Het goede doen



Kritiek



Ethische gevoeligheid




Socrates? Iedereen meent hem te kennen. Stelde volgens
Plato ooit de vraag of men een zegerijke generaal ook
vanzelfsprekend moedig mag noemen? Wat is moed
en wat vangen we er mee aan? Lachas zoekt mee
naar een goede omschrijving, maar het lukt niet zo best.
Het kan wel kloppen dat we vaker wel dan niet last hebben van overprikkeling, omdat we voortdurend omringd worden door schermen en muziek, beeld en geluid, waardoor we niet meer toekomen aan een moment van rust. Nu, als ik ergens wandel, aan zee, door bos en beemd, in de stad, komen er ook wel prikkels op me af, doorgaans ervaar ik die als weldadig, boeiend, enthousiast ga ik erop in. Tenzij de kerstmarkt weer is neergedaald in de stad, natuurlijk. Toch staan we ook onder druk van een ander soort prikkels, die ons voortdurend dwingen tot expliciete ethische keuzes en ook dat is vermoeiend.

We moesten geloven in God de Almachtige Vader en in de gemeenschap der heiligen, in een leven na de dood en dat alles zou vergeven worden, als we berouw toonden, voor zonden die we niet begrepen hadden, soms ook de biechtvaders niet. Het was een vrolijke tijd, waarin we een zweem van onschuld wisten te bewaren, maar glijdend door het leven geleidelijk beseften dat wat we doen, niet altijd zo onschuldig is en dat we ook verantwoordelijkheid dragen voor wat we aanrichten. Tegelijk leerden we dat het doel wel eens de middelen kan heiligen, ook al bleek ook dat niet geheel laakbaar, want het gaat toch altijd om het doel. Kortom, opgroeiend leer je dat de waarheid belang heeft en dat regels de omgang met anderen kunnen vereenvoudigen. De vrijheid die we eisten was er een zonder regels of regels die ons goed uitkwamen, maar voor anderen onrechtvaardig. Zouden we daarom die regels niet aanpassen, meer billijk maken? Dat besef zonk slechts langzaam in, omdat we merkten dat we door anderen met een koekje van eigen deeg behandeld werden en dat regels helemaal niets regelden.

In deze onderzoeken we het belang van een ethiek die het samenleven kan verbeteren zonder mensen in hun autonomie onnodig te beperken, waardoor ze zich terecht gefnuikt weten. Regels uitvaardigen? Wie is daartoe bevoegd en waartoe moeten ze leiden? Het is een vraag die zeker in tijden waar heel wat activisme, zelden gespeend van een morele superioriteit, aan de orde is, omdat we allen, elk voor zich of in groep gerechtigd zijn ons voor welke goede zaak dan ook in te spannen en daar genoegen uit te putten. Toch zit hun boodschap al eens welgemeende sympathie in de weg, omdat men zich als behoeders van de allerhoogste en onbetwijfelbare waarheid aanstelt, wat nogal eens irritaties veroorzaken zal. Niet dat activisme zelf wekt onrust, wel de wijze waarop men met grote zekerheid poneert wat juist en waar is, terwijl er ook andere invalshoeken in de aanbieding zijn, die ook hun verdienste hebben, zodat men minstens ruimte heeft voor kritiek en voor overleg.

Het gaat dan niet om vrijblijvend geklungel versus gedrevenheid die geen hinderpalen aanvaarden kan, het gaat inderdaad om doel en middelen en waarbij men een pluralisme aan inzichten aanvaardt. Overigens werken niet alle activisten pro deo, maar maken zij er een job van, wat op zich niet laakbaar is, maar ertoe kan bijdragen dat men om een nobel streven daadwerkelijk vorm te geven en gunstige resultaten te bewerken ver gaat in het afkatten van mensen met andere inzichten en het wegzetten der tegenstanders als idioten. Daarbij moeten we er wel oog voor hebben als activisten door de overheid weggezet worden als terroristen, terwijl hun streven daadwerkelijk en in de feiten betamelijk is, maar wel gevestigde belangen schaadt, dan kan de overheid niet zonder meer de kant van die belangen steunen, tenzij na een tegensprekelijk en publiek debat. Per slot van rekening heeft iedereen het recht en in theorie de mogelijkheid om zich te verzetten tegen bepaalde praktijken, zoals het rooien van oerbossen of het uitroeien van baleinwalvissen dan wel het smokkelen van olifanten- en neushoornivoor. In Japan wil men nog steeds vrij walvissen jagen, maar er is nog nauwelijks vraag naar de producten, wat de hele discussie surrealistisch zou moeten maken. Bovendien, men zou op walvissen moeten jagen met zeilschepen en harpoenen op traditionele wijze gehanteerd, wat het aantal dieren dat men jaagt zeer zou beperken.

Het gaat er dus om dat ook wij, burgers, met meerdere belangen er niet te beroerd voor zijn een oordeel te vormen en daarnaar te handelen. We mogen daarbij niet voorbij gaan aan de complexiteit van een situatie, maar dat mag dan weer geen alibi vormen voor afzijdigheid of onbeslistheid. Al sinds mijn kindertijd heb ik een zekere afkeer van plastic die met voedingswaren in huis komt. Er werd en wordt echter weinig werk van gemaakt na te gaan of men echt zoveel verpakking nodig heeft om voedsel goed te bewaren. Waar die afkeer vandaan kwam is me niet duidelijk, maar ik vond het iets onnatuurlijks. Later kwam ik dan met mezelf in botsing, want wat des mensen is, kan niet vanzelf natuurlijk of tegennatuurlijk heten. Bovendien boden de nieuwe technieken van conservering van voedingswaren voordelen, want er is sprake van minder verspilling en men moet geen vlees meer pekelen doorheen de winter. Toenemende kennis over de interacties tussen bewaartechnieken en gezondheid, inclusief een langer leven, maakte het aanvaardbaar plastic te gebruiken, maar het moet nog altijd mogelijk zijn de inzet van plastic te beperken. 

Dezer dagen worden we vaak aangesproken op wat we denken, zeggen en doen, alsof we beladen zijn met een nieuwe erfzonde. Het kan niet uitgesloten worden dat we door onze levensstijl schade toebrengen aan onze leefomgeving, maar al sinds de publicatie van het rapport van de Club van Rome is er een bewustzijn ontstaan dat we wel degelijk een (negatieve) invloed hebben en dat roept vragen op over het gebruik van grondstoffen en de milieuvervuiling. Hoe lang is het geleden dat ik dat woord heb gehoord? Het ging aan de ene kant over vage noties, aan de andere kant zagen we hoe beken vervuild werden door de industrie, hoe ook de landbouw ravages kon aanrichten, zoals de zogenaamde ruilverkavelingen, waardoor houtkanten verdwenen, waar wel wat fauna en flora verloren gingen. Gezegd mag worden dat geleidelijk het bewustzijn in daden werd omgezet, waartoe ook Europa het nodige heeft bijgedragen. Toch was het niet voldoende, vonden en vinden specialisten en activisten, wat wel eens voor wrijvingen zorgt.

Had men, mocht men oog hebben voor het specifieke lot van de mens als soort, dan zou men de discussie minder op hoge poten voeren, want eens we onder ogen zien dat de mensheid fataal op gespannen voet leeft met de natuur, maar er zich best ook van bewust is dat wanneer we bepaalde limieten overschrijden de prijs onmiddellijk geïnd wordt, al zag men niet altijd het verband, tenzij dat God de mensheid zou treffen voor begane zonden. We slagen er als soort in opduikende problemen en bedreigingen door technologie op te lossen, al blijkt evengoed dat we soms pas laattijdig de overlast zien die we toebrengen, onder meer door een schier onbeperkte bevolkingsaangroei. Voor gelovigen in meerdere religies is het krijgen van kinderen, veel kinderen een morele verplichting, maar men weet ook dat waar en wanneer men de vruchtbaarheid gaat inperken, op vrijwillige basis de welvaart ook gaat toenemen. Groeit de economie evenwel voldoende, dan kan men een iets snellere bevolkingsgroei ook wel aan. Toch zal bijvoorbeeld Afrika in de komende decennia een versnelde groei kennen en niemand weet hoe men dat economisch, c.q. qua voorziening in voedsel en water moet opvangen.

Debatten over morele keuzes worden niet enkel door kerkelijke organisaties gefrustreerd, ook activisten van andere oorsprong kunnen door hun zin voor maximalisatie ertoe bijdragen dat goede bedoelingen dode letter blijven, ook al omdat de factor macht en prestige in het geding zijn, of concreter, het verlies aan kansen om voor zichzelf en nazaten voor een goed leven te zorgen. Men stelt het graag voor dat het kapitalisme niet rijmt met ethiek, dat zoals Thorbecke in 1828 al meende, de industriële ontwikkeling zou zorgen voor grotere armoede onder de arbeiders. In 1872 zou hij wellicht gemerkt hebben dat industrialisatie ook welvaart kan brengen voor de werknemers, omdat op enig moment de race to the bottom de werkgevers minder opbrengst genereren dan ze verwachten. Wat is een billijk loon? Ook voor het kapitalisme, juist voor het kapitalisme is dat een cruciale vraag, zoals Henry Ford aantoonde, die zijn werknemers meer loon gaf, opdat ze zelf ook auto’s konden kopen. Na WO II werd de politiek uitgebreid, de werkloosheidsverzekering verder uitgebouwd en regelmatig konden in Collectieve Arbeidsovereenkomsten afspraken gemaakt worden, al bleek in tijden van (beperkte) recessie dat dit voor ondernemingen een zware dobber kon worden, als de lonen de maakprijs van producten te hoog opstuwen opdat ze concurrentieel zouden blijven. Echter, door innovaties kon men dat probleem aanpakken, wel bedenkende, dat de kostprijs van arbeid hoger werd dan bijvoorbeeld voor bescheiden jobs waar geen scholing voor nodig is, zo uitgerangeerd kan worden. Echter, een aantal jobs blijken kostbaarder dan men op grond van berekening van gerealiseerde meerwaarde zou verwachten.

In het voorgaande hebben we een aantal raaklijnen getrokken, waar er blijkbaar toch sprake is van ethische gevoeligheid. Het punt dat we niet helemaal kunnen treffen, gaat over de vraag wat het goede leven te bieden heeft en betekent het principe dat men geen schade mag aanrichten dat we niet precies weten wat we door middel van reflectie op de moraal willen bereiken. Geen schade aanrichten? Tot op zekere hoogte? Het maximale geluk? Enigszins. Handelen naar wat de rede ons aanreikt, kan ook, maar wat brengt dat met zich mee? Wat gebeurt er wanneer we denken, wanneer we de ratio vrij baan geven? Dan moeten we inderdaad over heel veel data beschikken, maar ook dienen we volmaakt rationeel onderbouwde beoordelingscriteria in te zetten om de draagwijdte van een argument, data dus, of conclusies aan af te meten. Nut kan zo een criterium wezen, of duurzaamheid, al ligt dat al wat moeilijker, omdat we duurzaamheid niet zonder onderzoek kunnen afmeten. Wat duurzaam heet te zijn, kan om allerlei redenen schade verhullen, die we niet direct zien. Of zou het argument van enig gewicht zijn dat een groot aantal mensen er voordeel bij hebben? Bij wat, moet men zich afvragen.

Kan men goede argumenten vinden om nucleaire centrales helemaal af te wijzen? Sommige vinden die installaties verouderd, wat mij toch verwondert, want ze werden pas gebouwd rond 1956 – eerste in Sellafield, UK – wat toch laat veronderstellen dat dit nog jonge technische verworvenheden betreft, die op zich niet verouderd kunnen zijn, omdat er nog niets beter op de rails is gezet, zoals kernfusie, waar men wel aan het werken is – doch weinig aandacht krijgt. Het zou te risicovol wezen, zegt men en nog niet helemaal op punt staan. Het staat helemaal nog niet op punt, maar men voelt er weinig voor zich als politicus voor zo een project in te zetten en dat valt te betreuren, want dat zou betekenen dat men niet, zoals JFK durft te gaan voor een op het oog onhaalbare zaak. De voordelen van kernfusie? Geen afval, weinig verlies aan energie en – indien met het onder controle heeft – eindeloze energie, duurzaam, want geen uitstoot van CO². Maar, het is voorlopig een onderneming waar men zelden over spreekt, alleen als het budget uit de klauw loopt.

Het valt me al jaren op dat men moeilijk kan, wil of durft aangeven waarom men het goede dat  mensen doen en dus ook mensen bij bepaalde beroepen doen, zelden benoemd wordt als goed, want heilzaam, terwijl, indien men onderschrijft dat ethiek gaat over het goede leven, men kan vlotweg kan spreken over wat we beter vermijden, nalaten, dan wel wat we kunnen doen, omdat het anderen niets schaadt, tot eigen baat strekt; ook kan men inderdaad al eens een gunstig oordeel vellen, als dat al nuttig zou zijn. Helden, die iets goeds doen in schier onmogelijke omstandigheden en al te vaak met doodsverachting kennen we wel, al blijkt er dan naderhand weer op af te dingen, omdat ze niet loepzuiver blijken.

Zou het niet van belang zijn te onderkennen dat mensen, in hun (kleine) leven keuzes maken die naar hun inzicht tot een goed leven leiden. Waar het om gaat, dunkt mij is dat we beseffen dat we niet enkel moeten somberen om de (nieuwe) zonden die we kunnen begaan, maar ook om beoordeling die we maken van de omstandigheden of wat zich voordoet en het dus ook eens een keertje erkennen dat er goede dingen gebeuren. Problematisch immers is dat we zelden aannemen dat anderen iets goeds doen, bijvoorbeeld het personeel van een rusthuis waar een geliefde leeft. Nadenken over het goede schrikt evenwel af, omdat ons zou herinneren aan vergeten tijden, toen de kerk almachtig was. Vandaag kan men evenwel nagenoeg niet meer biechten – al diende de biecht vaak als een bijzondere vorm van begeleiding, sturing van mensen – de dwingende eisen, bijvoorbeeld rond voeding, maar ook kledingvoorschriften, preutsheid krijgen we wel weerom, terwijl het allemaal toch wat losser was geworden. Nog eens het goede dat mensen doen, gewoon omdat ze het normaal vinden, verdient meer aandacht.

Ethiek gaat niet over de vraag of iets natuurlijk is of tegennatuurlijk, een benadering die we al langer toeschrijven aan onder meer de katholieke moraal, maar toch ook in de burgerlijke moraal aan de orde is. Er bestaat zoiets als consequentialisme of gevolgethiek, waarbij anders dan bij deugdenethiek de uitkomst van daden worden bekeken, zoals onder anderen Jeremy Bentham betoogde. Het utilitarisme interesseert zich voor de maximalisatie van het geluk, maar de vraag is of dat geluk alleen de handelende persoon aanbelangt of ook derden kan betreffen. De vraag blijft dan ook of we het goede dat we kunnen doen ook onze omgeving betreft en waarom dat zelden ter sprake komt. Zoals Hannah Arendt schreef, was en is filosofie vaak bezig met de Mens en, kan men daaruit afleiden, met het Subject, zonder dat dit wezen een skelet, vlees en bloed, zenuwen en hormonen meekrijgt, toch weer behept is met driften en dergelijke. Dat klopt wel, natuurlijk, maar het is volgens haar niet het gehele verhaal.   Het levenseinde, de dood is niet per se het thema voor filosofen, want ook het begin, het beginnen kan ons minstens evenzeer veel bijbrengen.

Om de waarheid moet het ook gaan, want soms kunnen illusies ons wel de kans bieden iets nobels te doen, al kan het evengoed dat we ontkennen met een illusie te leven, want het is toch maar de waarheid. Voor ethisch handelen geldt al evenzeer dat we moeten streven naar waarheid, ook en in een aantal gevallen te vertalen als authenticiteit, al valt het niet mee zomaar volkomen authentiek te wezen, wat misschien ook niet nodig is. Bedenken we hoe bij momenten een onmiskenbare preciositeit aan de orde was, waarbij het authentieke nu net niet een kwaliteit mocht heten. Maar met wie echt authentiek is, valt doorgaans geen huis te houden. Het berust dan ook op een afwijzing van de beschaving vanuit de idee dat die ons zou vervreemden van onze oorspronkelijke staat. Even doordenken zou moeten volstaan dat de situatie op zijn zachtst gezegd ietwat gecompliceerder in elkaar zit. Beschaving, civilisatie maakt mensen niet a priori beter, maar het kan niet beweerd worden dat terugkeren naar een meer natuurlijke staat, ons ruwer of onbeschaafder maken. De twee richtingen kan het uitgaan, waarbij de ingesteldheid van elkeen van belang is, waarbij tegelijk opgemerkt kan worden dat die ingesteldheid niet in vraag gesteld wordt, want we menen net dat we goed mogen staan met onszelf en onze eigen inzichten.

Ethische gevoeligheid gaat bijna altijd over wat anderen fout doen, wat wel begrijpelijk is, maar ons gedrag en onze keuzes onrecht doet. Bovendien laat de aandacht voor ethische gevoeligheid lang niet altijd fijngevoeligheid zien, omdat als het resultaat van een uitspraak, of het aanvoelen ervan negatief uitpakt, dan heet het fout. Op korte termijn kan het allemaal nog in de hand gehouden worden, maar geleidelijk merken we dat het uit de klauw loopt, die neiging, van de zijde van de politiek correcten en van hun zogenaamde tegenstanders, om de anderen de les te spellen, waarbij men het oordeelsvermogen afstompt. Uitspraken over wat er in Afrika gaande is, hoeft men niet vanzelfsprekend als racisme weg te zetten, want men merkt wel dat mensen zich na verloop van tijd niet veel meer gelegen laten aan mogelijke verwijten. Bovendien zien we met de regelmaat van een klok dat men zich gaat verzetten tegen elementen van onze cultuur, tegen standbeelden of andere artistieke uitingen. Oudere films worden niet zo veel meer vertoond op televisie, onder meer, zegt men, omdat ze onder dure auteursrechten zouden vallen, maar wellicht ook omdat ze uitdrukking geven aan allerlei ongewenste gedragen en uitspraken, of roken. Alsof de kijker v/m zich zomaar van alles laat wijsmaken. De halloween-films zijn overigens nogal vatbaar voor controversiële codes, maar dat mag dan geen naam hebben. Het gaat niet om hypocrisie, wel om de vaststelling dat men wel heel erg gevoelig wordt en daar een ethische draagwijdte aan belieft te koppelen.

Want zaken niet willen weten, omdat ze niet passen in het mens- en wereldbeeld dat men aanhangt, niet willen dat het onderwijs of de media er aandacht aan besteden, bijvoorbeeld de evolutietheorie en de implicaties daarvan, leidt via die censuur naar precies een onvermogen om met de wereld zoals die is om te gaan. Het kan ook gaan om de interpretatie van klassieke teksten, zodat men moet vaststellen dat men zichzelf en vooral jongeren, burgers tekort te doet. Waarom zou men hen niet vertrouwd maken met Lazarillo de Tormes, de schelm die uiteindelijk wel een braaf burger wordt. Nu ja, als de evolutietheorie juist is, kan er van een scheppingsverhaal geen sprake zijn, zoveel is duidelijk. Dat scheppingsverhaal laat evenwel ook zien hoe men zonder kennis van de natuurwetenschappen toch al op een aantal domeinen niet zo gekke verklaringen vond, afgezien van de interpretatie die men er later aan gaf en nu nog aan geeft. Leven in deze tijd en in onze contreien betekent ook dat men aanvaardt dat er wereldbeelden naast elkaar bestaan, die men doorgaans niet met elkaar verzoenbaar acht. Al vaker schreef en zegde ik dat ik vrees voor islamisering overtrokken vind, omdat we er zelf bij zijn en kunnen vertellen, moeten vertellen wat voor ons wezenlijk is, zoals ethisch pluralisme, waarbij men niet zal raken aan de algemene toegankelijkheid van zwembaden, maar, verneem ik niet zo lang geleden van een jonge vrouw, zij en enkele vriendinnen gaan graag naar de aparte uren, omdat er daar geen lastige nozems zitten. We vonden het kunnen dat vrouwen een boerkini mogen dragen, maar dan moeten andere in monokini of gewoon naakt kunnen zonnebaden. Men hoeft er geen conflict van te maken, maar ik denk niet veel meisjes en vrouwen die kiezen voor een boerkini naar een open strand, waar nudisme kan, zullen gaan. Maar is die houding terecht? We kunnen maar hopen dat ze de verborgen charmes van de vrijheid leren kennen. Wat ze ermee doen? Dat kan men hen niet opleggen. Nu wordt die vrijheid ook beperkt, c.q. naakt of topless zonnebaden, omdat men vreest dat er foto’s zullen genomen worden en vervolgens dat volslagen onbekenden er kritiek op gaan geven of erger nog, pogen er een slaatje uit te slaan, door chantage te plegen. Dat moet men toch niet normaal of verschoonbaar vinden, noch dat misbruik, noch die onzinnige commentaren.

Overigens geldt ook dat ethische voorschriften niet los te zien vallen van verhalen, waarin het goede verklaart wordt, uitgelegd wordt. De kans dat we iets als goed aanvaarden zonder dat het geëxpliciteerd wordt, kan men in onze cultuur niet hoog inschatten, maar in traditionele geloofsgemeenschappen is het waarom niet altijd van tel en goed is dan wat past in die tradities. De verwevenheid tussen mens- en wereldbeeld enerzijds en ethische gevoeligheid gaan doorgaans samen, al kan men aan de secularisering van onze samenleving merken dat er een grotere ethische onzekerheid ontstaat, die weer om antwoorden vraagt. Omgaan met pluralisme – gedurende een paar decennia een doel voor velen – gaat niet iedereen goed af, omdat men het eigen gelijk niet in vraag gesteld wil zien worden. Dat wat goed is, ook afhankelijk kan zijn van omstandigheden, blijft altijd nog een moeilijk te verteren gedachte. Ethische gevoeligheid moet men zeker waarderen, maar tegelijk zijn er vele randvoorwaarden, die het moeilijker maken er zonder meer gehoor aan te geven. Over een hoop zaken, zoals het gebruiken van geweld, hoeft men niet veel betoog, want dat kan niet, zeker als de machtige geweld inzet, zelf of via secondanten. Hand- en spandiensten verlenen is dan ook zelden vrij van zorgen, tenzij men er net verschuiling en verschoning in vindt, dat men bevelen of opdrachten uitvoert.

Het is niet goed mogelijk het thema helemaal uitputtend te behandelen en dat was ook geenszins de bedoeling. Ethische gevoeligheid ontwikkelen in onze overwegingen en gedrag, het blijft altijd een struikelsteen, omdat we niet altijd zeker weten waar we heen moeten, wat we als goed beschouwen ook. De gedachte dat men om het goede te doen het kwade kan verrichten, werd ons in onze collegetijd voorgehouden en het vormde een aansporing beter na te denken over allerlei, zoals onze verlangens en hoe die te realiseren. In het publieke debat wordt over ethiek vaak gesproken in termen van voorkomen van onheil, waarbij het niet altijd duidelijk is, of zo een positie in het concrete bestaan een plaats kan hebben. Genot? Tja, vliegtuigreizen mag men niet overdreven maken, tenzij voor beroepsdoeleinden, omdat men de klimaatverandering in de hand werkt, terwijl niet reizen ook weinig oplost, niet omdat een ander dan gaat reizen, maar omdat men in de plaats teveel vlees eet of met de auto op uitstap gaat. Oh ja, men kan ook mensen bezoeken om samen een convivium te houden, een gesprek te voeren, gelardeerd met culinaire hoogtepunten, enfin, lekker eten.


Bart Haers   



Reacties

Populaire posts