Seculiere lezing van de Schrift zinnig tijdverdrijf
Recensie
Wat met de bijbel
Ludo Abicht en het vrij zinnig lezen
![]() |
Bijschrift toevoegen |
Ludo
Abicht, De bijbel. Een vrij zinnige lezing. Uitgeverij Vrijdag 2016. 255 pp.
19,95 €
Wonderverhalen
zijn het, een bloedboek, zegt Dimitri Verhulst, maar de bijbel heeft op een
meervoudige wijze onze kijk op mens en samenleving, op de wereldorde en dito
chaos mogelijk gemaakt, waarbij het omwerken van verhaalstof altijd weer in
functie is komen te staan van die ene god, die wel een paar namen heeft
gekregen, Elohim en Jahweh en in die zin kan men het bij de archeologie van de
geest onderbrengen. Ludo Abicht schrijft dit boek, deze inleiding tot de bijbel
omdat hij de mening is toegedaan dat de bijbel integraal deel uitmaakt van onze
cultuur en ook nog drager van betekenis kan zijn, niet op een dogmatische
wijze, maar wel in de ontwikkeling van onze gedachten over wat en wie we zouden
kunnen zijn. Ik heb aan het nieuwe testament minder aandacht besteedt, omdat het wel nog eens een aparte behandeling verdient.
Het
kan vreemd lijken dat een overtuigd vrijzinnige, vrijwel gelijktijdig met een
andere vrijzinnige, Etienne Vermeersch een boek uitgegeven ziet over nagenoeg
hetzelfde onderwerp. Beide zijn nagenoeg even oud en hebben zelfs een
vergelijkbare biografische passage: hun intrede in het noviciaat bij de
jezuïeten en het opnieuw vertrekken uit die opleiding en vorming. Vermeersch
schrijft over God, wil nog maar eens aantonen dat hij niet bestaat en dat we
hem ook niet nodig hebben om de wereld te begrijpen, wat ook klopt, maar de
demarche van Ludo Abicht laat zien hoe die bijbel, de Joodse Tenach en verder
de Bijbel zoals die in het christendom is samengesteld is geworden meer is dan
een set van wondere verhalen, doch vanuit verklaringen voor de dingen die zijn,
zoals de zon en de maan, het licht, dieren en ja, zelfs mensen, maar ook hoe
mens tot mens is kunnen worden. Men kan het een bloedboek vinden, zoals kranten
dezer dagen ons voortdurend vertellen over bloederige geschiedenissen, over
wraak en wrok, over afgunst en grootmoedigheid ook, toch. Maar ook is het geen
boek dat ons met de rug naar de toekomst plaatst, zoals sommige gelovigen
willen doen geloven, maar dwingt de lezer naar de toekomst te kijken, de eigen
inbreng vorm te geven.
De ontwikkeling
van wetenschappelijke inzichten zoals die reeds bij Pythagoras en Archimedes,
maar evengoed in Babylon en Alexandrië op gang is gekomen vormt evengoed een
grondslag waarop het humane zich kon ontwikkelen, maar het vertellen van
verhalen, het zich herinneren van de ballingschap in Babylon, ook over de
schone Suzannah dus en de fictieve figuur bij Marnix Gijzen, Joachim van
Babylon. Net boeken als dat verhaal hebben mij een toegang bezorgt tot een
begrijpende lectuur van de bijbel, die hele wereld en vele geslachten een
plaats gegeven in mijn mens- en wereldbeeld. Over Jozef en zijn broeders lazen
we Thomas Mann, die het hele verhaal gefileerd heeft en opnieuw aangekleed; men
kan de tetralogie te omvangrijk noemen en te pompeus, maar wie wil vertellen
kan toch ook beslissen over hoe het verteld zal worden. Het is geen naakte
taal, probeert zich gedachten voor te stellen van de protagonisten en van
figuranten. Meer is het niet? Dat hangt af van wat de lezer zelf ervaart, al
lezende.
Niets
voor niets begint ook Ludo Abicht zijn boek met een aantekening van Origines,
die uitlegde hoe we voorbij de letterlijke lezing van de tekst kunnen komen tot
een allegorische lezing en zelfs kan men in het lezen van al die teksten een
soort streefdoel vinden, want een anagogische lectuur betekent dat je in al die
verhalen iets vindt dat het waard is na te streven. Om aan die gedachte te
ontkomen, kan men dus maar beter de bloederige geschiedenissen op de voorgrond
plaatsen, de houding van God ten aanzien van de vijanden van Israël.
Genesis
en Exodus krijgen in deze introductie een vooraanstaande plaats en worden
uitgebreid behandeld, net omdat ze zo fundamenteel blijken in de Joodse en
christelijke tradities en bij wie ermee wil afrekenen, met god en diens
santenkraam. In het Joodse leerhuis zal men jongeren ertoe brengen de verhalen
te leren lezen en erover te prakkiseren, tot in het eindeloze toe. Maar dat
lernen kan mensen wel iets bijbrengen of hen net autistisch afsluiten van de
werkelijkheid. Enige kennis van de Jiddische tradities en verhalen kan daarbij
helpen zelf het behandelen van verhalen ter hand te nemen en te leren hoe ze,
niet enkel verhalen uit de bijbel, te bejegenen.
Hoe
de bijbel tot stand gekomen is, kan ons veel antropologische inzichten brengen,
denk ik, maar het gaat dan om meer aan de opeenvolging van de boeken en de
verhaaltjes, wel over hoe bijbelse verhalen in de archeologie soms bevestiging
vinden, maar vaak onmogelijk te retraceren blijken. Op zoek gaan naar de ark
van Noach op de berg Ararat, betekent dat men de geografie van de bijbel moet
gaan afmeten aan wat men weet over de politieke archeologie, nog meer over de
bevolkingsgeschiedenis voor de tijd van de ballingschap in Babylon, want
Abraham leefde in de omgeving van Nineve, in het Koerdische gebied, trok tot in
Egypte en zou ook nog in de omgeving van Jeruzalem zijn opgedoken, in Hebron -
het graf van de aartsvaders. Nu goed, op een winterdag in 1978 moet het geweest
zijn, las ik iets over Hebron en aartsvaders, Abraham, Isaac en Jacob en
herinnerde ik mij - uiteraard - uit de geschiedenis van Jozef en zijn broeders
- dat de oude Jacob ook in Egypte was geweest en had altijd gedacht dat Jacob
daar ook was gestorven. Nu kan men dankzij wikipedia zulke data gauw opzoeken,
toen had stelden we ons tevreden met de encyclopedie en de bijbel zelf. Heeft
Jozef echt zijn vader in Hebron begraven?
Alleen
al het verhaal van Abraham en Sara, Isaak en Rebecca en dan de reis naar Egypte
laten zien dat de bijbel een verhaal van vertellers is, aldus Abicht, die laat
zien hoe in de verschillende episodes opvallende parallellen opduiken en
tegelijk, altijd weer die kleine afwijking die het verhaal een nieuwe richting
uitstuurt. De bereidheid van Abraham om zijn zoon te offeren en vervolgens door
God wonderbaarlijk wordt tegengehouden, vormt tegelijk een argument voor een
bloedboek, als een aanzet na te denken over de betekenis van onze daden, over
loyauteit ook. Marc De Kesel beschrijft in "Goden breken" hoe Abraham
vaak met god in discussie is gegaan, over de vernietiging van een stad en over
hoeveel rechtvaardigen er moeten zijn opdat de stad gered zou worden.
Abraham
de onderhandelaar gaat met god in debat, zoals ook Abicht beschrijft, maar voor
ons is dat iets onbegrijpelijks, want wij weten dat bij wie stemmen hoort,
ergens een hoek af is. Wat niet is, kan niet zichtbaar zijn of zich
verstaanbaar maken. Aangezien Abraham weet dat zijn zoon laat geboren is, toen
de ouders al een respectabele leeftijd bereikt hadden en dus na het offeren van
de ene zoon verre van een talrijk nageslacht zouden krijgen, moet dus wel enorm
getwijfeld hebben of god ze nog allemaal op een rijtje had. Onzin dus?
Ook
Exodus stelt de redelijke mens voor onmogelijke raadsels, want hoe kan farao
zich inbeelden dat die dienaren, die slaven geworden zijn tegen hem in opstand
zullen komen, reden om de eerstgeborenen te doden, elke voortplanting van
jongens tegen te gaan en te verplichten hen te doden. Een vrouw vindt een
oplossing, de bekende geschiedenis met het rieten mandje waarin de baby te
vondeling gelegd is geworden. In de loop der jaren is er een merkwaardige
vaststelling gerijpt bij mij dat de Nazi's tegengesteld aan de Egyptische farao
en zelfs koning Herodes vooral de vrouwen en meisjes wilden doden om het Joodse
volk uit te roeien. Was met de aartsvaders de patriarchale lijn dominant, in
het Jodendom werd daarna en in het licht van de diaspora de vrouwelijke lijn
prominent om de voortzetting van het volk te bepalen. Dat Joden lange tijd niet
mochten huwen met goijim, staat al in de wetten van Mozes, vormt wellicht een
zeer authentiek aangevoelde vrees om tot een regel. Volkeren willen een
identiteit versterken, maar weten ook dat ze niet al te endogaam mogen functioneren.
We krijgen dan ook verhalen van mannen
die hun vrouw op een ander zoeken.
Ludo
Abicht legt ons dus uitgebreid uit hoe we in de bijbel niet moeten zoeken naar
realia, archeologische of andere feiten, al zijn er voor de historische
periode, vanaf ongeveer 750 BC toen de Bijbelverhalen voor het eerst werden
opgetekend en vorm begonnen te krijgen, wel redenen om aan te nemen dat
bepaalde gevallen wel in de archeologische onderzoeken bevestigd kunnen worden,
maar dan zijn we al in de tijd van twee koninkrijken aanbeland, Israël en Juda.
De
auteur gaat hier niet verder op in, maar sinds ik met die dubbele geschiedenis
van twee aangrenzende rijken met een verschillende ingesteldheid in aanraking
gekomen ben, vraag ik me af of net hier de bijbelse auteurs en denkers niet een
zeer dialectische lezing van de geschiedenis hebben gepresenteerd, niet opdat
de bijbel altijd gelijk zou hebben, maar opdat we zouden begrijpen dat er
altijd minstens twee mogelijkheden zouden zijn en als we dus een probleem
willen oplossen we minstens die twee kunnen onderzoeken, wat nu zelden gebeurt.
Wie aan de hand van een beslissingsboom een bepaald probleem wil analyseren kan
niet anders dan ook de nee-richting ver genoeg doordenken, al lijkt dat in ons
denken niet zo goed ingeburgerd, want als een bepaalde mogelijkheid niet
bestaande is, dan hoeven we er ook verder niet mee bezig te zijn. Want we
besluiten vaak prematuur dat iets niet kan of mogelijk is. Aangezien we de
ja-kant of positieve sporen volgend ook wel eens op een onmogelijkheid kunnen
stoten, is het doordenken van wat op het eerste zicht onmogelijk is, best wel
de moeite waard. Joodse geschriften laten ook wat niet mogelijk lijkt vaak
enige bestaansrecht. Wonderen zijn geen wonderen, schreef Simon Stevin, maar
hij verrichte op zijn beurt dan weer wonderen door onmogelijke toestanden als
het perpetuum mobile te overdenken. Ook Spinoza stelde vast dat er veel
ongerijmdheden in de Bijbel zaten vond dat men niet tot het besluit kon komen
dat God zelf in de schepping kan ingrijpen, dus ook niet individuele levens van
mensen, omdat God zelf zijn schepping, de natuur was en daaruit leidde hij dan
weer een andersoortige ethiek af.
Het
essay van Ludo Abicht is ook hierom belangrijk dat hij dat ingrijpen van god
ziet minderen doorheen de tijd, het handelen van mensen wordt belangrijker
naarmate het boek vordert, maar daar spelen verschillende factoren een rol bij.
De ballingschap naar Babylon en de bevrijding en terugkeer hebben op de elites
in Israël en Judo allicht zo hun gevolgen gehad, maar daar valt alleen post
factum iets over te vernemen. Tegelijk weet men ook, aldus Abicht, dat de joden
een verhaal verteld hebben dat niet echt historisch mag heten, omdat we over
David en Salomon, de historische koningen vooral een beeldend en vormend
verhaal kregen, agitprop zeg maar. Ook over de Koningin van Sheba, een figuur
die tot vandaag in het zelfbeeld van Ethiopië nazindert, maar ook Israël zelf
nog bepaalt, zodat redelijke oplossingen voor actuele problemen soms onmogelijk
lijken, zijn zelfs.
De
interpretatie van God over de omvang van het rijk van de Joden, zijn
uitverkoren volk brengt sommigen ertoe zowel Israël, Erets Israël maximalistisch
in te vullen als Israël als een bijzondere staat in het Midden-Oosten te zien.
Aangezien de auteur ons toelaat te zien hoe sommigen vandaag de omgang met de
Palestijnen zien als een herhaling van de oude geschiedenis van de verovering
van het gebied dat God hen na de tocht door de woestijn had toegewezen en we
weten hoe hard hij de Israëlieten heeft geholpen om dat land te veroveren, door
de tegenstanders, de first nation uit
te moorden, dan zal later diezelfde god minder hardvochtig blijken.
In
de wijsheidsliteratuur, de psalmen ook, maar ook bij de profeten, zien we dat
God steeds meer afzijdig blijft en wie profeet wordt, tegen eigen zin in, niet
zozeer voorspellen als wel de leiders van het land en het volk een spiegel
voorhouden, laten zien dat ze niet bepaald goed bezig zijn. Toch zien we dat de
bijbelredactie bijna altijd zowel de gewone mensen aanspreken wilde, zoals in
de psalmen en sommige boeken van de profeten als tegelijk een hoger inzicht ook
niet schuwden, prediker en spreuken. De
psalmen zijn in Vlaanderen duidelijk minder bekend, al werd er wel eens een
poging ondernomen om die bekender te maken. Maar in de Bijbel nemen deze zangen
een bijzondere plaats in, want al werden ze toegeschreven aan David of zouden
er opgedragen zijn David, de koning dus, toch heeft de psalm, die het godsbeeld
op een eigen, toegankelijke manier uitlegt en uittekent, hebben de psalmen
alweer een ander, wellicht meer volkse inslag dan de andere wijsheidsboeken.
Dat
de samenstelling en volgorde van de canonieke boeken niet vrijblijvend was noch
is, geeft Ludo Abicht ook aan en dat brengt ons, de lezers bij de specifieke
verschillen tussen jodendom en christendom, waarbij voor in de joodse opvatting
Christus niet de voleinding is van het oude stestament, zelfs niet echt als een
nieuwe fase in de heilsgeschiedenis mag gelden. Dus komen in de joodse canon na
Genesis, Exodus, Numeri en Leviticus en Deuteronium de profeten. In de
christelijke bijbel houdt men die volgorde ook aan voor de Thora, maar dan
komen de wijsheidsboeken, Koningen, Rechters.... De profeten, vooral Jesaja en
Ezechiël, nemen in de christelijke canon plaats achteraan het "oude
testament", omdat een aantal teksten verwijzen naar de komst van christus,
terwijl bij de Tenach de profeten, die historisch vanaf de 7de eeuw regelmatig
hun opwachting maken, vooral een bijzondere functie hadden de relatie tussen
Jahweh en het uitverkoren volk te bevestigen en scherp te stellen. Abicht laat
zien dat de profeten geen visionairs waren die de toekomsten konden
voorspellen, wat overigens ook voorbij gaat aan de betekenis van wat de
profeten vertellen. Het zijn wel mensen die tegen hun eigen zin soms, anderen
gaan vertellen hoe men God vergeten is en dus ook de vigerende normen en
waarden is gaan negeren. Maar waar in Genesis God nog zal straffen en in latere
boeken zijn volk met raad en daad bijstaat, helpt de vijand te verslaan, zal
God in de loop der eeuwen steeds meer op afstand komen te staan en moeten de mensen
het zelf maar oplossen, door zijn wet na te leven; Maar hoe dat moet ligt niet
voor de hand, want de omstandigheden bepalen hoe het best op die opdracht wordt
ingegaan. Het is wel duidelijk dat in de discussie over de betekenis van de
bijbel, de Tenach vooral die boeken aan de orde komen, zowel bij gelovigen als
bij atheïsten die het opvallendst ingaan tegen onze concepten. Het Hooglied, in
het Latijn, Frans en Engels gaat het om het lied der liederen, vertalingen van
"canticum canticorum", dat op poëtische wijze de liefde bezingt en
man en vrouw, de geliefden in beurtzang hun liefde laat vertellen, maar ook de
mogelijke of opkomende twijfels. Men heeft doorheen de eeuwen geprobeerd er de
uitgesproken erotische inslag van te temperen en er op de een of andere manier
een lied over de relatie tussen de kerk en Jezus, waarbij de kerk de bruid
heette te zijn. Wellicht heeft het sommigen ertoe bewogen van de kerkgebouwen
oogstrelende gebouwen te maken, anderen wilden het zo sober mogelijk houden.
Job
dan, dat bijzondere boek, dat ons vertelt over een man die als gevolg van een
weddenschap tussen God en Satan over de vraag hoe een rechtvaardige, een vrome,
zou reageren als zonder bijzondere opgave van redenen have en goed verliest en
hoe ook de omgeving hem allerlei raad wil geven, maar vooral hem aanraadt te
accepteren dat hij schuld heeft aan het verlies van zijn welvaart. Dat er van
schuld geen sprake kan zijn, aldus Job en dat maakt hem, de vrome, opstandig tegenover
God. Dit verhaal heeft me altijd geïntrigeerd, sinds ik het kende, want het
zegt meer over die vrienden van Job dan over Job zelf. Jobs, zo zijn er wel
meer, want de gedachte dat plots onheil aan eigen verantwoordelijkheid te
wijten moet zijn, geldt ook in onze vrijzinnige en seculiere wereld voor een
gulden reden. Ook al gaat het niet meer over de zegen van God die Job plots
ontvalt, het blijft hetzelfde verhaal dat wie geen geluk heeft, geen succes er
zelf wel voor iets tussen zal zitten.
Over
de boeken van het Nieuwe testament vertelt Ludo Abicht best interessante zaken,
die we soms wel, soms niet sinds de eerste catechese die we kregen, hebben
meestal meegekregen. Voor zover we het kunnen overzien evenwel werd noch wordt
- uitzonderingen daargelaten - de culturele omgeving en die kan men voor het
begin van een Joods zelfbewustzijn tot en met de tijden van de Handelingen en
de redacties van de evangelies in ogenschouw genomen. Het zijn alle verhalen
over mensen die ons wel kunnen inspireren, al blijft God dan op achtergrond. Want
die god van joden en christenen heeft zelf geleidelijk de regie der
gebeurtenissen overgelaten aan mensen, die niet aflieten over de verhalen te
denken. Interpretaties kwamen er doorheen de eeuwen, maar de aanpak verschilde
op een aantal terreinen. Ludo Abicht laat dit zien aan de hand van verhalen
over rabbi's die bepaalde dilemma's behandelden en probeerden een juist oordeel
te vellen, soms tegen hun hart in waardoor het wel eens wrang kon uitpakken.
Er valt
over dit boek vooral mee te geven dat Ludo Abicht de geschriften ernstig wil
nemen maar probeert te lezen in een seculiere context. Men zou hem kunnen
zeggen dat we die oude teksten niet nodig heeft en dat we een nieuwe seculiere
traditie kunnen opbouwen. De kans is groot dat de erudiete Abicht zou
riposteren met de gedachte dat bijna alle belangrijke seculiere teksten altijd
nog refereren aan voorstellingen van zaken die we kennen uit de bijbel, de
Tenach of de christelijke bijbel en dat vertalingen in de volkstalen van
bijbelse teksten tot nieuwe taalvorming heeft geleid. Maar ook inhoudelijk
blijkt het mogelijk over de condition humaine in een seculiere omgeving na te
denken aan de hand van de teksten die we de bijbel noemen. Deze boeken zijn
door mensen geschreven, door mensen geinterpreteerd en hebben arm en rijk,
verstandig, wijs dan wel wat benepen geesten geinspireerd. Er zijn inderdaad
gevaarlijke lezingen mogelijk, vaak genoeg voorgekomen, maar er zijn er ook
andere mogelijk, vrij zinnig en wellicht ook humaan, humanistisch van inslag.
De
Bijbel is niet in het luchtledige tot stand gekomen en weerspiegelt in hoge
mate existentiële kwesties waar mensen mee te maken hebben gekregen. De
gedachte aan een monotheïstische god beschouwen wij als iets uit een ver en
duister verleden, maar Marc De Kesel en Ludo Abicht, ook Erich Fromm laten
zien, dat het in die tijd een vorm van moderniteit borg, want men stapte af van
diffuse goden, van dodenverering en andere in onze ogen nog minder
gearticuleerde inzichten over wat het is mens te zijn. Ludo Abicht laat zien
hoe de dichtvormen, het retorische in deze teksten hun eigen plaats hebben. Men
hoeft niet de geloofsbelijdenis in gedachten te hebben om naast andere
inspiratiebronnen de bijbelteksten betekenis mee te geven in en seculiere
context. Archeologisch zoeken naar bewijs van de waarheid van de teksten heeft
weinig opgeleverd, tenzij voor de latere tijd, maar de interpretaties die de
redacteuren eraan gaven, soms herschrijvend ook, om bijvoorbeeld de figuren van
Saul, David en Salomon, de mythische koningen in een gouden schrijn te vatten,
lieten de bescheiden werkelijkheid achter zich. Maar wijsheid en inzichten
konden hen wel ongevaarlijk toegeschreven worden, soms sierde hen dat, maar ook
zijn er teksten die ze tot echte vorsten
zijn. Kan men er naar believen mee omspringen, zoals Joodse fundamentlisten en
sommige christelijke bewegingen in de VS - die menen dat god welvarende mensen
goed gezindheid is en hen ook met raad en daad bij zo staan - denken te mogen
doen, dan blijkt dat men op die manier wel bij het tegendeel van de opzet en
inhoud van de teksten kan uitkomen en dat moet men dus ook niet accepteren.
Maar beweren dat die teksten tot wreedheid aanzetten, altijd wel moeten leiden
tot geweld, kan men ook niet. Het blijft een geheel van teksten waarbij het aan
contradicties niet ontbreekt.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten