipline en vanwege de overheid, c.q.
de politieke besluitvormers, zelfdiscipline. Hoe het moet? Laat dat dan toch
voorwerp van debat zijn. Maar goed, dat zal niet op het prioriteitenlijstje
staan.
Envooi
Toeval bestaat niet, zegt men
mij wel eens, maar toch, terwijl ik nog nadacht of ik alles al aangedragen had,
hoorde ik op de buis Joke Hermsen spreken over haar nieuwe boek, waarin ze het
heeft over Kairos, Een nieuwe bevlogenheid, over de vraag
of we nog ergens tijd vinden om ons even terug te trekken en na te denken. Net
voor politici zou dat wellicht een interessante oefening zijn. We lijken
inderdaad vast te zitten in de onvermijdelijkheid der dingen, terwijl we
bijvoorbeeld wel gebruik kunnen maken van de nieuwe technologie, zonder er ons
door te laten overheersen. Ik ben belangrijk, voor mezelf en sommige mensen om
me heen, maar we kunnen onszelf niet als ons enige bezit beschouwen. De vraag
is of politici die ons vragen voor hen te stemmen ons, anoniem als we zijn, wel
nog kunnen waarderen, vatten dat we af en toe nadenken over hun handelen, zonder a priori negatieve
gedachten te koesteren. Of beter nog, kunnen zij, politici, de
vertegenwoordigers van de vierde macht en andere spraakmakers nog enige amor
mundi aan de dag leggen, jawel, liefde voor de wereld die is? Dat soort
prioriteiten komt zelden op de lijstjes voor.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten