nieuwe vijand voor open samenleving?




Dezer Dagen



Duale wereldbeelden
En onbegrijpelijke kwetsbaarheid





Lucien Goldmann, Frans filosoof, die het marxisme
kritisch bejegende en dat werd hem aangerekend.
Alternatieve benaderingen niet toelaten van hogerhand
is censuur, maar zelf om zogenaamde veiligheids-
redenen, namelijk zich veilig voelen, kennnis
of wetenschappelijk onderzoek afwijzen, is wel
heel confronterend. 
Er ontstond ergens een bizar klimaat, waarin mensen zich bij het minste en het geringste gekwetst voelden, of zelfs dat niet, zo voelden zich onveilig. Dat mag niet kunnen en dus moet wie de onveiligheid mocht veroorzaken, geëxcommuniceerd worden, dat wil zeggen, we stoten hem of haar uit de gemeenschap. En er zijn dus alleen maar goede en slechte mensen. Zou het? Bovendien mogen we voortgaan op onze gevoelens, denken hoeft niet meer. Tinneke Beeckman schreef er een mooie inleidende column over, maar wat vangen we ermee aan?

Jonathan Haidt en Greg Lukianoff schreven een boek “the coddling of the American Mind”, het vertroetelen dus van de Amerikaanse breinen. In een review in The Guardian wordt de auteurs verweten dat ze geen oog hebben voor de zorgwekkende situatie van studenten en alumni, die hun studielening nauwelijks kunnen afbetalen. Dat kan inderdaad voor onzekerheid en angst zorgen. Uiteraard kan dat een probleem wezen en zal de rekening na de promotie wel eens hard kunnen aankomen. In Duitsland bijvoorbeeld is het universitair onderwijs heel wat meer toegankelijk, juist financieel, maar de eisen aan de studenten zijn er wellicht ook hoger – al moeten we dan verdisconteren dat het kopen van titels niet onmogelijk is. Haidt noch Lukianoff en evenmin Beeckman zullen die financiële toestand niet ontkennen, want het gaat precies over universiteiten met hoge collegegelden en waar men zonder financiële steun niet veel kan bereiken – of men moet men beurs in de wacht slepen - maar het gaat wel degelijk om de vraag of en waarom studenten zo gewillig aannemen dat ze kwetsbaar zouden zijn. Zou het te maken hebben met de idee van slachtofferschap, zoals Peter Sloterdijk dat beschreef in “Zorn und Zeit”, voortbouwend op de visie van Friedrich Nietzsche omtrent ressentiment en slachtofferschap. Het punt is dat men zich kan overgeven aan of zwelgen in slachtofferschap en dat anderen er voordeel bij hebben in uw slachtofferschap te laten investeren, op de woedebank. Als dat aan universiteiten ook mogelijk blijkt, dan vormt dat een breuk met het  klassieke opvoedingsideaal dat ertoe strekte dat mensen de middelen in handen kregen om net buiten de gebaande paden te gaan kijken. Het was vooral de bedoeling dat studenten de mechanismen meekregen om autonoom taken in de administratie[i] uit te voeren, maar uiteraard binnen de verwachte bandbreedte. Sommigen overschreden de grenzen en anderen vonden botweg dat hen geleerd was niet deugde, dat werden ketters, al werden ze niet altijd vervolgd.

Het feit dat men geen meningen of inzichten wil krijgen die botsen met het eigen aanvoelen van wat juist is, zonder dat men gaat overdenken, past inderdaad niet met wat we van een universiteitsstudent mag verwachten. Maar ik had die zeurende pijn al met wat men dan Politieke Correctheid noemde, vanaf 1985 ongeveer, al ging men er toen vooral toe over bepaalde nieuwe termen uit te vinden, om mensen niet te beledigen. Natuurlijk moet men mensen niet beledigen en soms valt het voor dat dit stoemelings gebeurt. Maar ergens in 1992 hoorde ik een voor het overige fijnbesnaarde dame uithalen naar lompe boeren, wat toch ook wel een beledigend taalgebruik mocht heten. Maar de uithaal was uiteraard PC, omdat die boerenpummels nu eenmaal niet weten hoe het hoort. Mijn vader, boerenzoon, moest wel eens lachen, want die dame deed hem denken aan een bepaald type burgerlijkheid, waarbij het zich onderscheiden zeer veel tijd en energie vreet. Zich inlaten met PC geeft inderdaad blijk van een zeker preciositeit, die men niet zo gemakkelijk terzijde schuiven, ook al omdat het inderdaad in sommige kringen, studenten sociale wetenschappen, zeer weegt op wie binnen de kring staat of erbuiten. Maar hoe kan men studeren als men primaire aannames niet wil onderzoeken. Ook is de vraag hoe men zich beledigd kan voelen in plaats van een ander, van de beoogde beledigde.

De gewoonte om met zorg woorden en termen te hanteren kan men niemand euvel duiden, maar als men een woord als “gehandicapt” wil bannen wegens beledigend, wat moet men dan zeggen, personen met een ‘mentale’ beperking? Over afzienbare tijd zal ook dat weer fout  blijken en bovendien zal men toch eens moeten nadenken of dat niet willen beledigen echt zover kan gaan dat men elke vorm van beledigend taalgebruik aan het eigen adres als norm gaat hanteren. Waar zal men dan eindigen?

Het gaat nergens meer over als kinderen die opgroeien in een gouden kooi plots vrezen dat er iemand beledigd kan worden. Inderdaad, de echte slachtoffers van geweld en onkies taalgebruik vallen dan helemaal uit de boot en bovendien kan men toch maar moeilijk om met dat grenzeloos geborneerde egocentrisme en morele superioriteit.

Oh ja, er zijn alleen slechte mensen en goede mensen? Dat is nu precies wat de aanhangers van de NRA ook aannemen en zij menen dat niets beters te bedenken is tegen een bad guy met een geweer dan een goed guy met een geweer. Wie zal uitmaken wie wat doet. Wat is goed, fout? Ah ja, wie iemand beledigt is fout. Het is een vorm van perfectionisme, dat schadelijk is voor de omgang onder mensen. Ook de Canadese premier Trudeau presteerde het een studente het woord “mankind” te laten terugnemen, het moest een vermeend neutrale maar onbestaande “peoplekind” zijn. Mankind is een woord dat al tijden gehanteerd wordt om de menselijke soort aan te duiden. Womankind had dus ook gekund, maar ja, dat is dan weer niet zo leuk voor mensen die noch man noch vrouw zijn. Finaal wordt alle communicatie onmogelijk en ja, die kwetsbaarheid wordt ook groter, lijkt het wel.

De discussie aangaan met de aanhangers van dat taalpuritanisme, het geloof dat elke identiteit niet mag beledigd worden, behalve boerenpummels, de blanke, witte, niet gekleurde vent vanaf 35 ongeveer, want die zijn mee schuldig. De eeuwige erfzonde in een nieuw kleedje, een nieuwe gedaante, maar evengoed is er geen ontkomen aan. Tinneke Beeckman heeft overschot van gelijk zich zorgen te maken over een mens- en wereldbeeld, waarin zelfs de situatie van mensen die men niet kent niet meer gerelativeerd kan worden.

Overigens gaat het niet enkel om woorden en termen, maar om een context waarin men die gebruikt, te berde brengt. Zouden studenten taalkunde of filosofie echt niet begrijpen dat taalsystemen een rijk scala aan mogelijkheden ter beschikking stellen om het nodige en andere te zeggen en te schrijven en dat men wel eens aandachtig moet lezen om tussen de lijnen te zien wat bedoeld wordt. Klinkt het niet altijd, botst het soms, dat is nog geen reden om het niet te zeggen, als men overtuigd is, om dat dan ook te zeggen, maar niet met het oog anderen te kwetsen. Maar waarom voelt men zich plaatsvervangend zo gauw beledigd? Het is een nieuwe vorm van activisme, waarbij de ratio helemaal zoek is,  dat betekent dat men voetstoots aanneemt dat iets fout zou zijn, omdat er een “foute” term in zou staan of omdat de spreker ergens fout zou zijn. Een  ratio die een universele uitwerking heeft en die berust op een aantal argumenten die in internationale verdragen zijn afgesloten, zoals de UVRM van de VN uit 1949 en vervolgens de Europese invulling, die in 1950 werd ondertekend..

Het was me al langer duidelijk dat men inderdaad de beschikkingen van die verdragen moet doen naleven door de verdragsluitende naties, terwijl men er zich wel moet voor hoeden de mensenrechten te zeer te instrumentaliseren, op het niveau van de internationale verhoudingen, maar ook voor intern gebruik. In de discussie over hoe Europa en België moeten omgaan met de migratie die de afgelopen jaren een hoogtepunt kende, zowel via Griekenland als via Italië, begon men op een goed gekozen moment te verwijzen naar het artikel 3 dat verbiedt mensen terug te sturen naar landen waar het voor hen apert gevaarlijk is. Men mag inderdaad niet bewust mensen in gevaar brengen, maar het roept wel vragen op bij mensen die de vluchtelingen, landverhuizers liever niet onze richting op zien komen – en waarom zouden zij dat niet mogen stellen? – dat al die personen in het land van herkomst gevaar lopen, terwijl ze wel eens beschouwd worden als onbeduidende lieden. In feite kan men uit een discussie als deze niet geraken, omdat alle beweringen op aannames berusten die niet of nauwelijks geverifieerd kunnen worden. Het gaat niet enkel om een polarisatie tussen kampen, maar evengoed kunnen de partijen, kampen elkaar verwijten blind de blijven voor de werkelijkheid.

Laten we dan kijken wat een humane behandeling kan zijn voor nieuwkomers, waarbij men ook de eigen bevolking, burgers niet veronachtzaamt, want in deze tijd zien we net dat wie de nieuwkomers met veel egards ontvangen wil de anderen ervan verdenkt racisten te zijn, want ze zijn tegen. Over de oorzaken van de migratie, moet men dan niet discussiëren want die is op gang en zal niet meer stoppen. Ik vraag mij af of al die welwillendheid wel blijk geeft van respect voor de eigen medeburgers. Zelf ben ik er al langer diep van overtuigd dat we met die bewegingen van mensen uit Afrika en andere delen van de wereld nog wel even te maken zullen hebben. 3 miljoen Venezolanen hebben hun land verlaten, omdat Maduro laat zien dat een communistisch gezind bewind leidt tot armoede, tot een falende staat, corruptie en geweld en dus kan men die vlucht politiek en conjunctureel noemen, maar voor de Brazilianen is het wel een moeilijk te beheren kwestie. Of het mensenrecht is landverhuizer te zijn, het eigen land verlaten voor betere oorden, is nu ook een twistpunt, terwijl het hoe dan ook zo is dat de demografische omstandigheden, de falende staten en de zich onvoldoende aanpassende economieën nogal wat mensen dwingt om een beter leven te zoeken. Maar falende staten opnieuw voorzien van instellingen en van een nieuwe mentaliteit… valt niet vanzelf te realiseren. Wij spreken (verontwaardigd) over mensensmokkelaars of -handelaars, maar in de Sahel en de Sahara blijken hun diensten onontbeerlijk om ook maar in de buurt van de Middellandse Zeekust te komen, al blijkt men nu ook de weg naar de Canarische Eilanden te vinden. Het kan vervelend lijken, maar de migranten en de smokkelaars zoeken gewoon de weg van de minste weerstand.

Daarom moet men niet doen alsof we die ontelbare aantallen mensen kan opvangen, want het gaat om een proces dat diepe wortels heeft in een omgeving waar we weinig vat op hebben en waarbij we moeten erkennen dat die mensen op weg zullen blijven gaan, of het een mensenrecht zou zijn of niet. De aanpak hoort dus gericht te zijn op wat mogelijk te doen valt in de landen van herkomst, maar ook dient, ondanks alle gedoe over soevereiniteit onderzocht wordt hoe landen in Europa hun bijdrage kunnen leveren in de opvang. De vraag is niet of “zij” onze cultuur zullen veranderen, de vraag is hoe wij de kans geven aan onze samenleving(en)  deel te  nemen, ofwel: hoe werken we een proces van integratie in de hand. Islamisering? Er zullen wel mensen van hier zich bekeren, om allerlei redenen en omdat zij die religie omhelzen omdat ze het allemaal zo duidelijk vinden. Men kan dat betreuren, maar wat stelt men er tegenover? Weinig.

Het debat komt evenwel niet van de grond, of beter, het blijft een loopgravenoorlog en de strijdende partijen hebben geen begin van respect voor de tegenpartij. Het gaat dan nog niet om het wel en wee van de migranten, nieuwkomers… wel over het eigen morele gelijk. Als men een debat wil en vooral op zoek gaat naar oplossingen, dan is respect voor de andere en diens/haar meningen wel het minste, ook als die er al eens gortig uit komt. Als men dan bovendien zegt dat men veilig wil zijn voor ongemakkelijke inzichten, dan valt er niets meer te zeggen.

Het is daarom ook een gelukkige greep van mevrouw Tinneke Beeckman dat ze deze ontwikkelingen onder de aandacht brengt, want de universiteit is geen veilig oord als het over gedachten gaat en over onderzoek. Er is natuurlijk altijd wel een flinke groepsdruk geweest waarbij men zich in veilig conformisme veilig kon voelen, zoals ten tijde  van het Postmodernisme het geval was. Ook Arthur Schopenhauer vond de universiteit al een oord van middelmatigheid. Het feit dat J.S. Mill niet naar de universiteit kon omdat hij weigerde de 36 artikelen van de Church of England te onderschrijven, belette niet dat hij zijn eigen paden zocht en vond en ons nog steeds kan inspireren. En zelf vond ik mijn studietijd aan de Universiteit Gent, toen nog de Rijksuniversiteit, best inspirerend, juist omdat je op verschillende inzichten botste, waar je wel even over had na te denken. Zo bracht de lectuur van “Le Dieu Caché”[ii] van Lucien Goldmann nieuwe inzichten. Goldmann onderzocht de tragische visie  in de Pensées van Pascal en de theaterteksten van Racine de tragische visie. Het gaat over een benadering die uitgaat van de gedachte dat je opvattingen niet enkel zien kan als iets dat men op zichzelf kan begrijpen, niet in de context van zowel het praktische, theoretische als affectieve[iii]. De lectuur van het boek bracht me bij de Pensées van Pascal en een aantal toneelwerken van Racine, zoals Phaedra (Phèdre), die verwikkeld raakt in een relatie met de zoon van Theseus, haar man, maar ook kreeg ik toegang tot het denken van die tijd, jaren 1950 waarbij ik meteen een inkijk kreeg in de debatten die toen gevoerd werden omtrent het marxisme, stalinisme en de weg die men had te gaan. Goldmann weigerde mee te gaan in de idee dat het marxisme inderdaad – zoals men claimde – berustte op wetenschappelijke analyse en daarom onweerlegbaar zou zijn, net zoals het voor hem duidelijk was dat het orthodoxe marxisme in crisis was. Men heeft zijn werk vaak proberen te verbergen, omdat hij niet geloofde in de onvermijdelijke rozenvingerige ochtend. Het klopt dat ik in eerste instantie het boek niet helemaal had gesnapt, maar het bleef me intrigeren en bezig houden. Het viel wel op dat medestudenten die het voor het marxisme hadden het boek niet kenden, maar ook niet wilden kennen, want kritiek was voor hun kritische geesten niet echt welkom.

Het was professor Brulez die de zware cursus “Inleiding tot de geschiedenis van de nieuwe tijden” doceerde, waarbij hij een uitgebreide literatuurlijst voorlegde waaruit we twee titels moesten kiezen en een uitgebreid behandelen. De boeken dienden we te bespreken en een zijn assistenten, Hugo Soly heeft mij erover ondervraagd. Bij een latere gelegenheid vond hij dat hij teveel gepeild had naar de vraag of ik het boek wel gelezen had en niet wat ik er mee had aangevangen. Van veel boeken gingen er toen uiteraard samenvattingen rond, maar de lijst werd elke twee jaar toch grondig gezuiverd. Dat gesprek naderhand viel dus wel mee, maar maakte hem duidelijk dat niet elke student de kunst beoefende met minimale inspanning een zesje te halen. Het was voor mij een goede oefening in het lezen van complexe teksten in het Frans, maar ook dat het heel wat inspanning vraagt een werkstuk af te leveren, waarin precies dat aan bod komt dat gezegd kan worden en wat je als onderzoeker van belang acht. In die lijst stonden ook werken over kolonialisme, de ontwikkeling van de moderne staten tijdens de nieuwe tijden en dus ook over de omgang van Europeanen met mensen uit al die nieuw ontdekte gebieden. Hoe zou men met zo een ingesteldheid, namelijk dat alles wat niet past in een goed mens- en wereldbeeld de fijngevoeligheid van de student niet mag aantasten, nog dergelijke studies kunnen lezen?  

De open samenleving overleeft niet zo een attitude van afwijzing van een student onveilig zou maken. In die zin had Barack Obama gelijk hen terecht te wijzen, maar hoogleraren filosofie, sociologie etc. moeten toch wel eens begrijpen dat je studenten wel mag uitdagen bij het leren denken, hen uit hun comfortzone verdrijven, net om later zelfstandig kwesties te onderzoeken, sine ira ac studio. Is dat nu niet net waar het om gaat, studeren, zonder woede, boosheid, verontwaardiging en met aandacht, met grote ijver?

Bart Haers  

  


[i] Het verhaal van de universitaire cultuur, sinds de stichting van Bologna en later Parijs, wat neerkwam op het verwerven van vrijheden – onder meer strafrechtelijk – neigde zowel naar autoritaire verhoudingen als naar academische vrijheid, al viel dat nogal eens tegen. Hoogleraren als Abelardus die niet per se de regels volgde, kreeg af te rekenen met zijn confraters. Ook kon het zijn dat men een al te succesvolle prof, die dus veel studenten had, stevig aanpakte. Het is een geschiedenis waar we niet meer zo vertrouwd mee zijn. Wie rechten gestudeerd had, werd gemakkelijk aangeworven om vorsten of steden en andere organisaties te dienen, meestal met een goed loon. Philippe IV le Bel wist daar maar al te goed zijn voordeel uit te halen.

[iii] «L'idée centrale de l'ouvrage est que les faits humains constituent toujours des structures significatives globales, à caractère à la fois pratique, théorique et affectif, et que ces structures ne peuvent être étudiées de manière positive, c'est-à-dire à la fois expliquées et comprises, que dans une perspective pratique fondée sur l'acceptation d'un certain ensemble de valeurs.».

Reacties

Populaire posts