Autonomie: vergeten waarde van de Verlichting
Recensie
Autonomie?
Ten onrechte vergeten
Beate
Rössler. Autonomie. Een essay over het
vervulde leven. Uitgeverij Boom 2018. 382 pp. 32, 50 €
De
afgelopen decennia liep niet enkel de kerk leeg, ook enkele agendapunten van de
vrijzinnigheid werden uit het oog verloren, zoals het streven jonge mensen tot
autonome personen op te voeden en te vormen. Ook tegenover vrijheid kijken we
met minder hooggespannen verwachtingen aan, omdat we vooral moeten streven naar
gelijkheid. Zou dat dan fataal ten koste gaan van vrijheid en autonomie?
Beate
Rössler onderzocht deze gang van zaken en betoogt dat het niet opgaat omdat niemand
autonoom kan optreden, het begrip maar ineens over boord te zetten. Autonomie
en een vervuld leven, ondanks bestaande regels, blijkt best mogelijk, maar het
vergt wel wat, om het boek te lezen en die autonoom te handelen binnen de
context waarin we leven.
Nu zou
het zo zijn, aldus de filosoof Rössler dat we teveel belang hechten aan het
volledig vrij zijn regels en beperkende situaties, dat we dan pas echt autonoom
zijn, als de Lucky Luke, de lonesome cowboy. Maar dan heeft het inderdaad geen
zin over autonomie een boom op te zetten. Het hele essay door vestigt ze onze
aandacht op het feit dat autonomie ook gradueel kan zijn in het leven als
persoon, terwijl voor Kant in het concept morele autonomie alleen een volkomen
autonomie zinvol kan zijn, want categorisch. Persoonlijke autonomie verdient
dan weer de voorkeur boven morele autonomie, omdat die te beperkend blijkt als
we handelen in autonomie willen vatten. Dat betekent immers dat alleen wie zich
onfeilbaar van de rede bedient moreel correct kan handelen, maar kunnen we dan
nog spreken van autonomie?
Kan ik
u het lezen van dit boek aanbevelen, dan vooral omdat de auteur ons niet in
abstracties laat verdwalen, maar de begrippen en kwesties die ze behandelt zeer
zorgzaam weet te aan te brengen vanuit wat deze tijd leeft en werkzaam is. In de
media vernemen we wel eens dat sommige mensen falen in het leven omdat ze een
laag zelfbeeld zouden hebben en ook hun kinderen daarmee belasten, wat
inderdaad ten koste gaat van te realiseren autonomie, terwijl men over het
hoofd ziet dat hun leven wellicht ab ovo belast was met invloeden die het
ontwikkelen van zelfrespect fnuiken en frustreren. Het is dus niet van belang
gespeend te overdenken wat we mensen aandoen als we hun geen kans geven hun
zelfrespect op te bouwen, zich als persoon te ontwikkelen en dus zoiets als
autonomie te verwerven. Anderzijds, men kan uit biografieën ook wel afleiden
dat mensen ondanks die beperkende omstandigheden toch een grote mate van
autonomie en derhalve van een vervuld leven wisten waar te maken.
De
auteur leidt ons binnen in allerlei kwesties, dat wil zeggen, ze onderzoekt
stap voor stap wat autonomie veronderstelt en wat mogelijke autonomie constitueert,
zoals het verband met rationeel (kunnen) redeneren en autonoom handelen. Ook
blijft het altijd nog heikel te bepalen of we voor een substantiële theorie
omtrent autonomie moeten gaan en hoe dat van de weeromstuit het begrip
autonomie uitholt of erger nog, betekenisloos maakt. Telkens opnieuw gaat zij
na of er aan haar vooronderstellingen en inzichten iets af te dingen valt.
Hoofdstuk na hoofdstuk komen dan ook belangrijke vragen aan de orde.
Geluk,
gelukkig leven, het is haast een obsessie en toch weten we niet hoe het gaat om
gelukkig te zijn, tot we het zelf merken, Rössler heeft een analoog antwoord,
omdat ze meent dat het belangrijker is een zinvol leven te leiden, dat wil
zeggen een vervuld leven, een leven dat vol projecten zit, zowel dingen die we
ondernemen als relaties, van intieme relaties tot vriendschappen en
professionele.. Een vervuld leven vergt dus niet a priori dat het een geslaagd
leven is in de zin dat het geldelijk gewin niets meer te wensen overlaat. Maar
het gaat niet enkel om het aperte succes, al zal mevrouw Rössler dat zeker niet
afwijzen, het gaat om wat zij een vervuld leven noemt en dat wil dan zeggen dat
met kan doen wat men graag wil doen, zoals in een alternatieve fabel van Sisyphus,
die niet enkel de steen omhoog rolt, keer op keer, maar zoveel stenen bij
elkaar bij elkaar brengt dat hij een tempel kan bouwen. Het rollen van de steen
was volgens Camus niet zo zinloos, maar een tempel bouwen is toch een andere tak
van sport.
Het
vervulde leven kan men dan ook niet als iets absoluut of beter nog categorisch
voorstellen, er zijn gradaties van vervuld leven, die ook te maken hebben met
omstandigheden, eigen capaciteiten en nog zo wat voorwaarden meer. Het heeft dan
ook wel enige betekenis na te denken over wie men is, wil men zich een idee
vormen van wat men wil en wat voldoende realistisch is, om het ook te realiseren.
Het gaat er dus ook om, zoals Peter Bieri betoogde in “Vrijheid als handwerk”
dat men de inspanningen kan opbrengen en vooral dat niet voortijdig zou
opgeven, tenzij de omstandigheden daartoe nopen.
Evengoed
kan het wenselijk zijn te onderkennen dat men op ambivalenties kan botsen,
omdat men bijvoorbeeld meerdere loyauteiten moet accepteren, bijvoorbeeld
ouders, zoals de auteur schrijft die niet aanvaarden dat de dochter een
lesbische relatie heeft, waarna zij moet kiezen tussen beide of de twee levens
leiden, waar die vrouw dan toe besluit, omdat ze haar ouders niet wil of kan
loslaten. Belet deze ambivalentie nu dat zij haar leven autonoom leeft? Het
komt me een interessante casus voor omdat ze laat zien dat we altijd wel op de
een of andere manier met ambivalenties te maken krijgen, die het realiseren van
onze projecten hypothekeren, tenzij we onderkennen, zoals in het voorbeeld, dat
we in twee sferen kunnen leven.
Autonomie
betekent dus niet dat we ons van alle regels en verwachtingen moeten ontdoen, noch
als een eenzame cowboy noch als een heremiet, want dan blijft er weinig over om
voor te leven. De zin dus van het leven, zinvol leven als project kan niet
alleen op grond van subjectieve perceptie, maar er dient ook een objectief vast
te stellen zin aan te geven zijn, zoals John Stuart Mill ervoer toen hij als
20-jarige op de vraag botste of hij gelukkig kon zijn als hij maar kon werken
aan het verbeteren van de wereld. Niet dus en hij neigde naar zelfdoding. Wat
hem er bovenop hielp, de gedichten van Wortsworth of zijn werk voor de Eastindian
Company, tot die in 1853 werd opgeheven, of vriendschappen… feit is dat hij
zijn werk niet schreef als academicus, omdat hij de geloofsbelijdenis van de Anglicaanse
kerk niet onderschreef, wat toch ook wel een behoorlijk probleem met zich
bracht, want hij had ongetwijfeld een mooie academische loopbaan kunnen maken.
Misschien was het wel de vrouw, met wie hij 20 jaar een platonische relatie
had, tot haar man stierf, en met wie hij in 1851 trouwde. Zij inspireerde hem
naar eigen zeggen tot een feministisch betoog, waar ze misschien wel samen schreven.
Beate
Rössler laat zien doorheen de hoofdstukken dat ze vaak verwijst naar de moeilijkheden
die vrouwen hadden om autonoom hun leven vorm te geven, los van vaders en
echtgenoot. Toch wil ze geen lessen geven hoe het moet, wel blijkt bijvoorbeeld
Jane Austin haar een hint te geven over hoe het zit met autonomie voor onder
meer Elisabeth in Pride en Prejudice wanneer ze moet erkennen dat Darcy niet de
schurk is die ze in hem zag, omdat informatie iets anders doet besluiten. Het
is voor haar belangrijk te weten wat haar verwachtingen en wensen zijn, wat ze
weet of denkt te weten. Had zij de informatie afgewezen, dan was ze wellicht
niet wie ze dacht te zijn. Het klopt wat Rössler zegt over literatuur, dat de
lezing ervan ons kan vertellen over wie we denken te zijn, terwijl het tegelijk
toelaat na te gaan of we ook anders zouden kunnen zijn. Wie evenwel zou nu Hedwig
Marga de Fontayne zijn, die een gelukkige jeugd kent en toch, na de dood van
haar moeder af te rekenen krijgt met het verlies van fortuin en status, omdat
haar vader zichzelf verwaarloost en het fortuin verdrinkt. Daarom vlucht ze in een
huwelijk met een convenabele vent en vervolgens vlucht ze met een pianist,
Ritsaart naar Londen. Een baby wordt
geboren en sterft schielijk, waarna ze naar Parijs zwerft met de baby in een
koffer, waar ze verslaafd raakt, zich prostitueert voor het nodige geld om te
kunnen gebruiken en uiteindelijk in La Salpétrière terecht gekomen, gered wordt
door een kloosterzuster, Paula, die haar van de verslaving bevrijdt. De roman
laat heel goed zien hoe al die fasen hun tijd nemen, maar de afloop is niet
naturalistisch, omdat Hedwig wel heel diep zinkt in de poelen van verderf,
uiteindelijk in geloof en psychiatrie redding vindt. Dat ze (even) hoopt langs
de koele meren des doods gevoerd te zullen worden, zoals de Psalm zegt, brengt haar natuurlijk in
een vorm van ambivalentie, want ze wil wel langs die meren des doods glijden,
maar als ze het zelf ter hand neemt, dan zal ze daar nooit komen. Die redding
komt niet bij iedereen goed aan, doorgaans spreekt men niet over het einde,
over het langzame ontwaken. Hedwig kiest op het oog niet voor de redding, maar
wordt door de zuster aangesproken. Toch blijkt ze wel degelijk afwegingen
gemaakt te hebben en als ze door de voorheen dienstbare pachtersfamilie in
liefde wordt opgevangen, kan ze met die situatie vrede hebben. Had het anders
kunnen lopen? Uiteraard, maar na dat verlies van de baby, de wanhoop en de
opname in het psychiatrische ziekenhuis La Salpétrière is dat toch wel heel
wat.
Autonomie
kan leiden tot het vervulde leven, een leven dat zinvol is, dat ons
mogelijkheden biedt te doen wat we willen doen en dat vanuit onze vrije
initiatief, al kan het zijn dat anderen ons de weg gewezen hebben. We weten
immers maar wat we weten en als kinderen is dat niet zo heel veel, ook al omdat
de mogelijkheden in se beperkt zijn, al zijn er dan weer wel die met drie, vier
jaar Grieks leren, zoals John Stuart Mill. Net als zijn bijna-leeftijdgenoot Johan
Thorbecke, wordt hij door zij vader opgevoed, een persoonlijk
project van de vader, zelfs behoorlijk vergaand. Dat betekent dan ook dat beide
heren, Mill en Thorbecke niet alleen excelleren, maar ook afwijken van wat in
hun tijd en stand te doen gebruikelijk is, maar wel degelijk onder meer altijd
maar bezig zijn met hun eigen vorming verder uit te breiden. Thorbecke zal het
overigens moeilijk hebben zijn eigen zonen voldoende te begeleiden omdat hij de
overdreven betrokkenheid van zijn vader kende. Herman Thorbecke zal wel jurist worden
en op stand leven, zijn zus daarentegen… kan er niet toe besluiten te huwen,
wegens een beperkte bruidsschat, maar evengoed omdat zij vond dat het ongehuwde
leven haar meer te bieden had. Ook in de familie van Six kwam dit fenomeen voor
in de loop van de negentiende eeuw.
Het
vinden van een eigen weg en gehuwd zijn, lukt niet altijd, al is net de vrouw
van John Stuart Mill, Harriet Taylor, was zich bewust van de plaats van de
vrouw en wilde daaraan tornen. Daarom stimuleerde zij J.S. Mill over feminisme
te schrijven, tenzij hij zijn naam leende voor haar geschrift. Hoewel we er
zonder veel voorbehoud van uit kunnen gaan dat de meeste vrouwen tot rond 1960
slechts een beperkte autonomie genoten, toch bleek het mogelijk individueel een
eigen bestaan vorm te geven, soms verhuld, vaker met geven en nemen gepaard
gaande eigen beslissingen. Was Emilie du Châtelêt autonoom? Zij kreeg de kans
te studeren vanwege haar vader en vertaalde de Principia Mathematica van Newton
in het Frans en verder nam ze deel aan prijsvragen. Geprivilegieerd was ze
natuurlijk, maar ze was – intussen nog getrouwd met de markies du
Chastellet met wie ze drie kinderen had, waarna elk zijns
weegs ging, had ze jaren een relatie met Voltaire met wie ze onder meer over religie
nadacht. Omwille van de vervolgingen tegen Voltaire brachten zij en Voltaire
gedurende jaren studerend en genieten in een landgoed Cirey-sur-Blaise van de markies en gelegen bij
de grens met Lotharingen door.
Excentriek?
Het valt te bezien, want het is toch wel excentrieker als man verkleed het
leger te vervoegen of aan te monsteren op een schip. De wijze waarop men
ondanks de omstandigheden toch probeert eigen inzichten in projecten probeert
vorm te geven, valt natuurlijk altijd meer op als men heel duidelijk de
heersende normen aan de laars lapt, wat men natuurlijk als een verregaande vorm
van autonomie kan beschouwen, afgezien van het feit dat men, eenmaal
aangemonsterd zich te houden heeft aan de bevelen van de bootsman of andere oversten.
Nu, het kon soms goed uitpakken, soms werd zo iemand de pineut terwijl een
andere een goede echtgenoot vond in de Oost. Het lot is als bekend
wisselvallig.
De
idee van Beate Rössler over autonomie binnen een complexe context kan men
daarom maar beter goed onderzoeken, want het betoog laat toe te begrijpen dat
autonoom handelen niet lijkt op een atoom in een luchtledige sfeer, maar net
uitgaat van de verhoudingen tussen individuen die er zijn. Men kan niet tot een
zekere mate van vervuld leven komen, indien men zich verschuilt achter het feit
dat men de omstandigheden niet optimaal vindt of de anderen onnozelaars of
lomperikken. Net in de omstandigheden die zich aandienen, kan men de vrijheid
vinden om tot een vervuld leven te komen.
De
vele discussies die de auteur te berde brengt, laten bij de lezer de hoopvolle gedachte
na dat we autonomie niet als een illusie hoeven te zien, wel als een
mogelijkheid om binnen de omstandigheden de vrijheid te vinden er het beste van
te maken, een vervuld leven mogelijk te maken. Daarbij sluit haar werk aan bij
het denken van Peter Bieri en kan men ook onderkennen dat de fameuze uitspraak
van José Ortega y Gasset “Ik ben ik plus de omstandigheden” niet enkel als een berusting
hoeft gezien te worden, want het tegendeel is mogelijk. Hoe moet het dan, die
autonomie vinden als men door magen en vrienden omringd is, door mede- en
tegenstanders? De school van het leven lopen, geleidelijk aan het handwerk
onder de knie krijgend. Vrijheid afdoen als een illusie kan daarom ook een
poging heten mensen in hun situatie vast te kluisteren. Wil men er dan uit
geraken, autonomie verwerven, dan zal men op de een of andere manier toch bij Albert
Camus moeten aankloppen, leren hoe men de routines die er nu eenmaal zijn ook
kan omhelzen, met het oog op zelfbeschikking.
Te
laat komt het boek niet, maar het thema lijkt me dezer dagen wel van belang,
net omdat we voortdurend te horen krijgen dat gelijkheid het hoogste goed zou
zijn, maar wie deelt die opvatting. Gelijkheid zonder vrijheid, schreef Vasili
Grosman in Alles Stroomt leidt tot verdrukking, slavernij. Autonomie van de
persoon is onmogelijk of zeer storend als enkel streeft naar gelijkheid en als
men burgers instrumentaliseert, dan schiet autonomie en de gedachte aan een
vervuld leven er evengoed bij in. Overigens, de discussie over integratie van
nieuwkomers gaat ook zelden over de gedachte aan autonomie, waarbij ze de
indruk krijgen te moeten kiezen tussen twee kwaden. Ga ik te ver als ik daarom
stel dat we onze ideeën over het goede leven, over autonomie aan de wilgen
hangen omdat we niet meer goed lijken te weten waar we ons op kunnen richten.
Nadenken over de vraag hoe we het vervulde leven autonoom, samenlevend met
anderen kunnen vorm geven is daarom geen luxe.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten