De monastieke cultuur en onze tijd
Dezer
Dagen
De Regel van Benedictus
spirituele hygiëne
![]() |
Abdij Einsiedlen, Zwitserland, laat zien hoe in de loop van eeuwen uit kon groeien tot een groot en overweldigend complex dat het bezoeken meer dan waard is. |
Mijn brein bestuurt mij,
zeggen goed ingevoerde wetenschappers, maar is dit niet de reprise van het Cartesiaanse
theater? Ik denk, maar zal me misschien vergissen, dat lichaam en geest, de
werking van het brein, nogal op elkaar betrokken zijn en dat we met Bert Keizer
misschien wel mogen bedenken dat ons eigen, hoogstpersoonlijke brein in wezen
maar functioneert als er ook externe pulsen aan te pas komen. Het brein hoort
dus net zo goed bij het lichaam als de nieren of de genitaliën, maar het gaat
om een uitgebreid zenuwstelsel, dat grotendeels de rest van het organisme
reguleert, terwijl het tegelijk afhankelijk is van goede stofwisseling, van
aanvoer dus van zuurstof en van suikers en het transport van de afscheiding van
verschillende organen zoals de schildklier.
Maar dat brein op zichzelf is
ook niet zo heel veel waard, want zonder impulsen gebeurt er gewoon niets. Bovendien
moeten we voor we op ons oordeel en inzicht kunnen vertrouwen heel wat trainen.
Natuurlijk bepaald onze natuur ons in sterke mate, maar tegelijk blijkt dat we
moeten leren te leven. Om autonoom te worden moeten we door een intensief
programma van training, van ontwikkelen van positieve vrijheden - zoals onder
anderen Alicia Gescinska het beschreven heeft - en daarbij hoort dus ook dat we
met anderen een verstandhouding moeten ontwikkelen, maar finaal en initieel ook
met onszelf. Het gaat om het nog maar eens zo te zeggen, om het ontwikkelen van een goede verstandhouding met zichzelf en
ook daar is de ander weer bij betrokken.
Daarom kan het best
interessant zijn naar bijzondere inzichten te kijken over hoe het samenleven
werd georganiseerd waar de natuurlijke familievorming niet aan de orde was. Vandaag
immers leven we niet meer in overzichtelijke samenlevingen, dorpen of kleinere
steden, maar is de massasamenleving al lang en breed een feit. De vraag is dan
hoe we daarmee omgaan zodat we het zelf goed kunnen hebben en ook anderen aan
onze aanwezigheid geen last of pijn overhouden, als gevolg van overlast, van
pesterijen of vernedering...
Naast de regel van Benedictus
van Nurcia (480-547) waren en zijn er ook andere, zoals die van Augustinus en
later kwamen bedelorden met eigen leefregels... Wat zouden we eraan hebben,
vraagt een mens zich af. Wel, hebben we Marli Huijer goed begrepen dan kan
enige discipline geen kwaad, maar waartoe en hoe. Hoewel nog slechts weinig
mensen er iets voor voelen levenslang in een klooster te leven zijn er legio
die wel eens een weekje op retraite gaan in een klooster, om er op het ritme
van de gebeden en het lichte werk een nieuwe adem te vinden. Sommigen blijven
langer, omdat ze in het dagelijkse leven de weg zijn kwijt geraakt. Zelfs
bewust ongelovigen kiezen er wel eens voor om de weg terug te vinden via zo een
retraite.
Het monastieke leven kwam tot
stand op een ogenblik dat een goed geordende samenleving, het Romeinse
keizerrijk[i]
ten onder ging, in een tijd ook dat een man van aanzien, later bekend als
Gregorius de Grote zich met vrienden en magen terug trok op een landgoed om
niet geraakt te worden door de troebelen van de tijd en naar de regel van
Augustinus van Hippo te leven. Men zocht met andere woorden een levenswijze die
toeliet zich in alle rust te wijden aan het goede leven. In zijn werk, de
Dialogi, beschreef Gregorius ook het leven van Benedictus van Nurcia.
Zoals Ludo Milis schreef,
werden ze Hemelse monniken terwijl ze goed voor hun natje en droogje zorgden, aardse
mannen dus en dat wil zeggen, ze besteedden de nodige aandacht aan het beheer
van hun wereldse goederen en als ze goed deden, dan altijd met de handrem op.
Men kan dat vreemd vinden,
maar de stabilitas loci, de vastheid van woonplaats vergde dat men, anders dan
bijvoorbeeld vorsten die eerder een ambulant leven leidden, zorgde dat er het
jaar rond voldoende voorraden aanwezig waren en de oogsten beveiligd waren.
Men merkt overigens dat na het
wilde leven in communes die al sinds het einde van de negentiende eeuw werden
opgezet, maar zo rond 1965 een grote uitbreiding kenden, er nu een meer
georganiseerd communeleven ontstaat, waar de zorg voor het praktische leven,
zoals onderhoud, poetsen en dus ook voedselvoorziening ernstig genomen worden.
Men kan het vloeken vinden in de anarchistische kerk, maar zo een leven in de
commune anno 1970 zal wel erg ontregelend gewerkt hebben. De anarchie zorgde
voor een soms onvoorstelbaar dictatoriale positie van het sterkste haantje. Tot
en met het eigen lichaam werd wel eens gecollectiviseerd, maar tegelijk liet
men na te zorgen voor eten en warmte, zodat er ruzies ontstonden. En ja, wie
inkomsten beurde uit arbeid buiten de commune diende dat in te brengen en het
werd aan de gemeenschap gegeven.
Nu zal men zeggen dat
monasteria bijzonder rijk waren en dat klopt ook, maar dat bezit werd geleidelijk
opgebouwd en soms veranderden de tijden zo snel dat monasteria niet konden
volgen of slechts moeizaam - zo lijkt het - het beheer aanpasten. Maar even
vaak liepen monasteria ook voorop bij het uitwerken van goede
landbouwbeheersplannen en transportmodaliteiten. Wie oude domeinbeschrijvingen
mocht of kan lezen, zal merken dat zo een monasterium behalve over veel grond
ook over mensen beschikte, doorgaans als horigen beschouwd door latere lezers,
maar hoe het statuut precies was, valt niet zo gemakkelijk te achterhalen. Nu,
vaak en doorgaans kregen abdijen hun gronden geschonken, soms in nog niet of
niet meer in cultuur gebrachte gronden. Zo staan de Cisterciënzer monniken erom
bekend dat ze echt de woestijn zouden hebben opgezocht, terwijl dat, wat Vlaanderen
en Brabant betrof, zeker bij latere stichtingen ook weer goed afgewogen werd
waar men zich vestigen zou. Natuurlijk moet men, om dat te waarderen, proberen
te lezen in het landschap van toen en dat is voor ons bijzonder moeilijk omdat
we nu niet echt nog grote onbewoonde gebieden kennen, die er toen wel waren.
De rijkdom van de abdijen, de
organisatie van het dagelijkse leven en de macht van de abten over het
zielenheil van de monniken, het lijkt voor ons vandaag allemaal niet zo een
ideale wereld, maar wie de rol van de hervormingsbeweging van Cluny onder ogen
neemt, zal merken dat zo een abdij wel degelijk een grote historische rol kon
spelen, ten goede dan wel. In de achttiende eeuw probeerde Maria-Theresia de
monasteria te bewegen hun grote hoeveelheid liggend geld wat meer in beweging
te krijgen en middelen te mobiliseren voor het aanleggen van wegen, van markten
en andere publieke werken. Voor Jozef II
ging dat niet snel genoeg, maar hij zou de Oostenrijkse Nederlanden bezocht
hebben en gezien hebben dat het hier goed leven was. Maar zijn overhaaste
initiatieven wekten bij de lokale bevolking controversen op en gezworen
tegenstanders vonden elkaar om de keizer in Wenen een hak te zetten. De
Brabantse omwenteling die ook aan Vlaanderen niet voorbij ging, was zowel een
poging de klok terug te draaien als een aansporing voor de Keizer om nog
sneller te hervormen. Vooral als ze alleen
contemplatief bezig waren, zoals de orden die kozen voor een leven in kluizen,
waar het samenleven tot een minder dan strikt minimum was terug gedrongen en
reden ook waarom de kartuizers en navolgende orden niet onder de regel van
Benedictus leven, dienden hun bezittingen op te geven.
Het blijft wel vreemd en
verrassend dat oude tradities, zoals het afleggen van de Camino naar Santiago
de Compostella echt wel opnieuw aantrekkelijk blijken en mensen inspiratie
schenkt om hun leven anders in te richten. Zo vernam ik ook dat het houden van
een retraite in een abdij opnieuw wel heel in trek komt omdat mensen, zoals al
gezegd in het midden van hun persoonlijke levensweg het spoor bijster blijken.
Zo een kort verblijf brengt die monasteria ook nog wel wat op, maar wat het is
dat ons, velen onder ons zo aantrekt? Wellicht draagt de discipline van de
getijden, de stilte ook daartoe bij en het proberen niet te leven voor een ander
doel dan het behouden waard is. Nu, terwijl sommige mensen menen dat we niet
meer op groei gericht moeten zijn, moet men wel bedenken dat de groei van
bijvoorbeeld abdijen die tot de orde van Citeaux behoren juist de ondernemers bij
uitstek bleken bij het in cultuur brengen van gronden, zoals de polders aan de
kusten. Pas later zouden wereldlijke overheden dat overnemen. Maar de welvaart
was nodig om het goede leven mogelijk te maken.
En toch heeft het monastieke
leven wellicht nog een andere oorsprong, die terug gaat op het leven dat in de
oudheid door onder meer Pythagoras werd opgezet, waar ook het samenleven
centraal stond. Maar ook de cynische filosofen hebben zo hun sporen nagelaten,
al zal men niet zo gauw monniken in een ton zien leven. Zelfs de pilaarheiligen
- dat wil zeggen, mannen die ergens in Syrië op een hoge peiler gingen zitten
en daarbij probeerden te leven van het minimale dat ze zich toestonden, hebben
hun invloed uitgeoefend, zodat men kan zeggen dat Benedictus van Nurcia en
latere hervormers inderdaad voorbeelden hadden. Waarom zouden we dan inderdaad
niet betrachten een gedisciplineerde levenswijze te ontwikkelen om precies een
boeiend en rijk leven te leiden? Ook Michel Foucault heeft zich, niettegenstaande
zijn vrij losbandige leven in Los Angeles, over vragen als deze gebogen, nadat
hij evenwel niets minder had gedaan dan het gedisciplineerde leven en de
autoriteit die ertoe aanzette verdacht te maken.
De regel van Benedictus zou
ook Leo Apostel belangwekkend zijn voorgekomen, zonder dat hij zich op de
lectuur van de bijbel op de wijze der monniken zou hebben toegelegd. Ook
Hermann Hesse laat zijn interesse blijken in zijn roman "Het
kralenspel". Vandaag is het bij monumentendagen ook vaak aanschuiven om zo
een abdij te bezoeken, want het trekt aan en fascineert, maar het blijft
moeilijk aan te geven waarom het dan wel interessant, zelfs verrijkend zou
wezen iets van die gebruiken te integreren in het eigen leven. Want er blijken
legio mensen die een zelfgekozen spirituele hygiëne betrachten, zoals de
voorzitter van AA Gent liet verstaan: toen de club kampioen werd, zou hij zich
twintig minuten uit het gewoel terug hebben getrokken om even na te denken en
tot inzicht te komen, om vervolgens weer het gebeuren zelf mee te beleven.
Bart Haers
[i]
Van
het Romeinse Rijk onthouden we graag de wreedheden van sommige keizers en de
burgeroorlogen. Maar als we erkennen dat het rijk de slavernij in stand hield,
dan moet men ook erkennen dat mensen vrijheid konden verwerven omdat het
Romeinse rijk een rechtsorde kende. Het is een van de facetten van die
beschaving die we niet vaak genoeg kunnen erkennen, want ze was minstens zo
wezenlijk als de bestuurlijke organisatie, waar we al even zelden iets over
horen. Toch was de pax romana wellicht meer een zaak van intern bestuur dan van
militaire slagkracht.
Reacties
Een reactie posten