VRT gaat voor ideetjes, niet voor behoorlijk bestuur
Dezer
Dagen
Gemeente besturen op grond
Van ideetjes?
Een kwalijke benadering
De Openbare omroep, de Nieuwsdienst willen
ons warm maken voor de gemeenteraadsverkiezingen en dat siert de omroep. De
wijze waarop men dat wil doen, geeft evenwel te denken, want met ideetjes alleen
voert men geen langjarig beleid. Het debat zou moeten gaan over stedelijkheid
en de verknoping met het ommeland, over hoe men de mobiliteit organiseert en
dan komt al onmiddellijk de Vlaamse overheid en de regelgeving omtrent de Lijn in
het vizier. Ook de samenwerking van gemeenten komt onder het vergrootglas te
liggen en de doelstellingen van beleid dat mensen veilig kan laten bewegen in de
openbare ruimte, de reinheid van de publieke ruimte zijn belangwekkende thema’s,
maar daar komt men niet met ideetjes, want een goed idee kan door nalatig
beleid erg kwalijk uitpakken. Moet de openbare omroep niet meer investeren in
gedegen informatie over de complexiteit van beleid en hoe (democratisch)
verworven macht relatief is?
Zes
jaar geleden voelde uw dienaar zich ook al geroepen om zich te buigen over de
wijze waarop de media zich over gemeentelijk beleid bogen – over de provinciale
akkefietjes ging het al helemaal niet – want het ging over de om te slane
belastingen die de besturen uit hun hoge hoed zouden toveren, nu lijkt het om
ideetjes te zullen gaan. Joost mag weten waarom men ons vraagt ideeën te spuien
voor het lokaal bestuur, terwijl men nauwelijks uitlegt dat een idee omzetten
in beleid veel voeten in de aarde heeft. Openluchtzwembaden? Mooi, maar kan een
gemeente dat alleen af, het bouwen en vooral het onderhoud ervan? Hoe zal men
bij een slechte zomer voldoende volk over de vloer krijgen. Of moet men
inderdaad per stad of dorp zelfstandig openbaar vervoer inrichten, omdat het
vervoersbedrijf De Lijn niet slaagt in het voeren van goed overleg met
gemeenten? De burgerbegroting wordt vaak ingezet om ons de illusie van inspraak
te geven, terwijl dat noodzakelijkerwijze slechts over een beperkt deel van het
budget kan gaan, want gemeenten, steden en dorpen hebben al heel wat verplichtingen,
ook tegenover burgers, tegenover buurgemeenten, hogere overheden ook.
De stad, het dorp en het
ommeland
Het valt
altijd weer op dat mensen, onder meer in Gent dat de stad weer van hen is en
dat die plompe boeren uit het Meetjesland of Laarne nu niet meer de lucht
kunnen komen verpesten. Zelden heb ik bij uitstek linkse geesten zo een onzin
horen vertellen: steden leven bij de gratie van het ommeland, vroeger zorgde
dat ommeland voor het noodzakelijke aanvullen van de bevolking, want in steden
kregen vrouwen al tijden geleden minder kinderen dan op het platteland. Dat
laatste geldt nu niet meer, omdat het stedelijke klimaat zich uiteraard over
het land verspreid heeft.
Steden
bestaan niet op zichzelf, ook al voelen ze zich graag eilanden in de woestenij,
terwijl ze niet kunnen bestaan zonder dat directe ommeland. Bijgevolg valt het
niet goed te begrijpen dat men zich als stad (opnieuw) zou opsluiten binnen de
muren. Want natuurlijk is de oude marktplaatsfunctie niet verloren gegaan, al
zijn die wekelijkse markten niet meer zo fundamenteel voor de stedelingen om
zich te bevoorraden, maar mutatis mutandis gaat het om dezelfde osmose van
stedelijke ruimte en ommeland, die een verknoopt geheel vormen.
Wil
men dus beweren dat de steden op zich kunnen bestaan, dan zal men toch moeten
bedenken dat een stad afhankelijk is van wat binnenkomt en vooral van wat er in
de stad geproduceerd wordt voor interregionale markten, maar altijd dus is er
die wisselwerking. Men hoort deze zaken te weten, want het is het wezen van de
stedelijke functie, doorgaans meervoud, want steden hebben een bestuurlijke
functie, vaak een juridische functie, uiteraard de marktfunctie en
productiecentrum, om nog te zwijgen van de culturele functie. Dat die functies
nog altijd bestaan zal men maar moeilijk kunnen ontkennen.
Het dorp, de stad en dingen die
duren
Beleid
voeren betekent dat men juist met al die functies rekening houdt, de stad of
ook het dorp een plaats laat zijn met een publieke ruimte, waar mensen vrij en
zonder te hoeven vrezen voor eigen lijf en leden kunnen bewegen. Maar het om meer
dan dat, het gaat om het organiseren van die publieke ruimte en de
gemeenschappelijke diensten aan te bieden. Niet enkel vandaag, ook in de
toekomst, want het is gemakkelijk een project uit te denken, zonder rekening te
houden met de realiteit, want dan moeten anderen het gelag betalen.
Beleid
komt dus niet zomaar op grond van ideetjes tot stand, maar vergt regelmatige
reflectie, vergt goede voorbereiding en gestage opvolging, opdat er geen
brokken en splinters vallen. Dat vergt een zekere administratie, die echter
niet op zichzelf mag draaien, wat nogal eens gebeurt. De verantwoordelijkheid
van de politiek gekozen bestuurders is groot, het functioneren van het
ambtenarenkorps, van belastingdiensten over het milieupark en kinderopvang tot
de openbare bibliotheek en de sportinfrastructuur, kan het klimaat in de
gemeente meebepalen, maar vaak wordt hun werk niet enkel door het lokale
bestuur geregisseerd, maar ook door hogere overheden, die via eenvoudige regelgeving
of anderszins via convenanten en andere lokkertjes op het lokale beleid kunnen
wegen.
Voelen
we ons wel bij al dat beleidsmatig en courant optreden van de lokale overheid?
Tot spijt van wie het benijdt, merken burgers dat doorgaans maar als we ergens
in onze plannen of onze activiteiten beknot worden door die overheden, zelden
als we op onze wenken bediend worden. Het organiseren van het uitgaansleven,
met de horeca als belangrijke steekhouder, botst vaak op stedelijke reglementen,
die niet altijd goed worden uitgelegd en op onwil van omwonenden, die zelf wel
eens een terrasje willen meepikken, maar geen last willen hebben van de nachtbrakers
en uitzuipers.
Lokaal
bestuur moet dus al eens aan conflictbemiddeling doen, maar het gebeurt wel
eens dat een kinderopvang moet sluiten omdat buren hun beklag maken bij de gemeente
en dreigen met dure gerechtelijke procedures. Dat kan toch niet de bedoeling
zijn. De overheid hoeft overigens niet altijd zelf deze taken in te vullen, wel
te zorgen voor kwaliteitsnormen en de handhaving. Toch blijkt men graag
diensten zelf te organiseren, omdat dit wel eens machtsposities kan bieden. De
deplorabele staat van het rioleringsstelsel laat evenwel zien dat ook de
overheid wel eens graag dingen achterwege laat die we toch niet zien, zodat in
geval van incidenten niemand weet wie verantwoordelijk moet heten.
Het
organiseren van het lokale bestuur berust doorgaans op oude bestuurstradities,
waarbij vaak jaar na jaar de begrotingen voor een groot deel al vast liggen
omwille van aangegane verplichtingen. Gemeentelijk bestuur staat dan wel dicht
bij “de mensen”, het is niet altijd even eenvoudig om zaken gedaan te krijgen
en soms blijken gemeentebesturen wel eens nalatig, als het gaat om het
onderhoud van het patrimonium, gebouwen, open ruimte, wegenis en riolen
inbegrepen. Daarover zou de discussie moeten gaan. De belastingvoet voor de opcentiemen
vastleggen staat dus niet los van bestuurlijke ambities, van beoogde renovatie
en van het onderhoud van wat er is.
Bestuurlijke ambities en wensen
van de burger
Een
verkiezingsprogramma opstellen is een heerlijke bezigheid, want men werkt
vanuit de illusie, zo lijkt het wel even, een onbeschreven blad voor zich te
hebben, maar bestuur situeert zich niet op het onbeschreven blad, maar bouwt
verder op het bestaande archief van bestuurlijke en ambtelijke besluitvorming.
Dat betekent niet dat een college van burgemeester en schepenen, in Nederland
met een benoemde burgemeester vervullen
de wethouders die rol, geen nieuw beleid kan uitrollen, wat de afgelopen
decennia in de stedelijke weefsels en de dorpskernen vaak mooie resultaten heeft
afgeworpen, af en toe ook eens onbegrijpelijke miskleunen. Men moet zich immers
afvragen welke doelen men op lokaal vlak wil en kan nastreven binnen het
bestaande kader. Moet de gemeente zich bezig houden met onderwijs? Het verhaal
van de schooloorlogen, de ver- en ontzuiling is bekend, waarbij men de
basisschool op gemeentelijk niveau kon organiseren, terwijl er daarnaast het vrije
net, het katholieke net dus, functioneert,
het katholieke onderwijs dat vooral op het niveau van het middelbaar onderwijs
de grootste populatie blijft aantrekken ondanks de secularisering van de
samenleving. Nu wil men de vrije schoolkeuze gaan sturen, omdat men hoopt dat
een sociale mix, iets wat zeker belang heeft, voor kinderen uit minder
bevoorrechte gezinnen betere kansen zou hebben. De gemeenten willen graag
allerlei zaken verzoenen, maar kan men de grondwettelijk gegarandeerde vrije
schoolkeuze zomaar opofferen? Of moet men integendeel zorgen dat scholen, ongeacht
het net zo goed mogelijk presteren, waarbij men inderdaad al eens vaststelt dat
vooroordelen kunnen spelen en mensen ten onrechte – wat hen dus krenkt in hun
recht op passend onderwijs - naar het beroepsonderwijs worden gedraineerd, waar
ze helemaal ontsporen omdat de school hen niet uitdaagt.
Met
andere woorden, bestuurders, politieke en ambtelijke, hebben vele zaken te
overleggen en daarover tot besluiten te komen, wat een groot deel van de vergadertijd
in beslag neemt, omdat men nu eenmaal de continuïteit van het bestuur moet
verzekeren en de opgebouwde en onvervreemdbare rechten van burgers moet
honoreren. Dan kan men natuurlijk wel met ideetjes komen aandraven, daarover
gaat het bestuur wellicht wel eens palaveren, maar passen die in het
voorgenomen en belangrijker nog, het beslist beleid?
De kracht van ideetjes
Sinds politici
als Bert Anciaux, Steve Stevaert en Ben Weyts de methodes onder de knie kregen
om ons slag om slinger met ideetjes te bekogelen, is het plezier er wel van af.
Natuurlijk kan een minister wel eens met een leuke idee komen aandreven,
kwestie van een concertje op de site Oud-Sint-Jan mogelijk te maken, maar moet
de stad dat doen? Of een historische stoet?
De
publieke ruimte wordt nu al vaak in beslag genomen voor en door sportieve
activiteiten, bierevenementen en wat al niet meer. Op zich kan men dat wel
begrijpen, in feite is het moeilijk vast te stellen of iedereen overtuigd is van
het genoegen dat al die activiteiten met zich meebrengen. Veel activiteiten
worden gesponsord en dat is ook niet altijd zo leuk om aan te zien. Het is een
precair evenwicht, wanneer men leuke dingen wil doen voor de mensen en de open,
publieke ruimte vrij te houden voor mensen, zeker als men zichzelf als een
toeristische attractie in de markt wil zetten, want dan vergeet men nogal eens
de eigen burgers.
Er
zijn natuurlijk ook wel eens goede ideeën, die te maken hebben met het
welbevinden van burgers, maar om die gerealiseerd te krijgen, moet men wel
vastberaden te werk gaan, want een goede idee in bestuurlijke daden omzetten
gaat vaak slechts langzaam en er dienen allerlei hindernissen van wettelijke en
praktische aard genomen te worden. Vaak zien we dat dan verwateren, omdat er
zich niemand achter zet. Om Brugge minder last te laten hebben van voor
voetgangers, fietsers en auto’s gesloten bruggen, pleit ik al jaren voor een
uitbouw van de ontsluiting naar het achter van de haven van Zeebrugge voor
schepen die zich zowel op de Rijn als in het netwerk Seine-Scheldwest kan bewegen.
Ik weet nu al dat de heer Ivan de Vadder verveeld zal zuchten, terwijl dat
project niet enkel Zeebrugge en Brugge aanbelangt, maar ook het geheel van
Vlaamse knooppunten van verkeerswegen over land, te water en in de lucht. Toch
gaan groene jongens en meisjes daar tegenin, arm in arm met grondeigenaren in
Damme. Okay, men zal moeilijke onteigeningen moeten onderhandelen met kleinere
eigenaren in Balgerhoeke en Oostwinkel, maar wellicht valt daar wel een mouw
aan te passen. Maar hier is dus meer dan een lokaal belang in het geding, maar
wie de haven van Gent of het Albertkanaal in het hart draagt, is tegen. Waarom?
Het is zaak haveninvesteringen voor zichzelf te reserveren.
Zoveel
werd gerealiseerd de afgelopen 150 jaar, dat veel wat goed is, inderdaad ook
best onderhouden of gereactiveerd kan worden. Komen vele verplichtingen van
hogerhand, soms moet die overheid al eens bepaalde initiatieven binnen bepaalde
perken houden, om te verhinderen dat de kosten de baten overtreffen. Soms kan
daar nog een grond voor gevonden worden, hoe het in de praktijk moet, blijft
altijd nog een andere vraag, waar men met het college en de gemeenteraad,
eventueel steekhouders over moet overleggen en wijzigingen in de plannen niet
zomaar laten insijpelen.
Toch kunnen
bestuurders maar beter van tijd tot tijd te bevallen van een goede idee, een
concept, een initiatief waarmee aan noden tegemoet kan worden gekomen of
waarmee men bepaalde ongewenste omstandigheden kan wegwerken. Men kan niet aan
politiek zonder een zekere idee van wat men goed samenleven acht, terwijl men
tegelijk ook best aandacht heeft voor de ruimte die men aan particulieren laat,
om hun ideeën vorm te geven. Het valt op dat al een paar festivalletjes in deze
of gene stad plots afgeblazen worden omdat men de boel niet georganiseerd
krijgt. De overheid dient dan wel de neiging te onderdrukken het dan maar zelf
te doen.
Gemeente, individuen en samenleven
Men
wil graag verdichten van steden en dorpen, om minder beslag te moeten leggen op
nieuwe percelen voor verkavelingen. Tegelijk is het best spannend om te zien
hoe een steeds diverser wordende samenleving zich organiseert opdat mensen in
vrijheid kunnen leven. Wel blijkt ook op lokaal niveau weinig meer getolereerd
te worden wat deze of gene groep niet zou kunnen zinnen. Om ongewenste effecten
te vermijden wil men wel eens grondwettelijke vrijheden onderschoffelen en dat
wekt dan weer ongenoegen bij anderen.
Dat de
samenleving divers is geworden en niet iedereen dus dezelfde ankerpunten heeft,
dezelfde refentiepunten hanteert voor wat hem of haar passend lijkt, stelt ook
lokale besturen voor niet altijd makkelijk te ontwarren knopen. Toch kan men
dat proces van immigratie en integratie, het divers worden niet als een verdienste
aanmerken, omdat velen het domweg niet doorhadden en anderen zich niet om de
mogelijke gevolgen bekreunden, zoals bijvoorbeeld verdringing van (armere)
bevolking wanneer een wijk plots hip en hups wordt.
Mag
een kerstboom op de Burg of het stadsplein, dan is het al lastiger om nog te
verantwoorden of men nog een kerststal in het stadhuis zal plaatsen, want de
ene willen de scheiding van Kerk en Staat verzekeren, anderen menen dat het een
oude traditie is. Soms verzet men zich tegen tekenen van religieuze
aanhorigheid, anderen menen dan weer dat maximale tolerantie moet opgebracht
worden. Deze discussies kan men doorgaans niet voeren binnen de grenzen van een
stad, want het gaat doorgaans om de regeling van maatschappelijke verhoudingen
en dan is het wel zo nuttig dat dit op een hoger niveau geregeld wordt, terwijl
anderzijds het ondersteunen van lokale projecten, verenigingen, clubs,
sportactiviteiten inderdaad best op lokaal vlak geregeld wordt.
Omgaan met die diversiteit dient erop gericht
te zijn dat mensen zich kunnen identificeren met de gemeente of stad waar men
woont, maar ook dat mensen zich kunnen ontplooien. Steden bieden onder meer onderwijs
en de grotere steden hebben ook hogescholen en universiteiten, die hun eigen
dynamiek meebrengen. Moet men als stadsbestuur onderwijs in andere talen dan de
officiële taal in bestuurszaken aanmoedigen, zeker als men het overlaat aan leerkrachten
die niets met de stad in kwestie, Gent dus toelaten? Het was een vraagstuk dat
een paar dagen de media haalde, maar waarop geen antwoord kwam, alleen tweedracht.
Beleid vraag het rustige
vastheid
Men kan uiteraard beweren dat de
politicus Herman van Rompuy een volbloed kalloot is, wat overigens niet te
weerleggen valt, toch mag dat geen probleem zijn, wel dat men vaak vindt dat
rustige vastheid in bestuurszaken een blijk van lamlendigheid zou wezen,
terwijl men vaak niet sneller vooruit kan, of wil. Ook blijkt men niet altijd
goed te weten waar het aan de aan de politici is om de samenleving te sturen, terwijl
het al veel voeten in de aarde heeft ervoor te zorgen dat mensen over de
mogelijkheden beschikken om hun leven naar eigen inzicht te leven. De overheid
moet inderdaad de negatieve vrijheden garanderen, zoals Isajah Berlin stelde,
maar tegelijk kan de overheid ook zorgen dat er positieve vrijheden ontwikkeld
worden. Op het niveau van de stad, de gemeente liggen daar belangwekkende taken,
zoals het openhouden van de openbare bibliotheek die best zo breed mogelijk
opgezet wordt, niet enkel top-10 boeken, maar ook informatief werk en behoorlijke
essays. Nu zou de gemeente niet meer verplicht zijn zelf een bibliotheek open
te houden, maar middelen ook aan ander aanbod te voorzien, waarbij sport, jeugd
tegen die culturele kwestie wordt afgewogen. Men kan menen dat het goed is iets
te doen voor de jeugd, maar een jeugdhonk in de wijk is even belangrijk als een
goed voorziene bibliotheek en dus moet de minister van Cultuur er mee toe
bijdragen dat bibliotheken, die gelukkig de fase van de verzuiling ontgroeid
zijn, ook aan die positieve vrijheden kunnen bijdragen, net als de aanwezigheid
van sportinfrastructuur en ook het jeugdheem.
Men zou nog verder kunnen gaan,
want de tarieven voor parkeerplaatsen in onze steden, zoals Gent, waar vlakbij de
opera een parking ligt, betalend, maar wel duur. Het stadsbestuur meent dat men
mensen moet ontmoedigen om naar de stad te komen per auto, maar als men naar
een uitvoering gaat in de Opera of de Handelsbeurs, dan moet men wel degelijk
tijdig vertrekken of een aangename babbel laten schieten. Bovendien drijven de
hoge tarieven voor parkeren de kosten voor het deelnemen aan een activiteit wel
extra op en dan denk ik dat men toch eens een en ander tegen elkaar moet
afwegen. Of zou alleen de burger met diepe zakken nog naar de opera of een
kwartet mogen gaan?
Goed lokaal
bestuur: kwestie van fijnregeling
Kortom, men kan niet zomaar
beleid voeren en ongewenste neveneffecten negeren of zelfs weigeren te zien dat
het ene goede bestuur, stad autoluw maken verhinderen zou dat mensen hun
culturele activiteiten erbij in moeten laten schieten.
Het kan dus ook niet zo zijn dat
burgers zonder mandaat gaan zeggen hoe de overheid het budget moet vastleggen
en middelen allokeren. Daarvoor is men verkozen en de gemandateerden moeten
daarvoor verantwoording afleggen. Grote werken kunnen ergernis wekken, te meer
omdat we niet altijd goed weten wie waarvoor verantwoordelijk is, de lokale
overheid of de hogere overheden. Aan de andere kant, men toch niet zomaar naar
de Raad van State stappen omdat de lokale overheid iets doet dat u weliswaar
geen schade toebrengt, maar waar u toch bezwaren tegen heeft, wegens te vrezen
overlast. Aan de andere kant, de lokale overheid kan toch niet zomaar op die
bezwaren ingaan als men overtuigd is van het nut en het belang van een project
voor het algemeen belang. Burgers hebben hun rechten, maar het algemeen moet
ook zeker in het oog gehouden. Dat vergt overleg, communicatie en overtuiging.
In elk geval kan men zeggen dat men met losse ideetjes niet erg veel goed
bestuur zal realiseren, net omdat de wens van de een voor de ander een horreur blijkt te zijn.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten