Polemische pedagogie
Brief
over goedgelovigheid ten aanzien
van wetenschappelijke resultaten
Juan Luis Vives, in de Nederlanden en Brugge bekend als Jan Ludovic Vives, uit een familie van gekerstende maar vooral geleerde Joden, maranen, zou veel over pedagogie schrijven. |
Brugge,
21 augustus 2015
Geachte
heer Raf Feys,
U
stuurde me het nieuwe nummer van de Onderwijskrant toe en dank u daarvoor
graag, want een artikel over studies rond zittenblijven trok mijn aandacht. De
notoire onbetrouwbaarheid van studies over een fenomeen en wat het met
betrokkenen doet, blijkt zeer gevoelig voor aannames a priori.
We
leven in een boeiende tijd, maar het kan vermoeiend blijken, met
wetenschappelijke data om te gaan, want de betrouwbaarheid, daar moet men wel
enige omzichtigheid bij aan de dag leggen. Nu kan het misschien helpen als we
proberen te begrijpen wat - in onderhavig geval - de wetenschappelijke
pedagogie voor ogen heeft staan, wat de finale doelstelling dan wel is. Ik het
niet van mezelf, maar het herlezen van de beruchte "kritiek van de
Cynische Rede", voortaan "Cynische Rede" genoemd, van de hand
van Peter Sloterdijk licht ons wel voor op dat vlak. Ik weet wel dat de man
zijn werk een beetje gedateerd vindt, ook ten aanzien van zijn eigen verdere
onderzoekingen, maar toch, het is er en de lezer kan er naar believen in lezen,
met zorg erop lettend de eigen interpretatie niet in de gevonden inzichten te
leggen.
Het
doel van de pedagogie is polemisch. Zo is dat en in feite zou het voldoende moeten
wezen om duidelijk te maken dat de pedagoog strijdend naar het onderwijs kijkt
en dus vijanden van node heeft. Waar we geleerd hebben te begrijpen dat
pedagogie, dat sociale en menswetenschappen objectief en neutraal te werk gaan,
moet men met Sloterdijk begrijpen dat op het moment dat de expertise van de
pedagogie ingezet wordt dit een strijdbare inzet vergt en dus polemische
wetenschap wordt.
Niet
u bent de vijand, mijnheer Feys, noch ik, maar het bestaande onderwijsbestel
moet dringend op de schop en om dat te doen beroept men zich op analyses. Maar
hier begint het problematische van de hele situatie: hoewel de moderne
wetenschap wel degelijk streeft naar openbaarheid, dient men, wil men met aan
zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het gestelde doel bereiken, moet men de
bedrijfsgeheimen binnenshuis houden. Maar men moet de goegemeente wel voeden
met data om aan te geven dat de doelen van de onderwijsbeleidsexperten oirbaar,
noodzakelijk en objectief evident blijken. De wetenschappers mogen dan zo
rond1968 afgeschilderd zijn als de vertegenwoordigers van de
bourgeoishegemonie. Onder meer de pedagogie heeft al sinds John Dewey pogingen ondernomen de praktijk van
de schoolmeester verdacht te maken. Het ging niet meer om de beproefde
onderwijspraktijk, maar om de hervorming, al leest men wel dat John Dewey niet
wilde hervormen om de hervorming. Ik kies er deze Amerikaanse vertegenwoordiger
uit, maar had natuurlijk ook Rudolf Steiner kunnen kiezen, maar bij nader
toezien is de opzet van Dewey meer wetenschappelijk en heeft Steiner er van
meet af aan een conceptueel verhaal van gemaakt, dat aan duidelijkheid weinig
te wensen overlaat. De wetenschappelijke pedagogie wil dat niet op het eigen
geweten hebben, begrijpt u?
Wat
kan men doen tegen deze pedagogische wetenschap, die in de media al even
polemisch uitgedragen wordt, ook door mensen die men meer verstand toedicht,
zoals Guy Tegenbosch, tot voor kort een van de leidende pennen van de krant De
Standaard? Laten we hen antwoorden met de gedachte dat als men het strijdbare
concept van de wetenschap inzet op het niveau van het onderzoek, dat onderzoek
inderdaad bedenkelijk wordt. Niet enkel wordt het dan een tautologisch verhaal,
waarbij men bewijst - aan de hand van al dan niet gemanipuleerde data - wat men
wil bereiken maar ook verdwijnt dan de nodige distantie ten aanzien van het
onderzoeksveld, maar is men zelf plots betrokken partij.
Misschien
is het onvermijdelijk dat zo een wetenschappelijke activiteit polemisch is,
maar dan nog zou het nuttig zijn vast te houden aan wat Michel Foucault finaal
zijn studenten en ons voorhield: parresia. Het gaat om waarheid spreken, ook
als die storend is en de onderzoeker duur te staan kan komen. Gedurende jaren
was men ervan overtuigd dat zittenblijven voor de zittenblijver - ook in zijn
later leven - nare gevolgen zal hebben. Ik denk dat men daarmee een algemene
regel wilde terwijl men alleen maar casuïstisch te werk kan gaan.
Want
finaal is dat het probleem van de pedagogie: men wil zoals in de natuurkunde
het geval is fenomenen haarfijn en elegant beschrijven, maar tegelijk wil men
tot algemene regels komen en tot slot moet men de verworven inzichten
strategisch inzetten om de klerezooi eindelijk eens te verbeteren, te
hervormen. Dat laatste is de polemische consequentie. Maar zou het niet zinvol
zijn meer casuïstiek aan te dragen, waarbij men wel degelijk met elkaar
bepaalde inzichten kan bestuderen, terwijl dat het voor de klas, eventueel
digitaal een aantal zaken aanbrengen altijd van de bevlogenheid van de
schoolvos afhangt; altijd weer evenwel blijft
het zo dat de pedagoog nooit controle hebben kan op de omstandigheden waarin de
leraar v/m een bepaalde leerstof te adstrueren heeft. Bovendien heeft de
pedagoog al helemaal geen greep op de pupil, het object dat dringend gevormd
moet worden. Daarom kan de pedagoog zich alleen op de leraren richten.
Polemisch en soms bepaald respectloos. Dit is wat Sloterdijk cynisme noemt,
want ze weten dat ze zich wel tegen de onwetenden moeten richten, ondanks de
vele jaren ervaring van het lerarenkorps.
Hopelijk
kan u met deze enkele bedenkingen uw voordeel doen, enfin, u weet het zelf
natuurlijk ook wel, maar ik wou gewoon even nadenken over uw laatste aflevering
van de Onderwijskrant. U handelt overigens ook polemisch, maar voor zover ik
kan zien niet cynisch, doch wel kynisch, in de mate dat u niet nalaat de
onderwijsbeleidsmakers een spiegel voor te houden. Daarvoor dus mijn oprechte
dank.
vale
et salve,
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten