Eindtermen overbodig?
Dezer Dagen
Leren en vergeten
Eindtermen* onzinnig
Gaat
het in een fabriek van Lotus Backeries om een altijd eender eindproduct, madelijntjes
of speculoos, in een onderwijsomgeving draait het om individualiteit, maar ook
om overdracht van waarden, wat die ook zouden zijn, of beter, de waarden die
wij beweren hoog in het vaandel te voeren. Kennis en leren om te gaan met
kennis en informatie, betekent ook dat we naderhand veel vergeten zijn, maar
dat is niet het punt, want via andere toe- en ingangen vonden we toch weer een
manier om wat vergeten leek weer op te frissen... De eindtermen willen een eindproduct
definiëren, waarbij men voorbijgaat aan de onderscheiden onderwijsvormen. Het
was dan ook van begin af aan een instrument om het onderwijs tot een instrument
om te vormen voor meer gelijkheid en beheersing van het eindproduct.
Waarom
ik zo gekant ben tegen die Eindtermen? Omdat ze het leerproces zelf op de
helling zetten, iets wat een individuele oefening is, telkens weer. Men kan
Utopia niet goed lezen als men zich niet weet vertrouwd te maken met de cultuur
van de zestiende eeuw in Europa, maar het biedt net ook zelf een toegang tot
die wereld. Hetzelfde geldt voor het wetenschappelijke denken, want men kan
proberen de werken van Darwin te lezen of de Calculus van Leibniz nabouwen en
zo proberen te begrijpen hoe men tot de infinitesimaalrekening kon komen. Het
onderwijs dat wij kregen was een vrij goed en samenhangend programma, waarin
zowel wetenschappen als talen en het hele corpus aan teksten uit de oudheid en
nieuwere tijden aan bod kwamen. Latijn of Grieks leren had toen al geen nut
meer, maar de afgelopen decennia zag men jammerklachten de revue passeren dat
jongeren de klassieken niet meer kennen. Moet men dan Goethe kennen? Het werk,
bedoel ik? Of Stendhal, Balzac? Alexander Pope of Shakespeare? Die
geletterdheid, zo heette het, was goed op recepties of in het boudoir, maar
helpt ons niet verder.
Niet
voor niets schreef de wiskundige filosoof Jean-Paul Van Bendegem over het
moeilijk af te wegen belang van de IIde wet van de thermodynamica en het lezen
van de Kleine Johannes, om het eens niet over Hamlet te hebben. We kunnen ook
nog over mimetisch verlangen denken en de vraag onderzoeken of de Ander de hel
is, zoals Sartre beweerde dan wel of de Ander de uitnodiging is zichzelf te
zien en te begrijpen. De ander als studieobject? Neen, filosofische tradities
onder de aandacht brengen, literaire figuren als Lazarillo de Tormes of het
verhaal van de Gollem van Praag, het zijn maar elementen in het versterken van
de eigen beeldvorming, de eigen vorming, wat men ook vindt van talenonderwijs.
Men
zegde al een eeuwigheid geleden, dertig jaar dus, dat mensen een taal
spreekvaardig dienen te beheersen, maar een taal is nooit een kwestie van
woordenschat, grammatica en syntaxis, regels en uitzonderingen alleen, talen
zijn vehikels van gedachten en gedachten kunnen niet zonder het vehikel van
taal om zich in de wereld te verspreiden. Ook een goed begrip vergt altijd weer
en meer diepgaande kennis van de mogelijkheden van de taal. Oh ja, pesten mag
niet, maar goed pesten gaat vaak gepaard met diepgaande empathie en een goede
kennis van de taal. Je hebt immers verschillende vormen van pestgedrag, waarbij
de meest subtiele gebruik maken van kleine zinnetjes en half uitgesproken
woorden. Taalbeheersing is macht verwerven, over het eigen leven en soms over
het leven van anderen, maar dus ook verantwoordelijkheid verwerven. Juist ja,
inzicht verwerven in de fysische natuur, in scheikunde en biologie zijn ook
belangrijk en technologie bevatten betekent deels leren meedenken met de
ICT-ers.
Onderwijs
verloopt overigens niet mechanisch. Kan men een varken vetmesten, tot 80 kg dan
weet men hoeveel tijd het duurt en hoeveel voer het beest nodig heeft, terwijl
een mensen opvoeden zelden tot een einddoel kan leiden omdat we niet weten hoe
jongeren met de aangeboden kennis zal omspringen. Zal zo iemand naar de
cijfergegevens van het Zweedse Vredesinstituut gaan zoeken, zoals sommige
vrienden deden, in een tijd zonder internet? Hoe zal je nadenken over je eigen
toekomst en rol in de wereld? Een spreekbeurt maken over het beroep van je
vader, over deze of gene held van deze tijd een verhandeling schrijven?
Het
ASO is een zaak van inhoud, welk vak men ook ter studie aanbiedt, zoals
bijvoorbeeld Aardrijkskunde, dat van de Zesde tot de Eerste, zoals het toen
heette, de relatie tussen mens en natuur, de verdeling van klimaatzones en de
steeds verder groeiende inzichten over exploitatie van grondstoffen gaat, maar
ook over hoe steden ontwikkelen en wat er gaande is met de biodiversiteit, want
ook daar gaat aardrijkskunde over. Maar het moet gezegd, soms werd het zo saai
gebracht dat een mens zich afvraagt, of leraren zich echt zo graag achter de
droge statistieken verschuilen. Hoe de haven van Antwerpen groeide, kan men
toch best met zin voor het avontuur vertellen, net als de ontdekking van de
fundamentele samenhang tussen menselijke aanwezigheid en de natuur. Ook
Aardrijkskunde verdraagt het verhalende, naast de meer - zogenaamd - feitelijke
benadering. Aardrijkskunde is ook exploratie en dan kan je ook bij Joseph
Conrad, in the heart of darkness terecht, als bij Alexander von Humboldt.
Een
discussie over kritische bejegening van de pers en van het politieke
taalgebruik? Cicero en Churchill, Ceasar en Tacitus, maar ook Macchiavelli en
Max Weber kunnen hulp bieden. Natuurlijk kan men niet alles tegelijk op hun
bordje leggen, want dan zou men hen de jungle insturen, hoe boeiend de
kennismaking met Max Weber of Victor Klemperer ook mag zijn. Inderdaad, een
verkenning van wat jongeren zouden kunnen meekrijgen leidt gemakkelijk tot een
cataloog, tot name dropping, het is niet anders.
Neem
nu geschiedenis? Men heeft zich ook daar beijverd om meer structurele kennis
bij te brengen en in plaats van over de IJzeren eeuw te spreken, de tiende eeuw
- maar ook de negentiende eeuw verdient dat epitheton - over de kastelentijd,
terwijl het grote bouwen pas later begon, toen de tijd van de roofridders en de
geweldenaren al enigszins achter de rug lag. De Forten van Vauban zijn dan weer
een ander hoofdstuk. Structurele kennis overdragen is nuttig, over de
klimaatevolutie, over de grote overstromingen in de lage landen en nog wel
enkele kwesties. Het gaat niet enkel over de antwoorden, maar ook over de wijze
waarop we die verwerven. Toch ziet men dat geschiedenisonderwijs alweer is
teruggekeerd naar een veilige opsomming van feiten, zonder overdracht van
inzicht. De invoering van de Eindtermen als beheersinstrument is daar niet
vreemd aan, omdat men er zeker van wilde zijn dat alle jongeren die of die
kennis wel hadden meegekregen of opgeraapt.
De opbouw
van het onderwijs gedurende de leerplichtjaren vergt een andere aanpak dan de
eindtermen, waarbij men zich kan afvragen of het zin heeft in eenzelfde lijst
die kennis op te nemen die ASO-leerlingen zouden moeten beheersen en kennis die
BSO-leerlingen toch minstens ook moeten kennen. Men kan nu nog duizend keer
beweren dat er geen onderscheid mag zijn, men doet die jongeren in het TSO
electromechanica geen plezier hen met al te theoretische concepten te vervelen.
De gelijkheidsgedachte strookt overigens ook niet met de vaststelling dat we
allerlei soorten mensen van node hebben, stielmannen, vakbekwame artsen en
advocaten, die ook nog eens arbeidsvreugde kunnen ervaren, al zal een dikke
beleggingsportefeuille hen ook wel gunstig en mild stemmen.
De
toegang tot het onderwijs demcoratiseerde vanzelf gedurende de afgelopen eeuw,
maar die democratisering bracht de klad in het vormen van goede stielmannen en
-vrouwen, terwijl men in het ASO, de klassieke humaniora steeds meer een
bestofte boel ging zien. Natuurlijk zal men jongeren de wetenschappelijke
vorming meegeven, wiskunde bijbrengen, maar laat nu net dat vak notoir
impopulair zijn, want zo droog en saai. Toch kon een ingewikkelde oefening mij
wel plezieren, al kwam wel eens ver van het beoogde resultaat uit en een goede
leraar laat dan zien waar je het verkeerde pad op bent gegaan.
Laten
we dus eens wat minder het onderwijs in handen leggen van pedagogen en
onderwijssociologen. Kennisverwerving is voor elkeen belangrijk, maar niet
iedereen groeit op volgens hetzelfde ritme, zoals in het voetbal en andere
sporten duidelijk is geworden, omdat wie zes maanden ouder is, al meer
ontwikkeling kende dan de jaargenoot die in oktober of november geboren werd.
Hoeveel meer variabelen spelen dan niet mee in het complexe gebeuren dat
scholing is?
Want
dat is toch wel het meest ergerniswekkende, dat de moderne pedagogie ertoe
geleid heeft dat men het onderwijsgebeuren tot een soort essentie heeft willen
herleiden, waarbij het onduidelijk blijft wat of die vorming dan om het lijf
heeft. Gaat het om zeer specifieke vorming, dan kan die zich ontrollen tijdens
het leerplichtonderwijs en komt men in TSO en BSO terecht, speelt het zich af
in het hoger onderwijs aan of buiten de universiteit, al bestaat dat
onderscheid nog nauwelijks, zo te zien, dan moet men via TSO of ASO en dan
hangt het nog af van de opleiding zelf wat men kan gaan studeren. In die zin
betaalt men wel cash wat men zelf heeft opgebracht aan inspanningen tijdens het
secondair onderwijs, want sommige opleidingen worden moeilijk als men niet goed
voorbereid is geworden. In die zin is het ASO ook steeds meer specialistisch
geworden en wegen vakken als aardrijkskunde of geschiedenis minder mee, terwijl
die ook voor vandaag van belang zijn.
Een
discussie die al twintig jaar loopt en zelden grondig wordt gevoerd, gaat over de
bizarre vraag wat men van leerlingen mag verwachten na 12 jaar
leerplichtonderwijs en dat was vroeger vrij duidelijk, maar niet op de leerling
toegespitst, wel op de taken die hem - zelden haar - wachtten. Bepaalde
moderniseringen waren zeker wenselijk, werden ook doorgevoerd, soms van
bovenaf, vaker in de klas zelf, behalve het invoeren van de "Moderne
Wiskunde", waar pedagogen bijzonder fier op waren, maar zo te zien alweer
wat op de achtergrond is geraakt. Uiteindelijk zal men toch moeten leren omgaan
met driehoeksmeetkunde oftewel de euclidische meetkunde, maar die heeft toch al
een paar eeuwen op de teller staan.
Dat
men aan de hand van vergelijkingen en algoritmen adequate beschrijvingen kon
geven van de werkelijkheid, leerde ik weliswaar tijdens de collegejaren, maar
het waren boeken die me tot die inzichten brachten. Gelukkig waren er ook wel
leraren die ons daarvan wensten te doordringen en vooral in de laatste jaren
van het Secundair onderwijs aantoonden. Was het dan nooit saai? Jawel, maar zo
gaat dat met vorming, stamtijden leren was ook zoiets dat je niet graag leert,
maar je leest geen Griekse of Latijnse tekst als je de woordvormen niet vlot
herkent en dus de samenhang in de zin kan overschouwen zodat die zin krijgt.
Maar uiteraard is er ook de ruimere context die meespeelt zodat je dus wel
begrijpend moet lezen. Overigens geldt dat weliswaar minder voor moderne talen,
maar onverkort blijft het van belang dat je een tekst in verschillende
dimensies kan zien.
"Par
délicatesse j'ai perdu la vie"
of
"Par
délicatesse j'ai failli mourir"
Het
gaat in het eerste geval om een gedicht van Rimbaud, een chanson in het tweede
geval om een variatie die ik dacht gelezen te hebben bij Joris Note, die het geschiedenisonderwijs
en het bestaan van een leraar uitwerkte. De discussie over de Franse Revolutie
wordt niet meer gevoerd, dat wil zeggen, men beschouwt de feiten als bekend en
zal hoogstens nog eens proberen aan te tonen dat ze noodwendig op elkaar volgden.
Dan vergeet men ook nog eens te begrijpen, zelfs maar aan de weet te komen wat
er elders in Europa gebeurde, c.q. dat er een verband is tussen Jozef II en
diens verlichte despotisme of van de strijd van de Patriotten tegen de Regenten
in Nederland. Geschiedenis laat toe meerdere verbanden te zien en ook wel
vergelijkende geschiedenis om te zien hoe verschillende vorsten en regeringen
zich met nieuwe realiteiten inlieten en er iets aan wilden doen.
Vandaag
zou het de dag van de leerkracht zijn, na WerelddierendagA, de volgorde zegt
veel, maar ja, zoals vroeger elke dag zijn patroonheilige had - of toch bijna -
zo is er vandaag geen dag die niet een of ander slachtoffer van de tijd onder
de aandacht brengt. De realiteit is dat leraren in het onderwijsgebeuren
belangrijk zijn maar voor elkeen anders kan overkomen. Bovendien kan die
waardering dan wel verguizing nog variëren doorheen de jaren. Wel veranderde
veel toen leerplicht tot18 jaar iedereen verplichtte een volledige loopbaan op
de schoolbanken te blijven zitten. Dan zwijgen we nog over de vermeende
intellectuelen die hun leraren en leraren in het algemeen afdeden als
grenzeloos geborneerde types zonder verbeelding. Als zestienjarige is de
neiging groot die leraren of leraressen voor saai en duf te houden, maar zijn
niet alle volwassenen dat? Soms ontmoet men dan een inspirerende figuur, die
meer betekent dan een leraar, maar zelfs een "maître à penser" worden
kan. Dan verandert het beeld van wat zo een leraar doet en ontstaat een
overdracht die het professionele overstijgt. Helaas ontmoet niet elke
leerling(e) zo een begeesterende leraar m/v. Misschien zou het ook al goed zijn
als men erkende dat de plichtmatigheid van het schoolgebeuren saai en
geestdodend kan zijn, maar dat het ook elders kan. Maar dan heeft men niet nog
meer insnoerende ideetjes nodig, wel precies het vertrouwen in leraren dat ze
best wel weten waarheen ze leerlingen kunnen leiden en soms zelfs verder dan
dat. Eindtermen wekken eens te meer de illusie van controle en beheersing,
terwijl het voor het welslagen van individuele schoolcarrières allerminst een
zekerheid bieden zal.
Bart
Haers
* Het is niet de eerste keer dat ik over eindtermen schrijf, net omdat dit als instrument wil aangeven wat jongeren moeten kennen en kunnen. Dat is belangrijk, maar een goed opgebouwd programma voor onderscheiden onderwijsvormen, lijkt minstens zo nuttig. De discussie die in december vorig jaar gevoerd werd via hoorzittingen in het Vlaams Parlement, lieten zien hoe ambigu die eindtermen wel niet zijn.
Reacties
Een reactie posten