Robert Francis Kennedy ook selfmade man




Dezer Dagen




De beste president
Die de VS nooit had
Robert Francis Kennedy



Robert Francis Kennedy (1925 - 1968) overleed na
een moordaanslag in Los Angeles, Californië., toen
hij deelnam aan de voorverkiezingen voor de
verkiezingen van november 1968. Waarom blijft
bij mijn weten een onopgelost vraagstuk. 
De dood van presidentskandidaat Robert F Kennedy (6 juni 1968) voltooide in zekere zin het annus horribilis van de Amerikaanse politieke wereld, met de dood van dr. Martin Luther King, de protesten tegen de oorlog in Vietnam en wellicht ook de rassenkwestie. Die wellicht slaat op de bedenking dat er voor (blanke) burgers en politici met de wetgeving van Lyndon B. Johnson geen problemen meer waren. Moet men vijftig jaar later nog rouwen om Robert K? Was hij een held?

De kwestie is van enig gewicht omdat men bij het parcours van de toenmalige kandidaat wel een paar vraagtekens kan zetten, zoals Frans Verhagen schrijft in een opiniestuk, evenals omdat inderdaad een geschiedschrijving op grond van de vraag “wat als” weinig zin heeft. Maar het belang is niet wat het allemaal niet had kunnen zijn als Robert F. Kennedy niet vermoord was en alle hinderpalen, onder meer financiële had weten te overwinnen en president was verkozen. Laten we beginnen met de vaststelling dat Lyndon B. Johnson de burgerrechten, wellicht slechts node, voor de Afro-Amerikaanse bevolking heeft bevestigd, maar in een aantal staten bleef en blijft men achterop met de uitvoering. Gaan stemmen voor een deel van de bevolking blijft moeilijk, onder meer omdat men eist dat iemand niet gearresteerd is geweest of veroordeeld is tot gevangenisstraffen. Bovendien blijft het zoveel jaar na de gebeurtenissen in Little Rock en de niet altijd gesmaakte overdenkingen van Hannah Arendt dat we in Europa de cultuur waarin discriminatie niet alleen een zaak van wetten is, maar ook van ingesleten “natuurlijke” verhoudingen, niet kunnen vatten. Als Arendt zegt dat je Desegregatie niet kunt opleggen met wetten, of met arresten van het Hoogste gerechtshof, dan moet men met haar ook accepteren dat men kinderen niet kan dwingen de problemen van de volwassenen op te lossen. Waar het over gaat voor haar is dat men discriminatie wel moet afwijzen, maar dat men het probleem van zo in het dagelijkse leven ingebedde niet met een pennentrek kan oplossen. Nu, vijftig jaar later, met in gedachten het politiegeweld tegen Afro-Amerikaanse burgers die gewoon eerst aangepakt werden voor er vragen worden gesteld – I can’t breathe – kan men niet anders dan in eerste instantie observeren dat in de cultuur de discriminatie niet is weggedeemsterd. Zou een president, zelfs Robert F. Kennedy er iets aan hebben kunnen veranderen? Zou men echter ook moeten versagen iets tegen discriminatie te ondernemen, want het is al boter aan de galg, dan kan men vooral vaststellen dat de strijd tegen discriminatie mensen die er zich aan bezondigen niet bereiken, of hoogstens op schouderophalen neerkomen. Hoe men iemand, groepen ervan kan afhelpen zich aan discriminatie en racisme over te geven, blijft altijd nog een kwestie van houding: men wint geen mensen door voortdurend op hen af te geven omdat ze racisten zijn. Iets anders is het mensen die demagogisch goed de snaren van racisme en discriminatie weten te bespelen, aan de tand te voelen. Zij moeten in elk aangesproken worden. Evenwel, erkennen dat mensen anders leven, betekent nog niet dat men hen zal uitsluiten, terwijl het evengoed mogelijk is bevattelijk te maken dat integratie niet impliceert

De zaak is dat we de geschiedenis van die periode in de VS denken te kennen en te overzien, waarbij we het geweld aan de universiteiten zien, maar ook de oorlog in Vietnam en de problemen van een voortdurend streven naar geheimhouding omtrent Vietnam, waar Robert Kennedy ook al bij betrokken was geweest en die in 1971 via de publicatie van het geheime rapport dat Robert McNamara had besteld, maar verzegeld was, bekend werd als de Pentagon Papers. Dat maakt dat we de rol van RFK niet al te gunstig moeten inschalen. Toch kan het zijn, zou men moeten overwegen, dat de dienstvaardige broer in de loop van de jaren andere inzichten ging aanvaarden, omdat zijn conservatieve visie niet meer afdoende bleek. Bleek hij bereid werkelijk een einde te maken aan de oorlog, feit is dat Johnson van de weeromstuit een programma op tafel legde om de Amerikaanse interventie en aanwezigheid op grote schaal te beëindigen, wat RFK dan weer voor problemen stelde, want zou Johnson dat kunnen realiseren? Het blijft immers de vraag of mensen echt van mening kunnen veranderen. Niet enkel de mening dienen we in overweging te nemen, maar ook de drive om er uitdrukking aan te geven en de vastberadenheid er onverwijld vaart achter te zetten. De vraag is in het geval van Robbert Kennedy ook nog eens of hij werkelijk een opportunistische omslag maakte, zoals Bill Clinton dat wel lijkt te hebben gedaan.

Dat laatste impliceert dat Clinton eerder conservatieve of op het niveau van regulering (van banken) de kant koos van Walstreet, dan, zoals Democraten plachten te doen, de kant te kiezen van gewone burgers… waar ook Reagan zich op had beroepen. Silent majority? Het ideale formaat om van alles te beweren, want wie zwijgt geeft niet weg wat de intieme overtuiging is die men zou aanhangen.

Robert Kennedy kwam pas laat tot de conclusie dat hij naar het kandidaatschap voor de Democraten moest streven en zou het wellicht niet gehaald hebben, zegt men, maar de beelden in een documentaire suggereren dat hij zo ongeveer een idool was geworden en dat men hem wel graag toejuichte. Men wist niet wat hij in petto had, al was hij nog altijd een mogelijk doelwit voor de groepen die hij als Attorney General, de minister van justitie van de USA, had aangepakt. Wat evenwel had hij in die hoedanigheid uitgehaald? Ruzie gehad met de maffia waarmee de vader van JFK en RFK op goede voet had gestaan. Ook de vakbonden had hij niet met rust gelaten. Hij wilde de rechtsstaat doen zegevieren en corruptie inperken, uitschakelen. In die zin was hij wel degelijk een minister van justitie geweest die aan de weg had getimmerd. Of er blijvende resultaten waren? Blijkbaar waren de maffiabazen nadien toch wat meer op hun hoede. Overigens dateerde de macht van die misdaadgroepen van de tijd van de Drooglegging en genereerden ze winsten en zelfs prestige uit het illegaal verdelen van drank. Drooglegging, prohibition van sociaal aanvaardde genotsmiddelen creëert dus bijna vanzelf een groter kwaad: maffia en corruptie.

Het verhaal van Robert Kennedy in het zuiden, in de delta van de Mississippi waar hi armoede en totale afwezigheid van eerlijke kansen ontdekte, de situatie die men in de Derde wereld wel kon aantreffen en dus ook in de VS, werd voor hem een soort openbaring. De vraag is of er voordien al enige bekommernis bestond voor de afro-amerikaanse medeburgers? Beschouwde hij hen als medeburgers? Let wel, de Kennedy’s waren Ieren, katholieken en dus ook in zekere zin outsiders, nouveaux riches ook, wat kan meebrengen dat men de eigen bevoorrechte positie niet voor evident houdt en bovendien begrijpt dat ook anderen kansen op succes verdienen. Bovendien leefde de familie in Boston, waar een oude elite, de Boston Brahmans, stilaan terrein verloor, waardoor de Porcellian Club, voordien alleen toegankelijk voor zonen van die elite uit Boston, de Brahmanen en daar behoorden de Kennedyclan niet toe, opengesteld raakte voor leden van de elite tout court, Bostoniaans of niet.

Met dat alles weten we uiteraard niet wat hij had kunnen betekenen, maar we weten ook, uit ervaring dat een president wel veel macht wordt toegedicht, maar dat presidenten die de raderen van de macht niet goed meester zijn of proberen te omzeilen, wel eens in zwaar weer kunnen terecht komen. Hoe Abraham Lincoln erin slaagde voldoende stemmen te verzamelen om het XIIIde amendement op de Grondwet van de VS erdoor te krijgen, voor de oorlog met de Gefedereerden, de Federatie van de Zuidelijke staten ten einde was. De slavernij werd afgeschaft, maar net een eeuw later diende de federale overheid de burgerrechten voor de nazaten van de voormalige slaven te garanderen en desegregatie af te dwingen. Arendt meende dat ze genoegzaam kon staven tegen discriminatie gekant te zijn, maar dat het hooggerechtshof in Washington beter twee keer had kunnen nadenken voor ze de overheid in Little Rock had gedwongen een ‘gekleurd’ meisje toe te laten naar de scholen; Federale troepen verzekerden haar veiligheid, maar wekten de woede op van het “gepeupel”, die de sfeer voor het kind, ook voor de blanke kinderen alleen maar nog bevreemdender maakte.

Robert Kennedy had dus na te denken over de economische, sociale discriminatie en moest, volgens Arendt begrijpen dat dwang niet zou helpen, wat ook Faulkner, de schrijver van de Mississippi bij uitstek onderschreef. Het feit dat Faulkner zich eerder burger van de staat Mississippi zou voelen dan van de VSA kon Arendt dan weer niet accepteren, want men kan de VS niet zien als een (Europese) natiestaat, waarbij men alleen maar burger zou zijn van een staat. In ieder geval stond Robert Kennedy toen wel voor de kwadratuur van de cirkel, want hoe kan men discriminatie uit de wereld helpen als men niet, zoals Lyndon B Johnson had gedaan, de burgerrechtenwetgeving had uitgevaardigd. Dat was het punt niet van Arendt, wel dat men geen (militaire) dwang kan gebruiken om desegregatie te bespoedigen. Hoe het dan wel moest? De betrokkenen overtuigen, al neemt dat tijd en blijkt, zeker 50 jaar later dat daaraan in feite weinig aandacht is besteed. Dat heeft te maken met het Eerste Amendement, dat veel ruimte geeft om meningen te spuien en mensen het mogelijk maakt binnen de eigen (ideologische) stulp te leven.

In die zin kan het nuttig wezen de figuur van Robert Kennedy aandacht te geven, want hij had beleidservaring en diende goed na te gaan wat voor beleid hij zou gaan bevorderen, door het Congres te overtuigen. Het kan ook niet eenvoudig zonder ook het beleid van de regering van Lyndon B. Johnson te bestuderen, waarbij naast de burgerrechtenwetgeving en de Vietnamese kwestie nog wel andere zaken aan het hoofd, zoals de ruimtevaart en de Koude Oorlog. Er kan dus nog veel gezegd worden over de omstandigheden waarin Kennedy zich in 1968 kandidaat stelde voor de voorverkiezingen, al denk ik dat Robert K op dat moment een behoorlijk telefoonboekje had om mensen aan te spreken voor hem op te komen en hem te steunen, iets wat Frank Verhagen niet helemaal afdoende lijkt te vinden.

Aan het einde van de trip sterft Kennedy onder een kogel, maar hoewel men de dader kent, van naam, weet men niet goed wie die moord heeft gewild, opdracht gegeven daartoe. Men zou de vraag kunnen stellen of Eduard Kennedy daarom van een kandidatuur voor het presidentschap heeft afgezien, hoewel hij vele decennia senator is geweest en in die hoedanigheid wel een deel van het programma van zijn twee vermoorde broers opgenomen en zelf lange jaren mee zwoegde voor een gezondheidszorg die ook minder bedeelden kansen zou geven en een betaalbare gezondheidszorg. Kennedy werd geen president en dat is nu eenmaal zo. Heeft hij navolgers gehad? Het valt van hieruit moeilijk te zeggen.

Overzien we het politieke parcours dat de man aflegde, dan moet hij tijdens zijn loopbaan op een aantal punten anders tegen de dingen zijn gaan aankijken. Het feit dat hij als voormalig A.G. (Attorney General) merkte dat er iets mis was gegaan met de rechtsbedeling – wat nu nog altijd niet recht gezet werd, moet ons wel bezighouden. De levensomstandigheden die hij in Mississippi had aangetroffen, zullen voor de zeer welvarende Robert wellicht net die aanzet geweest zijn om te gaan nadenken over hoe de samenleving waar hij toe behoorde functioneerde. We weten inderdaad niet of hij daar iets aan had kunnen veranderen en wat dat dan wel zou zijn gebleken.

Bestaat het, vroeg een progressief heerschap mij, dat een conservatief sociaal bevlogen zou zijn? Gezien het feit dat RFK als jong advocaat meewerkte met de vervolging van Communisten, mensen die on-Amerikaanse zaken deden, het zogenaamde House Committee on Un-American Activities, zou men kunnen vermoeden dat de latere A.G. wel degelijk zeer conservatief was en op zeker ogenblik, schrijft Frans Verhagen, zou hij bij zijn uitgever een man hebben laten vervangen, omdat die homo was. George Clooney maakte een film, “Goodluck and goodbye” over hoe een journalist senator Joe McCarthy en diens communistenhaat ter verantwoording riep en zo de vervolging deed stoppen, al waren er onder meer in Hollywood voldoende mensen die hun loopbaan afgebroken zagen. 
Dezer dagen zou dat een ongehoorde ingreep zijn, in die jaren konden Britse politici nog van hun voetstuk vallen omdat ze homo waren. Het is een van die fenomenen waaraan we merken hoezeer onze cultuur de afgelopen vijftig jaar grondig gewijzigd is, met alvast meer openheid voor homo’s en lesbiennes. Of transgenders zoveel beter af zijn? Het is natuurlijk ook zo dat men zich altijd nog afvragen moet wat het betekent conservatief te zijn, of het om een ethisch conservatieve instelling gaat, dan wel om een maatschappelijk en sociaaleconomisch denken. Men kan immers economisch conservatief blijken en ethisch progressief uit de hoek komen.

Voor mensen als RFK was verdienste wellicht een moeilijker begrip dan we zouden denken; aan inzet ontbrak het hem niet, maar waar ligt de verdienste anders dan in wat men doet. De kritiek van de meritocratie die de laatste tien, vijftien jaar is opgekomen, ging precies over de vraag wie echt verdienste heeft aan wat zij of hij realiseert, met andere woorden, de vraag of iemand iets bereikt als er een heel netwerk achter zit dat deuren opent, die anderen niet zien. Het is van belang in die zin het beleid van Gelijke (onderwijs-)kansen te waarderen, want het mag inderdaad niet zo zijn, anders dan veertig jaar geleden wel kon, bepaalde kansen niet open zouden staan voor elkeen die kan aantonen het nodige talent, de vaardigheid en het doorzettingsvermogen in pacht te hebben om een betrekking te krijgen. Het blijft altijd opvallend dat merite niet altijd verbonden is met kunnen en weten, al zegt men dat graag luidop. John Rawls heeft hierover ernstig werk geleverd, maar de uitwerking ervan naar het beleid werd niet altijd echt een kwestie van het denken vanuit de sluier van onwetendheid. Daarin neemt men aan dat men voorzieningen moet treffen die de kinderen met minder kansen, inclusief het ontbreken van een netwerk voor de ouders toch kansen zouden krijgen. Dat zou nooit en te nimmer leiden tot nivellering in het onderwijs. Toch merkt men dat het zover gekomen is, want de kennisoverdracht in het onderwijs werd steeds minder de eerste zorg.

Met Robert Kennedy kreeg de mythe van de familie een nieuw hoofdstuk, waarbij overdacht kan worden hoe die man – met 11 kinderen – zich een beeld vormde van de samenleving waarin hij dacht te zullen dienen. Nu, dat geldt niet enkel voor hem uiteraard, want iedereen die zich ten dienste van de staat en de samenleving wil stellen, zal zich wel een beeld hebben gevormd hebben van de samenleving en onderzoeken waarom sommige mensen geen nagel hebben om te krabben. Het is van belang dat men gaat onderzoeken of men alles wat men als een probleem ziet ook een probleem mag heten, of beter nog, of men echt iets aan een moeilijke situatie kan verhelpen. Hoe RFK de armoede in Mississippi zou gaan oplossen, mochten we niet vernemen, voorop gesteld dat het al niet een zeer moeizaam proces zou worden, zoals Richard Sennett betoogde in zijn werk “Respect”. Niets doen is ook voor hem geen optie, maar hoe men die diepe armoede kan aanpakken en mensen op een beter spoor krijgen, zal niet met dwang lukken, maar hoe het wel moet kan men niet in regeringskringen bedisselen. Wel kan de overheid de voorwaarden scheppen waar mensen op het terrein iets mee aankunnen om personen, gezinnen uit de armoede te helpen. Hoe het dan wel moet? Daar dient men ernstig over na te denken en vooral na te gaan hoe men als sociaal assistent v/m de betrokkenen tegemoet kan treden en hen helpen zichzelf te leren behelpen.

Men moet niet zomaar aannemen dat mensen enkel vanuit hun (sociale) positie handelen, zoals de Robert Kennedy die we kennen als kandidaat geworden was, laat zien. Men krijgt van alles mee, ook en zeker via opvoeding thuis en in de omgeving, de school ook maar vervolgens lijkt het erop dat we, eens volwassen, geen eigen wegen meer uitzoeken. Mensen als Kennedy en vele anderen laten zien dat we niet ophouden onszelf te richten op inzichten en doelen en niet per se bij initiële uitgangspunten blijft hangen. Toch ziet men dat een van de reacties van ingewijden, Gutmenschen om maar een soort ingewijden te noemen, vaak is dat “de mensen” er geen idee van hebben. Die houding strekt niet tot aanbeveling. Ook (hoge) ambtenaren en experten hebben er geen moeite mee anderen voor onwetend te houden, terwijl, als het goed is mensen, ook als ze maar een beperkte opleiding kregen door ervaring en reflectie andere facetten van het leven ontdekken. Herinneren we ons Robert F. Kennedy, dan omdat hij er blijk van gaf niet bij primaire uitgangspunten, wat hij had meegekregen, is blijven staan. Wat het was geworden met de VS indien en als, blijft intussen zonder voorwerp.



Bart Haers 






                                                     

Reacties

Populaire posts