Michaël Borremans en de subtiele toon
Expositie
Oefeningen
in Verkortingen
Michael Borremans en de
oude meesters
![]() |
Bijschrift toevoegen |
Wat beweegt de schilder? En wat moveert de
bezoeker die een tentoonstelling gaat bezoeken? Het zijn vragen die mij altijd
weer bezig houden als ik naar een tentoonstelling ga. En hoe hedendaagse kunst
er dan moet uitzien?
Laten we duidelijk zijn, er bestaat toch geen
instantie die kan bepalen wat hedendaags is en wat niet. Kunstenaars zijn vrij
hun medium te kiezen, hun kleurenpalet en vormentaal en als dat de toeschouwer
bevalt, is het goed, natuurlijk. Maar
elke kunstenaar geeft er wel een eigen draai aan, zodat we (hopelijk) niet
teveel van hetzelfde te zien krijgen, al is mimetisme ook kunstenaars niet
vreemd. Gelukkig zijn er genoeg filters en toch, wat betekent dat weer, want we
hebben gezien dat de media soms weinig aandacht overhebben voor kunstenaars die
echt uit de band springen – niet met gedruis of onverdroten stoutmoedigheid,
maar gewoon door de kwaliteit van hun werk.
Een andere gedachte die ons wel eens wil
bezoeken, betreft de vaststelling dat het lezen van kunstwerken niet eenieder
meer is toevertrouwd, waardoor het aanwenden van symbolische taal voor een
schilder of beeldhouwer een riskante bedoening kan worden. Want de
werkelijkheid laat zich niet zomaar lezen, laat staan weergeven. Sinds de 14de
eeuw, zo blijkt, is men in Europa tot verschillende opvattingen gekomen die een
steeds meer werelds perspectief liet overwegen, maar ook zelfs dan blijkt er
zich een wisselwerking voor te doen tussen de verbeelding van de harde
werkelijkheid en het verhullen in mysterie en schimmigheid. Toen ik student was
merkte ik hoe men steeds weer terug greep naar schema’s, waarin elk kunstwerk
diende te passen. Gelukkig vertelde iemand, zou dat na 1950 voorbij zijn, maar
wandelend in de tentoonstelling van werken van Michael Borremans, moest ik weer
vaststellen hoe individueel kunstenaars wel niet zijn. Het blijft dan ook de
vraag of je Borremans een eenling moet noemen, die van de conceptuele kunst
niet lijkt te willen weten, maar dat zou echt wel naast de kwestie blijken,
want Borremans werkt met verschillende media, zoals bewegend beeld – film of
video-installatie klopt wellicht ook niet – zodat onze invalshoek altijd weer
verschuift, wat de dame die ik mocht vergezellen ertoe bracht te stellen dat
Borremans zich op meerdere wijzen onderscheidt van anderen en toch ergens lijkt
bij te horen.
De wandeling door de tentoonstelling was niet
geheel een verrassing, omdat de media ons al een en ander had getoond en toen
ik er doorheen dwaalde, moest ik wel bedenken dat de afbeeldingen, op het
scherm of afgedrukt in de krant van de werken iets van de plastiek ontbeerden,
die het ons aanreikt als we er direct naar kijken. Moeten we dan de media maar
aanwrijven dat ze te veel ijver aan de dag leggen om de schilder en vooral zijn
werk te presenteren met het doel ons warm te maken voor deze kunstwerken?
Geenszins, maar toch is er iets van de verrassing weg en dat betreuren we
enigszins.
Sommigen zullen mijn fascinatie kennen voor de
wijze waarop Karel van de Woestijne zijn stukken schreef voor de NRC om hen op
de hoogte te houden van het artistieke leven in België en vooral Brussel. Nu
was hij natuurlijk ook min of meer begonnen, in Latem als kunstcriticus of
misschien beter kunstchroniqueur, maar waarbij hij niet over de middelen alle
doeken en prenten waarover hij schreef aan het publiek te tonen. Dan blijkt
(soms) dat woorden meer zeggen dan een zwakke afbeelding. Waarbij niet gezegd
mag zijn, laat staan begrepen dat bepaalde bladen niet over uitstekende
drukkers beschikten om toch een mooie afbeelding te bezorgen.
Nu, wandelen we dus door de zalen van het
Paleis van Schone Kunsten en laten ons beroeren door het werk, door een
kinderhoofdje, een soort herder, een man die z’n neus vast neemt. Uiteraard
verwacht u dat ik u zal beschrijven hoe een prachtig vrouwenlichaam plots
helemaal androgyn, sexeloos zelfs, wordt, omdat het kleed dat ze draagt
helemaal geen vormen meer verraadt, vrouwelijke vormen, wel te verstaan, want
het is van belang te begrijpen dat we het model kennen, waardoor het hele beeld
in feite des te verrassender uitpakt. Toch is het wellicht niet het topwerk,
als daar al sprake van is. Maar als voorbeeld van een engel, zoals de titel
luidt, kan het niet gelden en toch vertelt het iets.
Opvallend was een werkje dat de titel mee heeft
gekregen het oor dat een vrouw
ruggelings in beeld brengt, maar waar minder het oor dan wel de haarwrong in
het oog springt. Niets minder dan de behandeling van het haar, de strengen, de
vervlechting en de kleuren die ervan springen, het licht dus beroeren ons. Maar
ook de blouse laat zich haast voelen, zodat we het werk zeker drie keer,
misschien wel vier, vijf keer opnieuw bekeken hebben. Er spreekt iets uit dat
ook in andere werken aanwezig is, zoals de eend, enfin de eend in gips of zo,
die ook elders te zien is, maar dan in handen van een meisje.
Borremans lijkt daarmee de moderniteit naast
zich neer te leggen, gewoon door terug te grijpen naar de oude meesters, die
zich hooglijk bekwaamden in de behandeling van de materie en waarvan een
Vermeer of een Rembrandt, naast de Vlaamse Primitieven de voorbeelden zijn.
Natuurlijk is de thematiek veranderd, maar het blijft natuurlijk een zaak van
vertellen en verbeelden. Hoort Michaël Borremans in de sfeer van het
surrealisme? Het lijkt wat te gemakkelijk, want men kan zo een termen, als het
surrealisme natuurlijk niet eindeloos oprekken zonder dat die aan betekenis
verliest.
Overigens, we zegden het al, de schilder staat
misschien wel wat alleen in het huidige klimaat, in wat we doorgaans te zien
krijgen, maar tegelijk gaat het wel om iets, een kunnen van de schilder.
Natuurlijk, kijkt men naar sommige programma’s op tv, waarin men kan leren
schilderen naar het voorbeeld van… dan merken we dat zelfs een begin van
ambachtsmanschap veel van die programma’s ontbreekt. Want zoals we zagen in de
tentoonstelling, gebruikt de schilder de typische technieken die het schilderen
sinds de veertiende eeuw steeds persoonlijker gemaakt hebben, met verkortingen
en zo meer. Het meisje met het kapje? Het zal iconisch blijven, net omdat het zoveel – hoe noemen
we dat vandaag – speelse onschuld uitstraalt. En ook zit er nergens een
indicatie van tijdgebondenheid in.
Want als je naar dat beeld met die houten jurk
kijkt, een beeld zeg ik, maar het is een schilderij, dan merkt men dat
compositie en palet ons – naderhand bevonden – in de wereld van Breugel
brengen, zonder de tronies maar wel de kleurenbehandeling. En zo is er dus dat
eerste grote werk, waarvan we ons afvragen of en hoe de schilder ons iets
anders wilde vertellen dan dat “The Avoider” wel op een soort herder moet
lijken, en toch reminiscenties overhoudt van de wereld van Star Track of Star
Wars, u kiest maar.
Twee uren kan men er besteden, zonder zich af
te vragen waar men is, waarom men er is. Dat wil zeggen, de doeken zeggen
genoeg, maar ook de maquettes en de gedachtenoefeningen. Want wat Borremans laat
zien zijn ook vormexperimenten, oefeningen, maar in plaats van onaf te blijven,
hebben ze iets dat ons wel degelijk kan beroeren. Het wezen van de kunst, zo
zegde de schilder zelf is dat hij vele zaken terzijde laat, omdat ze hem niet
afdoende lijken, maar plots wel met enkele streken plots wel iets worden, iets
lijken te hebben.
De vraag is niet (langer) of de schilder,
beeldhouwer zich aan de werkelijkheid moeten houden, dan wel met die
werkelijkheid naar believen aan de haal gaan. Maar het surrealisme heeft er
niet het monopolie van en evenmin zou men het altijd over symbolisme moeten
hebben. Net dit lijkt de verrassing te zijn die Michaël Borremans in de
aanbieding heeft: de natuur en de dingen die we kennen, zijn niet wat ze
pretenderen te zijn. The House of
Opportunity blijkt in die zin wel een boeiende transformatie te bieden,
want als een honingraat, toont hij de muren en er is lang niet altijd een binnen. En toch
is het net dat project waar we maar over blijven nadenken, want zijn huis of
gebouw dat werkelijk opportuun wezen zou, lijkt op een uit de kluiten gewassen
flatgebouw, dat met een zadeldak is toegerust. Maar of het werkelijk mooier zou
zijn?
Uiteindelijk komt men wel terecht bij de vraag
hoeveel ruimte er is voor verschillende smaken en inzichten in de kunsten. Op
het ene moment werd ik herinnerd aan een kazerne in stille stad tussen Oder en
Elbe in Duitsland, maar dan veel groter, dan weer aan een soort poppenhuis. Maar
als ik zie hoe de architectuur van de huizen in Vlaanderen sinds 30, 40 jaar
ons volkomen is gaan tegenstaan – althans dat wil de publieke roep – dan vraag
ik mij of er wel esthetische redenen achter zitten. Veeleer gaat het om een
soort mode, waarbij men nu eens pastorijen nabouwt en dan weer een soort
mediterrane vierkantbouw. Soms is het wel mooi, soms goed gevonden en dan weer domweg
onpraktisch. Maar zo gaat dat met vingeroefeningen: men verliest wel eens de
lijn tussen kunst en kitsch uit het oog en wat rest? Een hoop stenen. Naderhand
vond ik de oefeningen van Michaël Borremans vooral interessant, omdat hij koos
voor een volume dat eindeloos uitbreidbaar lijkt, zodat het bouwvolume geen
grote vragen meer oproept bij de architect. Aan de andere kant, zijn
verbeelding van het menselijke roept naast bewondering voor het technische ook
zelf weer nieuwe verbeelding op.
Dan is het wel zo leuk om een tentoonstelling
te bezoeken en er naderhand over te kunnen praten, want de indrukken zijn
divers, de rust soms wat zoek, met soms grote groepen en altijd weer de vraag
of zo een telegeleid bezoek echt wel zo boeiend is: kijken en zachtjes praten,
het is het hele eieren eten.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten