Politiek theater en beleid
Reflectie
Bij gebrek aan
oordeelsvermogen
Onderzoeksjournalistiek
promoten, want de brede media /kwaliteitsmedia doen er niet aan. Dat viel
zaterdag te horen bij Werner Trio. Nu hoop ik dat hij zijn eigenzinnige weg kan
blijven gaan en het programma niet afgevoerd wordt, want het brengt juist heel
wat informatie, op een rustige toon, met tijd voor verschillende aspecten van
een kwestie. Aan het eind kan men beter goed luisteren naar verschillende
stemmen, ook als men het niet helemaal mee eens is.
Tegelijk
kan men geen strijd voeren tegen Fake News – nog maar eens dus – want dat is
een kwestie van geloof, wel kan men mensen aantonen dat aannames die politici
als Victor Orban hanteren niet te toetsen vallen; uitspraken op hun
waarheidsgehalte afmeten, zoals Factcheckers doen heeft ook geen zin, want het
publiek dat zich erachter stellen wil,
zal wel weten waar de retoriek eindigt en het belang begint. Pas als het beleid
duidelijk fout blijkt, omdat bijvoorbeeld de economische beloften niet war
gemaakt worden, kan het goed fout gaan, want dan wordt de retoriek een
boemerang. Wil men mensen leren goed te luisteren en zelfstandig een oordeel te
vormen, dan zullen journalisten zich best beraden over hun aanpak, want nu zijn
ze niet bepaald geloofwaardig, helaas.
Het
punt is dat men meent dat feiten niets meer en niets minder zijn dan
vaststaande waarheden, waar niemands iets op kan afdingen. De discussie over “austerity”,
nu in Italië succesvol uitgebuit door Lega en Cinque stelle – de vijfsterrenbeweging
– leidt tot economische moeilijkheden, want, zoals Herman Van Rompuy opmerkt, heeft Italië niet enkel vrijwillig
aansluiting gezocht bij de stichtende leden van de Europese Economische Gemeenschap
en later ook van Schengen, van de Eurozone, al waren er leidende politici die
er vragen bij hadden, dan nog is het voor de bevolking, burgers van belang te
begrijpen dat de staat wel maar zoveel kan lenen als de markt er vertrouwen heeft
en valt het vertrouwen weg, dan komt de inflatie om de hoek kijken, zoals in
Venezuela. Het gaat er niet om dat Italië sinds 1999 geen voordeel heeft gehad
van het lidmaatschap, wel dat het kon profiteren van lagere rentevoeten, omdat
het financieel beleid in de Eurozone voor een aantal landen gunstig uitpakte.
Toch heb ik zowel in de aanloop naar de verkiezingen in Italië noch naderhand
iemand horen uitleggen dat Italië wel degelijk profijt heeft van het
lidmaatschap. Opiniemakers preken te vaak voor eigen winkel.
Waarom
zwijgen journalisten hierover en ook andere opinieboeren? Dat gold overigens
ook voor de campagne rond het Brexit-referendum. Nu blijkt dat als het UK de
Europese Douane-unie zou verlaten het land hier tot 15 miljard aan zou
verliezen of moeten ophoesten. Hoeveel de EU hierbij zal verliezen zal de
Britten worst wezen, zelfs de elite vindt dat ze geen verantwoording verschuldigd
zijn aan de andere regeringen van de andere lidstaten, laat staan aan de 470
miljoen brave burgers. Het is een aspect van de EU, zoals ook Soros laat begrijpen
waar men lang overheen gekeken heeft, dat regeringen in illo tempore niet enkel
zichzelf engageerden maar ook de burgers én zich ook engageerden tegenover de
burgers van de andere lidstaten. Omgekeerd lijken wij burgers te geloven dat de
EU iets is dat zichzelf in stand moet houden. Pas als het onnoembare zich zou
voordoen, dat de EU verdwijnt, verbrokkelt zal men de burgers in de straten
zien verschijnen, want het fenomeen zou een onvoorstelbare kapitaalvernietiging
betekenen.
Nu is
he wel zo dat regeringen, maar ook politici en het leger van hoge ambtenaren in
elke staat, zelfs in democratieën vaak aannemen dat hun handelen dan wel voor
het goed van de mensen bedoeld is, maar dat ze daarbij altijd wel mikken op de
volksgunst, ook als dat, zoals Tsipras heeft laten zien, niet enkel de eigen
burgers raakt, maar ook die van de andere lidstaten. Meer nog, men lijkt
inderdaad niet in staat te zijn de EU een project te zien dat bedoeld was om
gezamenlijk dingen voor elkaar te krijgen, eerder dan elk afzonderlijk met
bijvoorbeeld de Amerikaanse overheid of de Chinese te moeten onderhandelen en
niets in de weegschaal te leggen te hebben. De kritiek op Europa gaat er net over
dat men het zelf weer in handen krijgen, die soevereiniteit; wat betekent die
dan als ze de andere hoofdsteden niet veel betekent en al helemaal niet leidt
tot een “equal level playing field”?
De Italiaanse
populisten hebben gehandeld zoals Niccolo Machiavelli, maar ook Carl Schmitt
dat beschreven hebben, met leugen en bedrog de bevolking achter zich krijgen om
hen vervolgens het gelag van hun eigen vergissingen te laten betalen. Echter, de
‘traditionele partijen’ hebben hier meer dan een pond boter op het hoofd, want
ze hebben in wezen veertig, vijftig jaar lang hetzelfde gedaan en zo het
vertrouwen in de politieke wereld verloren, die steeds meer op zichzelf is gaan
draaien. Verder kan men wel bedenken, in landen als België, Nederland, Denemarken,
is bij verkiezingen vaak gebleken dat politici een discours ontwikkelden dat
wel aansprak, maar zelden of nooit te maken had met het functioneren van de
staat in de samenleving. Dat laatste betekent niets meer en niets minder dan
wij burgers onze keuze in vrijheid en redelijkheid kunnen maken, voor wat het
dagelijkse leven aangaat, of voor grote projecten, zoals het kopen van een
woning of het investeren in een bedrijf(je). De rol van de staat moet dan wel
complex heten, het goede van functioneren van de staat impliceert veiligheid
tegen externe vijanden en conflicten met medeburgers, met de staat, via goed
georganiseerde politiediensten en een rechtsstaat die naam waardig. Ook de
sociale zekerheid maakt er deel van uit, net als het aanleggen van wegen en het
onderhoud ervan. Recht en wetgeving dienen dus evenzeer aan redelijke
overwegingen en criteria te beantwoorden. De omschrijving door een opsomming
als deze laat onvermeld dat op elk van die domeinen heel wat algemene
regelgeving nodig is alsook de concrete uitwerking ervan door ambtenaren. De
technologische revolutie van de afgelopen dertig jaar heeft hier veel nieuwe
mogelijkheden geschapen die kostenefficiënt werken mogelijk maakt.
Hoe
conservatief ook Otto von Bismarck in het leven stond, hoe hard zijn
Kulturkampf ook was, vooral in Posen, in Polen, eerder dan in het Westen, in
het Rijnland waar de katholiek kerk ook sterk stond, toch lijkt het erop dat
Bismarck begreep dat hij niet te zeer aanwezig diende te zijn in het dagelijkse
leven en ook het beleid diende vooral geen obstakels op te leveren, wel te
faciliteren. Ook de antisocialistenwetten hadden hun effect, maar door
bijvoorbeeld pensioenen uit te bouwen, bood hij de Duitse burgers wel iets van
waarde. Hij is daar helemaal niet in gelukt, omdat de spanningen die hij opriep
én de snel toenemende welvaart voor de Duitsers sowieso voor grote cultuurpsychologische
veranderingen zorgde. Echter, hoewel politici graag zeggen namens Dé mensen te
spreken, of namens deelverzamelingen, altijd weer merkt men dat in de
uitwerking van (goede) plannen, de echte werkzaamheid ervan bij mensen ligt daar
waar burgers mee te maken krijgen, van militairen en politiemensen, magistraten
over leraren tot artsen en sociaal assistenten, bijvoorbeeld bij
schuldbemiddeling.
Het
zou dus inderdaad wel eens zo kunnen zijn dat partijen veel lawaai maken over
nieuw beleid, maar vaak afgestraft worden omdat ze de basistaken van de
overheid hebben laten verloederen, zoals een wegenonderhoud of laks omgaan met het erfgoed
dat de staat namens ons beheert, zoals het Koninklijk Muziekconservatorium in
Brussel. Aan de andere kant, kan het zo wel begrijpelijk gemaakt worden waarom
mensen die baden in welvaart en wier welzijn niet door censuurwetten en andere
hinderpalen gehinderd wordt, zoals strakke ethische wetten, die abortus,
euthanasie en homohuwelijken ten enenmale verbieden. Met andere woorden, mensen
hebben in Europa veel mogelijkheden om hun persoonlijke geluk na te streven en
ondervinden gelukkig weinig weerstand als ze ethische keuzes maken die niet iedereen
goed kan keuren. De wetgeving laat heel wat meer toe dat voorheen door de kerk
en conservatieve zedenmeesters werd verboden.
Politici
en ambtenaren leggen een ambtseed af, waarbij ze zweren de wetten en de
grondwet te respecteren, al kunnen politici wel wetten wijzigen. Ook andere
mensen, zoals leraren leggen een ambtseed af.
Telkens is het de bedoeling aan te geven dat de ambtsdrager de ernst van
de job onderkent en dat anderen ervan op aankunnen dat de taken die de
betrokkene opgelegd krijgt of te ontwikkelen heeft naar behoren zullen worden uitgevoerd.
In die zin kan het niet anders dat politici wel eens achter de feiten aanlopen,
want te voortvarend bestuur kan de burgers in hun activiteiten onnodig hinderen.
De taken worden dan ook vaak gewijzigd of uitgebreid na lange discussie, waarbij
men zich de vraag kan stellen of er altijd sprake is van overdacht beleid.
Beleid
voeren impliceert het aanbrengen van verandering in de werking op een specifiek
domein, waarbij men oog moet hebben voor de mogelijke neveneffecten, soms kan
het een mooie bijvangst betekenen, maar neveneffecten kunnen uiteraard ook de
beoogde doelstellingen in het gedrang brengen. Het kan lonen in plaats van een
grote wet of maatregel uit te vaardigen, met kleine stapjes op verschillende domeinen
kleine aanpassingen aan te brengen om zo de beleidsdoelstelling te bereiken.
Feit is dat beleid iets is dat tijd vergt, goede terreinkennis veronderstelt en
aandacht voor wat men heden ten dage het draagvlak noemt. Wil men de pensioenen
redden of zelfs verbeteren, dan had men in 1999 alle tijd om een gepast beleid
te ontwikkelen, met wellicht hetzelfde resultaat dat de feitelijke
pensioenleeftijd op 67 zou liggen. Maar dan had men ook discussies breder
kunnen voeren over de wenselijkheid om bepaalde uitzondering op de algemene
regel te aanvaarden, in plaats van nu met veel gedoe een paar kleine stappen te
kunnen zetten.
Zoals
ministers van openbare werken weten, kunnen ze zelf wel ergens een brug of weg,
een kanaal plannen, maar de kans is reëel dat ze zelf niet meer in functie zijn
als de kunstwerken in kwestie opgeleverd worden – het is een bizar maar toch
rechtmatig gebruik de term “kunstwerk” te hanteren als het over tunnels of
bruggen gaat – want er gaat veel tijd overheen. Bedenk dat de E40 tussen
Oostende en Brussel pas tegen de Wereldtentoonstelling van 1958 klaar was,
terwijl de eerste plannen al in 1930 werden ontwikkeld, maar onder meer door de
oorlog vertraagd werd, maar meer nog door rechthebbenden, door lokale besturen
die hun invloed lieten gelden. Nu zijn er misschien wel mensen die vinden dat
men die weg maar niet had moeten worden aangelegd, maar het opende toen voor
velen nieuwe perspectieven, want dat Europese wegennet zorgde ervoor dat we
massaal op vakantie kunnen, al zoeken dan weer velen net dezelfde plaatsjes op,
waar het dan niet meer zo goed om toeven is. De snelwegen kwamen er en worden
in Polen, Hongarije en andere landen met grote inzet van middelen verder
uitgebouwd, waarbij Europa heel wat middelen aandraagt. Niet omdat Europa gul
of mild zijn wil, maar omdat er naast de politieke keuzes ook wel een aantal
grondregels zijn die Europa verplicht in regio’s waar de ontsluiting te wensen
overlaat, inderdaad investeringen mee te financieren. Dit regionaal beleid dat
door de commissie, het parlement en de lidstaten wordt gedragen, blijkt dan wel
eens een handige cashmachine te vormen en voor (harde) corruptie te zorgen, de
baten ervan zijn wel duidelijk, voor wie bijvoorbeeld eens Galicië in Spanje
bezoekt. Op- en aanmerkingen kunnen gemaakt worden, maar over het algemeen
blijkt dat de bergen tussen Spanje en Galicië niet meer de hindernis vormen die
ze waren tot voor een generatie geleden.
Beleid
kan men via wetgeving vorm geven, waarbij in parlementaire commissies en op
andere overlegplatformen over concrete en niet zo concrete thema’s van gedachte
gewisseld wordt om te komen tot een gedragen besluitvorming. Soms moet evenwel
snel en drastisch ingegrepen worden en dan moet iemand, of een instantie, de regering,
het stadsbestuur de mogelijkheid hebben om dat besluit te nemen en uitvoering
te geven. Ook dat is goed geregeld, onder meer via rampenplannen op
verschillende niveaus. Mocht achteraf blijken dat er iets overhaast is gedaan,
dan kan men altijd nog via het parlement of de gemeenteraad verantwoording
vragen.
Bij
gebrek aan oordeelsvermogen, meestal ook door gebrek aan inzicht in de omvang
van het bestuur, ook op het gemeentelijk niveau, omdat er, eens algemene regels
zijn uitgevaardigd, altijd nog concrete vergunningen afgeleverd moeten worden of
taksen geïnd, dan zijn er meer concrete en persoonsgerichte besluiten nodig,
die dan weer volgens strikte regels van neutraliteit uitgevoerd worden, via
incohiering, als het om belastingaanslagen gaat of om vergunningen, die dan
weer in een register opgenomen worden, omwille van de transparantie. Het
schrijnende gebrek, ook in de media om over de veelheid van domeinen burgers te
informeren – denk bijvoorbeeld aan bouwaanvragen, behalve als er een zweem van
belangenvermenging aan zou kleven – brengt mee dat we als het over het politieke
gaat vooral te maken krijgen met soms hoog oplopende ruzies en conflicten, met ideologische
discussies over ethische en economische kwesties. Die discussies kunnen
vermoeiend lijken, ze zijn wel noodzakelijk, want op die manier kan men, voor
zover erbij betrokken, de verschillende aspecten onder ogen zien en oordelen
dat de voordelen die men eerst niet zag toch wel van betekenis zijn. Merk wel
dat de term “voordelen” niet per se van pecuniaire aard hoeven te zijn. Bij ruimtelijke
ordening zien we de laatste jaren een merkwaardig streven tegelijk van de steenwegen
winkelparken te maken en voorts wil men in de oude stadscentra dan weer vooral
amusement en vertier, mits autoluw installeren. Ergens zit er een knack in de
redenering, die men niet te berde brengt.
In het
debat over de vervanging van de jachtvliegtuigen, merken we dat er verschillende
soorten gegevens door elkaar gemengd worden, waarbij men zelden over de vraag
discussieert over hoe we ons tegen externe vijanden zullen verdedigen, toch een
van de kerntaken van de staat, maar ook een zeer dure aangelegenheid, waarbij
investeringen algauw een flinke greep in de staatskas vereisen. De vorige
legeraankoop voor jachtvliegtuigen herinneren sommigen zich duidelijk niet
meer, want rond de aankoop van F-16 had ook heel wat voeten in de aarde. Het is
van belang te begrijpen dat aankopen voor het leger al eens voor wat gesjoemel
kan zorgen, waarbij het nodig is dat mogelijke corruptie zoveel als mogelijk
uitgeschakeld wordt. We weten van de aankoop van helikopters hoe fout het kan
gaan. Toch doen we die aankopen niet als land op zich, maar zitten we in de EU –
die zich ook door nood gedwongen meer en meer op de gemeenschappelijke defensie
moet richten – en de NAVO. Bovendien werken de Belgische en Nederlandse
militaire structuren steeds nauwer met elkaar samen, ook de luchtmachten.
In
landen waar er wel degelijk sprake is van dictatuur, ziet men hoezeer er met
steekpenningen gewerkt wordt en dat burgers niet meer de vrijheid hebben om te
oordelen en waar voordelen, letterlijk dan ad libitum door de sterke man – soms
maar slechts zelden een vrouw – alleen mits tekenen van trouw en onderdanigheid
worden vergeven, zal er ook geen rechtsstaat zijn, laat staan een open debat,
want ook de media hangen aan de leiband. Wie dan verwijst naar “De heerser” van
Niccolo Machiavelli, vergist zich, want als men noteert dat hij bewondering zou
hebben voor zulke heerschappen, dan moet men met Erica Benner wel besluiten dat
hij dat wellicht ook eerder ironisch bedoelde. Hoe handig Paul Kagame,
president van Rwanda ook omgaat met zijn macht en gedragen wordt door een deel
van de bevolking, het neemt niet weg dat men in hem een type kan zien dat ook
Machiavelli in gedachten had.
Het doel
van de politiek mag dan wel zijn, de verdeling van de macht of het verwerven
van macht (voor zich alleen), vervolgens mag verwacht worden dat wie die macht verwerft
er ook iets zinnigs mee gaat doen, overleg organiseert en redelijk beleid
voeren. Dezer dagen hoort men over Europa en de EU heel veel bozigheid en
afwijzing, maar het beleid dat Europa ontwikkelde, bracht ons ook meer welvaart
dan we zouden hebben kunnen hebben zonder de instellingen. Bovendien merkt men
dat een aantal samenlevingsproblemen overal in Europa voorkomen en toch niet
door een land alleen op te lossen vallen. Het is dus van belang dat er goede
instituties zijn die de macht verdelen en dat de samenwerkende lidstaten
tegelijk bewust blijven van de vrijwilligheid – maar niet vrijblijvendheid –
van de samenwerking, bijvoorbeeld in de Eurozone.
Kritiek
kan men dus – ik schreef dat vroeger al – altijd hebben op voorgesteld of
beslist beleid, maar de instituties zelf kan men niet zonder meer in vraag stellen.
Als een politicus zegt dat er teveel parlementairen zijn, dan klinkt dat
rationeel, maar het is al met al niet redelijk, want als men niet een bepaalde
verdeling van het aantal mandaten in overeenstemming brengt met de mogelijke
nabijheid van volksvertegenwoordigers, zal die afstand ook negatief afstralen
op de visie van burgers op de politiek. Natuurlijk zijn er politici die graag
alle voordelen meepikken en gelijk zo weinig mogelijk inspanningen leveren,
anderen proberen een eigen baronie op te richten, nog anderen zoeken zich een
segment van het publiek, zoals de arbeiderspartijen vroeger deden. Hun integratie
in de publieke sfeer, zoals zich sinds ongeveer 1880 heeft voorgedaan in vele
Europese landen, droeg ertoe bij dat het ervaren van de weldaden van een
democratie wel toenam, de waardering voor politici kalfde wel af. De strijd om
sociale rechten en emancipatie, sinds zowat 1870 kan men niet negeren, de
uitbouw van de welvaartstaat kan men een behoorlijk succes vinden, bij het
publiek moet men er niet meer mee afkomen, heet het, want het zou te duur
uitvallen en hun voordelen zouden door het beleid beperkt worden. Dat er onder
meer demografische evoluties in het spel zijn, naast technologische, blijft vaak
nagenoeg onbesproken.
Het
oordeelsvermogen van burgers is niet zo minabel als men wel eens denkt, de
ingewijden en onder hen die mogen rondlopen in de wandelgangen van de macht.
Het conflict, de strijd om invloed op de eigen partij, op de regering zal
altijd onvermijdelijk zijn, al betekent dat soms dat men vooral probeert
relevant te blijven. Maar die strijd altijd tot doel hebben beleid te kunnen
voeren, ten behoeve van het algemeen. Het blijft onvermijdelijk dat men zich
van alle mogelijke en oorbare middelen bedient om dat greep op te hebben, terwijl
vooral dat laatste wel eens uit het oog verloren wordt. Bovendien kunnen
inhoudelijke discussies – alsof er gediscussieerd kan worden alleen op vorm –
ook handig zijn om kaarten uit te delen of beter nog meer invloed te verwerven,
ook al zet men niet veel zoden aan de dijk. Vaak blijkt evenwel dat men kwesties
te eenduidig wil benaderen en zich te zelden bedient van een weloverwogen whataboutisme,
de aanpalende percelen blijven dan immers ook opgenomen in de benadering. Omdat
de afkeer van nucleaire energie in de loop van de jaren uitgesleten raakte,
konden de groenen dankzij een vermeend economisch model de kwestie opnieuw op
de agenda plaatsen, omdat niemand zou investeren in zonne- en windenergie, zou
men de nucleaire centrales moeten sluiten. Zelfs ecologische oplossingen blijken
wel eens minder gunstig uit te pakken dan verhoopt: de kwestie is dat de
vissers stilaan ondervinden dat ze een deel van hun visgronden verliezen – waartegenover
marine biologen opperen dat de windmolengebieden op zee ideaal zijn om de
biologische dynamiek van het marine milieu te herstellen.
Ergo,
het wordt tijd dat we minder tijd gaan besteden aan de wijze waarop macht
verworven wordt, zonder er blind voor te zijn, soms de amusementswaarde ervan voor
lief nemen, maar dat meer aan de besluitvorming zelf aandacht besteed wordt. Er
zal altijd ook retoriek aan te pas komen en inderdaad ook politieke spelletjes,
de inhoud is vaak belangwekkender. Of het over het succes van onderwijsbeleid
gaat – waarbij leerlingen laten uitblinken, even goed in het BSO als in het ASO
of Topsportonderwijs om het KSO niet te vergeten, als om jongeren die het lastiger
hebben toch bij de les te houden, dan wel over de toegang tot de geneeskundige
zorgen of de aanleg/het onderhoud van wegen, altijd weer zal men toch die
discussies moeten voeren, vanuit het besef dat er heel wat goed geregeld is,
maar dat ontwikkelingen niet stilvallen. Betere informatie over kwesties en
opportuniteiten, economische en andere, zou wellicht eerder het gras voor de
voeten van populisten wegmaaien, dan de focus te richten op de rook van de
wrijvingsenergie, zonder dat er sprake is van echte schandalen. In die zin had
Werner Trio een alerte reactie ten aanzien van wat men onderzoeksjournalistiek
noemt, want Apache zit nogal eens op het snijvlak van onderzoek en het jagen op
schandalen, wat ook wel eens tot antipolitiek ressentiment leiden moet.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten