Kritisch ontlezen (onkritisch lezen) als verval
Kritiek
Tekstkritiek en cultuurverandering
![]() |
Giovanni Pico della Mirandola (1463-1494) schreef een beroemd en toch haast vergeten betoog "over de menselijke waardigheid). |
Het
valt me telkens weer op dat we menen van het fenomeen cultuur de alfa en de
omega te kennen, dat we weten wat onze cultuur is en hoe die functioneert. Het komt
mij verantwoord voor daar toch enkele kanttekeningen bij te plaatsen, want een
al te star cultuurbegrip snijdt nu eenmaal mogelijkheden af om adequaat op
veranderingen in opvattingen en gewoonten te reageren. Omgaan met een onvast
cultuurbegrip is evenwel niet iedereen genegen. Verder blijkt dat we van onze
culturele erfenis de kritische zin vergeten zijn en de mogelijkheid tot instrumentele
kritische zin uit het oog verloren zijn. In de kerk geloven we niet meer, de
geloofswaarheden verloren aan betekenis, maar we geloven met evenveel koppigheid
in andere waarden, ook als die best weerlegbaar blijken.
Het
blijft moeilijk ons iets anders voor te stellen dan de dingen die we voor normaal
houden, waarvan we de juistheid aannemen omdat het altijd zo geweest zou zijn,
want zoals Han Fortmann schreef, leven wij in een cultuur, onze cultuur als
vissen in het water en zij weten pas als ze op het droge komen wat hun element
is. Als we evenwel naar onze culturele omgeving krijgen, waar we, laat dat
duidelijk zijn, geen gedegen definitie van kunnen geven, net omdat het fenomeen
zozeer alles omvattend is, het de sfeer is waarin we leven en ademen, maar die
ons mogelijkheden biedt en gebods- en verbodsbepalingen aanzegt, al zijn we er ons
niet altijd van bewust. Net het werk van onderzoekers als Han Fortmann en
Claude Lévi-Strauss liet toe in te zien dat benadering zoals die van Gobineau moeilijk
aan te tonen vallen. Maar de verschillen in gewoonten, opvattingen,
gedragsregels kan men ook niet negeren. Veranderingen inzake parameters die een
cultuur vorm geven, blijken ongemerkt tot wijzigingen in fundamentele
gedragingen aanleiding te geven, vooral als het om techniek gaat. De radio,
televisie, de PC… hebben hun plaats veroverd en deels weer verloren, want nu
blijkt de televisie, met slechts enkele posten ondenkbaar, want er zijn nieuwe
aanbieders, die ons ten allen tijde van alles te bieden hebben. Hoewel we het
alvast evident vinden, merkt men ook dat ze hun invloed hebben op het
dagelijkse leven, op relaties en wat al niet meer. Hetzelfde geldt ook wat de
mobiliteit betreft, waarbij we de invloed van nieuwe techniek onze mobiliteit
zal beïnvloeden en dat heeft dan weer allerlei andere implicaties. De slotsom
moet zijn dat we wel kunnen hopen dat we cartesiaans met cultuur- of
antropologische studies bezig kunnen zijn, in werkelijkheid moeten we altijd
nog de puzzelstukken samenleggen, wil men er enig zicht op krijgen.
Tekstkritiek
en omgang met uitspraken is vanouds minder evident dan we het graag aannemen,
want we gaan ervan uit dat de ander toch kan lezen wat er staat, terwijl we er
alles aan doen om onze boodschap zo te versleutelen dat de ander (niet) begrijpt
wat we bedoelen en dat betekent niet dat we ons daarom helder uitdrukken. Het
is algemeen bekend, zegt men dan, dat mensen maar moeten lezen wat er staat en
begrijpen dat er niet staat wat er staat. In het klassieke onderwijs van weleer
was de omgang met teksten een belangrijk deel van de opleiding, want een
redevoering van Cicero lezen, zonder nog de hele context te kennen, vraagt wel
enige kritische arbeid, om de werkelijkheid weer te vinden, zonder alleen op de
rede van de staatsman te hoeven vertrouwen. Wat me altijd opviel is dat we
humor in die teksten bijna niet kunnen naspeuren, ook niet overigens bij Ovidius,
die verhalen van gedaanteverwisselingen vertelde die rond gingen in de
toenmalige klassieke wereld en er zelf wellicht ook een aantal verzon, dat
mocht toen nog. Het werk kreeg doorheen de latere oudheid faam en werd reeds in
1552 vertaald in het Nederlands en uitgegeven in Antwerpen.
Tijdens
de late Middeleeuwen was het gewoonte geworden om Ovidius te moraliseren, om er
een houvast in te zien voor wat men hoort te doen en vooral niet doen. De
omgang met teksten was dus niet altijd even respectvol en toch, zelfs dan
slaagden studenten er nog in er de grap van te zien – tot ze zelf gingen
doceren of ze werden dolers, die van de ene naar de andere universiteit trokken
en liederen zingen was een deel van hun verdienmodel. Zelfs als men hogerop
kwam, bleef men overigens vaak genoegen vinden in dat spel van teksten
verwerken tot iets nieuws. Toch zien we het in onze tijd gebeuren dat aandacht
voor teksten en tekstkritiek verdwijnen en zelfs instrumenteel genegeerd
worden. Wil men iemand een loer draaien dan neemt men een zin of zelfs zinsdeel
waar men het niet mee eens is of waarop men iemand kan afrekenen. De hele tekst
mag iets anders betekenen, die zin is voldoende om iemand te excommuniceren,
uit de gemeenschap (van geleerden) te sturen. In het ergste geval kan men
iemand ook nog een kwalijk te nemen quote toeschrijven uit een min of meer ver
verleden.
Het
blijft wonderlijk dat men uit het immense werk van Thomas van Aquino enkele zinnen
haalt over de plaats van de vrouw, zonder zelfs maar te weten hoe de man zijn
gedachten uiteenzette, want per slot van rekening was hij bepaald afgewogen in
zijn oordelen, maar hij citeerde ook teksten die wij nu zeggen te verafschuwen.
Het punt is dat de inzichten in zijn tijd van belang zijn om zijn overwegingen
te kunnen volgen. Anderzijds kan men moeilijk volhouden dat hij onze inzichten
nog kan inspireren. Van andere teksten kan men hetzelfde vaststellen, dat er
nog maar enkele zinnetjes overblijven, terwijl er veel meer te vertellen valt,
maar we doen nauwelijks de moeite om er mee om te gaan. Iedereen kent wel de lofrede over de menselijke waardigheid waarin
geclaimd werd, tegen de kerk in, dat God Adam de vrijheid over zichzelf had
geschonken. Toegegeven, Eva lijkt niet in dat verhaal voor te komen, maar toch,
dat een jonge filosoof, Pico della Mirandola de vrijheid claimt die de kerk
gevaarlijk noemt, lijken we vergeten te zijn, wat dan weer te maken heeft met
de sceptici inzake menselijke vermogens en vrijheid, lieden die net geloven in
de almacht van God of van een Idee. Bekijken
we de evolutie van het denken en zien we dat Thomas van Aquino er toe bijdroeg
dat het denken een systematischer grondslag kreeg, dan merken dat we zijn
aanpak na verloop van tijd ontspoorde, zoals elk denken dat systeem wordt aan
betekenis en draagwijdte moet inboeten.
Dezer dagen
merken we dat teksten haast geen betekenis meer hebben in een polemiek, want
het gaat om een paar woorden, vaak nauwelijks een zin die men wil aanwijzen als
een fout, een uitschuiver of wat dan ook, maar in elk geval moet men de tekst
niet lezen om te weten dat die zin erin staat, zonder verder onderscheid te
maken tussen de strekking van de tekst en die ene uitschuiver. Je zal dan maar
een doorwrochte lezing voorbereiden over de betekenis van integratie, wanneer
er een zin valt over de moeilijkheid de integratie te realiseren wanneer de
nieuwkomers er last mee hebben bepaalde taboes hen eigen te onderzoeken, dan
krijg je de rest niet meer verteld, terwijl het net daarom gaat, hoe men in
debat tussen culturen met taboes kan omgaan. De hele tekst mag nog zo proberen
aan te geven dat integratie wenselijk is, maar dat de realisatie ervan afhangt
van wederzijdse welwillendheid, wat het proces bemoeilijkt, ook al omdat we in
onze cultuur mensen veel ruimte laten om hun eigen leven in te vullen naar hun
inzichten. Het feit kan ook niet ontkend worden dat er mensen zijn die geloven
dat integratie niet mogelijk is, ondanks de bewijzen van het tegendeel, mensen
die wel succesvol zijn op een eclatante manier, die voor sommige groepen
hoogstens uitzonderingen mogen heten. De werkelijkheid geweld doen is ook al
een handig middel om het debat naar eigen hand te zetten.
Daarom
blijft grondige tekstkritiek van belang, niet om tegenstanders af te katten,
wel om tot inzicht te komen in wat de auteur te vertellen heeft en dan gaat het
niet op er een paar zinnetjes uit te pikken en daarmee de vijand te lijf te
gaan. Het valt me op dat een auteur zelden gehoor krijgt als hij of zij die
aanpak niet fatsoenlijk acht. Is het gewraakte citaat in die tekst of rede
terug te vinden? Juist, dan is alles gezegd. Onvoorstelbaar dat men zich zo
zelden stoort aan die aanpak, wellicht te begrijpen als men nagaat hoe men
steeds weer zegt dat een goede idee in dertig seconden voorgesteld kan worden
of dat de spanningsboog niet langer mag zijn dan enkele minuten. Terwijl het
lezen van teksten toch stevig ingebed mocht heten in onze cultuur. Ook leerden
studenten van het college en het gymnasium behoorlijk goed omgaan met het schrijven
van teksten, redevoeringen of sketchjes. De democratisering van het onderwijs
nam een aanvang vooraleer de onderwijshervormingen doorgang vonden, maar de
laatste decennia wil men vooral dat iedereen een minimale vorming krijgt, niet meer
dat een deel van de betere leerlingen een goede tot uitstekende opleiding
ontvangen. Het blijft evenwel net een
zaak van aandachtige kritische zin, wanneer men over dergelijke kwesties
spreekt, over onderwijshervormingen dus. Nu men om de haverklap over “fake news”
spreekt, kan elke humaniorastudent u vertellen dat de “De bello Gallico” van
Caesar aardig wat staaltjes van fake news, of beter, manipulaties die zijn handelen
voor de senaat passabel moest maken, bevat en tegelijk ook het enige verslag is
van de oorlogen die hij voerde, dat de eeuwigheid overleefd heeft.
Tekstkritiek
gaat over meer dan feiten naspeuren op juistheid en waarheid, want dan nog kan
men de kluit belazeren en hoe kan men zich daartegen beschermen. Want retorica
studeren help niet enkel om zelf te leren spreken voor een publiek met het doel
dat publiek te overtuigen van het eigen gelijk, het helpt ook om zich juist te beschermen
tegen goedkope handgrepen van de spreker. Het is voor de spreker ook nog eens
van belang of hij/zij voor eigen parochie preekt of een publiek moet aanspreken
dat niet met de spreker vertrouwd is of met de zienswijze van dezelfde; is het
publiek zonder meer vijandig dan moet men nog eens een ander register opentrekken
en andere stijlmiddelen inzetten. Weten of de spreker voor getrouwen sprak of tegenover
een onverschillig publiek kan dus al heel wat helpen bij de interpretatie van
een uitspraak. We zien Donald J. Trump zelden spreken voor een vijandig
publiek, want doorgaans houdt hij speeches voor zijn trouwe aanhang, dat weet
wanneer te juichen of wanneer te grommen. Sprak de president een keer voor de
Algemene Vergadering van de VN dan bleek de kritische afstandelijkheid hem niet
te zinnen.
Het
moet gezegd dat we vandaag niet altijd meer begenadigde sprekers zien verschijnen,
maar vaak lieden die overtuigd zijn hunner voortreffelijkheid en onbetwistbare
autoriteit, waarbij dus het spreken noch de presentatie ertoe doen. Opvallend
ook hoe net populisten die net met iets nieuws (denken te) komen bezig zijn met
hun retorische mogelijkheden en die goed weten aan te wenden. Het duurde niet
lang voor men in Barack Obama de uitmuntende spreker ging ontdekken, maar men
volstond dan in nieuwsuitzendingen met nauwelijks een paar zinnen om dat te
staven, terwijl het vaak de onvoorbereide fragmenten waren die hem kenmerkten,
zoals in Charlotteville, waar hij, omdat woorden tekort schieten “Amazing grace”
inzette, een hymne geschreven door John Newton in 1772. Achteraf was er enig
gedoe over de vraag of hij het werkelijk ter plaatse bedacht had, terwijl dat
niet zoveel aan het gebaar toevoegde. De hymne zelf is op zich natuurlijk weer
een eigen vorm, een loftuiting, maar die hoort men zelden in de politieke
debatten.
Tekstkritiek
kan niemand afdoen als een vervelende klus, want het hoort bij het goed begrip
van uitspraken en teksten, een voorwaarde ook om goed te begrijpen wat men wil
gezegd hebben en hoe het aankomt bij het publiek. Pas dan kan men de weerslag
en betekenis van een uitspraak begrijpen, maar vaak ziet men dan niet de kleine
franjes van het gebeuren, of, als men iets interpreteren moet uit een andere
tijd en cultuur, de referenties aan wat gemene grond is voor spreker en
publiek, zoals in discussies rond extreem rechts vaak het geval is. Men moet
het helemaal niet onderschrijven, maar enige kennis van een subcultuur kan geen
kwaad. Maar vaak is het voldoende als men bewijzen vindt om die uit te smeren
in de (sociale) media waarna de carrousel van ontkenningen en weerwoorden op
gang komt. Soms is dat na een dag afgelopen, soms kan het rad langer draaien en
dan hoopt men zoveel schade als maar mogelijk toe te brengen, zonder dat de
zaak er nog toe doet.
Het
behoort tot culturen dat men met orale of schriftelijke tradities te maken
heeft, waarbij wel eens een omslag van oraal naar schriftelijk voorkomt op het
ogenblik dat het schrift een breder bereik krijgt. Tussen de late achtste eeuw,
de tijd van Karel de Grote en de 12de eeuw, toen er zich steden
hadden gevormd en steeds meer mensen zich gingen bedienen van het schrift, ziet
men dat de cultuur zelf ook andere vormen aanneemt. Het gebruik van de
volkstaal krijgt meer bereik en zal in de volgende eeuwen het Latijn in vele
omstandigheden vervangen, waardoor een culturele eenheid, een elitaire eenheid
verloren gaat, maar de natiestaten zullen pas in de negentiende eeuw vorm
krijgen. Sinds het Engels als Lingua Franca erkend werd, zien we overigens dat
door de sociale media de kennis van het Engels snel toeneemt en daardoor minder
een elitair gebeuren wordt. Het zou lichtvaardig denken zijn aan te nemen dat
men elites kan verwijderen, want hoogstens gaat het om een verdringen van de
ene elite door de andere en de opvolger neemt dan wat graag de geplogenheden
over van de voorganger, soms weinig verfijnd, maar dat is niet noodzakelijk. Wel
kan het voorvallen dat elites minder opvallend aanwezig zijn in het dagelijkse
leven, maar dan kan men het doen met mediavolk, bekende koppen die al eens een
vriendje hebben of ervan raken.
Culturen
evolueren en soms weten we niet goed wat de drijfwielen blijken te zijn, omdat
we de veranderingen zelf niet hebben zien aankomen. Ook taalonderricht mag men niet
veronachtzamen, net zo min als men aandacht mag laten varen voor zoiets als
waarschijnlijkheidsleer, wat meer omvat dan gemiddelden of medianen berekenen,
maar integendeel de complexiteit van de werkelijkheid in grootteorden leert
zien. Wiskunde is niet altijd zo gewis als u en ik het graag zouden zien, zeker
als men uitstijgt boven de Euclidische meetkunde en de wereld van de reële
getallen verlaat. Voor veel mensen treden we dan buiten de begrijpelijke
dingen, omdat irrationale getallen nu eenmaal buiten het dagelijkse begrip
uitstijgen, maar wel toelaten moeilijke vraagstukken te berekenen; moeilijk
betekent dat je het niet met aftrekken en vermenigvuldigen kan berekenen.
Tekstkritiek
en wiskundig denken gaan inderdaad samen en het valt wel vaker voor dat mensen menen
dat het allemaal getuigt van Schöngeisterei, terwijl het wel kan helpen
berichten beter te begrijpen. Mensen zijn vaak voorwerp van statistieken en van
discussies daarover, terwijl het nog maar de vraag is of ze zich ook
aangesproken weten. Aan de andere kant zijn er instanties die voortdurend van
alles over u en mij vertellen, waar we ons maar gedeeltelijk in herkennen. Het
kan zijn dat we niet perfect leven volgens voorschriften van instanties die opgericht
zijn rond gezondheid, rond voedingsgewoonten, rond alcoholgebruik en uiteraard
roken – over drugs als cocaïne volstaat men met de mededeling dat het verboden
is. Als mensen voortdurend voor dom gehouden worden en dat al zeker dertig,
veertig jaar, want zolang streeft men al naar mensen die zich perfect volgens
voorschriften gedragen en meewerken aan een “mentaliteitsverandering”. Of
mensen dan nog de ruimte hebben zich wel te bevinden lijkt geen zorg, al zijn
er ook die menen dat men moet streven naar geluk, wat dat ook mag betekenen. Maar
wat vaststaande voorschriften lijken, kunnen door nieuw onderzoek op wankele
grond lijken te rusten. Vaak is de aanpak te robuust gebracht om echt te
overtuigen.
Wil
men met al die druktemakers om kunnen blijven, dan kan men maar beter begrijpen
dat het hun rol is als aanjagers van de perfectie op te treden en te doen
geloven dat zelfs dat nog niet genoeg is. Over vrije keuze spreken zij niet
(meer) noch over zelfbeschikkingsrecht. Dat mag heel onredelijk heten, het is
gewoon een zaak van administratieve logica. Dat men mensen om de paar dagen voor
racist gescholden worden, terwijl men er subtiel aan toevoegt dat we het niet
weten, hoe racistisch we wel niet denken en ons uitdrukken. Het is mooi geweest,
denk ik, want als men naar de incidenten kijkt of gewoon zelf in (grotere)
steden rondloopt, dan merkt men doorgaans weinig gedoe, maar dat individuen anderen
onheus bejegenen, dat ligt in de menselijke natuur en soms kan dat verreikende
gevolgen hebben. Maar moet men daarom de slachtofferstatus exploiteren, in
plaats van mensen te helpen zich te ontplooien? Vaak genoeg krijgen de ware
slachtoffers van onrecht en onrechtmatig gedrag net geen erkennen of blijven ze
anoniem, een van de velen. Eenvoudig is dat niet te onderkennen wanneer mensen
slachtoffer zijn, tenzij “iedereen” slachtoffer zou zijn van algemeen geldende
situaties van onrecht, structureel onrecht. Dat verifiëren en falsifiëren vergt nog meer inzet. Net daarom moeten we ons
nog beter oefenen in tekstkritiek, willen we niet belazerd worden en de praatjesmakers
van antwoord dienen. En ja, goed kunnen rekenen kan ook helpen om de kritische
geest te scherpen. Dat laat ook toe met een open blik naar al die berichten te
kijken, zonder telkens weer uit het lood geslagen te worden.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten