Robert Francis Kennedy ook selfmade man
Dezer
Dagen
De beste president
Die de VS nooit had
Robert Francis Kennedy
De
dood van presidentskandidaat Robert F Kennedy (6 juni 1968) voltooide in zekere
zin het annus horribilis van de Amerikaanse politieke wereld, met de dood van
dr. Martin Luther King, de protesten tegen de oorlog in Vietnam en wellicht ook
de rassenkwestie. Die wellicht slaat op de bedenking dat er voor (blanke)
burgers en politici met de wetgeving van Lyndon B. Johnson geen problemen meer
waren. Moet men vijftig jaar later nog rouwen om Robert K? Was hij een held?
De
kwestie is van enig gewicht omdat men bij het parcours van de toenmalige
kandidaat wel een paar vraagtekens kan zetten, zoals Frans Verhagen schrijft in
een opiniestuk, evenals omdat inderdaad een geschiedschrijving op grond van de
vraag “wat als” weinig zin heeft. Maar het belang is niet wat het allemaal niet
had kunnen zijn als Robert F. Kennedy niet vermoord was en alle hinderpalen,
onder meer financiële had weten te overwinnen en president was verkozen. Laten we
beginnen met de vaststelling dat Lyndon B. Johnson de burgerrechten, wellicht
slechts node, voor de Afro-Amerikaanse bevolking heeft bevestigd, maar in een
aantal staten bleef en blijft men achterop met de uitvoering. Gaan stemmen voor
een deel van de bevolking blijft moeilijk, onder meer omdat men eist dat iemand
niet gearresteerd is geweest of veroordeeld is tot gevangenisstraffen.
Bovendien blijft het zoveel jaar na de gebeurtenissen in Little Rock en de niet
altijd gesmaakte overdenkingen van Hannah Arendt dat we in Europa de cultuur
waarin discriminatie niet alleen een zaak van wetten is, maar ook van
ingesleten “natuurlijke” verhoudingen, niet kunnen vatten. Als Arendt zegt dat
je Desegregatie niet kunt opleggen met wetten, of met arresten van het Hoogste
gerechtshof, dan moet men met haar ook accepteren dat men kinderen niet kan
dwingen de problemen van de volwassenen op te lossen. Waar het over gaat voor
haar is dat men discriminatie wel moet afwijzen, maar dat men het probleem van
zo in het dagelijkse leven ingebedde niet met een pennentrek kan oplossen. Nu,
vijftig jaar later, met in gedachten het politiegeweld tegen Afro-Amerikaanse
burgers die gewoon eerst aangepakt werden voor er vragen worden gesteld – I
can’t breathe – kan men niet anders dan in eerste instantie observeren dat in de
cultuur de discriminatie niet is weggedeemsterd. Zou een president, zelfs
Robert F. Kennedy er iets aan hebben kunnen veranderen? Zou men echter ook
moeten versagen iets tegen discriminatie te ondernemen, want het is al boter
aan de galg, dan kan men vooral vaststellen dat de strijd tegen discriminatie
mensen die er zich aan bezondigen niet bereiken, of hoogstens op
schouderophalen neerkomen. Hoe men iemand, groepen ervan kan afhelpen zich aan
discriminatie en racisme over te geven, blijft altijd nog een kwestie van
houding: men wint geen mensen door voortdurend op hen af te geven omdat ze
racisten zijn. Iets anders is het mensen die demagogisch goed de snaren van
racisme en discriminatie weten te bespelen, aan de tand te voelen. Zij moeten
in elk aangesproken worden. Evenwel, erkennen dat mensen anders leven, betekent
nog niet dat men hen zal uitsluiten, terwijl het evengoed mogelijk is
bevattelijk te maken dat integratie niet impliceert
De
zaak is dat we de geschiedenis van die periode in de VS denken te kennen en te
overzien, waarbij we het geweld aan de universiteiten zien, maar ook de oorlog
in Vietnam en de problemen van een voortdurend streven naar geheimhouding
omtrent Vietnam, waar Robert Kennedy ook al bij betrokken was geweest en die in
1971 via de publicatie van het geheime rapport dat Robert McNamara had besteld,
maar verzegeld was, bekend werd als de Pentagon Papers. Dat maakt dat we de rol
van RFK niet al te gunstig moeten inschalen. Toch kan het zijn, zou men moeten
overwegen, dat de dienstvaardige broer in de loop van de jaren andere inzichten
ging aanvaarden, omdat zijn conservatieve visie niet meer afdoende bleek. Bleek
hij bereid werkelijk een einde te maken aan de oorlog, feit is dat Johnson van
de weeromstuit een programma op tafel legde om de Amerikaanse interventie en
aanwezigheid op grote schaal te beëindigen, wat RFK dan weer voor problemen
stelde, want zou Johnson dat kunnen realiseren? Het blijft immers de vraag of
mensen echt van mening kunnen veranderen. Niet enkel de mening dienen we in
overweging te nemen, maar ook de drive om er uitdrukking aan te geven en de
vastberadenheid er onverwijld vaart achter te zetten. De vraag is in het geval
van Robbert Kennedy ook nog eens of hij werkelijk een opportunistische omslag
maakte, zoals Bill Clinton dat wel lijkt te hebben gedaan.
Dat
laatste impliceert dat Clinton eerder conservatieve of op het niveau van
regulering (van banken) de kant koos van Walstreet, dan, zoals Democraten
plachten te doen, de kant te kiezen van gewone burgers… waar ook Reagan zich op
had beroepen. Silent majority? Het ideale formaat om van alles te beweren, want
wie zwijgt geeft niet weg wat de intieme overtuiging is die men zou aanhangen.
Robert
Kennedy kwam pas laat tot de conclusie dat hij naar het kandidaatschap voor de
Democraten moest streven en zou het wellicht niet gehaald hebben, zegt men,
maar de beelden in een documentaire suggereren dat hij zo ongeveer een idool
was geworden en dat men hem wel graag toejuichte. Men wist niet wat hij in
petto had, al was hij nog altijd een mogelijk doelwit voor de groepen die hij
als Attorney General, de minister van justitie van de USA, had aangepakt. Wat
evenwel had hij in die hoedanigheid uitgehaald? Ruzie gehad met de maffia waarmee
de vader van JFK en RFK op goede voet had gestaan. Ook de vakbonden had hij
niet met rust gelaten. Hij wilde de rechtsstaat doen zegevieren en corruptie
inperken, uitschakelen. In die zin was hij wel degelijk een minister van
justitie geweest die aan de weg had getimmerd. Of er blijvende resultaten
waren? Blijkbaar waren de maffiabazen nadien toch wat meer op hun hoede.
Overigens dateerde de macht van die misdaadgroepen van de tijd van de
Drooglegging en genereerden ze winsten en zelfs prestige uit het illegaal
verdelen van drank. Drooglegging, prohibition van sociaal aanvaardde
genotsmiddelen creëert dus bijna vanzelf een groter kwaad: maffia en corruptie.
Het
verhaal van Robert Kennedy in het zuiden, in de delta van de Mississippi waar
hi armoede en totale afwezigheid van eerlijke kansen ontdekte, de situatie die
men in de Derde wereld wel kon aantreffen en dus ook in de VS, werd voor hem
een soort openbaring. De vraag is of er voordien al enige bekommernis bestond
voor de afro-amerikaanse medeburgers? Beschouwde hij hen als medeburgers? Let
wel, de Kennedy’s waren Ieren, katholieken en dus ook in zekere zin outsiders,
nouveaux riches ook, wat kan meebrengen dat men de eigen bevoorrechte positie
niet voor evident houdt en bovendien begrijpt dat ook anderen kansen op succes
verdienen. Bovendien leefde de familie in Boston, waar een oude elite, de
Boston Brahmans, stilaan terrein verloor, waardoor de Porcellian Club, voordien
alleen toegankelijk voor zonen van die elite uit Boston, de Brahmanen en daar behoorden
de Kennedyclan niet toe, opengesteld raakte voor leden van de elite tout court,
Bostoniaans of niet.
Met
dat alles weten we uiteraard niet wat hij had kunnen betekenen, maar we weten
ook, uit ervaring dat een president wel veel macht wordt toegedicht, maar dat
presidenten die de raderen van de macht niet goed meester zijn of proberen te
omzeilen, wel eens in zwaar weer kunnen terecht komen. Hoe Abraham Lincoln erin
slaagde voldoende stemmen te verzamelen om het XIIIde amendement op de Grondwet
van de VS erdoor te krijgen, voor de oorlog met de Gefedereerden, de Federatie
van de Zuidelijke staten ten einde was. De slavernij werd afgeschaft, maar net
een eeuw later diende de federale overheid de burgerrechten voor de nazaten van
de voormalige slaven te garanderen en desegregatie af te dwingen. Arendt meende
dat ze genoegzaam kon staven tegen discriminatie gekant te zijn, maar dat het
hooggerechtshof in Washington beter twee keer had kunnen nadenken voor ze de
overheid in Little Rock had gedwongen een ‘gekleurd’ meisje toe te laten naar
de scholen; Federale troepen verzekerden haar veiligheid, maar wekten de woede
op van het “gepeupel”, die de sfeer voor het kind, ook voor de blanke kinderen
alleen maar nog bevreemdender maakte.
Robert
Kennedy had dus na te denken over de economische, sociale discriminatie en
moest, volgens Arendt begrijpen dat dwang niet zou helpen, wat ook Faulkner, de
schrijver van de Mississippi bij uitstek onderschreef. Het feit dat Faulkner
zich eerder burger van de staat Mississippi zou voelen dan van de VSA kon
Arendt dan weer niet accepteren, want men kan de VS niet zien als een
(Europese) natiestaat, waarbij men alleen maar burger zou zijn van een staat.
In ieder geval stond Robert Kennedy toen wel voor de kwadratuur van de cirkel,
want hoe kan men discriminatie uit de wereld helpen als men niet, zoals Lyndon
B Johnson had gedaan, de burgerrechtenwetgeving had uitgevaardigd. Dat was het
punt niet van Arendt, wel dat men geen (militaire) dwang kan gebruiken om
desegregatie te bespoedigen. Hoe het dan wel moest? De betrokkenen overtuigen,
al neemt dat tijd en blijkt, zeker 50 jaar later dat daaraan in feite weinig
aandacht is besteed. Dat heeft te maken met het Eerste Amendement, dat veel
ruimte geeft om meningen te spuien en mensen het mogelijk maakt binnen de eigen
(ideologische) stulp te leven.
In die
zin kan het nuttig wezen de figuur van Robert Kennedy aandacht te geven, want
hij had beleidservaring en diende goed na te gaan wat voor beleid hij zou gaan
bevorderen, door het Congres te overtuigen. Het kan ook niet eenvoudig zonder
ook het beleid van de regering van Lyndon B. Johnson te bestuderen, waarbij
naast de burgerrechtenwetgeving en de Vietnamese kwestie nog wel andere zaken aan
het hoofd, zoals de ruimtevaart en de Koude Oorlog. Er kan dus nog veel gezegd
worden over de omstandigheden waarin Kennedy zich in 1968 kandidaat stelde voor
de voorverkiezingen, al denk ik dat Robert K op dat moment een behoorlijk
telefoonboekje had om mensen aan te spreken voor hem op te komen en hem te
steunen, iets wat Frank Verhagen niet helemaal afdoende lijkt te vinden.
Aan
het einde van de trip sterft Kennedy onder een kogel, maar hoewel men de dader
kent, van naam, weet men niet goed wie die moord heeft gewild, opdracht gegeven
daartoe. Men zou de vraag kunnen stellen of Eduard Kennedy daarom van een
kandidatuur voor het presidentschap heeft afgezien, hoewel hij vele decennia
senator is geweest en in die hoedanigheid wel een deel van het programma van
zijn twee vermoorde broers opgenomen en zelf lange jaren mee zwoegde voor een
gezondheidszorg die ook minder bedeelden kansen zou geven en een betaalbare
gezondheidszorg. Kennedy werd geen president en dat is nu eenmaal zo. Heeft hij
navolgers gehad? Het valt van hieruit moeilijk te zeggen.
Overzien
we het politieke parcours dat de man aflegde, dan moet hij tijdens zijn
loopbaan op een aantal punten anders tegen de dingen zijn gaan aankijken. Het
feit dat hij als voormalig A.G. (Attorney General) merkte dat er iets mis was
gegaan met de rechtsbedeling – wat nu nog altijd niet recht gezet werd, moet
ons wel bezighouden. De levensomstandigheden die hij in Mississippi had
aangetroffen, zullen voor de zeer welvarende Robert wellicht net die aanzet
geweest zijn om te gaan nadenken over hoe de samenleving waar hij toe behoorde
functioneerde. We weten inderdaad niet of hij daar iets aan had kunnen
veranderen en wat dat dan wel zou zijn gebleken.
Bestaat
het, vroeg een progressief heerschap mij, dat een conservatief sociaal bevlogen
zou zijn? Gezien het feit dat RFK als jong advocaat meewerkte met de vervolging
van Communisten, mensen die on-Amerikaanse zaken deden, het zogenaamde House
Committee on Un-American Activities, zou men kunnen vermoeden dat de latere
A.G. wel degelijk zeer conservatief was en op zeker ogenblik, schrijft Frans
Verhagen, zou hij bij zijn uitgever een man hebben laten vervangen, omdat die
homo was. George Clooney maakte een film, “Goodluck and goodbye” over hoe een
journalist senator Joe McCarthy en diens communistenhaat ter verantwoording
riep en zo de vervolging deed stoppen, al waren er onder meer in Hollywood
voldoende mensen die hun loopbaan afgebroken zagen.
Dezer
dagen zou dat een ongehoorde ingreep zijn, in die jaren konden Britse politici
nog van hun voetstuk vallen omdat ze homo waren. Het is een van die fenomenen
waaraan we merken hoezeer onze cultuur de afgelopen vijftig jaar grondig
gewijzigd is, met alvast meer openheid voor homo’s en lesbiennes. Of
transgenders zoveel beter af zijn? Het is natuurlijk ook zo dat men zich altijd
nog afvragen moet wat het betekent conservatief te zijn, of het om een ethisch
conservatieve instelling gaat, dan wel om een maatschappelijk en sociaaleconomisch
denken. Men kan immers economisch conservatief blijken en ethisch progressief
uit de hoek komen.
Voor
mensen als RFK was verdienste wellicht een moeilijker begrip dan we zouden
denken; aan inzet ontbrak het hem niet, maar waar ligt de verdienste anders dan
in wat men doet. De kritiek van de meritocratie die de laatste tien, vijftien
jaar is opgekomen, ging precies over de vraag wie echt verdienste heeft aan wat
zij of hij realiseert, met andere woorden, de vraag of iemand iets bereikt als
er een heel netwerk achter zit dat deuren opent, die anderen niet zien. Het is
van belang in die zin het beleid van Gelijke (onderwijs-)kansen te waarderen,
want het mag inderdaad niet zo zijn, anders dan veertig jaar geleden wel kon,
bepaalde kansen niet open zouden staan voor elkeen die kan aantonen het nodige
talent, de vaardigheid en het doorzettingsvermogen in pacht te hebben om een
betrekking te krijgen. Het blijft altijd opvallend dat merite niet altijd
verbonden is met kunnen en weten, al zegt men dat graag luidop. John Rawls
heeft hierover ernstig werk geleverd, maar de uitwerking ervan naar het beleid werd
niet altijd echt een kwestie van het denken vanuit de sluier van onwetendheid.
Daarin neemt men aan dat men voorzieningen moet treffen die de kinderen met
minder kansen, inclusief het ontbreken van een netwerk voor de ouders toch
kansen zouden krijgen. Dat zou nooit en te nimmer leiden tot nivellering in het
onderwijs. Toch merkt men dat het zover gekomen is, want de kennisoverdracht in
het onderwijs werd steeds minder de eerste zorg.
Met
Robert Kennedy kreeg de mythe van de familie een nieuw hoofdstuk, waarbij
overdacht kan worden hoe die man – met 11 kinderen – zich een beeld vormde van
de samenleving waarin hij dacht te zullen dienen. Nu, dat geldt niet enkel voor
hem uiteraard, want iedereen die zich ten dienste van de staat en de
samenleving wil stellen, zal zich wel een beeld hebben gevormd hebben van de
samenleving en onderzoeken waarom sommige mensen geen nagel hebben om te
krabben. Het is van belang dat men gaat onderzoeken of men alles wat men als
een probleem ziet ook een probleem mag heten, of beter nog, of men echt iets
aan een moeilijke situatie kan verhelpen. Hoe RFK de armoede in Mississippi zou
gaan oplossen, mochten we niet vernemen, voorop gesteld dat het al niet een
zeer moeizaam proces zou worden, zoals Richard Sennett betoogde in zijn werk
“Respect”. Niets doen is ook voor hem geen optie, maar hoe men die diepe
armoede kan aanpakken en mensen op een beter spoor krijgen, zal niet met dwang
lukken, maar hoe het wel moet kan men niet in regeringskringen bedisselen. Wel
kan de overheid de voorwaarden scheppen waar mensen op het terrein iets mee
aankunnen om personen, gezinnen uit de armoede te helpen. Hoe het dan wel moet?
Daar dient men ernstig over na te denken en vooral na te gaan hoe men als
sociaal assistent v/m de betrokkenen tegemoet kan treden en hen helpen zichzelf
te leren behelpen.
Men
moet niet zomaar aannemen dat mensen enkel vanuit hun (sociale) positie
handelen, zoals de Robert Kennedy die we kennen als kandidaat geworden was,
laat zien. Men krijgt van alles mee, ook en zeker via opvoeding thuis en in de
omgeving, de school ook maar vervolgens lijkt het erop dat we, eens volwassen,
geen eigen wegen meer uitzoeken. Mensen als Kennedy en vele anderen laten zien
dat we niet ophouden onszelf te richten op inzichten en doelen en niet per se
bij initiële uitgangspunten blijft hangen. Toch ziet men dat een van de
reacties van ingewijden, Gutmenschen om maar een soort ingewijden te noemen,
vaak is dat “de mensen” er geen idee van hebben. Die houding strekt niet tot
aanbeveling. Ook (hoge) ambtenaren en experten hebben er geen moeite mee
anderen voor onwetend te houden, terwijl, als het goed is mensen, ook als ze
maar een beperkte opleiding kregen door ervaring en reflectie andere facetten
van het leven ontdekken. Herinneren we ons Robert F. Kennedy, dan omdat hij er
blijk van gaf niet bij primaire uitgangspunten, wat hij had meegekregen, is
blijven staan. Wat het was geworden met de VS indien en als, blijft intussen zonder
voorwerp.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten