Aandacht voor casuïstiek
Dezer
Dagen
Wat het leven brengt
Over het uitgeversvak, zittenblijven,
ruimtelijke chaos en
burgerschap
Eerst dit, want het moet toch
maar betreurd dat een uitgevershuis een verdienstelijk uitgever de wacht
aanzegt, zogenaamd omdat hij te Vlaams zou wezen. Hij, Karl Drabbe, gaf
Vlaanderen werken te lezen die inderdaad niet tot de meest frivole horen, maar
veel ruimte bieden tot reflectie en tot onderzoek. Over het al dan niet
dominante Duitsland, de toekomst van Turkije en de evolutie van vloeibare
waarden. Maar ook particratie kwam onder vuur te liggen, toen Wilfried
Dewachter zijn boek over dat heikele thema op tafel mocht leggen. Kolakowski?
Iemand? Niemand? Hopelijk zijn er toch die de filosofische uitgaven, samen met
Klement vaak uitgegeven in de boekhandel vonden. Helaas, helaas en nog eens
helaas, de kranten hebben voor dit soort publicatie geen vakje tenzij
"saai" en vaker "ongepast" want non-fictie is het niet, wel
reflectie en onderzoek voorbij de aannames en vooral voorbij de zogenaamde
grote namen. Toch blijk een boek als "Door de lens van Spinoza wel
degelijk een publiek te hebben gevonden, zozeer dat een andere uitgever Tinneke
Beeckman wist te overtuigen naar een ander huis te gaan, maar die verleider is
ook al vertrokken en zit nu bij Pelckmans. 't En zal het leven wel wezen,
zeker, dat hard en ongenadig afrekent met losers. Het gevolg is wel dat we
moeten vrezen dat we in de komende jaren minder boeiende en vooral minder
gedegen essays en reflecties zullen vinden. Want jawel, dat verkennen van
Kolakowski of het dissecteren van de particratie in Vlaanderen en België moet
men ernstig onder ogen zien.
We staan namelijk niet alleen
met de vaststelling dat we over sommige kwesties gemakkelijk op onze buikgevoel
afgaan en dat velen menen rationeel te denken terwijl ze louter en alleen
rationaliseren, excuses zoeken. Neem nu de kwestie van het spijbelen, waar men
al tijden lawaai over maakt, omdat het nu eenmaal in de wet staat maar ook
omdat men vindt dat spijbelende jongeren geen eerlijke kans zouden krijgen. Is
dat geen omkering? Is het niet zo dat jongeren die spijbelen hun kansen
vergooien, soms zeer wel wetende wat ze doen? Alleen is het probleem met het
onderwijs dat de onderwijsverstrekkers, vooral de onderwijsbeleidmakers sinds
wijlen Daniël Coens de leerplicht op 18 jaar betonneerde een norm hebben
vastgelegd en een plicht opgelegd aan mensen die niet altijd paraat waren of
zijn zich met dat schoolse in te laten. Waarom moet Pietje, Kevin of god weet
wie nu naar school? Het is de wet. Van een of ander nobel devies is er geen
sprake en van een rozenvingerig ochtendgloren al evenmin.
Pleit ik niet voor spijbelen,
dan betreurde ik al vaker dat het onderwijsbeleid alle vreugde in het studeren eruit
heeft geperst. Men heeft er de vroegere competitieve geest uit gehaald, waar
nog enig begrip voor opgebracht kan worden, maar toch, de competitie helemaal
doden... boys will be boys. En dat is het tweede probleem, men zegt dat vroeger
onderwijs een kwestie was van stampen, drammen, blokken en wat al niet meer aan
woorden beschikbaar is om de te kennen leerstof uit het hoofd dan wel "by
heart" te leren. Erin krijgen was een zaak, het foutloos eruit brengen was
een andere en daar wrong het schoentje, want het viel nog mee een overhoring
Latijnse woordjes te brengen, want dat was dagelijkse routine, voor wiskunde
kon het vaak helemaal stroppen, als men dat ene regeltje uit de stelling van
Lagrange - maar om welke stelling het ging kan ik helaas niet meer achterhalen
- niet kon neerschrijven en dus de hele stelling in duigen viel.
Maar niet iedereen komt zover
met wiskunde dat hij of zij met afgeleiden en tussenwaardestellingen te maken
zal krijgen. Het is goed dat er een Beroepssecundair onderwijs bestaat en het valt
wel eens op dat men neerkijkt op die jongeren die slechts dat niveau bereikt
hebben. Ook blijkt dat wie voor een leercontract ging, vaak meer de kneepjes
van het vak in de vingers heeft, omdat in de schoolse sfeer de traagste
medeleerlingen vaak het tempo bepalen. Dat kan verveling met zich brengen en
baldadigheid, afwezigheid ook en dan loopt het mis.
Wie ervan droomt onderwijs op
maat te verstrekken, verliest verschillende zaken uit het oog. Ondermeer in het
muziekonderwijs blijkt vaak de persoonlijkheid van de leerkracht bepalend voor
het enthousiasme van de leerling, voor de vorderingen bij uitstek. Maar juist
daar blijkt hoe belangrijk de ingesteldheid van de leerling zelf van belang is,
want diens inzet zal finaal bepalen of er iets komt van het studeren van een
sonate van Van Beethoven of een ballade van Chopin. Onderwijs op maat? Van wie,
waartoe? Onderwijs kan mensen optillen en voor wie hier gewoon het traject kon
volgen, merkt soms niet dat instanties als het PMS, nu het CLB, Centrum voor
Leerlingenbegeleiding vaak de maat der dingen uit het oog verliezen.
Neem nu Nahima Langri, wier
ouders uit Marokko kwamen en die hier geboren werd en opgroeide in Borgerhout,
toen een jezuïet in haar omgeving opdook en met kleine en grotere ingrepen de
kansen bevorderde, op maat. Maar zij had er zelf voor te strijden en deed het
ook. Hetzelfde geldt overigens voor Alicja Gescinska, die nu in de VS als
filosofe werkt. Ook zij was zogenaamd voorbeschikt om kapster te worden en werd
een boeiende filosofe. Voor hen was onderwijs geen sinecure, geen blote
verplichting, maar ze wilden het doen en deden het ook, wellicht met welwillende
steun van de ouders en anderen die iets in hen zagen... zoals het eertijds ging
voor kinderen van echte arbeiders, die via steun van weldoeners naar het
college mochten. Ook daar was sprake van inzet en moed en ook al eens lastige
momenten, kleineren soms.
Het overzitten, spijbelen en
ander problematisch gedrag komt vaak voort uit het feit dat jongeren vandaag
van het onderwijs weinig of niets verwachten. Zelfs het verwerven van inzichten
wordt als mogelijkheid geminimaliseerd en sommige pedagogen menen dan nog eens,
Bourdieu nabrouwend dat jongeren niet zomaar dat cultureel kapitaal kunnen
verwerven. Nou, als dat zo zeker was, dan hadden maar weinigen er echt iets van
gebakken. Onderwijs kan zeer verrijkend zijn en kan mensen werkelijk
(onverhoopte) kansen aanreiken, maar het verplichtende karakter en vooral het
voortdurende gezeur in de media dat men zijn school niet moet afmaken om toch
ergens te komen, het klinkt mooi, maar het slaat nergens op. Of beter, de ene
mogelijkheid luidt dat men alsnog ergens toe komt, of dat men na gedane studies
nergens komt, kan men niet als normerend voorstellen. De relatie tussen het
algemene inzicht en het persoonlijke, bijzondere verhaal blijft complex. De
andere mogelijkheid is dat men een goed leven leiden kan, evenwel zonder uitschieters,
zonder bijzondere prestaties - in de ogen van anderen - en ook dat moet men dan
slikken, want dan behoort men tot die losers waarover onze humorfabrikanten het
zo graag hebben.
Het blijft opvallend hoe snel
mensen, ook al fabriceren ze geen graptjes aan de lopende band, oordelen over
zaken van algemeen belang maar nog vaker over zaken van particulier belang, uit
het persoonlijke leven van anderen. Toen de krant De Standaard begon met een
reeks over lelijk Vlaanderen - Lelijk België kan ook, maar dat valt buiten de
horizont - vond ik dat niet zozeer confronterend, wel bedenkelijk gemakzuchtig.
Het klopt, landschappen verdwijnen in snel tempo. Winkelboulevards groeien
haast vanzelf rond centrumsteden en andere vlekken en niemand die weet hoe het
komt. Maar we geloven zo graag, dat het anderen zijn... terwijl actoren op de
markt hier handig inspelen op de verschillende wettelijke kaders die samen tot
zo een winkelboulevard kunnen leiden, waardoor het landschap waar we doorheen
gaan om van a naar b te reizen, volledig verdwenen is achter de gevels en ons
ertoe brengt te begrijpen dat dit ons zowel het plezier van het rijden als het
bewonderen van het landschap vergalt. Let wel, hier is geen complot werkend,
maar spelen bekwame lieden met de juiste hefbomen zodat hun plannen
werkelijkheid worden en wij geacht worden blij te zijn. Op dat vlak moet men
naar "Schoenen Torfs" van de bekende Wouter Torfs kijken. Ik gun hem
en diens familie het geboekte succes, maar vrees dat ze mee zullen zorgen voor
een verdere leegloop van de oude winkelstraten.
De lelijkheid van Vlaanderen?
Ach, soms ben ik ook wel eens geneigd daarin mee te gaan, maar toen Bob van
Reeth sprak over de KBC-toren bij Gent, de architect ervan een sukkelaar
noemde, vond ik dat niet enkel overdreven, maar zelfs misplaatst. Ik vroeg mij
af waarom zo een toren noodzakelijk beantwoorden zou aan de behoeften van de
bank, maar anderzijds staat de toren buiten de stad, op een terrein waar andere
gebouwen staan, zoals de Ikea en Flanders Expo die me niet geheel bevallen.
Maar, men had in Gent ruimte nodig en dan kan men leven met de geboden
oplossing. Het bouwen aan grote steenwegen, omdat de familie er nu eenmaal
grond heeft, heeft inderdaad geleid tot vormen van lintbebouwing die men vooral
niet graag ziet. Toch vernam ik van een ingenieur-landschapsarchitect (VPRO-zomergasten) dat we alert moeten zijn
voor de juridisering van het ruimtelijk beleid. Juristen kunnen bepalen wat
wettelijk mogelijk is, het zijn ingenieurs die het probleem bekijken,
analyseren en dan de opdrachtgevers proberen te overtuigen van wat voor
ingrepen nuttig zijn of optimale resultaten kunnen leveren, als en indien.
Laten we het zo stellen, dat
al die klagers over lelijk België of verslommerd Holland -waaruit het hart
steeds harder wordt weggedrukt - in plaats van in stand gehouden - juist iemand
als Adriaan Geuze het oor niet zullen lenen, net omdat men telkens zegt dat
ingenieurs de stoottroepen van het grote geld zijn, terwijl deze man net
uitlegt dat de overheid, nadat ze een bestuursapparaat met een opvallende staat
van dienst - Afsluitdijk, Flevopolder, Oosterschelde.. - hadden afgebouwd om
het vooronderzoek en het planmatig analyseren van mogelijkheden aan de
particuliere sector zijn gaan overlaten machteloos geworden is tegenover het
geld van grote investeerders en studiebureaus.
Daarmee zijn we terug bij het
verhaal van Karl Drabbe die ontslag kreeg, terwijl op het oog zijn werk meer
dan behoorlijk mocht en mag heten. Ten gronde lijken we eens te meer gevangenen
van aannames die niet meer overwogen worden en gokken zonder enige voorkennis.
Het onderwijs zelf blijkt nog het meest in de greep van algemene concepten,
terwijl men zegt, naar Rousseau, werk op maat te willen leveren, terwijl dat
zelfs niet kan, niet hoeft ook. De omgang met de leerling m/v kan op maat zijn,
de over te dragen is wat die is en daar moet nu net de leerling mee verder. Laat
ons proberen het debat aan te gaan over deze kwesties, niet vanuit het grote
gelijk, maar met aandacht voor wat de omstandigheden vergen én aan
mogelijkheden in petto hebben. Dat wil zeggen dat we niet vanuit algemeen
geldende regels denken, maar die hanteren om concrete vraagstukken op te
lossen, zoals een ingenieur doet.
Het leidende principe?
Burgerschap. Bepaald niet te begrijpen
als onderworpenheid aan enige instantie, kan men het concept wel begrijpen als
een scala van mogelijkheden om zowel de eigen positie goed in te schatten als
die van anderen en te begrijpen dat we naast particuliere belangen ook
gedeelde, ook gemeenschappelijke belangen hebben te beantwoorden. Het gebruik
van de openbare ruimte en de invulling van onze (woon-)behoeften blijken op dat
vlak belangwekkend en toch altijd nog te weinig uitgewerkt, overdacht.
Burgerschap kan men dus niet zomaar altijd op dezelfde manier vorm geven, want
er schuilt ook aandacht voor omstandigheden in, voor casuïstiek.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten