Orgelmuziek



Kleinbeeld



Orgelconcert in abdij Grimbergen



Abdij Grimbergen en Sint-Servaas basiliek.  
Kamiel D’hooghe, directeur in ruste van het Koninklijk Conservatorium te Brussel (1967 – 1994) en sindsdien nog altijd druk doende met de orgelwereld in Vlaanderen, al gaf hij geleidelijk wel een en ander door aan jongere generaties. 89 jaar oud mogen worden is mooi, nog actief kunnen leven een godsgeschenk.  Nog altijd blijft hij de organist, trouwe uitvoerder van J.S. Bach en de vele aspecten van het werk. Ook dit jaar weer een boekje met uitgebreide uitleg over de werken, zodat je even denkt verdwaald te zijn in de wereld van Serenus Zeitblom. Wees gerust, van een pact met Mephisto is er zo te zien geen sprake, wel het boeiende verhaal van het muziekleven.

Bach, Johann Sebastian Bach werd geboren toen na het einde van de Dertigjarige oorlog, die van 1618 – 1648 woedde en waar mensenlevens en hele dorpen niets meer waard waren, Duitsland opnieuw herleefde en er nieuwe welvaart mogelijk werd. Het heeft me altijd verbaasd hoe snel regio’s die door oorlog getroffen worden snel opnieuw een leefbare omgeving weten op te bouwen, waarin mensen hun eigen weg kunnen gaan. 100 jaar na het einde van WO I blijven we er veel over spreken, blijft de oorlog een bron voor kunstenaars en kunstenmakers om ons onderhoudend bezig te houden. Toen ik in de abdijkerk van Grimbergen zat te luisteren naar de oude schoolmeester, begreep ik dat deze organist het einde van onze dertigjarige oorlog heeft beleefd, maar ook bijna tomeloos mee heeft gebouwd aan het culturele leven dat zich in de jaren zestig en zeventig ook tot een groeiend publiek wist te richten.

Over de orgels in de abdijkerk spreekt de heer D’hooghe graag en met toewijding omdat hij die samen met de prelaten van de abdij heeft weten op te bouwen, laten opbouwen, op een moment dat de orgelbouw iets exotisch was geworden. De heer D’hooghe heeft zich overigens niet enkel in Grimbergen laten gelden maar met raad en daad organisten in de lande en kerkfabrieken bijgestaan om zinvolle oplossingen te vinden om historische orgels in ere te houden; nu kerkfabrieken en gemeentebesturen nadenken over de rol van kerkgebouwen in een seculiere samenleving, zou men toch oor moeten hebben voor de schoonheid van het kerkorgel als meubel – al zal iemand dat misschien als een weinig respectvolle omschrijving vinden - want kerkmeubilair, zoals preekstoelen, biechtstoelen en altaren zijn inderdaad aankleding, maar in vele gevallen de uitdrukking van een groot ambachtelijk kunnen, waarbij het kerkorgel vaak uitermate impressionant op het oksaal prijkt en zo de westwand van de kerk allure geeft.

Al langer geleden was ik mij bewust geworden van de vele handen die nodig zijn om een goed, laat staan aan uitstekend orgel te bouwen, want er zijn de klavieren, manualen en pedalen, er zijn de registers die mee de klankvorming bepalen en dan zijn er uiteraard de pijpen van klein tot immens groot. Dat alles zit dan vervat in kunst opgebouwde en gesneden houten kasten, die op zich uiteraard mee de klank en de klankkleur kunnen versterken. Het zou een verschraling betekenen als men de zorg over orgels zou laten verslommeren en het bespelen ervan helemaal achterwege zou blijven.

Uit gesprekken met de heer Kamiel D’hooghe merkte ik de afgelopen jaren een toenemende zorg voor het overleven van die orgelcultuur, die inderdaad met het wel en wee van de kerk verbonden is. Toch laat hij net ter gelegenheid van een concert zien hoe rijk niet enkel de familie Bach blijft, maar ook een hele wereld van musici die daarmee onder de aandacht komen zoals met de Londense Bach, Johann Christian Bach, die ook iets met Haydn te maken had. Ook die gedachte kwam op, dat Bach wel prijkt in de klassieke top 100, maar dat er te vele werken ter onzer beschikking staan om het met zo een lijstje te kunnen stellen.

Luisteren naar orgelmuziek in een kerk of een zaal, het blijft altijd nog iets anders dan het beleven van een werk via de radio, op plaat of cd. Natuurlijk zijn die opnames van belang, omdat men niet altijd de kans heeft de pareltjes levend te beleven. Maar net als je zit te luisteren op een stoeltje en je merkt hoe de muziek zich ontrolt, ons meevoert naar een andere werkelijkheid, die door de componist is uitgeschreven en door de organist tot leven wordt gewekt, merk je dat je toch vertrouwd bent met die cultuur. Het programma dat Kamiel D’hooghe ten gehore bracht, was niet meteen een zoethoudertje, want hij speelde enkele werken die voor de organist de moeite waard waren  om ons die aan te bieden. Onder meer een prelude en fuga kon ons wel even stil maken. Ook een cover van Vivaldi kregen we te horen. Bach vond het blijkbaar leuk Vivaldi in Leipzig ruimere bekendheid te geven of werd hem dat gevraagd. Zo wordt duidelijk dat die Europese muziekcultuur al vroeg kosmopolitisch functioneerde. Enfin, dat was al in de tijd van Orlando de Lasso en I Fiamminghi die toentertijd bijna even beroemd waren als de Vlaamse schilders, ook bekend als de Vlaamse Primitieven.

Bach was een man die zelden rust zal gehad hebben, die cantates naliet die koren aardig bezig houden maar voor het publiek uitgelezen kansen zijn die religieuze muziek te beleven. Bovendien bewerkte hij cantates wel eens om tot een werk voor orgel, wat wellicht ook weer nieuwe vondsten opleverde. Ook zijn orgelwerk blijft impressionant en hoewel we deze keer niet de bekende toccata en fuga niet hoorden – enkele jaren geleden vergastte Kamiel D’hooghe wel met dat werk – kregen we de kans te verdwijnen in de wereld die even vreemd als genoeglijk is.

Na de aangename receptie reed ik terug naar Brugge, waar Kamiel D’hooghe zijn loopbaan op gang trok als organist van de Sint-Salvator en met het aanvatten van Musica Antiqua, met anderen uiteraard. Er was een vraag waar ik mee worstelde, want een man van 89 die nog graag zijn muziek ten gehore brengt, wat moeten we dan waarderen? Op de eerste plaats de muziek, maar zijn dochter en zonen waren toch wel zeer bezorgd om de goede afloop. Ging er iets mis met de registers, dan werd dat gelukkig snel opgelost, maar het geeft aan hoe complex het werk van de organist wel is. Daarom denk ik dat we moeten begrijpen dat het niet zozeer een prestatie van een oude man is, al zal de heer D’hooghe dat misschien voor de vorm afstrijden, wel dat muziek kunnen spelen misschien wel een eindeloos herhalen vormt – de keuzes van dit recital en de vorige concerten laten zien dat hij wel veel werken heeft vertolkt – waarin handen en voeten, vingers en aanvoelen hun belang hebben.

Het is een moment om bij stil te staan, maar men moet dan bedenken dat iemand op hoge leeftijd de wereld heeft zien veranderen, veel meer dan wij ons kunnen voorstellen. De oorlog meegemaakt hebbend, de wederopbouw als student onderwijzer-koster en vervolgens aan het Lemmensinstituut belevend, kon men hem zelden in het publiek het idioom van het zoete Waasland horen spreken. Men kan op iedereen en op alle prestaties afdingen, een beetje verwondering en zelfs bewondering kunnen ook wel gepast zijn.


Bart Haers  

Reacties

  1. mooi eerbetoon aan onze orgelmeester! een orgel 'live' horen, de klanken voelen trillen in je hele lijf, het is en blijft een belevenis!
    Even terzijde: ook de moeite waard om de Vlaamse polyfonisten in herinnering te brengen, die ondergewaardeerde kunstenaars onzer contreien, die in hun tijd wereldvermaard waren zoals onze schilders, en terecht 5 generaties lang de hele Europese muziek inspireerden.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts