In de leer bij Leo Apostel
Kritiek
Als God niet bestaat dan wel
toch bestaan zou:
Oefeningen
in meditatie
Leo Apostel, Atheïstische spiritualiteit. ASP-editions 2013. 216 pp. 22,50 €
We
hebben ons over het boek “Atheïstische spiritualiteit” gebogen, maar een
recensie wil ik het niet noemen. Het onderstaande probeert weer te geven wat
het boek bij ons heeft los gemaakt. In die zin is het eerder een kritiek, een
onderzoek naar wat zo een bundel opstellen kan betekenen. Zeer veel in elk
geval, maar of het goed over te brengen valt in deze tijd, waarin we vooral
zijn gaan denken in termen van juist of fout, weet ik niet. Maar dat er meer is
dan juist of fout, laat Leo Apostel (1925 – 1995) nu net zien in een aantal
artikelen over dit thema, van de spiritualiteit. Zelfs heb ik ooit eens de kans
gekregen de geestelijke oefeningen van Ignatius van Loyola te beproeven en heb
toen gemerkt dat de oefeningen niet veel ruimte laten voor vrijblijvendheid.
Later heb ik voor eigen gebruik de oefeningen opnieuw aangewend, maar een
mentor vinden was niet eenvoudig, maar tegelijk merkte ik dat die oefeningen en
de meditatietechnieken van Oosterse snit wel degelijk op gelijkwaardige wijze
ons gemoed beïnvloeden. Daarom vind ik het nodig alsnog over deze merkwaardige
bundel – verschenen in 1998 en onlangs opnieuw uitgegeven – een paar gedachten
uit te werken.
De waarheid kunnen we door
wetenschappelijk onderzoek verkennen, verklaren en begrijpen, zodat we ons niet
met het bovennatuurlijke zaken moeten inlaten. Je hoort het altijd weer als je
met vrijzinnige humanisten aan de praat gaat, tenminste, als je de eerste horde
hebt genomen, het geloof in een persoonlijke god hebt afgezworen en beleden
hebt dat er geen ander gezag is, dan de eigen autonome verkenning van de
werkelijkheid. Dat alles gedetermineerd is en dat we die bepaaldheid in
natuurwetten beschrijven (kunnen) ligt nogal voor de hand. Maar toch, er viel
naar mijn oordeel wel iets op aan te merken en na lezing van de bundel
opstellen “Atheïstische spiritualiteit, merkte ik dat er toch wel een aantal
zaken meer aandacht verdienen.
Opvallend is dat Leo Apostel
zelf de mening toegedaan is dat de “gewone” vrijzinnige er soms bepaald dorre
inzichten op na houdt, want ook hem is er veel aan gelegen aan te tonen dat de
mens als rationeel wezen in staat mag geacht worden de inzichten die
wetenschappers aanreiken te onderkennen en zich een goed, samenhangend beeld te
vormen. Die inzichten gaan over wat natuurwetenschappers steeds verder weten
uit te breiden, zodat we er dus ook rekening mee hebben te houden dat het
heelal een grote hoeveelheid donkere materie zou herbergen en donkere energie
in zich zou dragen. Alleen, die donkere energie is een hypothese omdat men bij
onderzoek van materie in een aantal galaxieën tot de bevinding is gekomen dat
de zichtbare energie bij verre na niet de op grond van onderzoek aanwezig
geachte energie en materie benaderd…
Dit is geen desavouering van
wetenschappelijk onderzoek noch een motie van wantrouwen, wel verwondering over
hoever we met onderzoek gevorderd zijn en dat de wiskunde die Isaac Newton
ontwikkelde nu misschien nieuwe aanpassingen behoeft, zoals Klaas Landsman
betoogt in een opmerkelijk werk, “Requiem voor Newton”. Toch kreeg dat werk
slechts een lauwe receptie en wellicht valt dat te verklaren dat hij, Landsman,
een bijzonder moeilijk thema behandelde, namelijk dat de voorwaarden voor
wetenschappelijk inzicht ook afhankelijk blijken van het vermogen een innovatieve en creatieve
benadering van de wiskunde te ontwikkelen en dat zou dan weer botsen met de
geldende visie op natuurkunde, namelijk dat we blind zijn voor onze manier van
kijken.
Leo Apostel leek zich bewust
van de problematiek, maar hij lijkt zich ook bewust van het feit dat een
reflectie op de tweede wet van de thermodynamica, entropie, best verder kan
gaan dan het kennen van die wet. Hoe dat moet, laat hij zien door te verwijzen
naar een aantal meditatietechnieken, van Zen, van Ignatius van Loyola en een
aantal christelijke, Joodse en Islamitische mystici. Hij verlaat daarbij zijn
atheïstisch standpunt niet, maar stelt vast dat verschillende van die
benaderingen best geldig zijn voor theïsten en atheïsten net omdat de aanname
dat God niet kan bestaan even zinloos is als de uitspraak dat God bestaat. Van
belang is voor Leo Apostel dat we het vermogen vinden in een wereld waarin
het wetenschappelijke kennen van groot
belang is, die ertoe bijdraagt dat die kennis zelf ons niet afsnijden zal van
de wereld zoals die aan ons verschijnt.
Ook Dirk Baetens heeft het
moeilijk met de demarche van Leo Apostel, maar tegelijk acht hij het werk
omtrent atheïstische spiritualiteit van voldoende belang om zelf over de eigen
bezwaren heen te stappen, net omdat de filosoof heel duidelijk onder de
aandacht brengt waar het niet om kan gaan, namelijk om het aanvaarden van de
leerstellingen van de/een kerk in welke vorm dan ook. Alleen, met verbindt
spiritualiteit en vooral mystiek graag met de kerk, terwijl de meeste mystici
door de hiërarchie met meer dan wantrouwen werden bejegend. En de
spiritualiteit in de seculiere kerkpraktijk, daar stelt men zich ook best niet
veel bij voor, want ook dat ontsnapt te gemakkelijk aan controle van bovenaf.
Daarom schrijft Leo Apostel op
goede gronden dat in een antropologische benadering de religiositeit wellicht
onvermijdelijk moet heten, dat bepaalde vormen van spiritualiteit verbonden
kunnen blijven met het ritueel en het rituaal, waarin men zich als gelovige,
maar vooral als gewijde, dus diaken of priester vanzelfsprekend vereenzelvigen
zal. Maar toch, het ritueel is niet uniek voor noch het monopolie van de (christelijk)
gelovige, want men kan verschillende vormen van inwijding kennen, van
groepsvorming die eigen rituelen ontwikkelen die door de leden als hun ritueel
erkend worden. Een atheïstische spiritualiteit mag daarom geen adunaton zijn,
een onmogelijkheid, omdat het atheïsme naast het rationele kenvermogen van de
werkelijkheid, waardoor men het bestaan van God of een God, god niet erkennen
kan, maar tegelijk, op hun menselijke
vermogen tot een diepere binding. Hij meent dat agnosten en atheïsten er te
gemakkelijk vrede mee nemen dat zich beroepen op de wetenschap en de
verklarende kracht van de wetenschap alle andere aspecten van ons menselijke
handelen overbodig maakt. Hij meent dat dit riekt naar droogstoppelachtigheid,
naar de weigering in de relatie tussen de persoon de wereld om hem of haar heen
meer te zien dan een kennisrelatie. Vraag is dan waarom hij daar zoveel
aandacht aan besteden wil. Misschien ligt het antwoord wel in de filosofie van
Albert Camus, maar ook iemand als Albert Schweitzer, het erkennen dat mensen inzichten
kunnen formuleren over wat er zich in ondermaanse voordoet en uiteraard in het
onoverzichtelijk uitgebreide heelal. Wat betekent dat, de Big Bang? In zijn
eerste geschrift laat Apostel zien dat men niet enkel kan mediteren over een
citaat uit de Bijbel, maar ook een wetenschappelijk paradigma of een wiskundig
theorema. De meditatie is dan een vorm van denken, zo komt het mij voor,
waarbij men niet zomaar in het wilde gaat dromen, maar dat zeer gecontroleerd
oefenen vergt en aan het einde kan men nagaan of de oefening ergens toe geleid
heeft. Leo Apostel raadt overigens aan verschillende meditatieoefeningen naast
elkaar te beproeven, opdat men niet in een systeem, zen, yoga of een andere
verstrikt zou raken.
Het gaat erom, denk ik, dat we
moeten beseffen dat kennis nemen van belangwekkende informatie, geneeskundige,
bouwkundige of bijvoorbeeld de Kopenhagen consensus voor het begrijpen van die
informatie niet per se afdoende is. Het was Tinneke Beeckman die erop wees dat
ook Spinoza eigen technieken hanteerde om te kunnen denken, waarmee deze
rationalist ook de ruimte schept voor een intiemer begrijpen van de dingen die
zijn. Ook Hannah Arendt doet bij haar
lezers beroep op dat vermogen zich in een nunc stans terug te trekken. Dat wil
zeggen dat wanneer we echt denken over iets, dat we dan inderdaad even
afgesloten kunnen blijken over directe prikkels van de zintuigen, maar dat,
aldus Arendt, we daarom niet moeten aannemen dat we alleen zouden denken over
wat onveranderlijk is maar ook het contigente kunnen denken.
In die zin kan ik me vooral
voorstellen dat de geschriften van Leo Apostel inderdaad ver zijn komen te
staan van wat vrijzinnig humanisten als passend naar voor schuiven. Hoezeer
Apostel ook duidelijk maakt dat zijn interesse voor het spirituele nergens een
toenadering impliceert tot de religie en al helemaal niet tot de kerk, toch
lijkt het voor velen onmogelijk dat men aan meditatie gaat doen of dat men
rationaliteit kan verzoenen met het overschouwen, beschouwen zonder te
overwegen wat er zich aan ons voordoet, van het infiem kleine, het
H(iggs)E(nglert)B!rout)boson tot het vatten van de materie, op het niveau van
een galaxie. Is het überhaupt mogelijk? Zoals Leo Apostel het beschrijft, kan
men doorheen oefeningen, laten we die maar geestelijke oefeningen noemen,
inderdaad over die inzichten reflecteren, mediteren.
Maar geldt dat dan ook voor de
sociale wetenschappen? Apostel ziet geen bezwaar, maar het blijft wel lastig
als men zich niet kan verzekeren van de juistheid van dergelijke inzichten. Zou
men over het proces van embourgeoisement kunnen mediteren? Of over de vraag hoe
men tot goede wetgeving kan komen? Het blijven gedachten, die niet a priori
bevestigd worden door harde wetenschap. Maar de inzichten hebben hun betekenis.
Wellicht zal men na zo een meditatie geen strategie ontwikkelen om bijvoorbeeld
het karakter van de high brow culture
bij te sturen of de harde wetenschappelijke analyse van het bancaire systeem
aan te vatten. Rechtvaardigheid kan men onderzoeken, maar men kan zich ook
afvragen of er een vorm van handelen bestaat die geen bijkomend onrecht
veroorzaakt?
Wellicht kan men beter
strategische plannen uitwerken, zal men mij duidelijk maken, om het onrecht de
wereld uit te helpen, maar ik ben er niet zo geheel zeker van dat sociale
rechtvaardigheid enkel afhangt van een wetgever die net wil voorkomen dat er
onrechtvaardigheid blijft bestaan. Alleen is het zo dat mensen onder elkaar ook
billijk of onbillijk kunnen handelen en dat er geen vastgelegde criteria
denkbaar zijn. Dan kan een denken in het nunc stans misschien wel ruimte
scheppen.
Hoe we omgaan met anderen, hoe
ze ook handelen, hoe ze ook aankijken tegen de dingen, blijft iets heel
precairs. Goede en bruikbare gegevens verzamelen is al een belangrijk element,
maar net het vermogen, dat Leo Apostel voorop stelt erover te mediteren kan ons
de ruimte bieden om creatief om te gaan met de verworven kennis. Want die
kennis blijft anders, zoals Faust nogal neerbuigend laat kennen aan het adres
van Wagner, stukwerk, zonder verdere samenhang en laat dus ook niet toe er
werkelijk iets mee aan te vangen. De ratio als zodanig is verregaand abstract,
maar reflectie en beschouwing laten toe er een grotere samenhang van te zien.
Zou dat ingaan tegen de ratio? Dan zou dat betekenen dat die meditatie tegen de
rationele benadering ingaat, a priori, en dat is wat Leo Apostel ons biedt, het
vermogen de werkelijkheid rationeel te bekijken en tegelijk kan men de ruimte
nemen erover na te denken, te mediteren. Zweverig mag het klinken, het boek
komt me wel inspirerend voor.
Maar we zijn natuurlijk bang
voor wat niet rationeel lijkt, maar we mogen er nog uitvoerig over spreken dat
wat rationeel doordacht is, ook correct is, de negenproef maken we zelden. Het
gevolg is dat we op enig moment in de overtuiging verkeren dat onze benadering
juist is, want rationeel, terwijl het op zijn best een rationalisatie blijkt,
die de toets van de kritiek niet doorstaat.
In die zin biedt het essay van
Tomas Sedlacek De economie van goed en
kwaad aanleiding genoeg om het bijna dogmatische geloof van een markt die
gericht is op volkomen maximalisatie van het nut en de winst te overdenken,
vooral omdat dit geloof als een rationeel te argumenteren gegeven zou gelden.
Anders gezegd, wie erop aan denkt te kunnen dat ons economisch handelen heel
precies beschreven kan worden in wiskundige vormen, van complexe modellen tot
eenvoudige formules moet met Sedlacek besluiten dat de modellen evengoed
verhalen zijn die een voorafgaande aanname moeten ondersteunen. Men kan het
vermogen van de menselijke rede om inzicht te verwerven niet voldoende naar
waarde schatten, maar men mag die ook niet overschatten. Het kan dan ook geen
kwaad voorbij het afwegen van voor- en nadelen het geheel in ogenschouw te nemen.
Dan is het inderdaad nuttig de zaken van op een afstand te benaderen en er dus,
mits enige oefening, over te mediteren.
Leo Apostel stelt de lezer op
de proef en dat is maar goed ook, want het vermogen te onderzoeken of onze
inzichten een betekenis hebben die ons overstijgt, ligt net in dat beschouwend
denken, door middel van geestelijke oefeningen. Het zou ook de empleur van wat
we rationeel denken noemen, als we de tijd namen er een zen-oefening van konden
maken. Twee plus twee blijft vier en de Gelijkverdeling, de Gauss-curve blijft
wat ze is, maar tegelijk kunnen we er meerde aspecten van onderzoeken, waardoor
we naderhand de betekenis van onze overwegingen anders kunnen afwegen. Vandaag
lijkt men vaak aan te nemen dat een bevinding die “wetenschappelijk” in orde
is, ook gewoon maar mogen aannemen. Het denken laat meer toe dan alleen een sic ac non, zoals men weet een nogal
middeleeuwse benadering.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten