Echo's van het cynisme
Brief
Over
de Beginselen van
de
cynische rede
![]() |
Heruit gegeven en met herzieningen door uitgeverij Boom. |
Brugge,
3 augustus 2015
Liefste
Adelheid,
De
discussie liep hoog op, afgelopen vrijdag, omdat je vond dat men zich met
Sloterdijk niet moet inlaten, wil men in de wereld van de filosofen enige
respect krijgen en met achting ontvangen worden. Ik begrijp je standpunt, maar
ik moet het afkeuren. Ten eerste is het moeilijk om in de academische filosofie
respectvol ontvangen te worden, maar bovendien ontmoet men, zoals Sloterdijk
niet zonder ironie opmerkt, in het filosofische gebeuren vaker dan nodig een cynisch
elitisme. Niet dat een Jean-Paul Van Bendegem of Tinneke Beeckman cynisch
zouden zijn - ik kon dat tot nog toe niet vaststellen - maar afgezien van door
jargon doorspekt geleuter van filosofen - zegt men mij - blijken zij, net als
anderen die ik mocht ontmoeten, Ad Verbrugge, Guy van Heeswijck of Ludo Abicht
niet enkel welwillend het publiek tegemoet te treden, maar ook te proberen
intens met het publiek te communiceren. De enige die ooit, zeer bewust zijn
positie daar stelde, was wijlen Koenraad Raes, die stelde dat hij in zijn wetenschappelijke
taal een ander idioom hanteerde, andere denkbeelden proponeerde dan hij deed in
de brede media. Het was eerlijk, toch? Maar ook nefast voor de
geloofwaardigheid van de academische filosofie. Nu, al vroeger had ik problemen
met het claimen van rationalisme in de filosofie, in die zin dat enerzijds de
filosofische praktijk alleen maar rationeel kan heten, dat wil zeggen dat wie
een stelling presenteert en vervolgens de argumentatie aandraagt niet verdacht
wil worden van logische fouten. Maar dat de aard van de argumentatie inconsistent
kan zijn, ligt voor velen moeilijker dan voor deze jongen. Het is niet zo dat
ik a priori meer geloof hecht aan moeilijk jargon, aan onbegrijpelijke
redeneringen, helemaal niet. Waar het wel op aan komt is dat men een boek, een
essay moet kunnen reproduceren. Dat lijkt een bedenkelijke eis, maar naar
aanleiding van wat je zegde over Sloterdijk, lijkt me die eis van cruciaal
belang. Want reeds goed twintig jaar geleden las ik voor het eerst diens
"Kritiek van de cynische/kynische rede", maar ik heb blijkbaar, nu ik
het herlees veel onthouden, hoewel een aantal details uiteraard vervluchtigden.
Het
zijn geen details, maar het zijn enkele hoofdlijnen die bij herlezing tot nog
toe opnieuw ontdekt heb. De kritiek van het rationalisme is er een van, waarmee
we meteen ook tot de vaststelling komen dat men dit essay zeer weldoordacht
heeft genegeerd. Want het rationalisme stellen tegen vormen van
antirationalisme dat vindt Sloterdijk wel een mooi begin, maar niet meer dan
dat. Alleen al de voorstelling van een groot congres om de 200ste verjaardag
van de "Kritik der reinen Vernunft" te vieren maakt het de lezer niet
gemakkelijk, maar tegelijk, valt op, neemt de auteur de lezer mee. "Zijn
het geen droeve feesten waar de genodigden hopen dat de hoofdpersoon verhinderd
is omdat zij, mensen die zich op hem beroepen, zich bij zijn verschijnen zouden
moeten schamen. Hoe zou het scherp menselijk oog van de filosoof ons aanzien?"
(p. 17)
Je
begrijpt dat Sloterdijk zichzelf niet minder dan zijn collegae helemaal te kijk
zet en beseft dat de academische filosofie een claim legt op waarheid, die bij
nader toezien niet altijd te rechtvaardigen valt. We worden vervolgens rondgeleid
in de fysiognomie van Kant - en later zal de auteur ons de fysiognomie van de
kynische rede binnenleiden - waarbij Kant nergens qua uiterlijk lijkt te
corresponderen met zijn denken, of nog, we krijgen een eerste ironie
voorgeschoteld. De Kritische theorie en
de Kritiek zelf beleven droeve tijden, want het gaat om een gekostumeerde
kritiek, een kritiek zonder inzet en met weinig ambitie - tenzij uit te
blinken. Nu kan ik begrijpen dat academisch geschoolde filosofen dit
nestbevuiling vinden, maar het moet toch mogelijk blijven, dat een filosoof
zichzelf en het eigen vakgebied ernstig tegen het licht houdt en de zwakke
plekken onderkent.
Het
verkeerde bewustzijn, dat ons wel eens werd voorgehouden toen we als jong
student toevallig in een atelier terecht kwamen waar men de Kritiek beoefende
en scherp aangaf waar het met de samenleving fout liep. Prof. dr. Rudolf Boehm
had immers een tijdschrift "Kritik" waar ik enkele keren kennis van
nam. Wellicht lag het aan mij dat het vuur doofde, of beter, dat ik een ander
vuur voelde laaien, een zaak waar ik me voor zou inzetten. Het is pas toen ik
de kritiek van Sloterdijk aan het adres van de rationalisten las en vooral aan
het adres van Links, zowel de sociaaldemocraten als andere gezindten,
communisten en anarchisten, dat ik begreep dat ik het vuur laaiende mocht
houden. Immers, Sloterdijk betoogt dat het marxisme wel moest uitlopen op steeds nieuwe
afsplitsingen, omdat de verlichting en het rationalisme nooit zekere resultaten
opleveren zal. maar omdat men altijd zeker is van de eigen argumentatie, zal
dus elke nieuwe kritiek leiden tot aanspraken op de waarheid en niets dan de
waarheid... zodat er zich een nieuwe beweging vormt.
Sloterdijk
zal verderop aantonen hoe Marx en Engels zowel Stirner als Bakoenin als
concurrerende bewegingen en benaderingen met waarheidsaanspraak vernietigen wilden.
Stirner is inderdaad nagenoeg vergeten, Bakoenin en het anarchisme leeft wel
door, maar eerder als een vage echo. Vergeten we ook niet dat een andere,
nobele anarchist, Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die met Kautsky en Wilhelm
Liebknecht jarenlang goed overweg had gekund plots terzijde werd geschoven.
Het
probleem van het anarchisme, de uitdaging die het stelt refeert naar mijn
aanvoelen aan de stoutmoedigheid, de vrijmoedigheid van figuren als
Uilenspiegel, Mefisto en Diogenes van Sinope, maar als we het goed begrijpen,
zou men het werk van Charles de Koster, die de Légende d'Uylenspiegel schreef,
dat door links, zelfs door de Sovjet-Unie hoog in het vaandel gedragen werd, niet echt tot de marxistische kritiek mogen
rekenen. Ook Diogenes viel uit de boot, omdat zijn kritiek wel emancipatorisch
werkte, van onderop, maar tegelijk al de machtsaanspraken van de linkse bonzen
aanviel, nog voor de macht verworven werd. Dit wil zeggen, Marx en co hebben al
nagedacht over hoe ze de macht zouden verwerven én behouden.
Je
zal begrijpen dat ik met dit alles nog niet zo heel veel over het boek heb
duidelijk kunnen maken, maar dat krijg je nog, ondanks je kritiek aan het adres
van Sloterdijk. Nu werd duidelijk terwijl ik een en ander onderzocht dat het
boek wel degelijk redelijk vaak gekocht is geworden maar tegelijk dat de
aanhangers van de Kritische theorie en rationalisten het als een monstrum en
scandalum hebben afgewezen. Bedenk dat de man het verjaardag van de Kritik der
reinen Vernunft in 1981 beschreef als een trieste bedoening, want zo wordt
duidelijk dat je mee bent gegaan in de idee dat de analisten het beter weten
dan de filosoof zelf. Maar iedereen die de Kritiken leest, zal merken dat de
tekst altijd nog geïnterpreteerd moet worden, maar dat niemand, aldus
Sloterdijk kan claimen de enige waarheid te verkondigen. Ik bedenk me hoe in de
Nederlanden na het succes van Calvijn en het Calvinisme in verschillende fasen
ernstige binnenlandse conflicten zijn ontstaan rond de juiste Calvinistische
lezing van de bijbel en de samenleving. De Gomaristen stonden tegenover de Arminianen,
de strikten tegenover de rekkelijken, waarbij de Arminianen de lont aan het
kruitvat hadden gestoken door een remonstrantie uit te geven, waarin ze de
genadeleer van Calvijn aanvielen, d.w.z. dat Calvijn geen ruimte zag voor de
vrije wil van mensen om de hemelse zaligheid te bereiken. Oldenbarnevelt en
Hugo de Groot stonden, zoals een groter deel van de Hollandse regenten aan de
zijde van de rekkelijken, maar de kern van de zaak was in wezen een strijd
tussen een kring van beschaafde en welstellende lieden die vanuit een
Erasmiaanse traditie tegen de Calvinistische leer aankeken. Het volk volgde
evenwel de strikte leer, hoewel ze daar helemaal geen baat bij kon hebben, want
welstellend zijn in het ondermaanse was ook al een genade en dus... Gaven
Gomarus en zijn companen blijk van een cynisch machtsdenken, dan zal Sloterdijk
er wellicht aan toevoegen dat hun cynisme zowel het volk betrof: ze bedrogen
hun aanhang van kleine luiden, maar als het om de macht in de staat ging, waren
ze ook nog eens cynisch door de kring rond Oldenbarnevelt, die de staat der
Republiek hadden opgebouwd, af te serveren. Oldenbarnevelt verloor zijn stokske
en zijn hoofd, Hugo de Groot werd gevangengezet in slot Loevestein. De verdere
zeventiende eeuw zou het conflict verder smeulen, Johan de Witt en diens broer
Cornelis zouden gelyncht worden en Adriaan Koerbagh zou in het rasphuis
sterven, nadat hij veroordeeld was voor blasfemie. En tot slot, Bernard
Mandeville, de arts en filosoof zou met zijn vader uit Rotterdam vluchtten toen
zij verdacht werden van ketterse opvattingen. De ketters gingen andere ketters
vervolgen.
Mocht
je nu nog denken dat ik zomaar Sloterdijk adoreer en volg, dan kan ik verwijzen
naar een kritische noot bij de uitspraken over de Ludovicische Verlichting, die
volgens Sloterdijk niet heeft plaats gevonden, terwijl men van een Fredricische
Verlichting kan spreken, omdat Frederik II de Grote inderdaad blijk had gegeven
van Verlichte inzichten en ook Jozef II van Oostenrijk - doch ook zijn moeder -
mag men die rationalistische visie niet ontzeggen. Dat kan ik volgen, maar als
het om Louis XV gaat, dan moet ik nu wel verzet aantekenen, ook maar omdat ik
via Jean-Christian Petitfils een ander beeld kreeg van de Vijftiende Lodewijk,
die in de Franse Geschiedschrijving - onder impuls van Ernest Lavisse - klip en
klaar aangaf welke koningen men eren zou en welke men zou uitspuwen: Louis XV
dus worde uitgespuwd. Hij had de idee dat deze Lodewijk het land schade had
toegebracht, maar de werkelijkheid is dat Louis XV het land zelf mee versterkt
had, onder meer door het onderwijs te verbeteren, door zich met bruggen en wegen
in te laten en de voorrechten van de geprivilegieerden, dat is meer dan de
noblesse de robe en de noblesse d'épee maar ook nieuwe geadelden, uit de
financiële wereld in te perken. Hij kon met hulp van Maupeou de adel
verplichten bij te dragen aan de belastingen en dat mag toch een prestatie
heten. Maar toen Louis XV stierf in 1774 kon men Louis XVI ertoe bewegen de
adel opnieuw vrij te stellen van belastingen. Alle hervormingen werden teniet
gedaan en dat zou voor Louis XVI in 1789 het einde betekenen. Al moet opgemerkt
dat deze opvallend meegaand was met de hervormers en niet enkel omdat hij
besluiteloos zou zijn geweest. Beide vorsten waren ook opvallend goed
voorbereid op hun taken, wat men in de korte versies altijd weer vergeet. Maar
waartoe waren zij voorbereid? Om de macht uit te oefenen. Precies, maar wel zo
dat Louis XV zich ook een dienaar van de staat voelde, meer nog naarmate hij
beroep moest doen op het "lis de justice" naarmate de parlementaire
kringen in Parijs en de andere parlementen zich tegen zijn hervormingen
verzetten.
Maar
volstaat dit om het werk van Sloterdijk af te wijzen? Geenszins, want welke de
visie ook is die Sloterdijk in verband
met Louis XV hanteert, laat precies zien wat de historicus Jean-Christian Petitfils
zelf wil aangeven, namelijk dat een rationele blik op geschiedenis nog zo
gemakkelijk niet tot stand komt. Maar Louis XV had ook af te rekenen met een
oppositie die van drukwerk gebruik maakte en via een tijdschrift een vijandige
blik op de koning wierp. De jansenisten waren hierbij betrokken, of meer nog,
waren de sturende krachten. die de koning verweten af te wijken van de bul
Unigenitus en daarmee afbreuk te doen aan het galicanisme. Meer nog, de
jansenisten, die zelf door unigenitus in een lastig parket waren gekomen gingen
met andere krachten de strijd aan tegen Louis XV. Hier was sprake van pure
machtsstrijd en het valt niet zomaar op te maken wie het meest cynisch uit de
hoek komt, dat betekent, wie omwille van de macht de leugenachtigheid van de
eigen visie onderkent en ze toch blijft voorhouden.
De
spelers wisten dat hun argumenten wel eens tegen hun originele positie konden
ingaan, maar begrepen dat dit de tegenstander, de Franse koning zeer uit
evenwicht brengen zou, waardoor ze hem dachten te kunnen sturen. Maar de koning
was van geen kleintje vervaard en heeft hen vervolgens zelf gemanipuleerd, maar
ook heeft hij gebruik gemaakt van de wet- en regelgeving, waarbij hij met zijn
medestanders er finaal in slaagde de partijen uit elkaar te spelen.
Om
maar te zeggen, het kan zijn dat Sloterdijk zich wat Louis XV aangaat vergist
heeft, de discussie over redelijkheid, zelfs over verkeerd bewustzijn kan in
deze verhelderend werken. Wel is het duidelijk dat al deze figuren op hun eigen
wijze hun verstand gebruikten en redelijke overwegingen in acht namen, op een
soms wel zeer onredelijke wijze. Want de Re volutie gooide de bestaande orde
om, maar na de doorgang van Napoleon was er een nieuwe hegemonie geschapen, die
gedurende meer dan een eeuw Frankrijk zou besturen. Dat was niet enkel de oude
adel, die hoopte op herstel van de oude voorrechten, maar ook nieuwe groepen,
die ondanks de oorlogen begonnen waren hun voordeel te halen uit de nieuwe
technologie, de stoommachine.
Daarom
is het van belang te begrijpen dat de cynische rede meer is dan een poging even
de zaken op hun kop te zetten, meer is dan een geval van ontmaskeren.
Sloterdijk wijst er zelf op dat dit het begin vormde van zijn onderzoek, maar
het ontmaskeren werd een gezelschapsspel, waarbij niemand uiteindelijk nog
belang hechte aan het feit dat men ontmaskerd was geworden.
Tot
slot nog een gedachte over het kabinet van de cynici, want over de fysiognomie
van de cynische gelaatstrekken, waarbij Sloterdijk erop wijst dat een cynicus
vaak de ene mondhoek opgetrokken houdt en de andere gedeprimeerd laat zakken,
moet u het zelf lezen. Toch is een smoelwerk als dat mij niet onbekend, ook al
zie ik het nooit in de spiegel. Over Diogenes dus, Faust en de
groot-inquisiteur van Sevilla, die Christus herkende, maar zich niet voor hem in
aanbidding prosterneerde. Neen, de bisschop, groot-inquisiteur meende dat de
terugekeerde Jezus hem alleen maar kon hinderen. Alsof een Johan van de Lanotte
of een Wouter Bos respectievelijk de terugkeer van vader Anseele of Pieter
Jelles Troelstra niet zouden verdragen, hinderlijk zouden bevinden. Maar alleen
een groot-inquisiteur kan iemand tot de vlammen veroordelen, kan zelf van de
leer van christus overstappen naar... de positie van de hogepriesters en de Farizeeërs,
maar er waren ook andere priesters, bisschoppen, zoals Adrianus IV, de in
Utrecht geboren paus, die ondanks zijn verweven met de macht, van bisschop en
kanselier van Karel V toch ook een beetje voorloper waren van paus Franciscus,
in de mate dat hij kort na zijn intronisatie door het helpen van zieken in Rome
besmet raakte en finaal stierf, nauwelijks een jaar in het ambt. Misschien is
de man een beetje een nazaat van de filosoof met de ruwe mantel en op sandalen.
Feit is dat Dostojewski met die droom van Ivan (Karamasov) wel aangaf hoe het
met macht is gesteld, niet in de middeleeuwen, zoals men dan zegt, maar in de
latere negentiende eeuw.
Hopelijk
kan je met deze enkele opmerkingen vrede hebben met het feit dat ik Sloterdijk
wel hoog heb zitten, al weet ik dat hij nadien ander werk geschreven heeft. Zou
het niet spijtig en betreurenswaardig zijn, mocht hij steeds op dezelfde nagel
zijn blijven kloppen. Daarom is zijn werk over Toorn en Tijd minstens zo belangrijk om een inzicht te verkrijgen in (religieus) fanatisme.
Maar ook dat boekje zal ik nog eens moeten doornemen. Maar ook een filosoof
wordt niet kant en klaar van de universiteit afgeleverd, heeft nog wat rijping
van node en veel werk.
De
kritiek van de cynische rede helpt na te denken over rationalisme en de hang
naar absolute zekerheid. Maar zoals uit het essay blijkt, kan men die net
omwille van wat de rede is, een instrumentarium om argumentaties op te bouwen,
nooit afdoende bereiken, de zekerheid dus. Want altijd is er nog een
alternatief mogelijk voor een bepaald inzicht en dan kan er een derde zich
tussen beide plaatsen.
innige
groet, Salve et vale
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten